Proust Index

Crtd 14-12-07 Lastedit 15-08-21
download pdf


à la recherche du temps perdu
Marcel Proust
DU COTE DE CHEZ SWANN

Deuxième partie

UN AMOUR DE SWANN


"Pour faire partie du 'petit noyau' ... ". De salon des Verdurin.

De salon des Verdurin was eigenlijk meer een secte: je moest dat jonge pianistje dat door Mme Verdurin werd ondersteund beter vinden dan de huidige wereldtop, de jonge dokter Cottard als arts eveneens, en het moest niet ontdekt worden dat je af en toe ook nog andere salons frequenteerde.

De heren waren in de leer het rechtst waardoor het dames het vaakst aan de behendigheid ontbrak toegelaten te worden - en te blijven. Er resteerden behalve Mme Verdurin zelf, op het moment waarvan wij spreken, in de "kern" nog twee dames, de ene een tante van de pianist, gepensioneerd concierge, en de andere, door Mme Verdurin "Odette" en "amour" genoemd, Mme de Crécy, een bloedmooi geoordeelde prostituée.

Voor de avonden was geen programma. De pianist speelde als "het hem zong", maar zon hij op het hoogste, Wagner, dan was er een risico dat Mme Verdurin vreesde de emoties niet aan te zullen kunnen en haar migraine te zullen krijgen. Als hij niet speelde converseerde men. Wegens het door haar als uiterst komisch ervaren gehalte, waarin zij als in een zaak van etiquette door de rest werd gevolgd, moest Mme Verdurin's vaak zo hard lachen dat haar kaak zelfs een keer uit de kom was geschoten. Die was toen door dokter Cottard teruggezet.

Grote soirées, uitgebreid met buitenstaanders, werden zo weinig mogelijk gehouden, alleen ter verbreding van de naamsbekendheid van de schilder en de pianist. Mme Verdurin zelf meed contacten buiten haar salon, tot haar steenrijke familie toe. Zij voelde altijd een zeker onbehagen als weer eens bleek dat anderen dat niet konden: als dokter Cottard in zijn jas schoot om een zieke te bezoeken beval zij juist rust aan voor de patient, suggererend dat die morgen juist beter zou zijn als Cottard niet ging.

Familiefeestdagen als kerst en pasen waren voor Mme Verdurain een ramp omdat dan die verfoeilijke "externe" verplichtingen van de "kleine kern" van haar  salon zich het onbarmhartigst toonden en zij een flink risico liep alleen te zitten.

Op een dag bekende Mme de Crécy aan M. Verdurin het bestaan van een "vriend". Hoewel M. Verdurin goed begreep wat zoiets in het geval van Mme de Crécy betekende, en zijn vrouw, wist hij, ook, maar omdat hij eveneens wist dat liefdes van allerlei aard bij hen geen probleem waren zolang zij maar exclusief in de "kleine kern" werden geconsumeerd, legde hij het gerust voor aan zijn vrouw, hij had niet graag een mening over iets voor hij haar gesproken had.

Mme Verdurin zei haar Odette, haar "perfectie" niets te kunnen weigeren. M. Swann, onbekend, werd uitgenodigd voor een type sessie waarbij gewoonlijk ofwel de geballoteerde tot de vertrouwelingen gerekend raakte, dan wel de introducant onder ferme druk werd gezet zich zo snel mogelijk van deze affreuze relatie te ontdoen (en wel tot die wens ook daadwerkelijk was gerealiseerd).

"Certes le 'petit noyau' n'avait aucun rapport ... ". Swann en de liefde deel 1: Swann's invalshoek op de liefde in het algemeen.

Het leven van Swann zag er op dat moment als volgt uit: toen Swann, na schier in de adel te zijn gecoopteerd door de faubourg St. Germain, door zijn reputatie inmiddels ieder saai hertoginnetje straffeloos op haar nummer kon zetten, begon hij spanning te zoeken op plaatsen waar hij helemaal opnieuw moest beginnen: niet zelden een pril spettertje uit bescheiden milieu, want stevig, rozig, weelderig, gezond vlees ging hem hem meer opwinden op dan zo'n goed ogende sjieke jongedame die voldoet aan alle hoge vereisten van zwakte en fletse bekaktheid.

In het veroveren van zo'n simpele jonge bloem gaf hij ook toe aan de wellust van de schurk die de immoraliteit van dergelijke avontuurtjes in hem wekten. En iets artistieks, want het voelde hem als romantischer dan een roman.

Nu eens vermaakte hij zijn vriend baron de Charlus met zijn avonturen zoals die met een dame die hij in de trein had ontmoet en mee naar huis had genomen, die een zuster bleek te zijn van een belangrijk vorst die alle zonen van de hoge Europese politiek om zich heen had, dan weer overlegde hij met Charlus hoe hij het beste het zeer opwindende keukenmeisje van de buren kon verschalken.

M. Swann schakelde vaak zijn hoge en minder hoge relaties in om contact te leggen met een jongedame waarvan hij gecharmeerd was geraakt, hij was er een meester in dat zo te doen dat de bedoeling niet opviel of zo marginaal dat de geadresseerde die het door had zonder elders wantrouwen te wekken sub roza aan zo'n verzoek kon voldoen, hoewel ik later hoorde dat, nog voor ik geboren was, mijn grootvader, als hij zo'n briefje van M. Swann kreeg, al meteen wist wat de bedoeling was en er niet meer aan meewerkte. Als zo'n meisje, niet vermoedend dat zij was beschermd, uiteindelijk bij ons thuis uitgelaten bekende dat ze eindelijk M. Swann had ontmoet, wat een leuke man dat wel niet was, dat ze er nu kind aan huis was, en dat ze hem eens aan mijn grootouders zou voorstellen, dan neuriede mijn opa liedjes waarvan de rest de tekst kende, zoals:

"Wat is toch dit mysterie,
bevatten doe 'k het niet"

of:

"Hoe geern mis ik het zicht,
bij blinde avonturen"

Als Opa dan een paar maanden later M. Swann's nieuwe vriendin vroeg hoe het met hem ging, en hem met gerechtte rug gevraagd werd diens naam nimmer meer in haar gezelschap te bezigen kon hij het niet laten te zeggen: "maar je was toch zo dik met hem?"

Swann zelf was een tijdje kind aan huis bij een neef van Oma. Hij at er maandenlang bijna elke dag  maar ineens bleef hij weg. Een raadsel. Tot het keukenmeisje per ongeluk Swann's afscheidsbrief aan haar in de rekeningenmap bleek te hebben gelegd.

Als een door de natuur gezegende vlam bij het gezelschap van zijn eigen favoriete, zeer exclusieve salon paste, of met wat aandacht passend gemaakt kon worden, introduceerde hij haar, want om zich in die brouwerij te blijven vermaken moest hij er zelf wat leven in houden.

Ik hoef U, lezer, inmiddels vast niet meer te bekennen dat ik op latere leeftijd zo geintrigeerd ben geraakt door het leven van Swann omdat het mijne er zo op was gaan lijken.

"Mais tandis que chacune de ces liaisons ... ". Swann en de liefde deel 2: Swann's liefde voor Odette de Crécy in het bijzonder

Odette was jong, naar gangbare maatstaven een grote schoonheid, maar eigenlijk niet Swann's type. Het gezichtje hem te scherp, haar grote ogen maakten in de zijne haar hoofd topzwaar, droevig ook, wat helemaal niet bij haar paste. En dan had ze ook nog zo'n teer huidje waar hij niet op viel, zelfs bijna een afkeer van had.

Ze had hem, na eens, met veelbetekenende blikken van de introducant, aan hem voorgesteld te zijn, schriftelijk gevraagd of ze zijn schilderijencollectie eens mocht komen zien.

Ze mocht komen, werd platonisch ontvangen, maakte geen blijvende indruk, nodigde zich nog eens uit, en als ze er dan weer was speet het Swann dat ze zijn type niet was. Bovendien had haar jonge perfecte lichaam de mode van het seizoen wat tegen zich en haar gezichtje de haarmode al helemaal, dus als dat allemaal uit de weg was geweest zo tegen het hoogtepunt van een stevige beurt zou Swann haar veel mooier hebben gevonden. Maar dan kon hij nog niet weten.

Als ze weg ging vroeg ze wanneer ze weer terug mocht komen, of hij nou nooit eens bij haar op de thee zou komen. Swann excuseerde zich wegens zijn studie van Ver Meer's (prachtig geschreven als "Ver Meer" in Proust, dus dat houden we erin) Gezicht op Delft (waar hij al tijden niets aan deed), zij bekende zich "een kikker voor de areopagus" te voelen bij geleerden als Swann, van wie ze zo graag veel zou willen leren - waarschijnlijk had ze die naam ergens opgepikt zonder te beseffen dat het verwees naar dat notoir corrupte klassieke Atheense hooggerechtshof - en vroeg of die Ver Meer nog leefde, en of er schilderijen van hem in Parijs te bezichtigen waren.

Nu goed, het zij duidelijk: Swann was zelf nog helemaal niet op gang, maar kon, inmiddels op middelbare leeftijd, de cyclus van de liefde (althans van de soort waarin hij geoefend was) inmiddels natuurlijk al wel dromen en zou er dus zonder moeite eventueel halverwege in kunnen stappen als daar, zoals nu, iemand haar hand uitstak.

En hij werd al galanter, excuseerde zijn reserves als ingegeven door de "angst ongelukkig te worden".

Zij bekende niets anders te zoeken dan een liefde, en deed dat op een Swann zo'n volkomen oprecht ogende wijze dat het hem ontroerde en tot peiling deed overgaan: "maar ik ken de vrouwen toch, ik kan me niet anders voorstellen dan dat je het flink druk hebt".

"Ik? Ik heb niets te doen. Ik ben altijd vrij. Ik zou er alleen voor jou zijn, je kunt me dag en nacht laten komen. Doe dat nou gewoon. Weet je wat ik aardig zou vinden, ik zou je graag introduceren bij Mme Verdurin, waar ik elke avond ben".

"Et sans doute, en se rappelant ... " Met Odette naar les Verdurin. Swann's introductie bij de vertrouwden.

En ja, geheel op eigen kracht bleek Swann's ziel die beginfase van de liefdescyclus, die zozeer geregeerd wordt door visuele opwinding, te doorlopen tot deze vlak bij de plek was aangekomen waar Odette met uitgestoken hand op hem wachtte, werd zij draagster van zijn wel en wee, en hij rijp voor les Verdurin.

Swann gaf er de voorkeur aan zich niet door Odette zelf bij les Verdurin te laten introduceren maar door mijn grootvader, een connectie. Die was als verhaald zelf nog in volstrekte onwetendheid over Swann's standing in de Franse maatschappelijke top - Jockey Club, des Laumes en zo - en dat was maar goed ook want anders was hij zich nu gaan afvragen of Swann nog wel goed bij zijn hoofd was. Maar mis ging het toch, want Opa zei, toen hij het verzoekje had gelezen: "Daar gaattie weer, het zal wel weer over een vrouw gaan, trouwens die Verdurin is met al zijn miljoenen volstrekt in het gezelschap van Jan Rap en zijn maat geraakt, daar wil ik niets meer mee te maken hebben. Hij krijgt geen brief. Maar dat wordt lachen als die het die jongen lukt bij les Verdurin binnen te komen!".

En zo werd het toch Odette zelf die de grote Charles Swann als volslagen onbekende debutant ging introduceren bij het geborneerde gezelschapje van Les Verdurin.

Het diner was er die avond genoten door de jonge M. en Mme Cottard, de jonge pianist en diens tante, en de schilder die men daar op dat moment waardeerde. Enkele andere ingewijden hadden zich na het diner bij het gezelschap gevoegd.

Dokter Cottard, een ongeletterde immigrant van het platteland, altijd bang een grapje serieus te nemen of om te lachen om iets dat ernstig bedoeld was, had zich een unieke mimiek aangeleerd die daar alle rechten op voorbehield.

Die angst was terecht want bij Cottard's begrip van het tot hem gesprokene ging wel eens wat mis. Als iemand zich verheugde hem iets van waarde aan te bieden, bijvoorbeeld een uitnodiging voor het theater, en uit valse bescheidenheid suggereerde dat het voor een kenner als Cottard's wellicht niet veel zou voorstellen, meende Cottard, die zelf geen flauw benul had wat er van te denken, er goed de aan te uitnodiging te accepteren onder het nadrukkelijk beamen van de matigheid waarvan ongetwijfeld sprake zou zijn.

Mme Verdurin kreeg in de gaten hoezeer M. Cottard zich op hun oordeel verliet, en hoe zij hem dus met het beleefd kleineren van gestes op het verkeerde been zetten. Haar man had het "altijd al had willen zeggen". Bij de jaarwisseling kreeg Cottard niet zoals vorig jaar een robijn van drieduizend franc met een briefje dat hier een "kleinigheidje" als attentie was gestuurd, maar een steen van driehonderd met een tekst van de strekking dat men dergelijke stenen niet veel zag en dat hemel en aarde was bewogen er eentje voor hem te bemachtigen.

De eerste indruk die men bij binnenkomst van Swann kreeg was uitstekend. Maar goed dat men niet besefte dat dat kwam door Swann's Salonfähigkeit in de in dit gezelschap met zoveel minachting beschouwde hoogste kringen. Swann had de juiste lichaamstaal te pakken voor deze eenvoudige mensen, zonder dat ze daarachter iets konden vermoeden, maar werd even van zijn stuk gebracht door Cottard, toen die hem, nog voor hij iets tegen hem had gezegd, met zijn gestudeerd onpeilbare Mona Lisa-glimlach een soort knipoogje gaf waardoor Swann zijn geheugen ging pijnigen, vrezend dat Cottard hem wellicht kende uit een of andere compromitterende gelegenheid - waar Swann overigens nauwelijks kwam. Hij hoopte dat Odette dat geschifte knipoogje niet gezien had. De pest aan Cottard had hem zo overvallen dat hij vreesde even zichtbaar ijzig te zijn geweest, maar toen hij hem wat langer had kunnen observeren en aan diens jonge vrouw was voorgesteld concludeerde hij dat hij zich ten onrechte zorgen had gemaakt.

De schilder, door Mme Verdurin steevast schertsend als "monsieur Biche" aangesproken, nodigde hem prompt uit voor een bezoek aan zijn atelier, waar hij in opdracht van Mme Verdurin een portret van Cottard aan het maken was (Mme Verdurin: "Denk aan de glimlach monsieur Biche, denk aan de glimlach!").

Swann vroeg met iedereen kennis te mogen maken. Mme Verdurain had liever haar eigen selectie gemaakt, het was nu eenmaal niet te vermijden dat er personen aanwezig waren die niet gestijfd moesten worden in de gedachte dat ze hier welkom waren. Maar eenmaal weer bij de tante van de pianist was Mme Verdurain weer in haar element. Deze boog respectvol bij de kennismaking doch richtte zich vervolgens weer wat majesteitelijk op. Ook was ze kennelijk bang fouten in haar taal te maken en sprak haar Frans expres wat verward uit in een poging op die manier alle eventuele fouten, waar dan ook, enigszins te versluieren. Een onschuldig klein grapje hierover dat Swann zich tegen Mme Verdurin meende te kunnen permitteren viel niet in goede aarde. Gelukkig bracht dat Mme Verdurin er toe haar vriendin uitgebreid te loven, geholpen door haar man, die haar schrijverstalenten roemde, zodat Swann gelegenheid te over kreeg zijn kleine faut pas met veel bewonderende mimiek te herstellen, en zich opgetogen te tonen over het voorstel haar pianoneefje te vragen een mopje te spelen.

Daaraan bleek een ritueel spel te moeten voorafgaan waarbij om herhaling van de mooiste uitvoeringen van de laatste tijd werd geroepen, en dan moest Mme Verdurin protesteren dat een dergelijke herhaling een gevaar zou betekenen voor haar gezondheid. Vervolgens was het de dankbare taak van de dokter in het gezelschap om Mme Verdurin  te verzekeren dat ze "deze keer" niet ziek zou worden, en dat hij haar in het andere geval zou genezen.

Odette ging in afwachting van de muziek op de canapé zitten, Swann wachtte bescheiden tot zwaar was aangedrongen dat hij zich bij haar zou voegen.

"Or quand le pianiste eut joué ... ". Het andante van de sonate voor piano en viool van Vinteuil

Na afloop van het stuk maakte Swann weer een goede beurt bij Mme Verdurin door zijn ingenomenheid met het gespeelde stuk. Maar deze keer hoefde hij er niet voor te acteren. Wel bracht hij Mme Verdurin, die nooit geleerd had belangstelling te tonen voor het papier dat haar pianistje toevallig voor zijn neus had gezet, in vreemd water, met, als gewoonlijk recht in haar kielzog, de jonge dokter Cottard, gespitst om van haar te vernemen wat hij van de zaak moest denken.

Cottard hoorde Mme Verdurin op goedkeurende toon spreken over de componist, en nadat zij zich nog een laatste keer met enkele goedkeurende uitingen ter zake als beginnend zwemster in dat water had begeven om nog wat meer slag te krijgen, voelde Cottard dat zijn moment gekomen was en riep, na zich er van te hebben overtuigd dat er niet te veel mensen omheen stonden, zelfverzekerd: "Ja, ja, dat noemen we een musicus di primo cartello!"

Swann had dat stuk eerder had gehoord. Hij was er naar op zoek was geweest en had er naar geinformeerd. Er kwam een muzikale frase in voor waarvan de wonderlijke verschijning en even later de etherische verdwijning een buitengewone indruk op Swann had gemaakt. Het stuk had hij niet kunnen traceren. Nu hoorde hij het eindelijk een tweede keer. Het bleek  het andante van de sonate voor piano en viool van Vinteuil.

"Ik ken een Vinteuil", zei Swann, denkende aan de vroegere pianoleraar van de zusters van mijn grootmoeder, en latere weduwnaar Vinteuil die met zijn erfenis du côté de Méséglise was gaan wonen met zijn robuuste dochtertje en die Swann's latere huwelijk met Odette zo zou afkeuren dat hij niet meer bij ons in Combray kwam uit vrees hem er tegen het lijf te lopen.

"Wie weet is dat hem", zei Mme Verdurin.

"Nou," lachte Swann, "als U hem twee minuutjes zou kunnen zien zou dat niet meer bij u opkomen".

De componist Vinteuil was er slecht aan toe, had de pianist vernomen, en leed aan mentale absenties. Die schenen hem toe hier en daar in de sonate door te klinken.

Toen Odette afscheid nam was Mme Verdurin onverdeeld positief over haar "eenvoudige en charmante" introducé. M. Vinteuil begon nog even over het ongepaste grapje dat Swann over de tante van de pianist had gemaakt, maar de hamerslag van de ballotage had reeds geklonken.

"à la grande surprise de Mme Verdurin ... ". Het Elysée dreigt roet in het eten te gooien

Swann bleef regelmatig komen, ging ook vaak met ze mee uit, en toen Mme Vendurin vertelde dat ze met een perskaart minder vaak iets leuks zou hoeven te missen beloofde hij het zelfs te regelen, waarbij hij zich, achteraf tot zijn spijt, liet ontvallen dat hij dat morgen zou doen aan de lunch van de Prefect van politie in het Elysée.

Opschudding: Cottard ging helemaal rechtop zitten voor het doen van de door hem gepast geoordeelde krachtige uitspraak, en Swann haastte zich te verklaren dat het daar op het Elysée een saaie boel was en hij er zelden kwam, hetgeen niet mocht verhinderen dat Cottard nog maanden lang op de meest ongelegen momenten luidkeels iets over Swann en het Elysée papegaaide, terwijl M. Verdurin zich nog een tijd af en toe tegen zijn vrouw liet ontvallen dat hij het ongepast vond van Swann niet meteen bij zijn ballotage over zijn hoge contacten te zijn begonnen.

"Si l'on n'avait pas arrangé une partie au dehors,  ... ". De opmars van Odette.

Swann kwam bijna altijd na het diner, ondanks Odette's verlangen hem daar bij haar aan tafel te hebben.

"Als je dat liever hebt, gaan we ergens met zijn tweeën eten", zei ze

"Maar Mme Verdurin dan?", vroeg Swann, die zijn opties voor het diner graag vrij hield.

"Ik verzin wel iets waardoor ik niet op tijd kon komen".

"Wat aardig van je".

Maar het leek Swann, inmiddels geboeid maar nog steeds niet opgewonden, dat hij Odette's gevoelens beter levend hield door een zekere begrenzing van het contact. Bovendien had hij sinds kort vleselijke vreugde met een pril arbeidersmeisje dat alles had wat ze hebben moest, en waaraan hij de voorkeur gaf het begin van de avond te besteden, zelfs tot hij bij les Verdurin uit zijn koets stapte (dan zat dat meisje er dus nog in), daar het diner gedaan was en Odette klaar zat bij de pianist die wist dat hij eerst dat andante van Vinteuil moest spelen, "ons stuk", vond Odette (Swann en haar bedoelende).

Swann bracht haar gewoonlijk wel naar huis, waarmee hij haar natuurlijk een genoegen deed, en zichzelf de zekerheid te verschafte dat zij onderweg naar huis niemand tegenkwam die achter zijn rug tussen hen in zou kunnen komen te staan.

Een keer zag ze bij aankomst vanuit Swann's koets een laatste bloemetje van een chrysant in haar tuin, rende er heen, plukte het, en gaf het aan hem. De hele weg naar huis hield Swann hem aan de neus en eenmaal thuis borg hij het zorgvuldig op in zijn secretaire.

Maar als hij haar thuisbracht kwam hij nooit binnen. Slechts twee keer kwam hij bij haar 's middags op de thee omdat hij had gemerkt welke beladen symbolische waarde dat voor haar had.

Het bezoek bracht Odette in extase. Ze ontving hem in haar woonkamer vol palmen in chinese vasen, bloemen, planten en allerlei snuisterijen, in een rose zijden kamerjas. De kamerheer bracht een groot aantal lichten binnen, die allemaal hun eigen plek bleken te hebben, Odette hield de plaatsing nauwkeurig in de gaten. Zij putte zich uit het Swann gemakkelijk te maken. Swann's meende geweldig van zijn kopje thee te genieten, maar daar zat het hem waarschijnlijk helemaal niet in.

Swann's tweede theevisite was nog belangrijker. Hij had een gravure bij zich die ze graag wilde zien.

Ze voelde zich niet zo goed, droeg een peignoir van mauve Chinese floers, ze had haar haren los. Toen ze de gravure zo, naast hem zittend in, in handen genomen had, een knie schier choreografisch gebogen om ontspannen te kunnen kijken, leek zij Swann ineens Zephora, de dochter van Jethro in het fresco van Botticelli in de Sixtijnse Kapel, en drong haar beeld, wat nog nooit was gebeurd, door tot de plek in Swann's ziel waar zich zijn edelste dromen ophielden. Al zijn kleine misnoegentjes over haar uiterlijk waren ineens als sneeuw voor de zon verdwenen. 

"Et cependant ce n'était pas seulement la lassitude ... ". Swann verweert zich tegen dreigend zwerk.

Toen Swann na enkele maanden van intensieve, maar nog steeds platonische omgang met Odette zijn leven van vóór die tijd te binnen schoot besloot hij dat hij zijn leven momenteel kennelijk aan dit onschatbare meesterwerk wijdde en dat zulks niet verwonderlijk en alleszins de moeite waard was. Op zijn bureau stond een reproductie van de dochter van Jethro, dat hem met zijn kunstverzamelaarstrots vervulde een vrouw die dit nabij kwam te bezitten - zij het onlichamelijk. 

Maar zoals vaker wanneer geluk toeslaat, gaat zulks gepaard met een zekere saaiheid en verstarring, men heeft elkaar snel minder te zeggen en daar zit men dan. Om Odette op het vinketouw te houden schreef hij haar plots een brief vol uitdagende verwijten, en liet die haar vóór het diner brengen. Het zou haar de stuipen op het lijf jagen, ze zou, hoopte hij, een antwoord schrijven waarin hij dingen van haar zou lezen waar ze nog nooit over gesproken had.

En inderdaad, tederder brieven had ze nog nooit geschreven, op een gegeven moment las hij er zelfs een die zo begon: "Mijn vriend, mijn hand trilt zo dat ik nauwelijks kan schrijven", en die hij in zijn secretaire opborg, bij de chrysant in het laatje. Soms, als ze geen tijd had gehad om te schrijven en hij kwam bij les Verdurin binnen greep ze hem bij de arm en zei: "Kom, ik heb je iets te vertellen". En geintrigeerd volgde hij haar bij haar zoektocht naar zichzelf.

Door Odette, en de opgetogenheid waarmee ze altijd op hem af kwam als hij er binnentrad had die salon van Mme Verdurain voor Swann meer betekenis gekregen dan elk ander van zijn hoge gezelschappen in Parijs.

"Mais une fois qu'ayant songé avec maussaderie à cet inévitable retour ensemble ... ". Swann ontmoet zichzelf, die verbazend bazig blijkt.

Juist doordat een salon zijn ontmoetingsplaats was, kon hij Odette's groeiende betekenis voor zichzelf maskeren, en er wat onverschillig over doen, maar daar kwam - en dat is nog voorzichtig uitgedrukt -  een gevoelige deuk in toen hij eens te lang met zijn arbeidersmeisje in het bos had gelegen en Odette bij zijn late aankomst bij Mme Verdurin al naar huis was gegaan.

Mede doordat iedereen het opvallende vertrek van Odette had gezien en gespannen de onvoorbereidde Swann afwachtte was het hem niet eens gelukt zijn ontzetting te verbergen, die in alle hoeken meteen onderwerp was van gefluister.

Of dat niet genoeg was liet hij alle decorum vallen en maakte prompt rechtsomkeert.

Aangekomen bij Odette was de maitre d'hotel er eerst niet, die bij terugkeer meldde dat hij een uur geleden door Odette gevraagd was om Swann, mocht hij komen, te vertellen dat ze waarschijnlijk een chocola zou gaan drinken bij Prévost.

Swann erheen maar het was druk. File. Paarden koetsen paarden koetsen. Als iedereen van de sokken rijden sneller zou zijn gegaan dan de boetes betalen had hij het zeker gedaan.

Op hete kolen. Hele hete. Nu was Odette niet meer de enige van de twee die zichzelf aan het ontdekken was. De macht uit handen.

En in Prévost was ze niet.

Hij gaf zijn koetsier enige gelegenheden op om te gaan kijken, en ging zelf langs een aantal andere, maar, hoeveel later wist hij niet, stonden ze weer bij elkaar. Na een korte stilte besloot de koetsier tot een poging de knoop door te hakken: "Ik denk dat er voor meneer niet veel anders op zit dan naar huis te gaan".

Swann bood weerstand. De koetsier wist zijn standpunt nog overtuigend en voor Swann ontlastend te detailleren, veel gelegenheden waren trouwens ook aan het sluiten, maar Swann bleef onstuitbaar. Hij ging helemaal tot la Maison Dorée, ging twee maal binnen bij Tortoni, door naar le Café Anglais en liep met grote passen en verwilderde blik terug in de richting van de hoek van de boulevard des Italiens waar hij met zijn koetsier had afgesproken. Maar daar zag hij in de verte Odette tegemoet komen.

Ze schrok ervan.

"Et il la tenait par l'épaule ... ". Swann's nieuwe zelf grijpt resoluut naar Odette's catleyas.

Toen ze daarvan was bijgekomen, hij zijn koetsier had gezegd te volgen, en bij haar in haar koets was gaan zitten reden ze ook nog eens bonkend over iets heen waardoor ze nog meer schrok, haar adem stokte.

Hij sloeg een arm om haar schouder en vroeg of hij met de andere de catleyas-orchideeën van haar corsage, die scheef waren gaan zitten, goed mocht zetten.

Er werd goedkeurend geglimlacht.

En of hij het gevallen stuifmeel even met zijn hand mocht wegvegen. Ook dit bleek toegestaan. Enzovoort. Men leze de boekjes die op het eind van de gangen van het damesondergoed in onze moderne supermarkten voor een voordelige prijs per drie worden aangeboden, casu quo Sweets of Sin, zo liefderijk door Bloom, Joyce's Ulysses, voor diens vrouw Molly aangeschaft.

Waarna de relatie bij thuiskomst tussen het struweel in Chinees aardewerk werd geconsumeerd. De betreffende fysieke handelingen zouden in hun privétaal aangeduid blijven als "faire catlaya", en van dat toch zo gezonde arbeidersmeisje hebben wij niets meer vernomen.

Zo had Swann de paniek die hem die avond dat Odette al weg was bij les Verdurin effectief onderdrukt, zelfs totaal vergeten en was in een volstrekt nieuwe levenstijl van dagelijkse intimiteit met Odette terecht gekomen, waardoor hij zijn vroegere kringen veel minder zag, en daar trouwens ook een voor velen opvallend veranderde indruk maakte.

Was Swann laat en Odette's personeel al naar bed dan klopte hij aan het raam. Op haar piano stonden een paar kitsch-stukken, maar ook dat andante van Vinteuil, met die wonderlijke frase. Ze kon het niet zo goed, speelde het met fouten en aarzelingen, wat Swann bijna nog mooier vond dan zo het hoorde.

Hij kwam alleen 's avonds bij haar, wist niet wat ze de rest van de dag deed, wist niets van haar verleden, en voelde geen enkele behoefte daar naar te vragen.

En door er hier op geen enkele manier van te gewagen laat ik het als schrijver van La recherche geheel aan de lezer over te bedenken dat ze er ook niet uit zichzelf over begon, en dat het ook niet in Swann's hoofd opkwam zich af te vragen hoe zij zich haar huidige stijl van leven met dat personeel tussen de orchideeen kon permitteren.

Wel herinnerde hij zich, naast de blik, die ik wel degelijk heb vermeld, in de ogen van degene die hem oorspronkelijk aan Odette had voorgesteld, enkele verhalen over haar, waarin zij als "onderhouden dame" figureerde, een type dat hij, omdat hij ze zelden had ontmoet -  hij deed het immers liever met keukenmeisjes - toen nog als volstrekt en fundamenteel pervers beschouwde.  Dat moest roddel zijn: Odette was zo goed, naief, idealistisch, bijna niet in staat te liegen, zoals hij zelf al eens had gezien, blozend en stotterend tegen Mme Verdurin over de redenen waarom ze ergens - ter wille van Swann - had ontbroken, die ze dan ook nog een eenvoudig te ontrafelen inhoud gaf.

Odette een hoer? Godsonmogelijk!

Maar toen ze eens zeer bekoorlijk uitgedost door een vriend van Swann in de rue Abbatucci was gesignaleerd nam hij zich voor Odette eens te vragen wie ze daar was wezen bezoeken.

"Sauf en lui demandant la petite phrase de Vinteuil ... ". Swann leert genieten van Odette's wansmaak.

Swann begreep wel van het begin af aan dat hij niet hoefde te proberen iets aan Odette's wansmaak te doen. Ook de beperktheid van haar intelligentie was hem niet ontgaan. Als hij haar de werken en de drijfveren van de grote kunstenaars zou gaan duiden zou ze ongetwijfeld slechts teleurgesteld zijn dat het allemaal zo volstrekt niet was wat ze had gehoopt.

Maar ook zonder dat hij daaraan begon was zijn smaak slecht te verbergen, merkte Swann, en die viel Odette wat tegen. Zij waardeerde totaal andere dingen in hem zoals zijn onverschilligheid over geld, zijn vriendelijkheid tegen iedereen en zijn verfijndheid in de omgang. Ze bewonderde ook zijn verkeren in hoge kringen maar wilde er niet in geïntroduceerd worden, liet hem zelfs beloven daar haar naam nooit te noemen. Ze had de ambitie zich daar te laten zien verloren zei ze, toen ze er ruzie had gekregen met een vriendin die toen kwaad over haar was gaan spreken.

Swann zelf zag er ook het nut niet van in want ze had zich er van haar geestelijke afstand onmogelijk een goed beeld van gevormd kunnen hebben, en hij voelde dat dat bij nadere kennismaking waarschijnlijk niet zou verbeteren.

Odette hield van wat ze "chic" noemde, maar dat had met het chic van Swann's wereld weinig te maken: bals van ongeletterde rijke Parijse beroemdheden, waar Odette niet of met moeite in kwam, door de vrienden van Swann hoogstens gebruikt om schouderophalend meewarig te doen over een buitenstaander die zich daar scheen te vertonen, en dus ook maar buitenstaander moest blijven.

Swann kon het eens niet laten haar op een passante te wijzen, de markiezin de Villeparisis. Odette was geshockeerd van haar vreselijke uitdossing. Ook deelde zij de mening van mijn grootmoeder, die zich er niet eens wilde vertonen, dat de quay d'Orleáns geen plek was voor een man van de stand van Swann om te wonen.

Zie hield van wat zij "antiek" noemde, maar had geen flauw benul van stijlperioden. Omdat hij zonder haar te vertellen wat de door haar chic gevonden snuisterijen allemaal werkelijk waren, althans probeerden te zijn, enkel wegens zijn houding, kleding, huis en inrichting al in het volstrekte onbegrip van Odette als licht onder de maat werd beoordeeld, zag hij er wijselijk vanaf zich nog verder in opspraak te brengen door met zijn intellectuele waarden en maatstaven op de proppen te komen.

Om te genieten van haar kinderlijke opgetogenheid bij het doen van "chicque" dingen speelde hij het spel mee. Vertederd.

"Comme tout ce qui environnait Odette ... ". Swann gaat over tot de ontwikkeling  van een positieve visie op de ziel van Mme Verdurain, doch kiest een ongelukkige fase van dit verhaal.

En daar hoorde de "kleine kern" van les Verdurin natuurlijk bij. Zijn oordeel over deze "charmante mensen" werd steeds lovender. Hun belachelijkheidjes wist hij voor zichzelf steeds subtieler en geloofwaardiger te vergoelijken: "Hier voel ik mij thuis!". Mme Verdurin, die ieder oneffenheidje tussen Odette en hem, zoiets als er bij iedereen wel eens is, onmiddellijk opmerkte en verhielp, en Swann, zich nerveus afvragende of hij in de zomer Odette wel zou zien, met Odette in haar zomerverblijf uitnodigde, deze Mme Verdurin noemde hij zelfs nu, zonder enige ironie, een "grote ziel". En hij schrok er niet voor terug enkele van zijn verbaasde oude salonvrienden te zeggen dat hij "honderd keer liever" bij les Verdurin was.

Het moment dat hij had gekozen om de grootste fan van Les Verdurain te worden was echter zonder meer ongelukkig gekozen. Van het begin af aan had hij de geborneerde allofobie van de "kleine kern" koest willen houden door het zo weinig mogelijk over zijn hoge contacten (bij les Verdurin de vervelenden genoemd) te hebben. Maar die informatie was natuurlijk toch stukje bij beetje doorgedruppeld, en had geleid tot een besef van Swann's geslotenheid en daarmee - bij de "kleine kern" - een gevoel van ontrouw en miskenning.

Maar ernstiger was de bres die Swann vormde in de secte-achtige eenstemmigheid in de "kern". Hij ontkende heus niet openlijk dat de princesse de Sagan grotesk was, of Cottard ontzettend grappig, maar hij lachte duidelijk minder hard om Cottard dan de anderen en de regelmatige instemming van de gezworenen tegen de vervelenden klonk nooit in de hoek waar Swann op dat moment stond.

En dat wekte onrust.

Had hij er rondgeroepen hoe vervelend de vervelenden waren, hij had er kunnen gaan wanneer hij wilde. Maar een afzwering kreeg de "kern" niet uit hem.

Wat een contrast met de nieuwste introducé - alweer van Odette - de graaf de Forcheville! Die begreep meteen wat er van hem werd verwacht en leverde zonder enige aarzeling boter bij de vis!

Nu had de Forcheville wat minder dan Swann in de ziel waartegen ingedruist kon worden want het was een snob, niet bijster geleerd, kenner of geletterd en dus ook iets minder duidelijk beseffend in wat voor beperkt wereldje hij hier terecht was gekomen, maar hij kon ook, in tegenstelling tot Swann, met verve adhesie betuigen aan ter tafel geventileerde kritiek en spot aan het adres van een vervelende waarvan hij heel goed wist dat het de plank totaal mis sloeg. Omdat het vooral van Mme de Verdurain was dat dergelijke ventilaties afkwamen was zij in de kortste keren zeer ingenomen met haar nieuwe gast.

"Enfin, peut-être avait-il surtout perdu, ce soir-là, de son indulgence ... ". De neergang van Swann zet in.

Het effectieve machiavellisme van de goed ogende Forcheville, het feit dat Odette hem had uitgenodigd, dat hij zo in de smaak viel bij Mme Verdurin, het moet Swann van zijn stuk hebben gebracht. Wellicht ook nog een veel erger gevoel, dat hij vooralsnog diep genoeg kon houden om het zelf niet te merken.

Hoe dan ook, toen Odette hem vroeg: "wat vind je van mijn introducé?", zei hij: "weerzinwekkend".

Wat natuurlijk niet erg verstandig was.

Het was slechts de eerste schakel in een keten van incidenten, of de duvel er mee speelde: Swann, hoewel al geoefend de gesprekken ongebreideld tot hun gebruikelijke volslagen idiotie uit de hand te laten lopen tenzij hij er uit strikt eigen belang er een subtiele wending aan meende te moeten geven, had nu alle grip verloren.

Toen legde Forcheville, nog volstrekt onbekend met de alhier vigerende mening over de vervelenden, op een vraag schertsend - en complimenterend bedoeld voor Swann om Odette te charmeren - uit hoe moeilijk het was Swann te ontmoeten omdat die immers altijd in de allerhoogste salons verkeerde. Dat was niet eens meer juist wat de laatste tijd betreft, maar M. Verdurain en zijn vrouw keken elkaar even met een veelbetekende  blik van verontrusting aan.

En alsof dat nog niet genoeg was gaf Swann zelfs op een gevoelig moment -  wie hem inmiddels een beetje meende te kennen zal het niet geloven - een aan de algemene stemming omgekeerd oordeel, nog lapidair ook, namens hemzelf als kleinst mogelijke minderheid, duidelijk geheel zonder er over te hebben nagedacht wat hij daarmee zou bereiken.

En dat was niet veel goeds.

Mme Verdurin was opgetogen over Forcheville en wat haar betreft was Swann thans op weg naar zijn royement.

Ik laat als schrijver van La recherche in het midden of Odette Swann's oordeel over de Forcheville nog eens aan Mme Verdurain heeft doorgegeven, maar dat zal de oplettende lezer toch wel als waarschijnlijk beschouwen en indien dat is gebeurd, heeft dat alleen al Swann volstrekt gedoemd.

De consumptie van de verbanning zou een traag en  hartverscheurend verloop hebben. Mme Verdurain ging, in conversatie, maar ook met besliste hand zo nodig tafelplaatsen en zitplaatsen in koetsen aanwijzend, Odette's contact met Swann dwarsbomen en dat met de Forcheville bevorderen. Odette gehoorzaamde gedwee.

Forcheville vond het prachtig. Toen hij doorkreeg wat er gaande was begreep hij dat een openlijke opstelling zijnerzijds als rivaal van Swann in goede aarde zou vallen, en ging over tot uitdagende vragen aan Swann, zelfs die van het genre "u wilt toch niet beweren dat ... ", waarbij hij ook Odette, die net als Cottard altijd met een schuin oog naar Mme Verdurain keek, aan zijn kant kreeg.

Swann, nog steeds vervuld van liefde voor Odette, bleef gewoonlijk 's avonds bij les Verdurain te vinden, en zijn relatie met Odette bleef ook hetzelfde, ook waar het betreft de financiële hulp die zij vaak nodig had om zich de haar schuldeisende leveranciers van het lijf te houden.

Odette zwoer Swann dan ook niet af maar verwachtte er zijn begrip voor dat zij in het spel van les Verdurain tot de "loyalen" zou blijven behoren. Braaf bleef zij Mme Verdurin in alles behagen waarmee die Swann trachtte te irriteren.

Toen hij in maanden waarin zijn financiele steun wat minder was, een zekere bekoeling van haar liefde moest constateren, kwam hij op het idee dat hier misschien toch het mechanisme van de "onderhouden vrouw" aan het werk was. Maar als het dat was leek het hem in Odette's geval zo erg nog niet want hij was er van overtuigd dat ze voordat hij in haar leven was gekomen een dergelijk soort relatie nooit had gehad. Daar moet wel bij vermeld worden dat er bij Swann tevens een zekere geestelijke verduistering intrad, waarbij hij overwoog er volgende maand zevenduizend van de te maken in plaats van de tot nu toe gebruikelijke vijfduizend, zodat ze verrast en lief zou zijn.

Terwijl Swann geleidelijk meer werd geplaagd door wantrouwen jegens Odette, en in zijn jalouzie onverdraaglijk fantasieën over haar mogelijke ontrouw begon te krijgen, aan kleine observaties vermoedens begon te ontlenen bedrogen te worden, begonnen er bij les Verdurain evenementen te komen waarbij Swann niet meer werd uitgenodigd. Odette en Forcheville wel natuurlijk. Maar dat betrof toen nog uitjes buiten de reguliere salonactiviteiten, zodat het Swann niet hoefde op te vallen.

"Un jour que Swann était sorti au milieu de l'après-midi ... ". Een onverwacht middagbezoekje met deprimerende gevolgen.

Toen een middagactiviteit plots wegviel en Swann tijd over had, besloot hij Odette eens met een bezoekje te verrassen.

De concierge dacht dat ze er was. Toen hij belde hoorde hij geloop maar er werd niet opengedaan. Hij klopte nog eens op een raam, maar toen hij zag dat hij de buren nieuwsgierig  had gemaakt ging hij maar weg.

Na een uur kwam hij terug, Odette deed open, zei dat ze had geslapen, en zei nog een paar dingen die Swann niet geheel vond rijmen. Toen hij een uurtje bij haar was ging er weer een bel bij de concierge, Odette praatte er zenuwachtig doorheen, zich nog eens extra bedroefd tonend dat, nu hij eindelijk was overgegaan tot een middagbezoek, dit zo in het honderd was gelopen. Even later reed er een koets voor de deur weg, voor de eigenaar waarvan Odette kennelijk door de concierge afwezig was gemeld.

Zwaar in mineur bereikte Swann uiteindelijk weer zijn eigen huis aan de quay d'Orléans, alwaar zijn liefde er op de een of andere manier in slaagde zijn droefheid de richten op zijn "arme Odette".

Zij had hem bij zijn vertrek brieven meegegeven voor de post. Leveranciers. Behalve een die voor Forcheville was. Na veel schudden en turen door de wat transparante envelop bleek het Forcheville te zijn geweest die hij met zijn onverwachte bezoek had verrast, maar die was zich daar niet van bewust geweest. De brief  maakte Forcheville nu wijs dat het niet Swann, maar haar oom was geweest. Verder was er in Swann's ogen tot zijn opluchting geen duidelijke tederheid te bespeuren.

Toch bleef de bedruktheid van de jaloezie, hij overwoog haar mee op vakantie te nemen, tot hij besefte dat daar ook mannen zouden rondlopen en dat het hem dus niet zou helpen.

"Un mois après le jour où il avait lu la lettre ... ". Spelverruwing bij les Verdurin.

Een maandje later bij een diner van de "kleine kern" in het Bois de Boulogne meende Swann Mme Verdurain de getrouwen te horen herinneren aan een partijtje in Chatou morgenavond.

Swann wilde natuurlijk weten of Odette Chatou zou afzeggen dan wel er op zou aandringen dat hijzelf ook zou worden uitgenodigd, maar Odette nam in de loop van de avond, waarin ze het meed met Swann onder vier ogen te spreken de pose aan van een wanhopige, iemand die zich niet opgewassen voelt tegen het in haar leven zwaar tegenzittend tij.

En zo kon hij alleen nog maar uitkijken naar het moment dat ze als altijd samen naar huis zouden gaan.

Maar toen dat kwam riep Mme Verdurain: "Odette, we nemen je mee, we hebben een plekje voor je naast M. de Forcheville".

"Ja mevrouw", zei Odette.

"Ja maar we gaan toch altijd ... ", Swann kon niets beters bedenken dan wat hij dacht.

"Maar Mme Verdurain heeft het me gevraagd".

"Nou ja, u kunt haar nou niet een keertje met ons laten gaan, we laten haar anders altijd met u", zei Mme Verdurin.

"Maar ik heb haar iets belangrijks te zeggen".

"Dan schrijft u haar toch even een briefje?"

"Dag", zei Odette en stak haar hand uit.

Swann probeerde te glimlachen maar dat mislukte.

Toen het gezelschap van Mme Verdurain in haar koets vertrokken was zei ze tegen haar man: "Heb je nu gezien wat die Swann zich tegen ons meent te kunnen permitteren? Het leek wel of hij me ging opeten! Ik ga Odette vertellen hoe ik hier over denk, ze zal het zeker begrijpen."

Na een kleine pauze kwam bij Mme Verdurain een woedeaanval op. Ze ging helemaal lijken op onze dienstbode Françoise wanneer die de keuken terug inbeende na de slachting van een weerbarstige kip, en precies net als zij mompelde ze: "Smerig beest".

Swann stuurde zijn koetsier weg. Zelf alleen naar huis lopend drukte ook hij zich over les Verdurin, Chatou, ja zelfs Odette, uit in termen waar plots iedere malsheid aan ontbrak. Toen hij bijna thuis was bereikte dit een stadium waarin men hem zelfs over de "kleine kern" kon horen bezigen als "vuilnis".

Thuis meende hij even een middel te hebben gevonden zich alsnog morgen op het Chatou partijtje te laten uitnodigen, maar even later liet hij dat weer varen.

Twee dagen later vroeg Dokter Cottard die er in Chatou niet bij had kunnen zijn en nergens van wist, of M. Swann er zou zijn.

"Ik mag toch hopen van niet" zei Mme Verdurin, "God beware ons, hij is gruwelijk vervelend, bête en slecht opgevoed".

Cottard wist zich knap, met versmallende flanken in goede orde terug te trekken van het slagveld met een "Ah!-ah!-ah!-ah!-ah!", en wel uitgesproken met gebruikmaking van zijn gehele stemregister, aflopend van sterk naar zwak.

En dat was het einde van Swann bij les Verdurain.

"Alors ce salon qui avait réuni Swann et Odette ... ".  De liefde krijgt de gedaante van de afwezigheid.

Na deze memorabele incidenten zagen Swann en Odette elkaar voortaan slechts na afloop van de avonden bij les Verdurain. Zijn oordeel over de smaak van de "kleine kern", bijvoorbeeld waar het ging over de selectie van muziek, theater en alles wat er zo op hun programma terechtkwam, maar om de waarheid te zeggen: eigenlijk over alles, kreeg verbetenheid, waardoor hij weer extra energie nodig had om de hypocrisie op te brengen er - uit eigen lijfsbehoud - tegen Odette lovend of op zijn minst neutraal over te blijven.

De ongezouten opvattingen waarin Swann in zijn bruuske totale mobilisatie zo bliksemsnel zijn magnanieme visie over les Verdurain  had doen verkeren, hadden zich maar een kort moment tot Odette uitgestrekt, en ook Odette had Swann geenszins opgegeven. Maar  er was voor haar geen denken aan haar positie bij les Verdurin in de waagschaal te stellen, en angstig keek ze menigmaal naar Swann als zij vreesde dat hij haar van een bepaalde activiteit van de "kleine kern" wilde afhouden.

Dit lovend of neutraal zijn over les Verdurain kon Swann voorafgaand aan één van die gebruikelijk affreuze evenementen wel eens zo lang rekken dat Odette bang werd dat ze te laat zou komen. Ze viel af, maar haar ziel leek wat zwaarder te worden en het jeugdigste van haar jeugdigheid leek bezig te verdwijnen.

Als Odette met les Verdurain een paar dagen de stad uit was kreeg Swann geen bericht: Odette wilde onder geen beding in de "kleine kern" uit laten komen dat ze hem nog zag, en vreesde ontdekking als ze hem iets zou sturen.

En ondertussen putte Swann zich thuis uit in spijt dat zij haar tijd met die barbaren verknoeide terwijl hij, geleerde, kenner van architectuur, kunst en literatuur, haar de werkelijke wereld zou kunnen laten zien.

Hij voelde zich steeds vaker iemand ver van waar Odette nu was, en gaf daaraan zelfs ritueel gestalte door in eenzaamheid dingen te gaan doen die hem extra aan haar deden denken. 

In zijn ziekelijke wantrouwen pijnigde hij zijn hersenen met de herhaling, in allerlei combinaties, van wat zij de laatste tijd had gezegd en welke waarheden zich achter de leugentjes zouden kunnen verschuilen.

Maar Odette was zeker niet volstrekt afkerig van hem geworden. Wanneer dat weer eens bleek, bijvoorbeeld wanneer hij afdroop van een feest en zij achter hem aankwam om te vragen of hij niet even kon wachten want dat ze dan samen naar huis konden, of als ze Forcheville duidelijk maakte dat ze hem liever niet mee naar huis wilde nemen omdat ze met Swann wilde zijn, en zelfs bij kritiek op hemzelf, over zijn luiheid inzake zijn Ver Meer-project, kreeg hij een felle sensatie van kortdurende ontladende troost.

De ellende kon ook even weg zijn als ze bijvoorbeeld thuis een orangeade voor hen beiden aan het maken was. Dan kon hij gaan fantaseren dat ze samenwoonden en er geen mogelijkheid meer was voor onzekere bange vermoedens - om meteen meteen weer bang te worden door al die vrede en gerustheid eenzaam, zonder liefde, samen met haar achter te blijven.

De dag na zo'n stressvrije avond stuurde hij haar meteen de prachtigste juwelen, uit dankbaarheid of als gevolg van een liefdesstuip die hij ergens in kwijt moest.

Wij wachten natuurlijk met spanning op het moment waarop Swann de vage indruk zou gaan krijgen die hem zeiden dat hij met zijn geld het plezier van anderen aan het financieren was, en inderdaad, het leek mondjesmaat te komen: hij vermaande zichzelf zich te onthouden van het geven van extraatjes. Ze had ervan gerept naar Bayreuth te willen voor het Wagner-seizoen en hij had haar, achteraf tot zijn spijt, aangeboden een van de kasteeltjes van de koning van Beieren te huren voor hun tweeën. Ze zou er over nadenken. Hopelijk kwam ze er niet op terug.

Dat deed ze wel en als volgt: het was haar gebleken dat Bayreuth ook bij les Verdurain in overweging was. En men was er altijd zo gastvrij voor haar, of hij het geld niet kon sturen, dan kon ze hen eindelijk ook eens uitnodigen.

Over hem zei ze niets, zij achtte het vanzelfsprekend dat hij dan niet mee zou komen.

Swann kon haar financiële positie inmiddels goed genoeg inschatten om te weten dat ze de Bayreuth uitnodiging, kasteeltje incluis, aan les Verdurain op eigen kracht ook wel kon doen uitgaan, dus ook de macht over deze gebeurtenis had hij, wist hij, zichzelf uit handen geslagen. Het zou vast verdomd "chic" worden al kon zij noch - behoudens dat pianistje - de rest van de "kleine kern" Bach en Clapisson uit elkaar houden.

Maar ach, dat Odette ook graag één keertje de gastvrouw van de "kleine kern" wilde spelen moest eigenlijk iedereen kunnen begrijpen en hij zou het haar volstrekt vergeven hebben ware hij er niet uit verbannen en slaaf geworden van zijn vreselijke jalouzie - Forcheville!

En om haar, gepiqueerd, zoals het nu al bijna een week was, niet te zien tot ze terug zou zijn uit Bayreuth, terwijl ze dolgelukkig en dankbaar aan zou komen stormen als hij haar dat geld toch maar stuurde ...

Odette rook de macht en verloor haar scrupules hem ergens mee te kwetsen. Wanhopig zocht Swann naar tegenmiddelen. Hij veinsde  desinteresse, de dreiging van een definitieve breuk, liet zich langere tijd niet zien, liet niets van zich horen, maar ze trapte nergens meer in.

"Et de fait, l'amour de Swann en était arrivé à ce degré  ... ". Swann's liefde wordt inoperabel.

Swann's liefde was nu in een stadium dat een dokter of chirurg zou doen twijfelen of de patient nog wel baat zou hebben bij behandeling.

Swann zelf had al lang het zicht verloren. Hij verbaasde zich nog slechts als hij haar zag: dat dat nu het reeel correllaat was van het onmetelijk, duister leed dat zijn ziel had verteerd. Nee, hij was inoperabel geworden.

Zijn wereld van hoge connecties had nu ook al de kleur van Odette aangenomen, Swann was er al te vaak geweest met haar in gedachten. En zo kwam het dat hij, als verhaald, er zo van genoot ergens te zijn waar hij gewoon slechts de zoon was van zijn vader de valutahandelaar was, zoals bij ons, die niets van hem wisten, dat het voor hem even een tijdelijke bevrijding was incognito voor ons, maar, veel belangrijker, ook heel eventjes voor zichzelf te zijn, gevraagd te worden even de piano te verplaatsen, de bladzijden om te slaan en zo vrijwel als quantité négligeable behandeld te worden. Dat verlichtte en bevrijdde hem dan even van het vreselijke besef wat er van hem was geworden.

Ondanks Swann's deugdelijk volgehouden financiële ondersteuning werd het voor hem steeds lastiger tussen Odettes uitgebreide verhinderingen door een afspraak met haar te krijgen. Als het al eens lukte samen uit te gaan stond ze erop als Swann dochter geintroduceerd te worden.

Swann vroeg in arren moedde één van zijn beste vrienden, "Mémé", Baron de Charlus, die Odette kende, eens met haar te gaan praten. Die ging zijn best doen, maar zonder veel succes.

Hij diepte nog een gemeenschappelijke kennis op, mijn oom Adolphe. Die bleek er werk van te hebben gemaakt want van Odette hoorde hij later dat Adolphe inderdaad contact had gelegd, waarbij hij evenwel zo handtastelijk was geworden dat zij hem slechts met moeite van het lijf had weten te houden.

Waarmee Swann woedend verder contact met mijn oom Adolphe uitsloot, met spijt hem niets meer over Nice te kunnen vragen, waar Odette zich in haar prilste adolescentie had opgehouden en waar Adolphe toen eveneens regelmatig kwam.

Hoewel de ervaring met Adolphe hem had doen besluiten dat hij met zijn vragen naar Nice het risico liep oude geinteresseerden verse trek in haar te laten krijgen, en er niet meer over begon, hoorde hij toch wel eens de suggestie klinken dat ze destijds in Nice, en ook in Baden Baden bekend had gestaan als een jeugdige galantie die haar charmes bepaald niet ongebruikt liet. Maar even later leek hem dat weer door zijn jalouzie ingegeven verbeelding.

Bij mensen die hem echt een goed gezind waren kon hij er wel naar vragen maar die zouden het wel niet over hun hart kunnen verkrijgen met de voor Swann harde details te komen.

Allemaal om iemand die hij, leek het soms wel, bijna niet meer zag. Hij zei wel eens tegen zichzelf "er zijn tijden geweest dat ze meer van me hield", maar dat was volstrekt abstrakt, want de plek in zijn ziel waar dat zat meed hij - en dat was eigenlijk zijn voornaamste bezigheid in het leven geworden - uit alle macht. Hij had haar chrysant en haar gepassioneerde brieven nog steeds in dat laatje van zijn secretaire, maar daar had hij voor de zekerheid een haakje op gezet.

Zelfs deze bedrijvige afweer zou blijken niet baten.

"Mais sa si précautionneuse prudence fut déjouée un soir ... ". Hoe verdomd bekakt het er toegaat op de soirée van de marquise de Saint-Euverte.

Dat bleek de dag waarop hij de soirée van de marquise de Saint-Euverte bezocht.

Het was de laatste, hij was er het hele seizoen niet geweest. Er zou veel muziek zijn.

Charlus was net even langs gekomen en bood aan, beseffende hoe gedeprimeerd Swann zich de laatste tijd op die gelegenheden voelde, mee te gaan.

Maar Swann vroeg Charlus naar Odette te gaan om eens te zien of hij voor Swann een afspraak voor morgen kon maken en naar haar wensen voor het zomerseizoen te vragen. Zou een cruise met Charlus en hem iets voor haar kunnen zijn?

Afgezet door Charlus ging hij bij les Saint-Euverte binnen om zich door een keur van bedienden de ontvangst te ondergaan, zo zorgvuldig door de gastvrouw ontworpen om de glorie van haar huishouding zo imponerend mogelijk te etaleren, in gedachten bij het duistere gangetje naar de deur van een oude vriendin van Odette, een eenvoudige couturière, waar hij wist dat zij op het eind van deze avond van de week gewoonlijk aanklopte.

De zaal. Hij zag meteen zijn oude vrienden de generaal de Froberville en de marquis de Bréauté, die hem destijds bij de  Jockey Club hadden geintroduceerd en hem bij duels hadden bijgestaan.

"Swann! Dat is lang geleden mijn waarde!", zei de generaal.

Enzovoort. Het ging er als gebruikelijk verdomd bekakt aan toe. Swann wist precies welke dames de omgang met welke andere dames vermeden en waarom, en ook welke dames zich bij welke andere dames ietsje dichterbij voelden staan dan men zich hier, tot hun spijt, realiseerde, met welke soort van hartelijkheid men bij uitnodigingen te verstaan gaf dat een genodigde zeer onwelkom zou zijn, en hoe enthousiast je een uitnodiging diende te aanvaarden waar geen haar op je hoofd overwoog op in te gaan.

" - Tiens, tu as vu ton ami M. Swann ... ". Swann wordt opgemerkt op de soirée van de marquise de Saint-Euverte.

Ineens viel de blik van de marquise de Gallardon, in gesprek met de princesse des Laumes (die zojuist haar entree had gemaakt met de uitstraling van de goedheid zich te hebben verwaardigd te komen) op Swann en zei: "heb je gezien dat je vriend Swann er is?"

"O nee zeg wat leuk, even zorgen dat hij me ziet".

"Grappig dat hij hier zelfs komt", zei Mme de Gallardon.

"Ja hij is intelligent" (Mme des Laumes bedoelde eigenlijk: intrigant), "maar wat maakt het nou uit, een jood bij de zuster en de schoonzuster van twee aartsbisschoppen!"

De pianist begon een derde stuk van Chopin, maar de princesse des Laumes kon er sinds zij op de aanwezigheid van Swann was geattendeerd geen aandacht meer voor opbrengen, al was Chopin uit zijn graf opgestaan om die polonaise persoonlijk te vertolken.

De princesse des Laumes behoorde tot die helft van de mensheid wiens interesse voor die andere helft die ze niet kent geheel is vervangen door die voor de rest. En het leek wel alsof van die rest hier slechts één persoon aanwezig was: Swann.

De jonge en uiterst bevallige Mme Cambremer, zuster van onze Legrandin uit Combray, onderscheidde zich nog door een lekkende kaars van de piano te grijpen die in de finale dreigde te vallen, maar Mme des Laumes werd er alleen maar wanhopig van dat Swann niet naar haar toe kwam, terwijl anderen van grote afstand opmerkten hoe slecht hij er uit zag.

Even vreesde de prinses zelfs dat hij weg zou gaan zonder haar te spreken, maar daar kwam hij dan toch aan, "O mon petit Charles", zei ze tegen Mme de Saint-Euverte "ik begon al te denken dat hij me niet wilde zien!".

" - Mon petit Charles! Ah! enfin il vient, je ... ". Swann toch schoorvoetend naar de princesse des Laumes.

Aangekomend bij de prinses verzamelde Swann zijn moed om met de charmante dubbele bodems waarvoor hij in de faubourg Saint-Germain bekend stond zijn vreugde te betuigen haar eindelijk weer eens te zien.

De gebruikelijke beleefdheden en lichte onderwerpjes, tijdens dewelke Mme de Saint-Euverte begreep dat het tijd werd aangenaam verrast te zijn door een andere gast. Mme des Laumes vertelde Swann dat ze generaal de Froberville, die zijn ogen niet van de jonge redster van de vleugel kon afhouden, tevergeefs had geprobeerd uit te leggen hoe raar de naam "Cambremer" eigenlijk is, camoufleerde de irritatie, of zelfs jaloezie die ze daarbij had ondervonden - praten met zo'n generaal die zijn ogen ergens anders heeft - uiteindelijk ironisch met : "Ja, het leven is vreselijk".

Door die vreselijkheid diep en zwaar behangen met zijn eigen ellende te beamen trok Swann's mist even wat op en kon hij met wat meer aandacht met haar praten.

"Wij moeten elkaar vaker zien", vervolgde ze, "waarom zien we u niet weer eens op Guermantes, mijn schoonmoeder zou het geweldig vinden".

"Luister, mon petit Charles, nu ik je eindelijk eens zie, laat me je nou toch meenemen zometeen naar de princesse de Parme. Basin zou ook heel blij zijn je weer te zien. Als we Mémé niet hadden wisten we helemaal niets meer van je ... ".

Bij het horen van de naam Mémé, koosnaampje van zijn boezemvriend Baron Charlus - broer van de hertog van Guermantes en de gravin de Marsantes, neef van de prince de Guermantes, de marquise de Villeparisis was zijn tante - op ditzelfde moment in actieve dienst als Swann's ambassadeur bij een hoertje, bij het horen van die naam zonk Swann's ziel weer af.

Hij sloeg de uitnoding ook vriendelijk af, want, dacht hij, thuis lag misschien al wel een briefje van Charlus met nieuws over Odette.

"Arme Swann", zei de princesse des Laumes toen ze weer bij haar man Basin was. "Hij is nog steeds zo aardig maar hij ziet er verschrikkelijk ongelukkig uit, echt ridicuul dat hij zo moet lijden onder iemand van zo'n allooi. Ze is niet eens interessant, men zegt dat ze zelfs stompzinnig is", voegde ze eraan toe met de wijsheid van wie zelf niet verliefd is, die logica die voorschrijft dat men zich niet zou mogen verwaardigen cholera te krijgen omdat de bacterie de moeite niet waard is.

Swann werd onderweg naar buiten aangeklampt door de generaal de Froberville, die inmiddels genoeg op had om voorgesteld te willen worden aan Mme Cambremer.

Waarna de muziek weer begon, zodat Swann het niet kon maken te vertrekken. En daarmee bleek de dronken generaal een wending aan Swann's leven te geven.

"Mais le concert recommença et Swann ... ". Swann verheft de frase van Vinteuil tot kennend subject.

Ongeduldig stond Swann daar tussen al die tweederangs adel en wat erbij wilde horen, te wachten tot de muziek over zou zijn.

Maar met een schok realiseerde hij zich dat viool en piano de sonate van Vinteuil speelden, DE sonate, de nu onverdraaglijke frase was nakend.

Hij stopte zijn oren dicht, maar het lukte niet, erger nog: dit was niet gewoon een pijnlijke herinnering maar een herbeleven: op straat in de nacht, samen haar koets in, de hobbel van de koets, de orchidee, het stuifmeel, het openen van de brief met "mijn handen trillen", het "Ik? Ik heb niets te doen. Ik ben altijd vrij. Ik zou er alleen voor jou zijn, je kunt me dag en nacht laten komen ... ", de hele rimram. Er was geen houden aan.

En daar ontwaarde Swann een ongelukkige waar hij onmiddellijk een zwaar medelijden mee ervoer, iemand die hij wilde troosten ... tot hij begreep dat hij het zelf was.

De frase had vage, zo veel mogelijk verdrongen herinneringen aan liefde vervangen door het stuifmeel zelf, en de jaloezie op rivalen, waaronder hemzelf, de Swann die hij toen was, daar in de koets, sloeg genadeloos toe.

Zijn monocle viel hem uit het oog, hij ging het maar poetsen, en wiste zijn gezicht af.

Het was Swann alsof de musici niet zozeer de frase speelden alswel dat zij de rite uitvoerden die vereist is om haar te laten verschijnen, een godin, beschermster en vertrouwelinge van zijn liefde, die om naar hem toe te komen in de menigte en hem apart te nemen, zich in de vorm van geluid had vermomd. Zijn gevoel verbannen en alleen te zijn was weg omdat zij met gedempte stem over Odette sprak. De frase kende hem, en Odette.

De frase had alles meegemaakt, wilde iets zeggen, en Swann begreep het: je geluk van toen, je ellende van nu, het stelt allemaal niets voor.

En hij voelde ineens medelijden en tederheid voor die onbekende en sublieme broer van hem: Vinteuil, door wiens ellende de frase was aangetrokken, en die muziek had weten te schrijven waarmee zij opnieuw op te wekken was.

In het laatste deel, wist hij, zou ze nog een keer terugkomen. Even voelde hij de angst dat de conversatie om hem heen weer zijn aanvang zou nemen, maar niemand zei iets.

Tot de comtesse de Monteriender, bekend om haar domheden, al in de laatste maten haar bewondering uitsprak over de musici: "Het is wonderbaarlijk, zoiets krachtigs heb ik nog nooit meegemaakt ... "

Maar na enig aandenken besloot ze tot een precisering: "Nog nooit zoiets ... sinds de dansende tafels!".

"A partir de cette soirée, Swann comprit ... ". Iets begint zich te bewegen (in Swann).

Vanaf dat moment durfde Swann de waarheid aan dat Odette's gevoelens voor hem definitief voorbij waren.

Snel kon hij al denken dat hij Odette waarschijnlijk zou vergeten als ze Parijs zou verlaten, maar zelf durfde hij nog niet weg, uit angst dat zijn in Parijs overal opgebouwde dekking tegen opkomende ellendige gevoelens niet bestand zou zijn tegen verse indrukken in den vreemde en zijn verlangen ineens weer in al zijn ondraaglijkheid bloot zou komen te liggen.

Dat vond hij jammer want voor zijn Ver Meer studie had hij graag de door het Mauritshuis uit de collectie Goldschmid aangekochte Diana van Nicolaas Maes eens bekeken, want hij dacht dat het helemaal geen Maes, maar een Ver Meer was. Als schrijver van La recherche laat ik het graag aan de lezer over zelf te concluderen dat er best nog wel wat tijd verloren kon worden want het Mauritshuis zou die aankoop pas doen toen Gilberte een jaar of vijf was.

Op dit moment kon hij slechts hopen Odette heel af en toe te zien te krijgen, hoewel ze zijn vermogen nog immer zo van node had dat ze de wel heel afstandelijk geworden band met Swann onder geen beding zou laten breken, en zelfs - het werd gezegd! -  in het achterhoofd de gedachte had dat hij voor haar de ideale echtgenoot zou zijn.

De vriendschap tussen Odette en Charlus, die Swann overigens weinig opleverde, gaf hem het geruste gevoel dat er in ieder geval in positieve zin tegen Odette over hem gesproken werd en was een belangrijk hulpmiddel bij zijn dagtaak, die er nog steeds uit bestond intriges te verzinnen waarin Odette het aangenaam zou vinden, of op zijn minst noodzakelijk, hem te ontmoeten.

Desondanks was hij inmiddels ook vol begrip voor een man als Mehmet II (die Sultan van het portret van Bellini waar hij mijn vriend Bloch op vond lijken), die zijn overmatige liefde voor een vrouw eens verhielp door haar aan het zwaard te rijgen.

"Hij gaat naar Egypte!" zei Odette eens opgetogen tegen Swann. Het ging over Forcheville. Swann begreep wat er aan de hand was. Toen hij de volgende keer vroeg: "Wanneer gingen jullie ook weer?", kreeg hij gewoon antwoord.

Maar toen hij eens een anonieme brief kreeg met rapport over Odette: zij was, c.q. was geweest, de maitresse van onder anderen Forcheville, de Breauté, en dat schildertje van les Verdurain, ook van enkele vrouwen, en bezocht maisons de passe (van die hotels die, per uur, gelegenheid geven), was dit nog te veel voor Swann. De mogelijkheid dat het hier ging om een ondankbare taak die een goede bekende met tegenzin voor Swann's bestwil op zich genomen had kwam niet eens in zijn hoofd op. Dit moesten kwade krachten zijn.

Het kon een goede bekende van hem zijn, gezien sommige details. Zelfs Charlus, M. des Laumes of M. d'Orsan behoorden niet tot de totale onmogelijkheden.

Uren lang doorploegde zijn geest de moraliteit van de drie hoofdverdachten en daarna een hele rij anderen, en velde, vele malen per persoon, zijn oordeel. Hoewel daarbij enkele keren aan het twijfelen werd gebracht als hij details passeerde waar er een zich in een situatie had begeven die ... en dan realiseerde hij zich hoe dat leek op de zijne met Odette en verduisterde zijn geest: nee zij konden het absoluut niet gedaan hebben.  

Na enige tijd iets anders gedaan te hebben, hij wist niet meer wat, liet zijn geest weer wat licht binnen en ontwaarde hij recht voor zich het besef dat Odette, als zij verontwaardigd was over iemands gedrag, in de grond precies dezelfde maatstaven gebruikte als die welke hij, zonder er veel aan te veranderen, van zijn ouders had overgenomen, en die hij nu had gebruikt om zijn hele vriendenkring opnieuw te screenen.

Maar wel liet hij aan Odette iets doorschemeren over door hem over haar ontvangen berichten, kennelijk in de vage hoop, in het onverhoopte geval dat er inderdaad bij haar eens van enige onvoorzichtigheid sprake zou zijn geweest, te voorkomen dat zulks zich zou herhalen. En zo loog hij nog meer tegen Odette dan hij al tegen zichzelf deed.

En als hij al eens, zonder het als waarheid te durven presenteren, een hem gerapporteerd avontuur van Odette aan haar vertelde, reageerde zij zwaar verontwaardigd, omdat ze wist dat dat goed maskeerde waarom ze werkelijk van die rode wangetjes kreeg.

Toen hij in de krant eens een aankondiging zag van een toneelstuk De meisjes van marmer, kreeg hij met een schok een nieuwe associatie bij iets wat Odette hem eens had verteld: ze was ergens à deux met Mme Verdurain die had gezegd: "Pas op jij, je bent niet van marmer, ik kan je ontdooien".

Hij sloeg snel en werktuiglijk de pagina departementaal nieuws op en las dat er een zware storm in het Kanaal was geweest, schade in Dieppe, Cabourg en Beuzeval. 

 "Le nom de Beuzeval l'avait fait penser à celui d'une autre ... ". Swann wil nu toch Odette zelf horen over sex met vrouwen.

Met Mme Verdurain? Onmogelijk! Het liet hem niet meer los.

Weer bij Odette ging hij ver van haar af zitten, niet wetende of een kus affectie of woede boven zou brengen, bang voor beide.

Hij zag zijn liefde voor Odette sterven.

Ineens nam hij een besluit: "Odette, heb je nou iets gehad met Mme Verdurain, of met een andere vrouw?"

Weerstand. Eerst non-verbaal, toen verbaal, toen verontwaardiging. Swann concludeerde dat het dus inderdaad heel goed waar kon zijn en wachtte, als een chirurg met zijn mesje, tot het opengelegde vlees niet meer zou trillen, om daarna zijn incisie voort te zetten.

Uiteindelijk paste hij zelfs een subtiele verdoving toe: uit liefde vergaf hij haar natuurlijk alles wat ze deed, maar de onduidelijkheid erover, dat was toch een marteling voor hen allebei?

"Maar ik weet nergens van" riep ze woedend, "misschien heel vroeger, twee of drie keer".

Nu voelde het de chirurg even alsof er een kruissnede in zijn eigen hart werd aangebracht. En die hertogin van de soirée Saint-Euverte verscheen hem en zei weer: "Dit is het krachtigste sinds de dansende tafel".

Als schrijver van La recherche moet ik u wellicht uitleggen dat in de tijd van Swann evenveel vrouwen vleselijke liefdesvreugde met elkaar beleefden, zeker in Parijs, als in de tijd waarin u dit leest, maar dat de rest het beschouwde als schandelijker en lager dan zustermoord, dat de ervan gecharmeerde vrouwen in die veroordeling natuurlijk uit zelfbehoud met verve voorop liepen, en dat, kortom, de ironie van metafoor niet mag verhinderen dat u ter dege beseft ik u hier een gesprekje verhaal dat in het toenmalige Parijs aanzienlijk minder vaak voorkwam dan een dansende tafel, en dat het daarom zelfs deze Swann, buitengewoon intelligent, mondain en verlicht geleerde als hij naar de toenmalige maatstaven was, draaierig voor de ogen werd.

Hij wilde een herhaling van deze vreselijke zaken, die "twee of drie" keer hadden plaatsgevonden voorkomen. Maar hoe? Tegen een stuk of tien gevaarlijke vrouwen zou hij haar nog wel kunnen beschermen, maar hoeveel zouden er zijn?

Onder zijn verse wonde voelde hij dat zijn weefsel bezig was zich te herstellen. En hij hervatte zijn verhoor. "Ook met dames die ik ken?".

"Mais non, absoluut niet."

"Het zou zo goed zijn als ik de namen wist, dan zou ik het kwijt zijn en hoefde ik je er nooit meer over lastig te vallen. Maar je bent al zo aardig geweest, ik zal niet meer aandringen, alleen, hoe lang is het geleden?"

"O Charles, je vermoordt me! Echt, het is allemaal heel lang geleden."

"Ach ik wou eigenlijk weten of het nog was nadat wij elkaar leerden kennen".

"Nou ... we waren een keer in het Bois de Boulogne ... jij was bij de princesse des Laumes", ze klaarde op omdat ze ineens een detail uit de werkelijkheid kon gebruiken, "en er was daar een dame die ik lang niet had gezien en zei dat ik beslist met haar achter die rots het maanlicht in het water moest zien schijnen ... Ik begreep meteen wat de bedoeling was, en ik zei dat ik geen zin had ... " ze schoot, raadselachtig genoeg, wat in de lach, maar zag toen hoe Swann's gezicht stond en ging voort "Je bent een ellendeling, je hebt er plezier in me te martelen, me leugens te laten vertellen om van je af te zijn".

Die kwam bij Swann nog aardig wat harder aan dan de eerste. Hij zakte dwars door de grond nog een hellekring lager dan waar hij al was, alwaar aangekomen hij nog steeds niet meer vermocht dan haar slechts half schuldig te achten. Was ze niet, bijna nog kind, zoals men zei, door haar eigen moeder in Nice aan een steenrijke Engelsman toevertrouwd?

En Swann meende er met zijn inkijkoperatie alleen maar op achteruit te zijn gegaan.

"Mais souvent les choses qu'il ne connaissait pas ... ". Odette bekent - bijna - alles! 

De volgende klap: die avond waarop hij haar wanhopig had gezocht en door stom toeval op straat was tegengekomen, waarop hij het stuifmeel had geveegd en naar de catleyas gegrepen kwam ze niet, zoals ze toen zei, van de Maison Dorée, maar van Forcheville.

Nu Swann het eenmaal in de gaten had las hij ook meningmaal nieuws in wat Odette gewoon vertelde, want ze de afstand tussen haar levenwijze en die van Swann kon ze niet peilen. Die onderschatte ze schromelijk waardoor ze dingen vertelde die ze dacht dat ook voor Swann heel gewoon zouden zijn maar dat geenszins waren.

Ook andere van zijn mooiste en meest hemelse herinneringen bleken, als je eenmaal begreep hoe de rest van zo'n dag er voor Odette uit had gezien, niet mooi en hemels te zijn, integendeel. Nu was er helemaal niets moois meer over.

En verder nog boven water komend nieuws kon hem niet dieper meer terneer drukken dan de frase op de soirée Saint-Euverte had gedaan.

Odette leek momenten te krijgen waarop ze meende tot een charme offensief over te moeten gaan. Ze liet hem weten dat hij nu moest komen, absoluut nu, en hij moest meteen met haar naar bed, waar zij haar lust zo dwingend etaleerde dat het Swann niet lukte te geloven dat ze het meende.

Daarbij hoorde hij ook eens ergens iets schuiven en kraken. Hij ging op zoek zonder iets te vinden. Odette boos, de liefdesdaad afgebroken. Had daar een verborgen getuige jaloers gemaakt moeten worden? Of werd een voyeur waar voor zijn geld gegeven?

Swann bezocht nu ook hoerenkasten, om er achter te komen of ze Odette ook kenden. Het leverde niets op.

Het schildertje van les Verdurain was ziek geweest. Cottard had hem een zeilcruise aangeraden. Toen een aantal "getrouwen" zich gemeld hadden huurden les Verdurain zelf maar een jacht, dat ze even later kochten, het werd een regelmatig terugkerend programmapunt en Odette ging altijd mee.

Als ze op zee was voelde Swann zich wat van haar loskomen maar ze was nog niet terug of het was weer helemaal hommeles.

Maar op een keer vertrokken ze om de hele Middelandse zee van West naar Oost te doorkruisen en ze bleven een jaar weg.

Swann totaal rustig, bijna gelukkig.

Aangekomen in Istanbul slaagden M. en Mme Cottard, de pianist en de schilder erin te deserteren en kwamen eerder terug.

"Un jour, peu après le retour de ces trois voyageurs ... ". De zegeningen van het openbaar vervoer.

En zo kwam Swann Mme Cottard eens tegen. In het openbaar vervoer. Haar eenvoudige hartelijkheid brak al snel door haar - tenslotte nog maar pas aangeleerde - burgerlijke stijfheid heen en ze vroeg Swann naar zijn mening over een nieuw portrait van Machard - het schildertje van les Verdurain -  waar iedereen de laatste weken "een mening over scheen te moeten hebben", zoals zij het uitdrukte.

Swann had het niet gezien, zei hij.

Mme Cottard, met spijt Swann gedwongen te hebben dat toe te geven, prees hem om zijn toch bepaald niet overal verspreide gave van eerlijkheid.

Het gesprek stokte. Mme Cottard wist zich nog ver van haar halte en roerde het onderwerp aan dat haar hart haar ingaf: "U had bij ons op die zeereis moeten zijn monsieur Swann, U had uw oren niet geloofd, het ging alleen maar over U"

Swann was even verbijsterd, maar snel drong de ontroerende welwillendheid van deze eenvoudige vrouw tot hem door.

"Maar ja, Mme de Crecy was er ook bij en dan begrijpt u het wel. Odette kan nooit ergens zijn zonder over U te beginnen".

"U méént het", zei Swann "ik hoop maar dat ik me nergens over hoef te schamen!"

"Maar ze aanbidt U! Zo vaak heeft ze het over U! Als we bijvoorbeeld naar een schilderij kijken zegt ze: 'Swann zou meteen weten of het autentiek is!'. Maar zelfs zonder dat! Dan zegt ze ineens 'Wat zou hij nou aan het doen zijn? Wat jammer toch, zo begaafd maar hij doet niets'. U vergeeft me toch dat ik net zeg, niet? En als M. Verdurain vraagt hoe ze iets nou kan weten over Swann, achthonderd mijl verderop, dat zegt ze: 'In het oog van een vriendin is niets onmogelijk'.  Ik zeg het niet om U te flatteren, maar aan Odette heeft u een vriendin als zeer weinigen.  Maar als u dat niet weet bent u de enige. Mme Verdurain zei laatst nog 'Odette houdt van ons maar tegen Swann kunnen we niet op'. O daar is de rue Bonaparte al, ik moet er uit. Doe mijn een plezier, zeg u even, zit mijn aigrette recht?"

Mme Cottard had met deze kwadratuur van het leugentje om bestwil door zuiver toeval haar man als therapeut even hoog overvleugeld. Ze had bij de door haar vertederde  Swann naast zijn ziekelijke gevoelens, meer normale en eenvoudige gevoelens voor Odette geënt, gevoelens van dankbaarheid en vriendschap, die Odette in Swann's geest een menselijker vorm gaven nu hij merkte dat hij voor haar ook die vorm van onschadelijke sympathie kon hebben als voor een Mme Cottard. Het hielp hem de definitieve overgang te versnellen van zijn verwoestende liefde voor Odette naar een vredige affectie.

"Jadis ayant souvent pensé avec terreur ... ". Een laatste droom.

Swann had vroeger doodsangsten uitgestaan zijn liefde voor Odette te verliezen, bij de minste tekenen klampte hij zich er wanhopig aan vast.

Die angst zakte met de liefde mee. Alle traumatiserende verschijnselen van jalouzie en weemoed deden zich nog dagelijks voor, maar in veel lichtere vorm.

Hij probeerde op  zijn vroegere ellendige leven terug te kijken, maar dat lukte niet echt: hij kon het niet oproepen. Hij had graag het moment geweten waarop die wrede liefde verdwenen was maar hoe hij zijn recente verleden ook doorploegde, hij kon het niet vinden.

En zo dacht hij dat het wel afgelopen was, maar dat was niet helemaal waar: hij droomde nog een keer iets.

Hij wandelde op een weg met een afgrond naar de zee, de weg steeg en daalde, Zijn gezelschap bestond uit Mme Verdurin, dokter Cottard, een onbekende jongeman met een fez op, het schildertje van les Verdurins, Napoleon III en mijn grootvader.

Het woei van zee. Golven. Hij had ijskoude modder op zijn wang gekregen, Odette zei het. Hij was wat verlegen met zijn kledij, hij was in zijn pijama. Hij hoopte dat het al te donker was om te zien, maar Mme Verdurain keek hem koud aan waarbij  haar neus aangroeide, een grote snor kreeg zodat ze heel even Mehmet II werd.

Hij draaide zich om naar Odette. Haar wangen waren bleek, met rode puntjes, haar gezicht was scherp gelijnd maar ze keek met die grote ogen,  die vol tederheid op het punt stonden als tranen uit haar ogen te vallen en hij schoot zo vol liefde dat hij haar meteen wilde meenemen.

Ineens keek Odette op haar horloge en zei: "O. ik moet weg". Ze nam snel van iedereen afscheid. Van iedereen op dezelfde manier. Ook Swann. Ze zei hem verder ook niets.

Hij durfde niets te vragen. Terwijl ze wegliep moest moest hij glimlachend een vraag van Mme Verdurain beantwoorden, met het bonzen van zijn hart in zijn keel.

Ineens haatte hij Odette, wilde haar ogen te barsten knijpen, haar wangen vermorzelen.

De droom maakte een tijdsprong.

Het schildertje merkte op dat Napoleon vlak na Odette ineens ook verdwenen was "Zij is zijn maitresse" zei hij.

De jongen in de fez begon te huilen. Swann ging hem troosten. Hij nam hem zijn fez af, droogde diens ogen, en zei: "ze heeft toch gelijk, ik heb het haar al wel tien keer aangeraden. Dat kan heel goed de man zijn die haar begrijpt".

Het werd donker. Heel erg donker. Een klok ging luiden. Alarm. Het dorp verderop stond in brand. Een boer kwam aanrennen, vol brandwonden, en riep: "Ga vragen aan Charlus waar Odette en haar vriend heengegaan zijn, hij weet altijd alles van haar. Die twee hebben het dorp in brand gestoken".

Swann's valet  wekte hem: de kapper was er. Hij bleef nog even de klok en de golven horen.

Na de kapper zou hij afreizen naar Combray. Hij had de vorige avond mijn grootvader geschreven dat hij eindelijk weer eens zou komen. Daar had hij, hem kennende, wijselijk niet bij geschreven dat het bezoek aldaar van  Mme de Cambremer hem dat idee mede had ingegeven.