Lingeblog Home
Previous
Next
PHiLES home
Bert Tells What He Reads
English version

Crtd 14-06-05 Lastedit 17-07-12
download pdf

                                    Stemmen in de pers:
"... evident overbodig ..."
"... hier gaan we onze pagina's dus echt niet aan verspillen ...".
"... de een na beste optie na het lezen van het kutboek zelf ...",
"... ik vroeg me altijd al af wat ik geschreven had, dit is een hele opluchting! ..."

Het versleten spoor van ...



met vele annotaties!

over de auteur

Ik ben dit boek gaan lezen door de sfeer die er om hangt: wie zegt het uitgelezen te hebben kijkt er plechtig, zegevierend en uit de hoogte bij. Alsof hij (inderdaad, meestal heren) voor een prijs is genomineerd. Op de BBC was eens een item over "het boek dat je zo graag gelezen zou willen hebben, maar waar je helaas nog niet aan toe bent gekomen". Ulysses bovenaan.

Je moest je klassieken kennen hoorde ik, en goed bekend zijn met de Ierse vrijheidsstrijd van de Middeleeuwen tot heden. De kans dus voor mij om door het enkel maar uitlezen van nog één enkel boek tot een benijde elite te gaan behoren!

Toen het februari 1922 uitkwam, na een reeks verschijningen in een tijdschrift van gedeelten, schreef een krant: "... hier is het dan eindelijk, zo dik als een telefoonboek of een familiebijbel, met de literaire en sociale karakteristieken van elk van beide!"

Ach ik heb ook niks beters te doen. Lezen maar!

Maar dat gaat niet. Je moet het bestuderen. Een gelukje: ik heb mezelf een paar decennia voor filosoof uitgegeven, en als zodanig verhuurd. Dat ben ik weliswaar goddank niet, nooit geweest ook, maar doordat ik dat diploma wel echt bezat merkte niemand wat [1]. Studeren. OK. Eerst  maar eens googelen [2], de standaard secundaire literatuur en annotaties verzamelen, en maar eens zien hoe de kudde het heeft afgegraasd.

Dat zat me ook al niet glad: veel te veel. Tornadoos van academische gekte. Joyce school mezus, Joyce school mezo. De erfgenaam van het copyright een bizarre maniakale chimpansee waar alleen de bewakers in de buurt konden komen. Dood, inmiddels, eindelijk, het copyright ook verlopen, anders was ik er trouwens niet eens aan begonnen. Maar voor de annotaties moet je nog de volle prijs betalen. Ik vond een annotatieboek, drie maal zo groot als het boek Ulysses zelf. Gekocht. In het voorwoord wordt er nog een andere genoemd, ook lijvig, maar die zou een andere benadering hebben zodat "de twee elkaar aanvullen". Lust je nog peultjes! De verwijzingen zijn naar twee van de vele Ulysses-edities. De belangrijkste daarvan, staat er, is de editie van Gabler uit 1986. Op Google staat dat die verrot is gescholden in een academische burgeroorlog binnen de Joyce gemeenschap en vervolgens ter verbranding [3] in de hel is gehangen. Maar op één site stond een bewaard gebleven exemplaar voor een schijntje te koop, zodat ik toch snel tussen een annotatie en de betreffende plaats in het boek heen en weer kan - zij het dus met de hellebrand achter de hielen. Op Gutenberg stond hij natuurlijk gratis digitaal, dat is makkelijk met op en neerzoeken op namen en bizarre uitdrukkingen. Welke editie het was stond er niet bij. Het bleek de eerste editie, die geen hoofdstukindeling heeft. Iedere letter staat zo ongeveer gewoon achter de vorige. Van die editie zijn de copyrights inmiddels vervallen, maar de editors hebben er - zonder te zeggen, want dat zal wel weer niet mogen -  een aantal later ontdekte fouten uitgehaald waar nog copyright op zit. Kijk daar heb je wat aan. Wat maakt dat nou uit. De prachtigste Griekse mythen hebben ook vele versies. Ik zet hem in een ander format en tik er de later gemaakte koppen tussen, die mij onmiddellijk erg vreemd en verdacht lijken, maar de plek waar voor een nieuw hoofdstuk wordt gekozen is gelukkig wel altijd volstrekt logisch. Zo gaan drie ellenlange delen in totaal 18 stukken. De nummers gebruik ik, de titels niet.

Nou en dan vind je nog tientallen samenvattingen, synopseis, teksten van uitleg, toelichtingen aangaande wat de mensheid er aan over moet houden, analyses. Kortom het landschap vóór mij is niet slechts bedreigd, het is onomkeerbaar geteisterd door de menselijke cultuur en beschaving.

O, ik vergeet nog iets: Joyce zelf kreeg eens een ijverige lezer aan zijn broek die uitleg wou. Even later nog een tweede. Beiden is hij van "dienst" geweest met een lijst van correspondenties met de verzen van de Odyssee van Homerus en zo meer, schema's waar iedereen met enig verstand onmiddelijk van ziet dat ze bedoeld zijn om de beide ijverige heren en hun gelovige lezers eens goed op het verkeerde been [4] te zetten. No doubt: alleen al daaraan te zien dat Joyce bij het opmaken van het tweede schema het eerste duidelijk al weer grotendeels vergeten was.

Al met al toch schermutselingen die mijn nieuwsgierigheid opvoerden tot de sensatiezucht van de ramptoerist. Ik ging op naar bladzijde 1. Studeren.

DEEL I

1.

Ik word geparachuteerd op het dak van een "Martello" verdedigingstoren aan Dublin Bay, door de Ieren gemaakt onder Britse leiding, om een eventuele Napoleontische invasievloot zo nodig met passende vuur- en vlamverschijnselen op andere gedachten te brengen. Een vrij laag rond ding, diameter een meter of tien. Het is buiten gebruik, geen kanon ook, maar het is dan ook 1904, een kleine eeuw later.

Ierland. Geen regen! Mooi dagje, dacht ik nog, maar het gaat meteen mis. Uit een deur komt een vadsig medisch student van beslist onaangename, stoomwalsachtige uitstraling, omhoog van een trap uit het donker. O my God, bukken, er gaat heel wat over komen, dat is meteen duidelijk, want hij wacht niet eens op anderen en begint meteen te brallen, in zijn eentje. Engels met dat debiele Ierse katholiekenaccent moet het zijn, goddank merk je dat niet als je het leest. O, waar ben ik aan begonnen.

Het zelfvertrouwen van deze Buck Mulligan in zijn inhoud is dermate gering dat hij het voortdurend verpakt in quasi-eruditie. "Introibo ad altare Dei", begint hij. "Ik treed binnen naar het altaar van God", niet helemaal lekker latijn. Kan uit een vroege Latijnse bijbel zijn. Die waren verdomd slecht, want niet geschreven door Romeinse burgers maar door arme en onopgeleide extreem fundamentalistische indringers uit het Midden Oosten [5], onder wiens latere leiding de meeste klassieke tempels verwoest zouden worden en het grootste deel van de klassieke literatuur verbrand.

Hij heeft een bak scheerzeep met mes bij zich. En een spiegel. Op zoek naar licht kennelijk. Krijgt behoefte aan publiek, roept Stephen Dedalus, die hij "Kinch" noemt.

Duidelijk niet de eerste keer voor Stephen ondergeschuimd te worden met arrogante eruditie. Onze spreker is duidelijk vol bezet met het niet geloven in God, en daar luidkeels trots op. Stephen blijkt dezelfde hobby te hebben, op een lager volume, maar toch gepassioneerd genoeg om onlangs aan het sterfbed van zijn moeder te hebben geweigerd met de anderen te knielen voor gebed. Aan deze heldendaad hield hij een blessure over die zich opnieuw deed voelen toen hij Mulligan eens thuis bezocht en hem tegen diens moeder hoorde zeggen: "O, het is Dedalus maar, wiens moeder ..." en dan zegt hij "beastly dead" is. Google je dat dan krijg je alleen maar verwijzingen naar Joyce.

Maar toch schijnt het bij Stephen hard genoeg te zijn aangekomen. Naar U inmiddels wel zult verwachten, weet Mulligan, er verwijtend aan herinnerd, het niet eens meer, doch verdedigt het na aanhoren met verve.

Stephen zegt dat hij zijn onderwijzerssalaris gaat halen vandaag. Mulligan klaart op bij de gedachte aan alcoholische verversingen, schat 4 pond, vraagt 1 (veel geld in 1904). Wordt toegezegd. Later passeren Stephen's gedachten zijn betaling van de huur voor de toren.

Als Stephen op pad gaat wordt hij nog verzocht om een penny voor een biertje. Stephen gooit er twee. Mulligan: "The Ship, half twaalf!". Stephen: "goed".

Katholieke groentjes in het heidendom, druk met het consolideren van hun nieuwe ongeloof. Je boft wel, lezer: we hebben al 20 pagina's gedaan. En dat is werken.

2.

Nou word ik naar een jongensschool in de buurt geleid, waar Stephen onderwijzer is, wanhopig zoals het hoort, maar ik zou hem best gehad willen hebben. De hersentjes van de niet onwillige jongens, heerlijk op zijn Engels aangesproken met hun achternamen, worden met zachte drang de leerstof rond geleid, terwijl Stephen's hersencellen, buiten zijn schedel onhoorbaar, een fortuin aan filosofie patronen afvuren. Hoog de lucht in. Of hij daarbij iets eetbaars raakt merkt hij niet bij ontstentenis van apporthonden [6] in de verre bosjes waar het neerkomt. Het schijnt hem niet uit te maken.

Salaris. Van het schoolhoofd, eenvoudige van geest, belijdend misogyn, antisemiet en vaderlijk apologeet van de spaarzin. Bij diens ventilatie van het laatste ontsnapt een financiële pop up naar Stephen's bewustzijn: "Mulligan negen pond, drie paar sokken, een paar schoenen, dassen, Curran, tien guineas, McCann, one guinea,  Fred Ryan, twee shilling, Temple twee lunches, Russel, een guinea, Cousins, tien shillings, Bob Reynolds, een halve guinea, Kohler, drie guinea's, Mrs. McKernan, vijf weken kostgeld"

Die Buck Mulligan een van Stephen's crediteuren? Schrijver! Alsjeblieft zeg!

3.

Koor der annotatoren: "11 uur in de morgen!"

Met de zak vol beent Stephen Westwaards langs de baai, lijkt het, daarbij enige elementaire filosofie van observatie en geobserveerd object beoefenend. Er is tijd: veel te vroeg voor het afgesproken barbezoek ("The Ship"), met de geschoren patjakker, waar we, ik blader even vooruit, de rest van dit hoofdstuk verschoond van blijven. Vrede op aarde.

En de zee. En Stephen's gedachten. Over Ruimte, Tijd, Materie, Denken, Leven, Dood, en dat soort dingen. Hij sleept ze moeizaam achter zich aan want ze zitten geketend aan zware lasten van eruditie. Obesitas Mentis [7]. "Mijnheer, had ik even veel gelezen als u, ik zou even weinig hebben geweten". Niet van Stephen, maar via mij van Hobbes. Stephen ziet er zelf soms ook wel de humor van in, maar dat biedt hem geen lastenverlichting.

Ik stel voor dat we hem even laten gaan, lezer, wij wachten hier, hij komt straks toch hetzelfde donkere gat weer uit waar hij binnen ging.

En ja. Het huisje aan zee van tante Sara. Oom Richie, iets van advokaat, in bed met rugpijn, dwingt de consumptie af van een whiskey en een gefloten versie van Ferrando's Aria de sortita. Ritmisch begeleid met klappen op de knie. Maar even later "stopte Stephen. Ik ben de afslag naar tante Sara voorbij. Ga ik er niet heen? Kennelijk niet."

Ergens hier, is de roddel, heeft Joyce's vrouw het lezen opgegeven.

We schijnen door te lopen. Het tij komt op. Stephen's gedachten gaan terug naar zijn Parijse studentenleven, vanwaar hij, nog maar kort geleden, naar het sterfbed van zijn moeder was geroepen.

Parijs. Hard studeren. Exacte wetenschappen, blut zitten koekeloeren in de bar van de Ierse banneling Kevin Egan. Heldenverhalen over kansloze rebellen en uitzichtloze pogingen het de Britten lastig te maken.

Ik kikker op hier, zwemmende in de stinkende vervuilde Dublin baai anno 1904, de troep die er drijft is te klein voor houvast, maar heeft toch niet genoeg drijfvermogen om er wat aan te hebben. Het gezwollen lijk van een verdronken vent. Bijna aan de wal beland. Dublin, Sandymount Strand, Donderdag, 16 Juni 1904 tussen elf en twaalf of alleen in Stephen's gedachten? Hoe dan ook nog geen moderne Gallo-Helleens-heidense visie [8] op de dood. 

Maar ik twijfel niet: we krijgen hem vroeg of laat voor onze kiezen.

Deel II

4.

Over naar Dublin zelf, waar Mr. Leopold Bloom even naar de slager om de hoek gaat voor een stevig ontbijt. Zijn vrouw Molly (Marion), een verdienstelijke sopraan, heeft geen honger en slaapt nog wat.

Koor der annotatoren: "Zij zal haar impresario vandaag nog neuken".

Een varkensniertje, dat lijkt Bloom wel wat. Bij thuiskomst hoort men dat hij de postbus opent. "Poldi!" Naar boven gecommandeerd roept hij waarheidsgetrouw de lijst van ingekomen stukken af en geeft haar wat voor haar is, iets van hun dochter, net uit huis naar Mullingar voor een opleiding fotografie, en een luidende: "Mrs. Marion Bloom". Dat hoorde in die tijd te wezen: "Mrs. Leopold Bloom", maar is dan ook van de musketier der annotatoren: Mr. Blazes Boylan.

Bloom houdt van haar. Gevraagd thee te zetten, hoort hij van boven: "Poldi!"

"Ja?"

"Eerst spoelen met kokend water."

Tsja, vergelijk dat eens met Calypso uit Homerus, waar ik met mijn kleine zakfeminologie niet zo gauw uit zou komen. [9]

Er schijnt vandaag ook een begrafenis te wezen, de man heet Dignam.

Hebben lezers recht op plezier. Nee natuurlijk. Lezen is harde training, doping werkt niet. Je moet gaan voor spul waar het copyright helemaal van afgelopen is. Een schrijver die jou bereid verwacht te betalen voor wat je verdient is niet goed bij zijn hoofd.

Ulysses voldoet tot nu toe aan alle eisen maar er zijn toch wat aangename loci om hijgend en zwetend uit te rusten. Ten eerste, alom geprezen door literaire deskundigen: Bloom's ochtendafgang op de plee. Rabelais rechts ingehaald. Dan een hond, blaffend, dan weer rennend, dan weer snuffelend op het strand, ten derde: een onvergetelijk lijk, drijvend, net onder water,  zachtjes deinend op de golfjes, bezig vast te raken op het strand, een school visjes vindt zijn gading in de holtes, dan, tenslotte, een kat, waar ik dezelfde nacht al van droomde, die haar charmes in de keuken uitbuit ter verwerving van a. wat melk, vers van de koe, b. de bloeddoordrenkte krant waar het varkensniertje in zat, thuisgebracht door haar joodse weldoener.

5.

Waarin wij Bloom blijven volgen door de straten van zijn wijk in Dublin. Saaie ochtenduren, de auteur maakt dat duidelijk door ook het hoofdstuk zo saai mogelijk te houden. Bloom verveelt zich wanneer hij aangeklampt wordt door ene M'Coy, een kennis, en zich verplicht voelt mee te werken aan een conversatie op de wegens beleefdheid vereiste lengte. Of? Hij heeft inmiddels een brief op zak van het postkantoor, geadresseerd aan een pseudoniem. Het moet niet meegevallen zijn zoiets te regelen, denk eens aan de statutair vereiste legitimatieplicht en zo.

Wat is het? Na de conversatie opent Bloom, in opperste waakzaamheid om zich heen kijkend. Liefde, lijkt het. De afzendster "Martha". Text: slaapwekkend cliché. Hij kijkt weer goed rond, als een priester die het bordeel verlaat, versnippert de envelop en gooit hem discreet weg.

Dan doodt hij nog wat tijd door in een in katholieke kerk de ridicule rituelen te laten passeren.

6.

Dignam's begrafenis. Bloom in de optocht van paardekoetsen met drie vrienden. Nou ja, bevriende kennissen. Nou ja, niet onvriendelijke bekenden. Mr. Power controleert zijn zitkussen, en consulteert Mr. Martin Cunningham want hij meent zaadvlekken te konstateren. Mr. Dedalus verkiest een verandering van onderwerp en zegt: "Ach, het is uiteindelijk de natuurlijkste zaak van de wereld".

Dood van alle kanten, de binnenkant niet uitgezonderd. Joden, u zult dat wel weten, doen niet aan een hemel. De auteur, katholiek opgevoed, heeft een pijnlijk litteken op de plek waar hij hem uitrukte. De dood in dit hoofdstuk meurt bedenkelijk naar katholicisme en getraumatiseerd post-katholicisme, geen vleugje joods komt voorbij. Bloom zelf, hier in de koets vooral gezien als Molly's man, voelt zich joods genoeg, dat wel, wanneer het gesprek op Reuben J. Dodd komt, advocaat en financiëel bemiddelaar, 34 Ormond Quay Upper, een jood (in het boek). Hij bespeurt de graagte waarmee het gezelschap, regelmatige schuldenaren van Dodd, in de startblokken zit om de over Dodd gebruikelijk gebezigde grappen en anecdotes nog eens smakelijk te vertellen en wil ze vóór zijn en als eerste beginnen. Maar dat mislukt. Hij komt er niet tussen.

Ze passeren de musketier van het annotatorenkoor, Blazes Boylan. Bloom krimpt in elkaar. Jaren geleden stierf zijn zoon Rudy kort na de geboorte. Hij hield het nog een dag of tien vol, lang genoeg om zich voor altijd in Bloom's hoofd te nestelen. Het doodde zijn lust, nee fout, zijn voortplantingsdrift, niet zijn liefde, voor Molly.

Nog meer joods buitenstaanderschap voor Bloom als hij op de begraafplaats achter in de kapel staat. Nadat iedereen had geknield "legde hij zorgvuldig zijn krant uitgevouwen neer en knielde daarop met zijn rechterknie. Zijn hoed legde hij voorzichtig op zijn linkerknie en hield hem aan de rand vast terwijl hij vroom vooroverboog". Nee, dit is geen Stephen: geen rekening te vereffenen met de katholieken. Een nowhere man. Maar leven doet hij: een rotpijn in de knie.

En dat leven van hem gaat dan nog in de acceleratie ook: ze zijn alweer buiten bij het graf als hij een koortstige gedachtenaanval krijgt. Ze blijven op een of andere manier binnen het morbide thema, maar hebben een nerveuze centrifugale ironie alsof ze radeloze pogingen doen te ontsnappen.

Terwijl de lezer hijgend volgt wat het beste omschreven kan worden als een oververhitte cabaretier in een hoofd met gesloten mond, hoeren op Turkse begraafplaatsen, liefde tussen de grafstenen, ruimtebesparing door ze rechtopstaande te begraven, papaver groeit hier goed zeggen de Chinezen, dood bloed geeft nieuw leven. Al die maden ook. Mensen bidden een tijdje voor hun doden en springen dan in hun eigen kuil, de een na de ander. Uit de bakpan van het leven plop in het vagevuur. Maar sommige blijken niet echt dood. Foutjes. De kisten moesten van binnen een touwtje hebben waarmee je een vlaggetje bij het pad kunt hijsen. Zeker drie dagen nog. Die grammofoon (toen pas uitgevonden), daar kunnen we stemmen mee opnemen. Kun je opa opzetten. Kraahraark! Hallohallohallo het doet mij groot genoegen ... kraark ... kktpthsth. Die vette ratten hier, maken korte metten met de dikste vent. Zoals ik zei: terwijl al dit ... enz. wordt de begrafenis een achtergrondscène.

Vriendelijk verzoek: a.u.b. geen Joyce citaten in de spelchecker.

7.

In het lawaaierige centrum van Dublin zijn de volgepakte ruimten van het gebouw van de twee grootste kranten het lawaaierigst. Drukmachines tinkelen in driekwartsmaat. Tot onze opluchting is Bloom's status van buitenstaander hier, in zijn rol van advertentiemakelaar, tussen de elkaar grappen en grollen toeschreeuwende clubjes in en uitgaande staf, boodschappenjongens en leeglopers, minder opzichtig.

Toch kijken de arrogante quasi intellectuele parasieten van het krantenbudget, Stephen Dedalus zien we er ook tussen, wat neer op Bloom, die immers slechts het geld binnenbrengt. Maar Bloom's zelfvertrouwen lijdt er duidelijk niet onder. Hij houdt het oog op de bal, een advertentie, maar zijn klant heeft zijn limiet laag gezet: afgewezen. Shit happens. Hij houdt de zaak lang niet voor verloren.

Maar dit gebeurt allemaal niet voordat de auteur, men had mij al gewaarschuwd, de lezer er toe dwingt een gecompliceerde moord van het Ierse politieke verzet, ergens uit 1880 op te graven, want anders begrijp je het hele gesprek daar, te emotioneel voor de hoofdredacteur om aan de telefoon te komen voor Bloom over die advertentie, van geen kant.

Ene Galaher wordt opnieuw bewonderd om de wijze waarop die er toen, met perfecte timing, recordverkopend krantenvoer van maakte.

Leef je het serieuze gedeelte van je leven in Triest (Joyce ging er op zijn 22ste heen), zonder ooit terug te keren. En dan gaan schrijven over dingen die buiten Ierland, eigenlijk zelfs voorbij de buitenwijken van Dublin al geen hond meer interesseert, en nog in de taal van de onderdrukker ook.

En dan, dat is natuurlijk de kunst, er onmiddellijk door experts van over de hele wereld voor in het graf geprezen worden, pelotons van fanatieke akademische literaire puzzelaars voor jaren en jaren, vaak langer dan je zelf aan je boek geschreven hebt, aan het werk zetten. Spark notes guide on Ulysses: "... in de koppen en de algemene text van deze episode [dit hoofdstuk 7, Aeolus geheten] worden meer dan zestig verschillende retorische figuren (zoals hyperbool, metonymy, chiasme, etc.) gedemonstreerd ...". Het was me niet opgevallen. Had ik slechts dit gehoord en het lijstje willen maken, geen idee, maar het had zeker een maand gekost. Nu, met internet, zou ik er in een ochtend uit kunnen zijn. En er schijnen mensen te zijn die dat dan gaan doen.

8.

Het midden van de dag. Bloom's gedachten gaan uit naar eten, voedsel, het maken en voeden van kinderen, in het algemeen de voortdurende omvorming van biomassa, de keten van schepselen op de aardkorst die middels vermaling en verzwelging het weefsel van andere schepselen benutten om hun lichamen op te bouwen en van energie te voorzien. En we gaan zelf ook ergens lunchen.

Het begon me al te dagen. Maar nu krijgt Bloom frivole gedachten naar aanleiding van ene Mevr. Dandrade die mij op de tot dusverre duidelijkste wijze suggereren dat de dood van zijn baby zoon Rudy Bloom's lust slechts selectief gedoofd heeft. Arme Molly. Maar om een toevallige confrontatie met Molly's "impresario" te vermijden kan een zijsprong niet bruusk genoeg zijn. Bloom verdwijnt schielijk in het eerste gat dat hij ziet. Een museum.

We gaan weer op herhaling in de Ierse geschiedenis, de eind 19de eeuwse politieke strijd tussen het verzet ("home rule") en de regering van de Ierse Unie (met de Britten), ook grotendeels uit Ieren bestaand. Bloom ziet aan beide zijden vooral zakelijk geinteresseerden, die er geen been in zien van partij te wisselen als zo meer voordelen te behalen zijn. De slimmen en natuurlijk ook de armen staan voortdurende klaar ieder van beide partijen te steunen als er wat voor ze aan zit. Een spel met grote prijzen voor de grote spelers en kleine voor de kleintjes.

Niet zo vleiend, maar geen historicus van een vergelijkbare periode elders zal zich er erover verbazen. De Waarheid Over De Mens. Dus als Bloom zou praten als hij hier denkt kon hij van beide kanten een kogel krijgen.

Van de auteur wordt gezegd dat hij ergens in 1904 in de Martello toren van die vreselijke Mulligan in discussie kwam met een typje dat uiteindelijk maar antwoordde met een geweerschot in de muur boven Joyce, die wegvluchtte en kort daarna emigreerde. Hij kwam nog één keer een dag of veertien terug in 1909. Daarna nooit meer. 

1904-06-16 Ulysses-dag (de dag waarop Ulysses speelt), kort daarna: Joyce, 22 jaar oud, vertrekt naar het continent
1909 (midden) Het korte, eerste en laatste bezoek van Joyce aan Dublin
1912 Irish Home Rule Bill (begin van de Ierse onafhankelijkheid)
1919-21 De "Ierse Onafhankelijkheidsoorlog"
1922 De oprichting van de Ierse Republiek, de eerste editie van Ulysses komt uit in Parijs.

Terwijl de Ieren vochten schreef Joyce Ulysses. Toen hij stierf, in 1941, voelde de Ierse regering zich nog steeds in de kuif gepikt en weigerde het verzoek van de berooide familie voor transport en begrafenis in Ierland. Pas in 1993 verscheen de tronie van Joyce op een Iers bankbiljet, de 10 pond. Maar dat is geen record: Spinoza slaagde er in Nederland in om drie eeuwen verdoemd en van de biljetten te blijven (maar eindigde eveneens tragisch en wel op het Nederlandse duizend gulden biljet, destijds vooral populair in de tweedehands autohandel en de rest van de georganiseerde misdaad).

Die onwaarschijnlijke snelheid waarmee Bloom's gedachten komen en gaan! Zeker twintig keer zo snel als bij mij. Zou ook makkelijk vijftig kunnen zijn.

9.

Na enige lunchtijd-zuiperij met de oorverdovend zoemende persmuskieten blijkt Stephen niet in het met Buck Mulligan afgesproken "The Ship" terechtgekomen te zijn, maar in de Nationale Bibiliotheek. Hij zit bij John Eglington, een criticus en essayist, A.E. (zogenoemd, hij heet George William Russel) en Lyster, een bibliothekaris, quaker. Even later komt Richard Irvine Best nog binnen. Geleerden. Heren wiens werk niet achter het behang belandt.

"Met wie, in Hamlet, vereenzelvigde Shakespeare zich?" Zou dat nou zo'n vreselijk interessante vraag zijn in dit gezelschap? Stephen denkt van wel. En niet bepaald in stilte. Die vreselijke Mulligan heeft hem wel geleerd hoe je de leiding houdt in een conversatie.

Het interesseert me werkelijk geen lor. Iedereen, lijkt mij een goed antwoord. Niemand. Ook niet slecht. Nooit heb ik de vaarroute tussen Scylla en Charibdis breder gezien. Was er maar iemand die een degelijke scheet trompetterde en het onderwerp verlegde. Ik zie enkelen die dat wel zou aanstaan, maar ze blijven allemaal op het nivo van geleerde tegenwerpingen. Waarom, schrijver? We schijnen dit te moeten verduren. Ik blader vooruit. O, nee! Bereid je voor op een heel hoofdstuk.

We kennen allen onze klassieken maar Stephen is de beste. Althans dat wil hij bewijzen. Hij kiest voor Hamlet's vader, maar als een ander dat als eerste was gaan verdedigen had hij zomaar de zoon gekozen. Waar zijn we mee bezig? Is dit een examen? Een nepverdediging van een nepdissertatie? Laten ze hem daarom begaan?

Nee, hij was al gezakt, leren wij: niets van Stephen in A.E.'s zojuist verschenen bundel van opkomende jonge Ierse dichters. Bravo, schrijver, ik had je even onderschat.

Exit A.E..

O nee! De quaker komt terug op het onderwerp. Hij was gecharmeerd van Stephen's visie. Wil er meer van weten. Eglington en Best zijn er ook nog. Nu sla ik zelfs een bladzij over.

Daar gaat de deur open.

"Amen!"

Eindelijk de scheet waar ik zo naar verlangde. En wie komt binnen? Mijn redder? Die vreselijke Mulligan. Schrijver! Man! Alweer een slag voor jou!

Buck wordt verteld dat het over Shakespeare ging en zegt: "Die naam zegt me ergens iets". Mijn zwerk opent. Mulligan!

Mijn verse held geeft Stephen nog even de wind van voren wegens de no show by "The Ship", maar laat de praat terugvallen in haar slaapverwekkende onderwerp. Wat voor reden heeft hij om zijn natuurlijke driften in te houden, net nu ik ze nodig heb!

Nou ja, wanneer Stephen Thomas van Aquino het veld op stuurt "wiens vadsige werk ik graag in het origineel lees" hoor je Buck nog brommen "Ora pro nobis. Pogue mahone! Acushla machree" (annotatorenkoor: bid voor ons, kus me reet, mijn hart!)

Ik weet even niet goed wat ik met mezelf aan moet nu ik begin te verlangen naar de onstuitbare braller op die toren. Maar hier geen schuim. Hij pakt een papier en begint te krabbelen. Stephen wordt gevraagd of hij het allemaal meent en zegt nee. Niemand verbaasd.

Maar dan krijgt Mulligan hem er uit: "Kom Kinch. Je hebt alles gegeten wat wij lieten liggen". Ik leef nu met Buck's vreugde mee dat hij eindelijk kan gaan drinken met iemand die het kan betalen. "Kun je nog recht lopen?", vraag Buck onderweg naar buiten. Even controleren of Stephen niet te veel eruditie in zich heeft.

Bloom was er ook. Advertentiezaken. Ook net op weg naar buiten, maar sneller. Perssnelheid. Hij schiet tussen Buck en Stephen door. Buck raadt Stephen op vaderlijke toon aan om in de nabijheid van Bloom voor zijn lichamelijke integriteit te waken: pederast.

10.

Stel je voor, tenminste dat doe ik, dat er nu ineens, als deze episode begint, op de achtergrond zacht een ragtime jazznummertje meespeelt. En dat blijft tot het eind van de episode. Loopt hij? Daar gaan we dan.

Sectie 1. Rev. Father Conmee vertrekt uit de pastorie. Te voet. Hij groet. Links en rechts. En wordt gegroet, rechts en links. Tot hij in een tram stapt naar een school om een gratis plaats voor overleden Dignam's zoontje te bepleiten.

Section 2. Intussen groet Corny Kelleher, van de begrafenisonderneming die die Dignam begraven heeft - hij lijkt aan het werk - Agent 57C.

Section 3. Een bedelaar met één been, die waar Conmee net langskwam (maar die had geen kleingeld), strompelt de straat van Bloom in. Molly gooit een munt uit het raam van de eerste verdieping. Een jong straatarm teringpubertje grijpt zijn kans op een rol van goede Samaritaan, en om even de munt vast te kunnen houden, rent er heen, pakt de munt en geeft hem de bedelaar.

Section 4. Drie van Stephen's zusters strijden thuis voor hun eten met geld van de lommerd en zo meer. Maar vandaag hebben we erwtensoep gekregen. De lezer verbaast zich. Een weduwnaar met vier dochters? Dat moet redelijk kunnen werken. Normaal. "Onze vader die niet in de hemelen zijt", zegt er een, onmiddellijk de mond gesnoerd. Zuster vier schijnt op zoek te zijn naar vader, op zijn werkplek.

Section 5. Boylan, de musketier van het annotatorenkoor is in Thornton's, een winkel. Hij wil een soort picknickmand bestellen. Het meisje van de winkel windt hem wat op. Graag meteen bezorgen, "het is voor een invalide". Hij trekt ergens een bloem uit, doet die in zijn revers, en vraagt dan of het goed is. En of hij even mag bellen. Alles toegestaan.

Section 6. We gaan over naar één van die Zuideuropese varianten van steenkolenlatijn, het Italiaans. Het annotatorenkoor zingt de vertalingen. Het blijkt trouwens ook een zanger te zijn. Met Stephen. De zanger springt op de Dalkey tram. Wat ze zeggen wekt de indruk dat Stephen zich zojuist afkerig heeft getoond om met (klassiek) zingen zijn geld te gaan verdienen, hetgeen deze Almidano Artifoni duidelijk lijkt te doen. Zijn zangleraar? Artifoni zegt dat hij er vroeger ook zo over dacht, maar toen hij ongeveer zo oud was als Stephen nu, was hij van gedachten veranderd.

Maar als je dan als Italiaan je brood in godbetert Dublin bij elkaar moet gaan zingen, wat ben je er dan voor een? Ik vraag het maar.

Section 7. Een paar straten verderop zit Boylan's secretaresse aan haar tafel, en het is niet bepaald druk. Telefoon. Boylan heeft hem er nog niet in want hij begint over zaken.

Section 8. Een duik in de schimmelige kelder van het Chapter House van St. Mary's Abby. Een geestelijke met historische interesse wordt door Ned Lambert gegidsd. Ned's friend, Jack O'Molloy, blut - ik hoorde hem al tevergeefs wroeten om een lening bij iemand in het lawaaierige krantengebouw - probeert het bij Ned, maar vangt ook daar bot, lijkt het.

Section 9. Tom Rochford demonstreert een aankondigingsbord dat ieder moment aangeeft wat er te doen is. Mooi voor paarderaces. Zou Boylan daar niet in willen investeren? Een ambulance, getrokken door een paard, galloppeert voorbij. M'Coy vertrekt uit het gezelschap. Met Lenehan. Ze zien Bloom boekjes zoeken bij een stalletje. Lenehan, simpele jongen, maakt de gebruikelijke grappen maar M'Coy, inderdaad, die M'Coy waar Bloom, met Martha's incognito-brief in zijn zak, wat verlegen mee was in episode 5, heeft een andere mening. Zag Bloom eens een veel te laag geprijsd astronomieboek kopen. Lenehan schept op over wat nachtelijk gefoemel met Molly terwijl Bloom anderen alle sterrebeelden aanwees. M'Coy begrijpt dat die in dat boek gestaan moeten hebben. M'Coy: "Dat is der niet zomaar een die ouwe Bloom ... hij heeft iets van een artiest".

Is dat zo? En zelfs dan, waarom moet een onbenul als Lenehan dat weten?

Section 10. Bloom. Bij dat boekenstalletje. De Verschrikkelijke Openbaringen van Maria Monk: sexueel wangedrag in kringen van de katholieke geestelijkheid, 1836. En meer van die kietelende werkjes. Sacher Masoch's reputatie heeft zijn toch beslist weinig sexy boek over antisemitisme daar in de buurt op de plank doen belanden. Bloom neemt het. Toch blijft hij in de sexy sectie. Hij blijkt voor Molly aan het zoeken. Maria Monk is ongeschikt, we moeten iets hebben dat meer voor dames is. Dit is beter: "Haar mond plakte op de zijne in een lustvolle voluptueuze ...": Zondige Zoetheid. Voor Molly.

Ik had nog voor geen seconde over hem gedacht zoals M'Coy. En ik ga het ook niet doen ook: M'Coy's vrouw is ook iets van een zangeres - Bloom heeft er niet veel mee op. M'Coy ziet zich trots als "in hetzelfde schuitje" als Bloom - waar Bloom niets van moet hebben.

Section 11. Simon Dedalus, Stephen's vader, de verse weduwnaar, aan het werk. Dillen's Veilinghuis. Zoals haar zusters al zeiden, Dilly staat er voor de deur op wacht. Haar vader krijgt vandaag geld en het is voor haar geen nieuws dat je daar dan snel bij moeten zijn. Simon doet alsof hij blut is. Vader heeft als het goed is vijf shilling gekregen. Zijn die al in het café of zitten ze nog in zijn zak? Ze krijgt er een. "Dat is niet genoeg". Ze krijgt nog twee pennies, meer een omkoping, ze vertrouwt het niet. Het is niet genoeg. Maar ze geeft het op.

De zwaar alcoholverslaafde auteur wekt het medelijden van de lezer. De schrijver is niet de zoon, het is de vader. Stephen hield dat ook al vol in de Nationale Bibliotheek (hoofdstuk 9). Waarom moet ik nou de eerste zijn na bijna 100 jaar die dat ziet?

Section 12. Mr. Kernan, koopman in thee, loopt van een straat, door enkele andere straten, naar een andere straat. In eigenlijk iets te sjieke kleren. Onderweg komt hij weer op plekken waar net gebeurt wat eerder in andere secties is beschreven.

Heb je dat muziekje nog lopen?

Section 13. Dilly ziet op weg naar huis haar broer Stephen lopen. Ze had inderdaad een penny als omkoopsom benut. En wat had ze gekocht? Een iets minder versleten oude jurk? Nee! Een inleiding Frans nivo 1. Ze vraagt Stephen of het wat is. Stephen: "Waarom heb je dat gekocht? Wil je Frans leren?"

Nou maar hopen dat zijn sjieke vrienden van de Nationale Bibliotheek deze vraag niet ter ore komt. En Dolly knikt "blozend met samengeperste lippen". Ellende.

Ellende. O Dilly, kom en ik leer je Frans, en ik koop eten voor thuis, het komt allemaal goed. Maar al ben ik drie eilanden en honderd jaar verderop, ik ben medeplichtig, ik bedoel, als de lul nu bij zijn les was geraakt, een baan bij Freeman's Journal had genomen, zijn gezuip onder de knie had gekregen, voor zijn zusters was gaan zorgen en ze afgehuwelijkt had aan fatsoenlijke burgers van Dublin, had jij dan doorgelezen?

Section 14. Stephen's vader Simon komt een andere dubieuze vader tegen, pater Bob Dowley, te slecht geoordeeld voor de preekstoel, maar niet slecht genoeg voor ontzetting uit het ambt. Hij zit goed in de schulden, zijn huis wordt belegerd door crediteuren. Een kennis bij de politie komt er bij zitten en adviseert Cowley over zijn oncomfortabele positie

Vergeet je muziekje niet.

Section 15. Martin Cunningham zamelt geld in voor Dignam's zielige zoon. Met Power en Nolan, die we van de begrafenis kennen. De lijst. Bloom bovenaan: 5 shillings. Gemengde gevoelens in de subtop.

Section 16. Buck en Haines, een Martellotorengast, gaan een bar binnen en bestellen handenwringend mélange, scones, boter en cake, en bepreken ... een afwezige natuurlijk, heb het nooit over jezelf, Stephen. Zijn genante intellectuele vertoning in de Nationale Bibliotheek. Een man uit evenwicht, zoals als iedere Schakespearoloog, weet Haines. En Buck weet waarom: Stephen kan de idee van de hel niet loslaten. Kansloos om ooit nog een echte dichter te worden.

Ik voel vagelijk dat ik geacht wordt me af te vragen waar dat geld vandaan komt (bij die persmuskietenlunchbooze ook al). Of het niet nuttiger besteed zou zijn als Dilly het had gekregen. Of de hel geen betere dichters maakt dan scones en mélange. En of Ulysses niet nog dieper begraven ligt onder de Joyceologie.

Section 17. Nog enkele personages lopen rond.

Section 18. De zielige zoon van de dode Dignam, zo goed onder de hoede van de begrafenis inzamelaars, loopt naar huis met de varkenslapjes die hij moest halen, een winkel voorbij met een poster voor een komende bokswedstrijd.

Hij weet er alles van. Entree 2 shilling. Hij zou het kunnen stelen van zijn moeder. Hij weet hoe het moet.

Hij herinnert zich het geluid van de grafkist toen die werd dichtgeschroefd. En die bonken toen ze hem lieten zakken. Een lichte zorg bekruipt hem. Zou vader wel naar het vagevuur mogen? Maar Zaterdagavond was hij nog wezen biechten. Het zal wel.

Section 19. Tijdens de laatste maten van deze Dubliner kruiswegstatie volgen we de optocht van de vice-koning op weg naar een liefdadigheidsmanifestatie, die we al heel wat keren in de vorige secties voorbij zagen komen.

11.

Twee dames van de bediening van Ormond Hotel, duidelijk geselecteerd op uiterlijk en leeftijd, bewonderen uit een raam de officieren in de liefdadigheidsoptocht van de vice-roy. Dan zien ze Bloom, die ze wel kennen, en begiechelen zijn lelijkheid. Bloom slentert de kant van het hotel op, in gedachten over het nakende sex avontuur van Molly. Hij weet zelfs hoe laat het zal zijn: 4 uur, want ik lees "Om vier uur zei ze".

Wie zei wat? Waar? Wanneer? In haar eigen hoofdstuk, het laatste, suggereren haar gedachten dat ze zich er niet van bewust is dat Bloom het door heeft.

Hoe dan ook, het is nog geen vier uur. Bloom neemt zich voor aan zijn reeds bemachtigde cadeau, de lustvolle voluptueuze novelle, een roze zijden pettycoat toe te voegen. Maar die is duur. Hij meent dat die terugverdiend moet worden. Met die advertentie met huidige status: aanbod klant door krant afgewezen. De persman (en gemeenteraadslid) Nanetti moet dat kunnen omdraaien. Klusje voor later vandaag. Eerst eten.

Dedalus senior, vader die niet in de hemelen zijt, komt de bar binnen, de dames groetend. Dilly had gelijk, tenminste, een halve whiskey kan hij zich veroorloven. Van afstand raakt een van de dames even ontroerd door het leed dat van zijn gezicht afstraalt.

Uit een andere hoek wordt hij begroet als de "beroemde vader van de beroemde zoon". Lenehan. Dedalus is niet aangenaam verrast: "ik hoor dat hij een zeer select gezelschap houdt", sneert hij, "heb je hem nog gezien de laatste tijd?".

Dat had Lenehan, waarna diens mond zoals gewoonlijk irrelevantia blijft uitstoten, maar hij boft, want opgeschreven door een schrijver van deze allure lijkt het zowaar soms nog wat.

Buiten, over zijn schouder, terwijl hij briefpapier aan het kopen is om Martha terug te schrijven, ziet Bloom het sportkarretje van Boylan aan komen galloperen. Het stopt voor Ormond, Boylan springt de bar in.

Dan ziet Bloom Richie Goulding, ja, die rugpatiënt van de geknieklapte Aria de sortita, je weet wel, waar ze zeggen dat Joyce's vrouw het lezen van Ulysses heeft opgegeven. Bloom troont Richie mee Ormond binnen voor het diner, aan een discreet tafeltje.

De klok slaat vier uur op pagina 218 van Gabler's zondige 1986-editie. Bloom overweegt nog of Boylan misschien eerst nog een keertje wil wegblijven om de spanning op te voeren, maar Boylan betaalt en springt weer in zijn karretje.

Vreemd: Bloom haalt opgelucht adem en herstelt duidelijk, zelfs zijn eetlust komt terug: levertjes.

Hij besluit zijn antwoord aan Martha aan tafel te schrijven, zegt tegen Richie dat het over een advertentie gaat. Dan laat hij een licht protesterende Richie achter om de brief te posten.

De geluiden van Ormond Hotel: Cowley, te licht bevonden voor de preekstoel, maar niet voor de piano, en hij kan het! De oude Dedalus kan zingen, heeft weinig zin maar bezwijkt voor smeekbeden. De schrijver raakt aangestoken, en zo afgeleid door de klank van zijn woorden dat ik lezer om mij heen kijk voor een zwemvest. Maar nee. Ik besluit mijn ambitie alles te begrijpen op te geven, dit zijn twintig bladzijden bargeluiden, en als je er zelf bij aanwezig bent gaat het meeste immers ook langs je heen.

Bloom overdenkt "de muziek", en denkt dat het wezenlijk erotisch is, wat ik juist denk dat het niet is, en waar het niet zonder rampen mee gecombineerd kan worden, ook al proberen alle idioten het. Ik weet dat niemand het met me eens is, maar dat is vaker als ik gelijk heb.

Hoe dan ook, ik eindig weer op straat, een eindje achter Bloom die naar het postkantoor loopt.

12.

Voor dit hoofdstuk meldt zich een bepaald niet onverdienstelijk gastauteur. Zijn vaardige Engels wordt aangescherpt en op een hoger plan gebracht door een uitdrukkingsvaardigheid zoals die alleen in minder geschoolde kringen te bewonderen valt. Een inner van kleine schulden, deurwaarder in de buitendienst, zeg maar, en dat was daar toen in Dublin zonder meer een ruig beroep.

De man heeft evenwel nog een ander verbazend talent, dat van literair imitator. Hij kan juridische taal levensecht papagaaien, maar ook reetlikjournalisme,  notulen van het parlement, Ierse culturele dweperij, een keur van malle stijlen dus, gelukkig alles gemarkeerd, geclassificeerd en op rij gezet, voor een schappelijke prijs, door ons eerwaarde annotatorenkoor.

Onze gastauteur komt Joe Hynes tegen, die we van Dignam's begrafenis kennen, op weg naar een man bekend als "citizen", een Ierse onafhankelijkheidsfundamentalist, sportman in zijn jeugd, speelt nu de ruige jongen met de harde standpunten in Barney Kiernan's bar met geen geld en een bar smerige hond.

In datzelfde Kiernan's heeft Bloom afgesproken zometeen met Cunningham Dignam's familieverzekering af te regelen. Terwijl het gezelschap aan citizen's tafel zich vermaakt met sollicitatiebrieven  naar de functie van beul (door ophanging), op zak van een gast die in de rechterlijke macht werkzaam is, en Hynes trots een paar mooie munten in zijn hand laat glanzen, en gul drank aanbiedt, opscheppend dat hij het van Bloom heeft, die de lening, zoals eerder in het boek te lezen is geweest, als achterstallig beschouwt en al drie keer tevergeefs discrete hints heeft gegeven aangaande de wenselijkheid van aflossing, terwijl, zei ik dus, dit alles zich afspeelt op deze bladzijden, ziet citizen Bloom al aankomen, wat hem op zich al voldoende opwindt om zijn hond, Gerryowen, "dat verdomde schurftige monster", zoals onze gastauteur het noemt, aan het grommen te brengen. Maar onze gastauteur duidt het gegrom anders: het komt door de speciale geur van joden, de natuur laat zich niet bedriegen.

Hynes, die best bekakt kan discussieren, weet zich het respect van de gastauteur te verwerven door moeiteloos van dik hout planken te gaan zagen.  Bloom wordt te verstaan gegeven dat hij een watje is als hij niet bij de heren en de hond komt zitten, doet dat, slaat het drankje af maar accepteert een sigaar en blijkt ... de wijsheid noch de verlegenheid in huis te hebben de tafeldiscussie verder op zijn beloop te laten. Zijn bijdragen komen wat geleerd over en bezorgen hem een zelfs voor zijn doen extreme outsiderpositie.

De discussie belandt bij Blazes Boylan, de musketier der annotatoren. Verscheidene pogingen van Bloom om het onderwerp te verleggen naar de positieve effecten van het tennis op een keur van lichaamsfuncties kunnen een uitputtende behandeling van Boylan's algehele financiële succes, langs alles, tot en met de nieuwste boekingen van zijn zang-impresariaat inclusief Molly, die hij immers ook in de portefeuille heeft, niet voorkomen. Bloom: "Het is een uitstekend organisator, werkelijk uitstekend".

Bloom heeft inmiddels gehoord dat Nanetti voorlopig weg is vindt Joe Hynes bereid eens met Crawford te praten over die geweigerde advertentie (die immers, dit even tussen u en mij, lezer, Molly's roze petticoat moet financieren). "Laat dat maar aan mij over, ga er maar vanuit dat het doorgaat".

Huh huh.

Citizen brengt de discussie op "wij Ieren", geplunderd door het Saxische tuig, bedrogen door de Fransen, Pruissen, Hannoveranen, en al die joden hier ... het is tijd om eens ... Bloom laat zich uit de tent lokken: een natie, dat is gewoon dezelfde mensen op dezelfde plaats, meer niet. De mensen van alle naties zijn eender, maar naties bestrijden elkaar en daar worden we niet gelukkiger van. Bloom noemt zich Iers vanwege zijn geboorte in Ierland (de gastauteur: "citizen zei niks hij werkte alleen een rochel naar boven en flats, hij spoog zowat een hele Red Bank oester uit, kwak in de hoek").  Bloom vervolgt: "ja, ik behoor ook nog tot een ras ...", en gooit er even een ongezouten korte evaluatie overheen van hoe zijn ras wereldwijd wordt behandeld.

Bloom daagt citizen gewoon uit! In de woorden van onze gastauteur: "Komt me dat ouwe pafsmoel even overeind achter de goeie kant van een gun". Had dit onze gastauteur niet ook verbaasd, ik had het gewoon niet geloofd. Niet al te snugger ook in de vigerende omstandigheden.

Als het dan zo is, waarom verdedigt hij zich dan niet als een man!, wordt Bloom toegebeten. Bloom: "dat heeft toch geen zin, dat is het omgekeerde van het echte leven." Dit slaagt er in de nieuwsgierigheid te wekken van de uitdeler van de beulsollicitatiebrieven: "Wat?". "Liefde", zegt Bloom. De gastauteur spelt het zelfs goed. Bloom: "Ik bedoel, het tegenovergestelde van haat".

Een bepaald niet ongelukkig voorgevoel zegt Bloom dat het tijd is voor een kleine wapenstilstand in zijn oorlog voor de liefde en hij gaat een luchtje scheppen om "even te kijken of Martin Cunningham er al aan komt". En nog wat extra geluk: Cunningham mist Bloom net en komt binnen, hetgeen het gesprek muurvast op Bloom schroeft: joden wachten nog steeds op hun messiah, elke baby kan het wezen, je had Bloom moeten zien toen zijn zoon ... in absentia, met Cunningham erbij, ontstaat aan tafel uiteindelijk een meerderheid voor Bloom. Citizen verandert van kleur, maar zijn nieuwe kleur is nauwelijks te omschrijven. Hij lijkt zijn zelfbeheersing te gaan verliezen en zelfs onze gastauteur vindt hem nu toch wel wat belachelijk worden. 

Bloom komt weer binnen, ziet Cunningham, voelt de fase van de strijd goed aan, doet alsof hij snel weg moet, Cunningham grijpt het spel dankbaar aan en ze springen op diens wagen. Citizen staat op, wordt door enkelen tegengehouden, rukt zich los, worstelt zich, opnieuw vastgehouden, naar de uitgang, de rest van de tafel "heeft het niet meer van de lach". Hij schreeuwt de wegrijdende wagen toe, Bloom ... schreeuwt terug! Karaktermoord. De auteur te lankmoedig, had de gastauteur nooit mogen toestaan Bloom in zijn episode op te voeren.

Cunningham's paarden spurten weg, even nog in de lucht gevolgd door een oud biscuitblik, dat luid rammelend op straat belandt en nog lang weg blijft rollen, en een enorme, nogal opgewonden, slecht opgevoede hond van zorgelijk te wensen overlatende reinheid.

Ja, die literaire imitaties heb ik allemaal overgeslagen. Ik lees ze later nog wel eens, bijvoorbeeld als ik geld nodig heb. Het zou een mooi begin zijn van een bundel: "Naar een Anthologie van Maffe Schrijfstijlen". Dan doe ik ook wat van Joyce erbij. Maf zat: als je praat, al dan niet in jezelf, dan denk je. Wanneer je alleen maar denkt, dan denk je ook, maar je praat niet. Of zie ik het verkeerd?

Of ...  je noemt het stream of consciousness. Te goed voor de Nobelprijs. Hors tout. Enig in zijn divisie.

Nobelprijswinnaars 1922 -1941 [10]: Jacinto Benavente, William Butler Yeats, Wladyslaw Reymont, George Bernard Shaw, Grazia Deledda, Henri Bergson, Sigrid Undset, Thomas Mann, Sinclair Lewis, Erik Axel Karlfeldt, John Galsworthy, Ivan Bunin, Luigi Pirandello, Eugene O'Neill, Roger Martin du Gard, Pearl S. Buck, Frans Eemil Sillanpää. En, wie kende je? (ik minder dan de helft).

-

13.

Koor der annotatoren: acht uur, dus zonsondergang over ongeveer 50 minuten (1904 had nog geen zomertijd), we zijn aan het strand, ongeveer waar Stephen vanmorgen was (die hond, oesterzoekers, dat zachtjes deinende lijk).

Drie meisjes, zien er goed uit, kleren ook, twintig? Niet helemaal, schat ik, van de normale soort: niet echt gebrand op een lesboek Frans. Er uit gestuurd om kleintjes te luchten, twee peuters en een baby.

Bloom, net daar in de buurt bij de treurende Dignams thuis geweest voor financiële zaken, staart de zee op (zonsondergang achter van links, dit is Dublin bay zuidzijde), niet ver van de meisjes. Eentje slaat de ogen niet weg als ze bekeken wordt. Het oogcontact bevriest, hij heeft zijn hand in zijn broekzak. Haar fraaie maagdelijke lichaam beleeft net een eisprongetje, ze is wat opgewonden, hij mag wel even, zo lang als hij nodig heeft, zo naar haar kijken, vindt ze wel spannend. Als haar vriendinnen even niet kijken gaat er zelfs zogenaamd per ongeluk een been de lucht in. Alles op wat? Dertig meter?

Het boek verboden. [11] Elf jaar. Tot 1933. In de US natuurlijk. Regelmatig laaide het vuur weer op in de achtertuin van de US import offices. De Parijse editie werd het geschenk voor thuis bij uitstek voor reizende Yanks. De oorzaak van dit alles staat nog niet eens op mijn long list van alle goede redenen tot dusverre om dit kolerenboek te verbranden.

Bloom's horloge. Gestopt, ziet hij, om 4:30, en overweegt telekinese, magnetisme, want was dat niet het moment dat de imponerende organisatie van impresario Boylan in de fase van de eigenlijk impressie was gekomen? Inderdaad, het moet in de buurt zitten, Google Maps: route 8 Ormond Quay Upper naar 7, Eccles St.: 1 mijl precies. Bij 10 mijl per uur (licht sportkarretje, goed paard): 6 minuten rijden. Maak het 8. Het huis in: 3. Weinig voorbereidingen, lijkt mij. Vertrek van Ormond 16:02, gemiddelde verwachting 16:20 uur. Standard time, dus tegenwoordig 17:20. Er is daar elk jaar een Bloomsday maar dat klokluiden op het inbrengmoment doen ze niet.  

Meer vuurwerk. Overkant van de baai, de hemel daar nu donker. De meisjes en kinderen zijn nu ver weg. Bloom's gedachten behandelen het onderwerp vrouw. Dat levert toch wel een brede varieteit en detail van belangstelling en observaties op, hij weet er zeker zoveel van als van adverteren. De US rechters en jury zouden er veel aan gehad hebben, gezien de kinderlijke staat waarin hun preutse opvoeding hun ontwikkeling op dit gebied een halt had toegeroepen. Maar het zal ze vele bladzijden eerder al te draaierig voor de ogen zijn geworden om verder te kunnen lezen.

De meisjes zijn weg. Een besneden eikel zit drooggeplakt aan een shirt. Ouch!! Duisternis. Dus het moet flink na 21:30 zijn. De lezer: precies in het midden van het book. Ergens doet een houten kanarie negen lawaaierige uitvallen uit een koekoeksklok.

14.

Het Annotatorenkoor: 10:00 P.M., Holles Street Maternity Hospital, waar Mrs. Purefoy, vroeger buurvrouw van de Blooms, "haar man over de vijftig, methodist, maar respecteert het sacrament", moeder van een huis vol kinderen, midden in een zware bevalling zit. Bloom had er 's ochtends van gehoord. Verscheidene malen in de eerste helft van het boek kwamen gevoelens van medelijden bij hem boven, verbonden met herinneringen aan Rudy.

De auteur is er nu duidelijk op gebrand de gastauteur van episode 12 te laten zien dat hij heus ook niet voor de poes is. Hij heeft besloten in dit hoofdstuk systematisch literaire stijlen te beoefenen en wel in historische volgorde. OK. Niemand zei dat het makkelijk zou worden. Ik doe het mezelf aan, overigens tot mijn onuitsprekelijke tevredenheid en lichte schaamte zwaar ondersteund door een eeuw academische arbeid die anders benut voldoende zou zijn geweest om alle honger en ellende in Afrika voorgoed uit de wereld te helpen.

Ik begin telkens met de woorden waarmee in het boek een passage begint. Engels natuurlijk. Een boek als dit kun je niet vertalen en al helemaal niet in vertaling lezen.

Deshill Holles Eamus ... Stijl: Romeins priesterritueel Latijn letterlijk verengelst, Fratres Alvares, c.218 A.D. Portee: Geen.

Universally that person's acumen ... Stijl: Klassiek Latijn letterlijk verengelst, Sallustius 86-34 B.C., Tacitus 56-117 A.D. Portee: Geen.

It is not why therefore ... Stijl: Middeleeuws Latijn letterlijk verengelst, proza, kronieken. Portee: Het idee van een geboortekliniek uitgelegd.

Begon born babe bliss had ... Stijl: Angelsaxisch, Aelfric 955-1022 Portee: Bloom arriveert, wordt door een verpleegster binnengelaten. Opgelucht zich een wederzijdse kennis te herinneren naar wiens gezondheid hij kan informeren, blijkt deze helaas drie jaar geleden overleden. De verpleegster tracht Blooms uit zijn verlegenheid te helpen: het was een "zachte zoete dood". "Zo stonden zij daar beiden ene wijle in wanhoop elkander te troosten".

Therefore, everyman, look to that ... Stijl: Middel Engels proza, Everyman c c.1485 Portee: De verpleegster vertelt dat Mrs. Purify's geboorteweeën extreem pijnlijk zijn. Bloom vindt de verpleegster er eigenlijk wel lekker uitzien en vraagt zich af hoe zij toch nog steeds kinderloos kan zijn.

Schandelijk genegeerd door de verdediging in de procedure leidende tot het Feb. 21, 1921 US court verdict luidende: verbod op het boek, vanwege het "feit" dat Bloom nog geen uur geleden op het Sandycove strand gemasturbeerd zou hebben! Zo'n oude papzak na een uur al weer geil? Onmogelijk! Boven redelijke twijfel!  Ieder jurylid dat anders heeft geoordeeld had geschorst moeten worden wegens opzettelijke bevooroordeeldheid, incompetentie op het relevante terrein, en non compos mentis. In een jury die het zelf nooit doet denken ze zeker dat het wel de hele dag door kan! Ja bij hen zal dat wel zo voelen. Jezus! Ieder van hen nog in leven moet zelf voor de rechter, en hun afstamming tot in het zevende geslacht! Dat verdomde christelijke hè? Zelf niet eens weten hoe het moet maar dan wel denken in de jury te kunnen voor iemand die het wel doet. Nou ja. Amerikanen. Dat zal wel nooit veranderen.

And whiles they spake ... Stijl: Middeleeuws Reizen van Sir John Mandeville c c.1336-71 Portee: Dixon, coassistent, nodigt Bloom uit aan tafel bij zijn vrienden. Bloom, ruikt alcohol, maar heel moe, zou een moord doen voor een stoel, slaagt toch in een beleefdheidsweigering, en wordt daarin tot zijn onaangename verrassing gesteund door de verpleegster - Bloom vervloekt haar in stilte, is er zeker van dat de verpleegster het etiquettekarakter van zijn weigering heel goed door had. Kutgeit. Maar Dixon merkt toch al nergens meer wat van en troont Bloom mee naar binnen aan een tafel (omschreven als "een planck ... van het berkenhout van Finlande ... hooch ghehouden door vier dwerghmenschen uit dat land maar sey en konnten door betoofering niet beweechen"), goed gevulde glazen ("vaetkens ... gewrocht met de magie van Mahomed uyt zeezand door een toovenaar met seyn aassem die hij inneblaest als bellekens" - maar wie ook denkt dat de Arabieren er wat mee te maken hebben, het glasblazen is veel ouder). Bloom's glas gaat ongevraagd vol bier maar gezien de staat van het gezelschap kan hij die ongemerkt in het glas van zijn buren legen, maar "Gedankt zij de Almachtige God", hij zit.

This meanwhile this good sister ... Stijl: 15de eeuws proza, Sir Thomas Malory d.1471, Morte d'Arthur Portee: Een verpleegster opent de deur en vraagt om stilte, het gezelschap stoort een bevallende vrouw. Bloom vraagt Lenehan, de oudste, even mee te helpen de heren stil te krijgen, maar die is al niet meer aanspreekbaar. De rest der bedenkelijke aanwezigen: Dixon's medestudenten Lynch en Madden, ene Crotthers, en de jonge Stephen Dedalus, Pretendent van de Troon van Geleerdheid en Literatuur, Hij Die Alles Eet Wat Wij Lieten Staan, dronkelap, zoon van een dronkelap, broer van vier blootsvoetse zusters. Geen van allen hier, en dan druk ik mij nog voorzichtig uit, uit compassie met Mrs. Purefoy. Wij lezers worden ongetwijfeld geacht ons af te vragen een verband te leggen tussen de imponerende alc. vol.% aanwezig en Stephen's ochtendbezoek aan zijn werkgever. - O, alsjeblieft! Buck! Godverlaten Buck! Waar ben je? Hij schijnt er aan te komen. De discussianten vermaken hun slecht bestuurbare tongen met hoe te handelen bij bevallingen waar de dood van moeder hetzij kind niet kan worden voorkomen. Bloom zit er wat schaapachtig bij.

About that present time ... Stijl: Elizabethaans proza kronieken Portee: Alle glazen vullend krijgt Stephen het helaas voor elkaar er een ironische grol uit te gooien over de wonderlijke zwangerschap van de Heilige Maagd, hetgeen ene Costello in een gevoelig lied doet uitbarsten. Een oudere verpleegster vat moed, komt binnen en geeft ze de wind van voren. Het gezelschap valt over elkaar, zoveel mogelijk handen voor zoveel mogelijk monden houdend, of zoiets, ik heb geen zin dit allemaal nauwkeurig te ontcijferen.

To be short this passage ... Stijl: 16de 17de eeuws Latinaat proza, John Milton 1608-74, Richard Hooker 1554-1600, Sir Thomas Browne 1605-82, Jeremy Taylor 1613-67 Portee: Stephen vroeg erom: zijn overvrome jeugd wordt bespot in het licht van het imago dat hij thans onderhoudt "gehoorzaamheid in de baarmoeder, kuisheid in het graf, en eeuwige onvrijwillige armoede". Het is hem gelukt ervan verdacht te worden een minderjarige te hebben ontmaagd, en dat moedigt hij verder aan door zich zogenaamd te verweren door zich de eeuwige zoon dus eeuwige maagd te noemen. Een gevoelig lied van Costello wordt bruut onderbroken door een enorme donderslag (waar zouden de dames nu heen gaan om stilte te verzoeken?). De braller-maagd Stephen krimpt ineen en gaat over tot een lijkbleek trillen. Bloom probeert hem op zijn gemak te stellen met een theorie van atmosferische electrische ontlading.

But was young Boasthard's ... Stijl: John Bunyan 1628-88, Pilgrims Progress 1 1675 Portee: In tegenstelling tot mijn eigen persoon die het in principe met Bloom eens is, al houd ik er een andere theorie van atmosferische electrische ontlading op na, verschilt de auteur radicaal van mening: de klap stelt God's toorn voor, gewekt door de afschuwelijke vlekken die hij ziet op de zielen van alle aanwezigen.[12]  Het kan niet anders: Buck nadert de poort!

So Thursday sixteenth June Patk ... Stijl: 17de eeuwse dagboekschrijvers. John Evelyn 1620-1706; Samuel Pepys 1633-1703, et al. Portee: En JA!! In de stromende regen, en het donker rommelende onweergetrommel! Met Alec. Bannon uit Mullingar, is hij, hij ... O got nee ... Alec uit Mullingar, alsjeblieft! Toch niet die Alec waar Bloom's dochter Milly mee aan het deeten is? Schrijver! Nee! Ik waarschuw je!

When this came up Lenehan ... Stijl: Daniel Defoe c.1661-1731 Portee: Waarin de twee verschillende typen assholes Lenehan en Costello nader worden gedetailleerd.

[midden in de zin] an Irish bull in an English Chinashop ... Stijl: Jonathan Swift 1667-1745, A Tale of a Tub 1 1704 Portee: ... en dan, in de stijl van Swift, moet ik even enkele pagina's afhaken. Ik kan het even niet volgen. Soms maak ik mezelf dan gewoon kwaaier tot ik het wel volg. Maar ik heb het idee dat ze er zelf ook niet alles meer van snappen, hoe dan ook, daar blijf ik dus gaarne buiten.

Our worthy acquaintance Mr. Malachi ... Stijl: Joseph Addison 1672-1719 and Richard Steele 1672-1729 early 18th in Tatler 1709-11 and Spectator 1 1711-2 Portee: "Onze eerwaarde Mr. Malachi Mulligan verscheen nu in de deuropening". Ik hoopte nog dat hij die Alec was kwijtgeraakt. Tevergeefs. Maar er is iets veel ergers. Mulligan's eigen optreden hier is een verpletterende teleurstelling. Gereduceerd tot een onbeduidende puber. Bloom is ook niet bepaald onder de indruk. Bij de spijtige rest oogst hij applaus met zijn nieuwste pose. Op zijn nieuwe kaartje, net gedrukt, is hij pro Deo natuurlijk inseminator voor alle dames met conceptieproblemen.

Ach hoe had de echte Buck, MIJN Buck, hier de vloer kunnen aanvegen!

Here the listener who was ... Stijl: Laurence Sterne 1713-68, Sentimental Journey Through France and Italy, 1768 Portee: Ja hoor, het is meteen raak: Alec Bannon is zo vol van zijn Milly dat hij het niet eens op kan houden tegen de jongen naast hem Crotthers, die hij nooit eerder heeft gezien. Maar de schrijver kiest er voor, na mij de kwaadste der dampen te hebben gejaagd, het ergste, en ongetwijfeld, hem kennende, het eerste in zijn overwegingen, toch niet te laten gebeuren: goddank geen minachtende Alec over dat gansje, dom genoeg om hem zijn lusten op haar te laten koelen, nee, nee, hij is wild verliefd, ja ja, een vlekje blauw aan het het Ierse zwerk!

Milly en hij staan op het punt de hele weg maar te gaan. Hij komt condooms kopen in Dublin. Milly schijnt, als ik het zo hoor, wat minder te geven om het risico op zwangerschap. Als het aan haar had gelegen had hij hem er al in gehad. Ze moet maar eens hier het Holles Street Maternity Hospital bezichtigen. Alle kamers, inclusief dit stinkende hete vochtige stierenhok.

Amid the general vacant hilarity ... Stijl: Oliver Goldsmith 1728-74 Portee: Maar Milly's opvattingen over geboorteregeling worden helaas prompt geaborteerd door een bel die in de hal wordt geluid. De deur. Zuster Callan fluistert iets in Dixon's wazige oor: Mrs. Purefoy. Het spirituele gezelschap slaagt er in alle sexuele opwinding die zij opwekt van hun tongen te houden, maar ze is nog niet weg of ze exploderen.

To revert to Mr. Bloom who ... Stijl: Vooral Edmund Burke 1729-97 Portee: Waarin Bloom's onuitgesproken doch tevens zo ondubbelzinnige afkeer van een aanzienlijk deel van zijn gezelschap, dat zijn "...  gedachten uitgaan naar die missing link in de keten der schepping waar wijlen de vernuftige Mr. Darwin zo naarstig naar op zoek was ...", verlicht wordt door het blijde nieuws van Mrs. Purefoy's veilig ter wereld brengen van een zoon.

Accordingly he broke his mind ... Stijl: Richard Brinsley Sheridan 1751-1816 Portee: Een poging van Bloom zijn vreugde over Mrs. Purefoy te delen gaat de mist in waar het aan tafel prompt overgaat in getuigenissen van ontzag jegens Mr. Purefoy dat deze nu al voor de negende keer "een kind uit haar geklopt had", hoewel hier en daar, moet gezegd, enig scepticisme doorklonk terzake van de vraag of het allemaal wel van hemzelf was.

But with what fitness ... Stijl: Junius (pseudoniem van de auteur van opschudding wekkende politieke brieven in Public Advertiser, , London, 1769-72) Portee: Nu komt de auteur op de koffie: hij heeft Buck gereduceerd tot onbenulligheid, maar nu is er niemand meer die tegen Bloom op kan. Toch is er hier iemand ermee belast Bloom's leidingen door te meten, maar wie dat ook moge zijn, hij weet niet veel beter te doen dan de nadruk te leggen op zijn exotische afstamming en is niet in staat Bloom's fundamentele zwakheden voor het voetlicht te brengen. Wij kennen er al vele, er komen er nog meer, het resumé ontbreekt deerlijk. Omdat men bij deze schrijver nooit zeker weet alles opgepikt te hebben lees ik het nog drie keer door, in de hoop iets te hebben gemist. Maar nee.

The news was imparted with ... Stijl: Edward Gibbon 1737-94 Portee: Nu Mrs. Purefoy is afgewerkt gaat de stierenkamer over op de meest onsmakelijke details van het verlossingsgebeuren en troeft men elkaar af met een keur van schokkende handelingen die een arts daarbij soms moet verrichten, dit alles lichtelijk vervormd door de gedrogeerde staat van de hersentjes. Bloom doet enkele pogingen zichzelf te laten horen. Het meeste succes daarbij heeft het Ovidius verhaal van de stier die het met een mensenvrouw doet, maar het positieve effect wordt vrij snel geneutraliseerd door baby Mulligan, nog net sober genoeg om de dubbele bodem te zien, en replicerend dat het allerhoogste object van vrouwelijke passie een aardige schone oude man is, waarbij hij in genen dele beseft hoezeer hij gelijk zou moeten hebben.

But Malachias' tale began ... Stijl: Horace Walpole 1717-97 Portee: Buck vertelt een verhaal waarin Haines, zijn gast in de Martellotoren, een geest is.

What is the age of the soul of man? ... Stijl: Charles Lamb 1775-1834 Portee: Waarin Bloom gedachten heeft van zichzelf als zoon, van zijn huidige gezelschap als zonen, en van zijn dode zoon baby Rudolph, hetgeen hem ...

The voices blend and fuse ... Stijl: Thomas De Quincy 1785-1859 Portee: ... hetgeen hem, zei ik, in een landschap des doods stort, waaruit hij zichzelf laat redden door ... Martha (ik giechel zelden, maar nu toch echt even).

Francis was reminding Stephen ... Stijl: Walter Savage Landor 1755-1864 Portee: Zelfs Lenehan en Lynch blijken in staat Stephen kwaad te krijgen, door het aansnijden van onderwerpen als zijn vruchteloze karrière als dichter en de dood van zijn moeder. Dit wordt gevolgd door enig gekeutel over verloren paardeweddenschappen en zo meer.

However, as a matter of fact though, ... Stijl: Macaulay 1800-59 Portee: Om de lezer grondig kennis te laten maken met de stijl van Macaulay, hooggewaardeerd, als die is, in brede kring, doch niet in de mijne [13], draagt de auteur - maar dat is evenzeer trouw aan de stijl van Macaulay - zorg zelf geen enkele inhoud in te voeren die de aandacht zou kunnen afleiden.

It had better be stated here and now ... Stijl: Thomas Henry Huxley 1825-95 Portee: Bloom houdt de conversatie op afstand van bloederige gynaecologische onderwerpen door de vraag in het midden te brengen waardoor in de voortplanting de sexe van de vrucht wordt bepaald. Maar om mysterieuze redenen, hij heeft tenslotte geen druppel gedronken, leidt hij vervolgens in eigen persoon het gezelschap naar een diepgaande discussie over kindersterfte.

Meanwhile the skill and patience ... Stijl: Charles Dickens 1812-70 Portee: Mrs. Purefoy, vreugdevolle moeder, vervuld van liefde voor de pasgeborene, voor haar man, en voor alle andere negen, het gestorven kind telt zij gewoon mee. Dickens zou Dickens niet zijn als zijn schrijven niet ook de vader een schouderklop zou geven, thuis in wind en onweer, aan het vuur, achter pijp en Bijbel: "gij goede en getrouwe dienaar!" Denk je eens in dat dit bewonderenswaardige stijlmodel relatief jong stierf, slechts 12 jaar voordat Joyce geboren werd, bijkans tijdgenoten! 

There are sins or ... Stijl: John Henry Cardinal Newman 1801-90 Portee: "Er zijn zonden ... verborgen in ons ... de donkerste plaatsen ... wachten daar ... een toevallig woord zal hen wekken ... zij zullen ... niet ... beledigen ...  wraak ... maar ... stil, op afstand, verwijtend ... "

The stranger still regarded ... Stijl: Walter Pater 1839-94 Portee: Bloom herinnert zich, als reeds eerder vandaag, hoe hij de jonge Molly ontmoette bij Mat Dillon in Roundtown. Hij won daar, als ik mij het goed herinner van vele bladzijden terug, haar hart door de elegante, breedgeschouderde John Henry Menton uit zijn humeur te krijgen door met stom toeval zijn laatste bal van een bowl partij ergens precies tussen te laten rollen. Winnend.

Mark this farther and remember ... Stijl: John Ruskin 1819-1900 Portee: ... de studerenden waren verzameld ... Rust van afzonderling ... passend bij hun rol in dat huis ... als ... Bethlehem ... een dichte stoet stormwolken ... opgezwollen ... opende zich ... geweldadig en plotseling, bij het noemen van de naam ...

Burke's! outflings my lord Stephen ... Stijl: Thomas Carlyle 1795-1881 Portee: ... geweldadig en plotseling, zei ik, bij het noemen van de naam: ... Burke's! (een pub schuin aan de overkant, 17 Holles St.). Het zootje ongeregeld rent naar de buitendeur van het verloskundig centrum, op de voet gevolgd door Carlyle, die over zijn schouder nog van de vruchtbare vader Purefoy de loftrompet weet te steken, nu al, terwijl hij nog maar pas begonnen is: "Ploeg door, werk door als een woeste hond en laat het geleerdengeklaag, laat alle Malthusiasten [14] zich ophangen!"

All off for a buster ... Stijl: Van de auteur is een brief bekend waarin het rept van : "Een angstaanjagend mengsel van pidgin English, negerengels,  Cockney, Iers, Bowery slang en gebroken rijmelarij" Letters 1:138-9, 13 March 1920 Portee: Op weg naar Burke's wordt weer om Stephen gelachen: "dronken dominee", "doetje". Bloom ziet het absoluut nog niet zitten naar huis te gaan en gaat mee. Hij hoort er bij!, wordt zelfs aangesproken als bendelid: "Isaacs!!". Misschien toch gescoord met de stier van Ovidius.

Het is 22:50, pubs sluiten over tien minuten. Net op tijd. Nu aanvaardt Bloom dan toch een glas rode Bourgogne. Vanaf dit punt tot sluitingstijd is nauwelijks meer dan een bladzij, maar daar heb ik een uur op zitten ploeteren. Ik geloof dat ik er, Het Annotatorenkoor zij Dank, uit gekomen ben: Mulligan, die nog steeds de sleutel van de toren op zak heeft, voegt zich bij Haines. Zij rennen en springen op de laatste trein naar Sandycove, waarbij zij Stephen op een dwaalspoor zetten, een goed geplande wraakactie voor Stephen's no-show eind van de ochtend in The Ship, zoals Buck, maar dat realiseer ik me nu pas, in geheimtaal aankondigde met zijn verhaal over Haines als spook.

Bloom ziet het allemaal gebeuren. De rest wordt het sluitende Burke's uitgeschopt. Stephen en Lynch vinden elkaar terug en wenden hun schreden naar de hoerenbuurt. Bloom? Er achteraan. 

Dan was ik er nog voor gewaarschuwd dat Alec er uiteindelijk achter zou komen dat Bloom Milly's vader is, en er uit zou naaien. Ik had me daar erg op verheugd. Maar ik heb het gemist. Ach, een mens moet ook niet alles willen.

Nou, nou, dat waren me weer een stel kolerepagina's. Als het een bochtenvrije sectie van het verhaal was geweest had ik het dankbaar overgeslagen.

Analysis

1. Het is nu dus 23:00 uur geweest, 16 juni 1904. De dag heeft nog een uur, maar we zijn nauwelijks over de helft van het boek. Ik wil er toch op wijzen dat dit geen record is. De heilige bisschop Gregorious van Tours schreef in de zesde eeuw een wereldgeschiedenis beginnende bij de Eerste Dag Der Schepping, van 600 pagina's, en slaagde erin de regering van zijn voorganger in Tours, de heilige Martinus, te bereiken met verspilling van slechts 4%, als ik het mij goed herinner, van zijn vellum [15], daardoor een comfortable ruimte overhoudend om alle daden van Goed en Kwaad te verslaan waarvan hij persoonlijk kon getuigen, waarvoor dankbaarheid van het nageslacht op zijn plaats is.

2. De auteur heeft mij zwaar getraumatiseerd door zijn moord op mijn Buck. Ik heb het niet over de zombi die verder als "Buck" in het boek figureert. Wij zullen hem ook nauwelijks meer tegenkomen. MIJN Buck, verdomme! Ik hang hem hier op, in nepzilver, aan de wand van mijn eenzame schaftkeet, ter herinnering, met zijn armen wijd, scheermes in de rechterhand, bierglas links.

15.

Gespierde waarschuwingen van het annotatorenkoor. Pas op het wordt nu ruig! Hou ons vast! We varen niet meer langs gezellige kusten, maar gaan echt de zee op: 150 pagina's voor dit hoofdstuk gedaan is! Zenuwslopende geruchten doen de ronde: alles zal ons om de oren vliegen, zeggen ze.

Het format is dat van een toneelstuk. Maar we hebben geen genummerde actes. Laat ik daar voor het houvast in de storm maar eens een paar van maken.

Acte 1 *(The Mabbot street ingang van nighttown, ... Cissy's lied

Het Annotatorenkoor: 24:00 uur. "Technisch is het vrijdag de 17de".

Dank U. Alle beetjes helpen. Men kijke 1 gegeven paard niet in de bek.

Cissy Caffrey (een van Bloom's hoofdstuk 13 strandvuurwerkmaagden) doet een gedicht waar Molly in voorkomt. Bloom nergens te bekennen.

Wat doet Cissy hier, technisch vrijdag de 17de, in het donker in de hoerenbuurt? En Molly kent ze niet eens volgens mij. Ze moet figureren in iemands dromende of dysfunctionerende hersenderrie. Van wie? Bloom? Onmogelijk: a) hij is er niet. b) hij heeft zich niet te slapen gelegd, geen drugs genomen, en geen klap op zijn hoofd gekregen c) Ik tel een bier, in het glas van zijn buurman geleegd en een wijn. Hij had even zwaar een stoel nodig, maar die kreeg hij ook. Hij is natuurlijk de hele dag met zijn hoofd waar hij niet wil zijn: thuis. Maar daar gaan zijn hersenen niet van op de loop, dat hebben we al lang gezien. Het zijn de hersenen van de schrijver.

Daar zal de pap inderdaad wel degelijk van door elkaar gaan.

Te meer daar, tussen de hallucinatie-aanvallen van de schrijver door, Stephen en Lynch wel degelijk echt op weg zijn naar de hoerenbuurt (O jee hoor mij, ik zeg "echt", ik bedoel dus in het echte verhaal van het boek, dit wordt lastig). Bloom zit er achteraan maar op achterstand. Hij is ze kwijt, zet tempo, krijgt steek in de zij. Koopt wat vlees, prevelt wat koortsig, maar dat is hij niet, het lijkt wat op toen op dat kerkhof, toen was er ook niets met hem aan de hand. We hebben een verbindingsprobleem, bij de bron gaat alles normaal. Ik zag ook ergens geschreven dat dit hoofdstuk het "onderbewustzijn van het boek" is. Best wel aardig gezegd, maar Bloom glijdt echt uit in de modder, beetje vieze boel, maar hij snelt verder. Ook echt.

Acte 2 (the retriever approaches sniffing ... Papachi

Bloom trekt Noordwaarts op in de hoerenbuurt. Ik vertaal [met commentaar]:

(De  retriever komt snuffelend op hem af, de neus op de grond ... Een schonkige vorm niest. Een voorovergebogen figuur met een baard verschijnt, gekleed in de lange kaftan van een ouderling in Zion en een soort fez met magenta kwasten ... Gele gifstrepen staan op het gekerfde gezicht.)

RUDOLPH      [Bloom's vader Rudolf Virag, blijkt]

Dat is de tweede keer dat je een halve kroon verspilt vandaag [dit lijkt te gaan over het vlees dat Bloom net kocht]. Ik heb je toch gezegd nooit om te gaan met dronken goy [goy: liberale joden, of niet-joden]. So bekomst je geen geld.

BLOOM

(verbergt de crubeen [Iers varkensgerecht] en de varkenspoot achter zijn rug) Ja, ich weiss, papachi.

RUDOLPH

Wat maak je hier? Heb je geen ziel? (met zwakke gierenklauwen voelt hij aan Bloom's stille gezicht) Ben jij niet mijn zoon Leopold, de kleinzoon van Leopold? Ben jij niet mijn lieve zoon Leopold die het huis van zijn vader en van de god van zijn vaderen Abraham en Jacob verlaten heeft?

BLOOM

(voorzichtig) Ik denk het vader. Mosenthal [16]. Alles wat van hem over is.

RUDOLPH

(streng) Een nacht brengen ze je dronken as een hoend na je goeie geld uitgegeven te hebben.

Einde citaat. Bloom's nadering van de hoerenbuurt wekt de angst van de schrijver op, en dat veroorzaakt, in het brein van de schrijver, niet in dat van Bloom, de verschijning van een hond. Bloom zelf is helemaal niet bang voor honden. Bloom's besteding in het vleesstalletje in de hoerenbuurt wekt het schuldgevoel van de straatarme schrijver over zijn besteding van kleingeld dat zijn familie goed zou kunnen gebruiken. Niet in Dublin, maar in Triest-Zurich-Parijs 1904-1921. Bloom's financiële reserves, daar gaan we achterkomen in hoofdstuk 17, zijn zeker 1000 pond (ponden van 1904!). Terwijl Bloom ze goed op een rijtje heeft, fingeert de schrijver een gedeeltelijke uitval van zijn frontale hersenkwabben, van een soort waarvan hij dacht dat we er wel voor zouden willen betalen in een boekwinkel. En inderdaad, dat wilden we. Maar zelfs Jung, wordt gefluisterd, was er dan ook van onder de indruk. Joyce bleek op de een of andere manier iets bijzonders te kunnen.

141 bladzijden verwarring te gaan in dit hoofdstuk.

Bloom's moeder komt op, een teleurstelling, zij schijnt slechts een ceremonieel verplicht nummer. Dan Molly, "(haar handen glijden langzaam over de fraai versierde borst van haar kostuum, met een trage vriendelijke spot in haar ogen)". Ze moedigt Bloom aan eens op te letten of er "niets veranderd" is. Bloom, gegeneerd, was vanmorgen zeep en lotion voor Molly gaan kopen, maar vergat later de lotion op te halen. De zeep zingt:

Bloom en ik doen het dankbare werk 
Hij poetst graag de aarde en ik doe het zwerk

Molly loopt weg, minachtend, "plomp als een overvoerde sierduif". Een pooier biedt Bloom zijn eerste sexuele partner destijds in zijn leven aan. We zien ook eisprong-strandvuurwerk-Gerty. Ene Mrs. Breen springt uit haar grijzige status tot dusver van simpele passante en neemt verbazend kleur aan, een jeugdvriendin van Molly, met haar in wedijver op het vriendjes-front in de tijd dat Bloom Molly tegenkwam. Zij laat zich ontvallen tegen Bloom "je was altijd een favoriet bij de meisjes". Bloom fluistert haar een geheimpje in van heel lang geleden, Breen één en al aandacht.

Acte 3 (She fades from his side ... Het hondengerecht

Weg dames en meisjes. Wat nu? Bloom rukt verder op in de toen niet geringe hoerenbuurt van Dublin, wringt zich tussen de prostituees en de desperado's door, onderwijl evalueert hij Stephen: beter dan de rest in dat stierenhok. Joods-vaderlijke zorgen over het verse geld in Stephen's zak (vraag me niet hoe hij dat weet). Hij voelt iets nats aan zijn naar vlees geurende hand. Een hond. Schrijver en Stephen zijn er als de dood voor. Bloom? Nee hoor, ik zei het toch! Even kroelen, de hond gaat er voor op de rug, ballen omhoog, tong naar buiten, krijgt het vlees. De hele rest.

Maar! Daar is ineens politie en hij wordt verdacht van sympathieën. Voor de Ierse rebellen. Of erger. Of wat? Ondervraagd. Beroep? Bloom blijkt niet voor advertentiemakelaar te willen doorgaan: "Ik volg een literaire roeping, auteur, journalist". Meteen komt Myles Crawford er aan (de baas van de krant Freeman's Journal). En Beaufoy, een man die vandaag de lezersprijs heeft gewonnen, 3 pond 13 shilling en 6 pennies, voor een artikel. De prijs is per woord en Bloom had het, wachtend op zijn drol vanochtend op de plee, precies uitgerekend. Die Beaufoy wijst beschuldigend op Bloom: plagiaat!

De volgende getuige is Mary Driscoll, een vroegere werkster van de Blooms, die stelt een "zekere suggestie" te hebben weerstaan, "... want ik dacht meer aan mijzelf hoe arm ik ook ben". O'Molloy, de blutte advocaat aan lager wal, verdedigt Bloom, in professioneel proza. Daar komen weer dames, maar in een andere stemming. Mrs. Bellingham komt naar voren om haar, hoewel zij bepaald niet arm is, sterk gelijkende, getuigenis toe te voegen. Andere dames herinneren zich nauwkeurig tijd en plaats van Bloom's onbeschofte pogingen tot schending van hun kuise vrouwelijke integriteiten. Ook alle bewijzen, literair en anderszins, blijken nog voor handen. De eerwaarde Mrs. Mervyn Talboys dreigt: "Ik striem die geduiveleverde straathond zo lang ik over hem heen kan blijven staan". Ik vil hem levend! Maar zij is getuige van een onbedoeld effect. Bloom: "(sluit zijn ogen en wacht met overgave) Hier? (kronkelt) Nog eens! (hij hijgt kruiperig) Ik hou van gevaar."

De dames geven hem er goed van langs. De koperen ringen van zijn huwelijksbed, die mettertijd los zijn gaan zitten, beginnen hun zagende piep. Maar niet door hem.

Dan volgt het vonnis: dood door ophanging. Bloom doet nog een laatste poging zich te redden en roept Hynes, biedt hem aan zijn lening nog te verhogen. Hynes doet of hij hem niet kent.

Maar toch: gered!

Door de geest van Paddy Dignam, pas een kleine dag los, the lichamelijke last waaraan hij gebonden was pas vanochtend begraven.

Als je jaar in jaar uit aan zo'n boek zit te schrijven ga je kennelijk vreemd dromen. Maar nu ik het zeg ... als droom van de intensief aan dit boek werkende schrijver is het eigenlijk helemaal niet zo vreemd!

Acte 4 A man's touch ... Zoe

Nou dat liep gelukkig goed af. Wij volgen Bloom, op zoek in de jungle van hoerenkasten, naar Stephen. De jonge prostituée Zoe: "Zoek je iemand? Hij is hier binnen met zijn vriend". Analyse: Het boek moge dik lijken maar hoe dik zou het zijn als behulpzame hoeren de omzwervingen van Ulysses niet aanzienlijk zouden bekorten?

Maar dan is er weer vertraging. Vóór hij zijn quæste naar de twee jonge stieren kan voortzetten moet Bloom van de schrijver een flink aantal pagina's manisch dromen. In gezelschap van Zoe. Bloom wordt algemeen geëerd als de nieuwe nationale held en leider van Ierland. Het gaat hem grotendeels naadloos af, maar af en toe krijgt hij het tij even tegen. Purefoy, bijvoorbeeld, vader van acht, nee negen, Dickens' goede en getrouwe dienaar (in oliejas met vispet, Dickens!), roept beschuldigend: "hij gebruikt een mechanisch hulpmiddel om de heilige doelen van de natuur te frustreren!" Onmiddellijk pleegt een hele kudde lekkere meiden zelfmoord. Maar Bloom zegeviert, en wordt medisch gediagnostiseerd als "een geacheveerd voorbeeld van de nieuwe vrouwelijke man". Dan bevestigt hij het eindelijk, op klemmend verzoek: inderdaad, hij is de Messiah.

Geen vader Rudolf om over de uitgaven te zeuren.

Acte 5 Talk away till you're black in the face Pianola afranseling

Praat maar tot je zwart ziet (dat was Zoe). Bloom wordt wakker. Hij kondigt aan genoeg te hebben van dat man en vrouw gedoe. Zoe ontmoedigd: "Ja zeg, geef een bloedende hoer ook een kans". Hij zoekt naar iets vrolijks voor haar: "jij bent een noodzakelijk kwaad". Het helpt. Ze nodigt hem binnen, de muziekkamer, alwaar nog twee hoeren en Lynch. En Stephen die met twee vingers op de toetsen van de pianola een buitenissige psalm analyseert van Benedetto Marcello (1686-1739).

Vader Leopold laat zich zien maar heeft weinig te vertellen. Het blijft slaapverwekkend als hoerenmadam Bella Cohen Bloom er van langs geeft, die, het mag niet meer verrassen, zich met graagte onderwerpt. Terwijl Bella even tijdelijk lijkt te transgenderen wijdt zij wijdlopig en nogal oninstructief uit over Bloom's zonden en algehele waardeloosheid.

Acte 6 (sighing) So he's gone.  Nimf

Denk je dat je alles wel gehad heb komt er een nimf binnen. Nou hangt er, moet ik wel zeggen, een plaatje van nimfen aan de muur achter het bed van de Blooms. De nimf maakt hier voor de zekerheid ook nog tegen Bloom gewag van.

En zo zijn we in Bloom's slaapkamer, Eccles Street, maar gaan meteen weer weg, terug in de tijd, Bloom een tiener, biedt zijn excuses aan voor nog een erotische ontmoeting. Maar is die nimf daar werkelijk niet over te spreken? Nog geen pagina later kromt zij, een onsterfelijke, zich "in een geile houding". Was dat sinds Homerus ooit al weer eens voorgevallen? Bloom, in bescheiden rang, maar toch, in de Orde van Anchises! [17]

Asshole Lynch krijgt zijn vlees in een zijkamertje. Op zijn rug, ballen omhoog, tong uit de bek. De onsterfelijke: "Waar dromerige romige meeuwen boven de wateren zweven".

Koorzang van sletten verbreekt de betovering. Althans in Bloom's perceptie, en hij schrikt er niet voor terug dit te melden, tot woede van de nimf die "met er met een schreeuw ongesluierd vandoor gaat, haar pleister-gietvorm scheurt en een wolk stank komt vrij) Poli ...". Zelfs de zondige Gabler editie van 1986 schijt bagger en durft de vingers er niet aan te wagen er de d tussen te zetten. Maar dan Bloom! Hij schreeuwt achter haar aan, gemeen zat om haar nog een rottige kerm te ontlokken. En dan is hij nog steeds niet klaar, hij roept er achteraan: "Nou? Ik heb zestien jaar zwarte slavenarbeid achter mij. En zou een jury mij vijf shilling alimentatie geven morgen? Nou? Hou toch een ander voor de gek jij!" 

De verjaging van een onsterfelijke. De Orde van Diomedes! [18]

Acte 7 (The figure of Bella Cohen stands before him) Goochempik recruteert voor jodendom

Hoerenmadam Bella Cohen roept om betaling, 10 shilling per meisje. De mannen betalen. Stephen's dronken vingers krijgen er een pondbiljet uit (= 20 shillings). Bella op scherp. Kunnen wij dit niet even als fooi beschouwen? Bloom "(legt rustig een halve sovereign [= 10 shillings] op tafel ...) Zo. En als ik dan deze neem ... (hij pakt het pondbiljet) drie maal tien zo is het in orde." Bella: "(bewonderend) Ouwe goochempik. Ik kan je wel zoenen."

Dit is de echte Bloom (OK, ietsje te misschien). Was er aldoor al. Ik wist het. Ik wist dat hij het nergens ook maar even kwijt was geweest. Voor geen seconde. Dat was de schrijver, en die doet ook maar alsof. Bloom niet. Ik zei het toch!

Stephen staat op, maar passief: hij wordt rechtopgetrokken door onze held. Dan krijgt hij de status van medejood aangeboden en accepteert: "Je kunt mij dat geld beter geven". Stephen trekt onvast zijn munten uit de zak. Bloom telt, noemt het bedrag en verklaart zich niet aansprakelijk voor het reeds voorheen uit de bocht is gevlogen gedeelte van Stephen's heel behoorlijke onderwijzerssalaris. Stephen: "Maakt geen mallemoer uit".

Het lukt Stephen een sigaret aan steken maar die valt. "Bloom (vervloekt de charmes van die hond die hem al zijn vlees heeft afgebedeld): Niet roken. Je moet wat eten".

Acte 8 Is he hungry? Zonde tegen de kroonluchter

Zoe leest Stephen's hand tot Bloom, in een poging te verhinderen dat ze er wat van zegt, haar de zijne geeft.

Daar heb je ineens Boylan en Molly in de Bella's muziekkamer. Wat ze nog aan hebben hangt wat om hun enkels. Het gaat er stevig aan toe. Lenahan en de Ormond Hotel barmeisjes Mina Kennedy en Lydia Douce voegen zich bij het gezelschap van toekijkers. Shakespeare treedt op als commentator "in een waardig buikspreken". Bloom glimlacht and vraagt Zoe, die nog steeds zijn hand leest: "En wanneer hoor ik de grap nou?"

Iedereen ziet rare dingen, Stephen nog het meest. Ik verlies weer eens de aansluiting. Bella Cohen niet, constateer ik met enige jaloezie. Annotatoren! Heeft ze er nou nergens ooit iets over neergemaggeld? Bloom probeert Stephen's aandacht te krijgen: "Kijk ..." Kijk wat? Geen idee. De hele wind valt weg. Er hangt wel een dreiging maar toch is het saai. Ik blader maar eens wat vooruit. SIMON, Stephen's vader meldt zich, ze gaan dansen en dat lokt MAGINNI aan, een dansleraar, maar dan ... DE MOEDER, wijlen moeder Dedalus, die het luchtruim koos terwijl Stephen rechtop naast het bed stond en weigerde te knielen voor gebed. Haha! Laat dat voorspel maar zitten! "Zij keert haar holle blauw omcirkelde oogkassen naar Stephen en opent haar tandeloze mond zonder ook maar iets te zeggen. Een koor van maagden en biechtelingen zingt stemloos", ja, ja schrijver, ik ben er bij!

Nu is de schrijver er zelfs op gebrand een enkele onderscheiding te handhaven: alleen Stephen ziet zijn moeder. De rest vraagt zich slechts af waarom hij zo bleek wordt en zo incoherent gaat brabbelen. Ramen worden opengeslagen, water wordt gebracht.

Stephen, in blinde vegetatieve verdediging tegen zijn hallucinatie, heft zijn wandelstok maar raakt slechts de kroonluchter (zijn eerste joodse zonde: tegen het gaslicht van het plafond). Bella ruikt haar kans op schadevergoeding en stoot haar routine-intimidatiekreet: "Politie!". Het wekt Stephen. Hij vlucht de kamer uit. Bella weet waar Stephen's geld is, en eist van Bloom 10 shilling. Bloom, kalm: "Heb je hem nog niet genoeg afgetroggeld?" Hij past enige sluwe contra-intimidatie toe, en dat werkt.

Straatnieuws wordt binnengebracht: "We hebben een rel". Bloom gooit een shilling op tafel voor de schade, pakt Stephen's wandelstok en hoed en gaat naar buiten, handig een kennis omzeilend die met een gezelschap binnenkomt, er achteraan, op zijn beurt achtervolgd door de agenten 65C en 66C, een nachtwaker, en een enorme menigte bestaande uit het grootste deel van de rest van Dublin, van John Howard Parnell, zoon uit een familie van vooraanstaande Ierse nationalisten, tot citizen's vieze hond Garryowen, voor de volledige lijst refereer ik kortheidshalve aan de tekst achteraan in deze acte.

Acte 9 (with elaborate gestures ... Stof boven de vlakte van Troje

Stephen, bedreigd door soldaten, wordt door Cissy Caffrey, een van Bloom's drie zonsondergang strandvuurwerkmeisjes verdedigd. Uitgebreide betogen van Stephen's onvaste tong raken aan de Koning van Engeland, in duidelijk positieve zin, maar soldaat Carr begreep het even niet en springt wantrouwend naar voren: "Wat zeg je daar over mijn koning?". Wel een amusante anticipatie op de ontvangst van het belangrijkste boek van de twintigste eeuwse literatuur in Engeland.

Nou, lijkt de schrijver te denken, laat ik hem er dan zelf maar bijhalen. Edward VII verschijnt ter bijwoning van het komende gevecht, in bizar tenu: "Cheerio boys". Bloom probeert Stephen weg te trekken, als Agamemnon zijn broer die Hektor wilde bevechten, maar Stephen is eigenwijzer dan Menelaos: "Ik ga dit niet uit de weg, hij daagt mijn intelligentie uit". Bloom lijkt te falen. De opwinding van de soldaten stijgt tot een zorgelijk niveau: "Ik draai de nek om van ieder fukker die iets durft te zeggen over mijn fukking koning!". Cissy raakt ook Homerisch opgewonden [19]: "Ze gaan vechten, om mij!".

"BLOOM (schudt Cissy Caffrey aan haar schouders) Spreek!, jij! Ben je stom geslagen? Jij bent de band tussen de naties en de generaties. Spreek, vrouw, heilige levengeefster! CISSY CAFFREY (gealarmeerd, grijpt soldaat Carr bij zijn jaspand) Ben ik niet bij jou? Ben ik niet je meisje? Cissy is je meisje (ze schreewt) Politie!". Haar schreeuw wordt herhaald door STEMMEN. Tevergeefs: de soldaten doen er nog een tandje bij: "Ik draai de nek om van iedere fukking bastard die iets durft te zeggen over mijn verdomde fukking koning!". Stephen houdt stand in wat hij noemt: "Dit feest van de rede", maar, zoals je kunt verwachten bij Pretendenten van de Troon van Geleerdheid en Literatuur in het algemeen, blijkt een technisch absoluut ondermaatse klap, meer een mislukt soort veeg, of als je echt mijn mening wil horen, slechts een gebaar om zijn woorden kracht bij te zetten, van Carr-mans, voldoende om Stephen als een blaadje naar de grond te doen dwarrelen.

Het wachten is op de politie. Major general Tweedy, Gibraltar regiment, wijlen Molly's vader, vult de pauze met een intermezzo: "Carbine in de schede! Stop het vuren! Saluut!"

Dan verschijnen toch inderdaad twee surveillanten. Zij horen de conflicterende getuigenissen aan die spontaan van alle bloed ruikende kanten gepassioneerd worden afgelegd. Bloom legt de nadruk op Stephen's dronkenschap en fatsoenlijke sociale achtergrond. Daar komt Kelleher, je weet wel, die assistent begrafenisondernemer die door het hele boek steevast amicaal met een of andere agent staat te kletsen. Hij was die kennis die Bloom bij het verlaten van de hoerenkast omzeild dacht te hebben, maar heeft Kelleher onderschat. Die zag Bloom en vermoedde ook problemen op komst, had zijn koetsier opdracht gegeven de boel in de gaten te houden terwijl hij zijn sextoeristen binnenloodste, werd door die koetsier gewaarschuwd, en gaat nu over tot bescherming van de beschermer. Met overmacht verheft hij zich boven alle partijen en hoeft slechts op kalme toon te zeggen: "Ik ken hem".

Kelleher!

Bloom bedankt voor Kelleher's aanbod hem thuis af te zetten. Hij wil zorgen dat Stephen thuiskomt. Sandycove ergens. Kelleher "... roept Stephen)(roept nog eens)(tot Bloom): hij heeft zich ook flink geschaafd. Als ze hem maar niks afgepakt hebben.  BLOOM: Nee nee ik heb hier alles."

Kelleher weg. Een lege donkere straat. Stephen is nog niet aanspreekbaar. "Tegen de donkere muur verschijnt langzaam een figuur, een jongetje van elf"

"BLOOM (perplex, roept onhoorbaar) ... Rudy!"

PART III

16.

Maar uiteindelijk raakt Stephen goed genoeg bij de les om met Bloom verder te dreutelen. "Op grond van de door Stephen tot uitdrukking gebrachte wens een verversing te gebruiken kwam Mr. Bloom, gezien ook het uur en het ontbreken van een beschikbare bron voor hun reiniging, laat staan voor doeleinden van persoonlijke consumptie, op de oplossing door de gepastheid te suggereren, in de gerezen situatie, van het onderkomen der koetsiers, zoals het werd genoemd, op nauwelijks een steenworp afstand bij Butt bridge waar ze wellicht op iets drinkbaars zouden kunnen stuiten in de vorm van melk, fris of een mineraalwater".

In vergelijkbaar "old English" - dat is alles wat het annotatorenkoor zich erover laat ontvallen - door mij weer in het Nederlands nagedaan - we zijn me wel een stelletje met mekaar - gaat Bloom er vervolgens toe over Stephen vaderlijk toe te spreken over de waarde van leven, goed en geld, en de gevaren van losbandig leven en types als Mulligan. Het interesseert Stephen allemaal geen lor, hij zegt ook niets, ziet zelfs af van zijn gewoonlijke random ejaculaties van brokken literaire geschiedenis.  Maar als Bloom zich gecharmeerd toont van de poëtische klank van het Italiaans dat hun oren bereikt legt Stephen uit dat de vreemdelingen, in nogal vulgaire bewoordingen, het agressief oneens zijn in een kwestie van kleingeld.

Waar gaat dit heen. Nergens, eigenlijk. We vinden wat bedenkelijk eten en drinken in de bovenvermelde low budget kantine. Een zeeman kijkt van afstand een tijdje naar Stephen, en neemt dan de moeite zich door de menigte te wringen om met hem te praten (Bloom jaloers en wantrouwend): D.B Murphy "terug thuis na 7 jaren op zee": "hoe heet je?". "Dedalus". Murphy kent Simon Dedalus! Bloom is geschokt door Stephen's totale desinteresse in zijn vader. Het blijkt trouwens een andere Simon Dedalus. Ik zie van Murphy's verdere uitgebreide verhalen het belang niet voor het verheven literaire werk dat ik onder handen heb, en Bloom's gedachten dwalen ook af: naar zijn eigen weinig ambitieuze reisambities en de markt die er wellicht is voor bemiddeling in goedkope reizen.

Nadat Murphy zich heeft teruggetrokken presenteert Bloom, naar aanleiding van het passeren van een vieze hoer, "als paterfamilias", een verdediging van de invoering van maatstaven van hygiëne in de prostitutie. Hij kan Stephen niet tot een delen van zijn zorg te bewegen. Zijn scepticisme op het stuk van religie dat Bloom vervolgens ter tafel brengt ontmoet een Stephen, die, zoals we weten, radicaal van zijn fundamentalische katholicisme is gevallen, maar nu stelt, ongetwijfeld als stopper, "dat het bestaan van een bovennatuurlijke God ondubbelzinnig bewezen is door verscheidene van de meest bekende passages in de Heilige Schrift, nog daargelaten alle indirecte bewijzen." Nog enkele andere van Bloom's favoriete onderwerpen kunnen Stephen niet boeien.

Naar aanleiding van enige door de barkeeper met luider stem gebezigde Iers-nationalistische taal zet Bloom, duidelijk nog steeds onvoldoende afgepoeierd, zijn onmiskenbare Bloomistische blauwdruk van de toekomst van Ierland uiteen, eindigende in een wanhopige poging zich interessant te maken door op te scheppen over wat hij zei in zijn onwaarschijnlijke en aan zijn karakter vreemde bekvechterij met citizen in Kiernan's (hoofdstuk 12). Nu krijgt Stephen er echt genoeg van en zegt: "Ik heb zo'n idee dat Ierland van belang moet zijn want het is van mij ...". Het "Pardon ... ?" pareert Stephen met: "We kunnen het land niet veranderen, het onderwerp dan maar?".

Die komt eindelijk hard genoeg aan. Bloom's gedachten gaan driftig op zoek naar een gezichtspunt van waaruit de jongen zijn de grofheid vergeven kan worden, en grijpt naar een exemplaar van de Telegraph. Paardenraces, Dignam's begrafenis. M'Coy, verhinderd, toch op de lijst van aanwezigen, dat had Bloom op diens verzoek geregeld. Maar Stephen staat er ook bij: "Stephen Dedalus B.A.". Daar neergezet, moeten wij lezers natuurlijk raden, ongetwijfeld zonder verzoek, door zijn vader. En wij lezers beklagen natuurlijk nu de zoon-droom van vader Dedalus, verloren verklaard door iedereen behalve hemzelf. Ja Bloom, het bezit van het tuig is het einde van het vermaak. Ze beginnen meteen na de geboorte hun broeken te benatten, dan, voor ze dat hebben kunnen afleren, hebben ze al weer iets anders gevonden, in extreem trieste gevallen beginnen ze je 16 jaar later onder te zeiken met blazen vol irritante geleerdheid, vraag mijn vader maar eens.

Onderaan de krantenlijst van aanwezigen bij de begrafenis: Bloom gedrukt Boom. Bloom "geirriteerd en niet zo'n beetje".

En nog 15 pagina's van deze episode door te ploegen.

We schijnen in Spanje verzeild te raken. Bloom grijpt de kans aan om een verbleekte foto van Molly uit zijn portefeuille te zoeken, immers half Spaans. "Zie je daar niet zo'n beetje een Spaans type in? ... Mrs. Bloom mijn vrouw de prima donna Madam Marion Tweedy". Een onwaarschijnlijke poging zich op te werpen als rolmodel voor de jonge S. Hoereloper B.A., die het dan ook niet beter had gedaan als hij zich tot een stoffelijk overschot had gericht. "Wanneer heb je voor het laatst gegeten, vraagt Bloom aan het magere en vermoeide doch rimpelloze gezicht"

Weg hier, denkt Bloom, maar hij weet het risico in geval hij Stephen mee naar huis neemt. ("daar zou iemand daar wel eens van uit haar humeur kunnen raken"), zoals Bloom weet van de keer dat hij thuis kwam met een hond, van onbekend ras, met een lamme poot.

Het kost nog een paar bladzijden, om een lang verhaal nog korter te maken dan de schrijver in geschrifte van mening is dat hij al deed, maar dan heeft Bloom toch die foto weer opgeborgen en zijn ze op weg naar buiten.

Tot Bloom's onuitsprekelijke geluk heeft, Stephen, zwaaiend op de benen die hij vergeten had te hebben, voor het eerst een vraag aan hem! Waarom gesloten bars toch hun stoelen omgekeerd op de tafels hebben staan. Bloom's prijst zich gelukkig het antwoord te weten. Arm in arm, om Stephen overeind te houden, komt het gesprek op muziek. Stephen's stofwisseling, gestimuleerd door de beweging, doet hem in een lied uitbarsten. Bloom, onder de indruk, adviseert hem zanger te worden. De schrijver ziet ze de straat uit waggelen, heeft zelf halt gehouden naast een gemeentereinigingswagen met een slapende bestuurder. Naast het paard, om precies te zijn, dat er drie grote ronde dampende vijgen uitdrukt.

17.

Het lijkt erop dat onze geëerde auteur ten langen leste genade heeft met ons lezers, die er nu bijkans aan gewend zijn geraakt tot nu toe, technisch 17 juni, moet je weten, voor hun leven ploeterend in de tekst rond te zwemmen. De stijl gaat over in de overzichtelijkheid van vraag en antwoord, en reken maar, als een vergelijkbare vragenlijst zouden bestaan over een van de vorige hoofdstukken dan zouden de meest vooraanstaanden van het hele annotatorenkoor nog geen schijn van kans hebben gehad op enig toonbaar succes.

Een tweede voordeel is dat men de antwoorden op de minder boeiende vragen kan overslaan.

Dat lijkt makkelijk. Maar! Nadat wij in deze stijl Bloom hebben zien inbreken in zijn eigen huis wegens vergeten sleutel, de heren zich in de keuken hebben gezet, en Bloom aan het werk ter voorbereiding van verversingen, hoe zou U, bijvoorbeeld, de relevantie beoordelen van de volgende vraag:

"Wat trok Bloom's aandacht, liggend op de rand van het aanrecht?" ?

En hoe zou u de zaak beoordelen als u wist dat het antwoord is:

"Vier veelhoekige fragmenten van twee verscheurde scharlakenkleurige tickets van de paardenweddenschappen, genummerd 8 87, 88 6"

?, waar de vervolgvraag meteen de weg van Bloom's opvattingen over het wedden in het algemeen en het paardenwedden in het bijzonder inslaat, in plaats van te betreffen hoe zij terecht zijn gekomen in een huis van iemand die niets aan het lot overlaat dan wat voor een verstandige leefstijl strikt noodzakelijk is? En of het ofwel de nobele annotatorenmusketier dan wel zijn prima donna niet had gesierd deze en ander overblijfselen van hun passionele gemeenschap, zo verregaand onplezierig voor de held van ons boek, uit het zicht te verwijderen? En of er hier slechts sprake is van hufterige nalatigheid dan wel van een ijverige verspreiding van deze objecten door de prima donna over het gehele huis met de bedoeling daarmee een duidelijke boodschap af te geven? Hierover vragen noch antwoorden.

Volgende vraag:

Hoeveel keer waren Stephen en Bloom elkaar voorheen tegengekomen?

Twee keer ... Stephen was ... 5 ... , de tweede keer ... 5 jaar ouder ...

Waar wij leren dat bij de tweede gelegenheid Stephen, zonder zijn begeleidende vader te raadplegen, Bloom voor het diner uitnodigde, waarbij zijn vader het vervolgens gepast achtte deze uitnodiging te ratificeren.

Maar ik wil dan weten of dit hier in de keuken bij iemand opkomt en zo ja bij wie, en zo slechts bij de één, of de ander zich het dan na benoeming herinnert.

En zo blijkt de schrijver zo mogelijk nog minder genade met mij te hebben dan tot dusverre: de uitdaging in dit hoofdstuk is om de weggelaten vragen goed te beantwoorden.

Wel, wel. Ondanks het verraderlijke Q&A format krijg ik de duidelijke indruk - en daar had ik niet meer op gerekend - dat Stephen zich eindelijk dan toch begeeft in conversatie; in de strikte betekenis van het audioverbaal reageren op tot hem gericht gesproken woord op een manier die een aparte en niet gerelateerde verklaring zou vereisen ware het voornoemde gesproken woord niet aan eveneens voornoemde audioverbale uiting voorafgegaan.

Hij werkt mee aan het vergelijken van elkanders onderwijscarrière, becommentariëert sceptisch maar vriendelijk een flink aantal  van Bloom's ridicule concept-uitvindingen, en vertelt dan een onderhoudend verhaal dat ongelukkigerwijze Bloom op diens vader's zelfmoord brengt, wat Stephen absoluut niet te verwijten valt, niet meer dan eenvoudige en onverdiende pech voor de goedwillende jongeman, gedachten over diens vader's zelfmoord, zei ik, waar Bloom gelukkigerwijze weer uit ontwaakt door een tweede verhaal, dat Stephen eerder toevertrouwde aan het gezelschap bij Freeman's journal, namelijk zijn Parable of the Plums, dat ons in de onderhavige beknopte synopsis te ver zou voeren.

Enkele vragen over Molly worden behandeld, niets bijzonders, alles ruim binnen algemeen bekende zakfeminologie. Vermakelijker is het relaas betreffende hoe door de jaren heen sommige bijzonderheden Bloom, met zijn sociotechnische creativiteit, gekombineerd met zijn vertederende lichte vrouwelijkheid hadden gebracht tot enkele experimenten ter leniging van enkele het meest in zijn ogen springende merkwaardigheden, laat ik als voorbeeld nemen een van zijn pogingen iets aan haar - veronderstelde - onwetendheid te doen. "Door op een opvallende plaats een bepaald boek open neer te leggen op een bepaalde bladzijde; door bij haar, tijdens een verklarend betoog, bepaalde evidente zaken als overduidelijk bekend te veronderstellen waarvan hij wist dat ze dat bij haar niet waren; door het openlijk belachelijk maken in haar aanwezigheid van een afwezige die blijk had gegeven van iets dergelijks niet te weten." De resultaten: "Zij volgde niet alles, een deel van het geheel, het kreeg haar aandacht met interesse, ze begreep met verrassing, herhaalde zorgvuldig, herinnerde zich met wat meer moeite, vergat gemakkelijk, herherinnerde in twijfel, herherhaalde met fouten".

Ierse en Hebreeuwse dichtkunst, gesproken en geschreven, worden uitgewisseld en Stephen zingt een lied waarin een jongetje wordt vermoord door een jonge joodse vrouw (van Milly's leeftijd, realiseert Bloom zich), geinspireerd op een 13de eeuws antisemitisch verhaal. Weer een kleine collateral damage bij een overigens prijzenswaardig initiatief van onze belezen jongeman. Het Milly-thema leidt er bij Bloom natuurlijk toe Stephen te overwegen als schoonzoon. Nog een Bloomiaanse causale keten doet hem het wenselijk oordelen dat Stephen en Molly elkaar morgenochtend ontmoeten.

In overeenstemming hiermee nodigt hij Stephen uit te blijven slapen.

Stephen heeft geen tijd nodig te besluiten dat hij dat niet gaat doen. Als dat is omdat hij zich realiseert dat het einde van het boek overgelaten moet worden aan de twee hoofdpersonen dan onderschat ik hem maar dat doet hij niet dus dat doe ik niet.

Exit Stephen. Werd ook wel eens tijd.

Dan is Bloom tenslotte gearriveerd waar hij gemiddeld vandaag elke minuut in gedachten wel twee keer is geweest en voor geen goud had willen zijn.

En ikzelf zou eigenlijk ook liever niet doorlezen.

Bloom heeft Stephen uitgelaten en sluit nu de keuken. Stoot dan in het donker zijn kop aan verplaatst meubilair. Het is een troep. Hij maakt licht en ziet als eerste, door een spiegel, zijn boekenplanken. Lees de ruggen, Een voor een, in spiegelbeeld (wij krijgen de volledige lijst). Gaat zitten. Ineens voelt hij vermoeidheid, pijn en ongemakkelijkheden overal. Krabt zich, maakt kleding los waar het knelt.

Dan begint hij aan een uitgebreide droom van een landhuis buiten Dublin. In verbijsterend detail. 7 bladzijden lang, inclusief alle financiële en andere voorbereiding van het bouwproject vanaf het allereerste moment. Dit, leert de lezer dan, blijkt een meditatie-oefening. Dat doet hij altijd voor hij gaat slapen. Voor "gezonde ontspanning en hernieuwde vitaliteit". Maar het antwoord op de volgende vraag laat zien dat ik er beter bij kan zeggen dat op normale avonden Bloom's meditatie onderwerpen verbluffend veel korter en eenvoudiger zijn.

Wij zijn nu allemaal bij hem, in onze gedachten, de gelovigen onder ons bidden, daar ben ik zeker van.

Maar zijn inventieve geest vindt nog een aardige vertragingstaktiek. We onderzoeken nauwkeurig de inhoud van een afgesloten lade en voegen er aan toe een heden ingekomen vertrouwelijk correspondentiestuk van romantische aard. Gelukkig, er is nog een volle la. Ik noem slechts een bankoverzicht waaruit blijkt dat Bloom's vermogen zeker meer dan 1000 pond is (ponden van 1904!).

Meer laden zijn er niet. Bloom kijkt omhoog, maar doet dat radikaal: hij richt, met overslaan van alles er tussen, zijn ogen ver over Dublin en Ierland. Ceylon, Jerusalem, Parthenon, Wall Street, Niagara, Tibet, Waarom niet?

Omdat hij zich heeft voortgeplant, houdt hij zich voor. Enkele meer praktische overwegingen melden zich ook. Langzaam treedt hij de slaapkamer binnen. Na een kort staren over een landschap van "dameskleedgerei" neemt hij zijn kussen, legt het aan de voetenkant, en klimt in bed, met zijn hoofd dus bij Molly's voeten.

Terwijl hij in deze positie overgaat tot een uitgebreide niet bepaald sympathiserende analyse van Boylan en Molly, en alles wat gedaan zou kunnen, ja zou moeten worden om doortastend te werk te gaan in de situatie waarvoor hun morsige karakters zo schandelijk volledig verantwoordelijk waren, reikende over het gehele spectrum van opties, van zijn vermoording tot haar scheiding, verliezen zijn overwegingen kracht door de komst van een wolk van zeker niet winters geklede dames, een wolk die, waar zij het zenith bereikt, Bloom er toe brengt Molly's mollige billen te kussen. Allebei. Elk één.

De wereld zó mooi? Kan dat?

Alleen in een boek.

Dan voert men zelfs een conversatie. Bloom voelt zich verondersteld zijn dag te verantwoorden. Wat hij doet zoals wij mannen dat van onszelf kennen: weglatende wat gepast is weg te laten, de nadruk leggend op wat wij ons te prijzen achten.

18.

Het woord. zo lijkt het, is nu aan Molly. Waarom zou ik dit lezen? Het boek is uit. Ik verwacht zelf-rechtvaardigend geweeklaag en verwijten aan het adres van de man waar wij nu allen van houden. Alles heel normaal, ikzelf verwijt ook niemand wat, Molly kan er ook niets aan doen, maar waarom zou ik het lezen?

EEN LAGE STEM

Dat boek heeft jou negen euro gekost en die annotaties zeker vijftig, dus je leest het maar uit!

EEN ANDERE STEM

Weet je wel dat op heel veel leeslijsten van eerstejaars literatuurstudenten uit dit boek alleen Molly's hoofdstuk voorkomt?

MACBETH

Jij onderkruipsel, leugenaar!
Als dit niet blijkt,
Dan hang je aan de eerste boom!

MIJN BUCK

Omdat die naam mij op een of andere manier bekend voorkomt kreeg ik net van de auteur een ticket voor het happy hour straks om hier het laatste hoofdstuk van Ulysses samen te vatten, te annoteren, te synopseren, commenteren, analyseren en anderszins te pedereren en tortureren, maar, O, geëerd publiek, acht mij niet onwetend terzake van de achtergrond van deze eervolle opdracht. De schrijver uw lezer wil er op deze zonnige lentedag even uit voor wat inlichtingen die moeten leiden tot de beslissing welk volgend boek onder handen te nemen. Onderschat mij niet! Ik ben een waar dichter, vrees hel noch onweer, ik praat nooit over mensen die er bij zijn, het is niet mijn gewoonte treinen te missen, en ik ben een liefhebber van scones en mélange!

Introibo!

(draait de rug naar het publiek, legt het scheermes in zijn rechterhand en tegelijk het bierglas in zijn linker op het tafeltje van de schrijver uw lezer, pakt vandaar de zondige, apokriefe, zegt u het maar, ja, satanische 1986 Gabler editie, en richt zich weer tot u, zijn kudde)

Extroibo [20] ... ehhh ... waaribus?

LENEHAN

(fluistert van de eerste rij) kameribus beddibus? [21]

BUCK

(zijn haviksogen doorboren Lehenan's rode katerpupilletjes, dan draait hij ze, zonder dat hij zijn hoofd beweegt, naar boven in hun kassen, terwijl een overgeacteerde zucht van wanhoop zijn borst ontvliedt ... dan, na ook zijn herstel te hebben gefingeerd ...)

Ik lees!: 18:1-245: De sopraan in kwestie introduceert zichzelf door stevig te gaan vitten op een wijlen Mevrouw Riordan over zaken die gedeeltelijk samenhangen maar buiten het bestek van ons betoog vallen. Het is trouwens allemaal ook kinderachtige flauwekul. Het maakt op zich ook weinig uit, want de bron van het ongemak zelf is droog als gevolg van overlijden, hoewel de neurotransmissie van de herinnering eraan naar haar frontaalkwabben zich nog steeds regelmatig voordoet, wat ook de onaangename jeuk telkens weer oproept. Dat dat nog steeds regelmatig plaatsvindt heeft te maken met iets wat inderdaad nog immer niet over is, te weten, de omgang met een belangrijke gemeenschappelijk kennis, te weten de heer Bloom, dus niet: Boom. Kunt u mij volgen?

HET PUBLIEK

(Bevestigend gegrom)

BUCK

Wat ik hier lees is geen vastlegging van haar woorden. Wij zijn recht in haar hersenen geplugd. Het interessante daarvan is  ... meteen, ... zie ik ... terwijl ... we dit allemaal ... wel  ... kunnen ... overslaan, dat ze ongeveer zo denkt als vrouwen praten, dus de auteur heeft ontdekt dat ze geen enkele interface hebben tussen deze twee operation modes, wat zijn werk buitengewoon gemakkelijk maakt zolang hij, natuurlijk, zelf geen neukplannen heeft, en dat is, ... laat ik even vooruit bladeren ...  inderdaad niet het geval.

HET PUBLIEK

(achterin gaan mensen weg, mannen en ook vrouwen. Lenehan's katerogen worden nog kleiner)

BUCK

(Niet verrast door de exodus, wacht, tot het geschuifel en deurgeklap wegsterft. Vervolgt) Goed. Ik wou dat ik nu kon aankondigen aan het werk te gaan, maar dat gaat niet. Zoals enkelen van u (pauzeert, kijkt ver over Lenehan heen) al vermoeden: er is geen werk.

HET RESTERENDE PUBLIEK (uitgezonderd Lenahan)

(Één en al aandacht)

BUCK

Bovendien en zoals te verwachten  was, lijkt zij ziekelijk wantrouwend over het dagverslag dat haar loyale fiere echtgenoot zojuist heeft ingediend, een houding die, weten wij allen, na ons moedig doorploegen van zeshonderd pagina's taaie getuigenis, geheel misplaatst is en onverdiend vis à vis de goede Bloom.

PUBLIEK (bijna alle mannen, maar ook heel wat vrouwen)

(adhesie)

BUCK

En deze items van wantrouwen voegt ze toe aan een indrukwekkende lijst die zij de afgelopen jaren ijverig heeft opgebouwd en ... Jezus Christus! zij krijgt gedachten, kennelijk aangenaam voor haar, hoe onbegrijpelijk dit ook is voor ons hier in dit frank en eerlijk samenzijn, over haar laatste stier, deze vreselijke Boylan (wacht op adhesie maar die komt niet, wat hem enigzins uit evenwicht brengt). Trouwens, even over onuitgesproken gedachten, als je die uittypt, zitten daar dan apostrofs bij? Ik zou zeggen dat als ze a, b, enzovoort hebben dan zouden er toch ook apostrofs moeten zijn, maar dit brengt mij in totale oppositie met de grootste schrijver van de twintigste eeuw, die ...

PUBLIEK

(Applaus)

BUCK

(verrast, maar met hernieuwd zelfvertrouwen) Waar was ik? ... (met het boek in de linkerhand steekt hij zijn rechterwijsvinger hoog de lucht in) Dames en heren!! Ere wie ere toekomt! Na in gedachten te verblijven bij de wijze waarop de hippologue manqué 3 of 4 keer in haar klaarkwam met, ik citeer: die grote rode bruut van een paal van hem, einde citaat, gaat zij voort, ik citeer: hij zou vast een prima sterk kind hebben maar, en luister nu!, luister nu!, ik weet het niet Poldy heeft toch meer zaad.

BUCK, PUBLIEK

(geroerd, stil, sommigen staren naar de grond, andere staren met vochtige ogen uit de hoge ramen, de lippen samengeperst)

BUCK

(met gebroken stem) God heb genade met mij en mijn dolende ziel ... (totale stilte weer, je hoort alleen het Boek waarin heen en weer gebladerd word door een Buck uit zijn doen, maar dan eindelijk ...)

Dames en heren. Ik kan u mededelen, en dat vermoedde ik aldoor al, dat we te maken hebben met een geïsoleerd incident. Het moet ook niet met liefde worden verward. Tussen twee haakjes, wie denkt dat ze van Boylan houdt?

PUBLIEK

(stil)

BUCK

Precies. Ik zou willen spreken van wederzijdse dienstverlening. Inclusief toekomstige diensten, ik lees hier over de Belfast tour die Boylan voor haar geregeld heeft, ik citeer: nou hij mag me wel een mooi cadeau kopen in Belfast na wat ik hem gegeven heb, einde citaat. ZIJ heeft HEM gegeven! Wie heeft vanmiddag GVD alle werk gedaan, ik denk dat ze zichzelf niet eens heeft hoeven uitkleden! (laat een stilte vallen maar het publiek is nog herstellende van de recente emoties en vult het niet). Dan vindt ze haar kledingbudget te laag ...

MAN UIT HET PUBLIEK

(luid, theatraal)   O NEE HÈ!

BUCK

En wat bedenkt ze als oplossing? Dat Bloom een betere baan zoekt!

PUBLIEK

(geroezemoes)

BUCK (terzijde) Ik  doe het prima als aanklager maar dat kan zo niet doorgaan. Hoe moet ik nou verder. O, o, ik moet iets bedenken. De boodschap heb ik overgebracht: ze is normaal. Maar ze raaskalt nog 23 bladzijden door, en iedereen vraagt zich af wat zegt ze wat zegt ze. En dan kijken ze naar mij. Wat is mijn antwoord? Ja, ze is normaal, niets dus. Ik moet iets, dit eindigt anders als een totale zeperd.

Ik ga toch mijn glansrol niet verpesten door te gaan vertellen dat ze denkt aan Bloom's bijzondere belangstelling voor damesondergoed? Dat dat een ontzagwekkend orgasme was vanmiddag? Dat Milly haar alleen maar een kaart stuurde en aan Bloom een hele brief? Dat haar zangkarrière zonder Bloom hoger was gelopen? Ik moet wel even vermelden, want dat heeft Bloom zelf niet gedaan, waarom eigenlijk niet, of is het me weer eens ontgaan? dat de beslissing Milly naar Mullingar te sturen voor die fotografiecursus kwam doordat Bloom aanvoelde dat dit Boylan-geëtter er aan zat te komen, als zij het zelfs vermoedt ...

Zouden ze dan een wat langer citaat kunnen slikken? Ik denk het niet. Ik weet het wel zeker. Ze eerst nog wat vertederen. Bijvoorbeeld vertellen dat Rudy's dood haar ook een fikse klap gaf, en dat ze enkele keren denkt aan het aangekondigde bezoek van Stephen, dat ze zich voorneemt wat te gaan lezen om niet dom te lijken, en bloemen kopen. Dan maar een stukje citaat proberen, maar wat? Eerst maar eens deze dan: 

"much singing a bit now and then mi fa pieta Masetto then Ill start dressing myself to go out presto non son piu forte Ill put on my best shift and drawers let him have a good eyeful out of that to make his micky stand for him Ill let him know if thats what he wanted that his wife is I s l o fucked yes and damn well fucked too up to my neck nearly not by him 5 or 6 times handrunning theres the mark of his spunk on the clean sheet I wouldnt bother to even iron it out that ought to satisfy him if you dont believe me feel my belly unless I made him stand there and put him into me Ive a mind to tell him every scrap and make him do it out in front of me serve him right its all his own fault if I am an adulteress as the thing in the gallery said O much about it if thats all the harm ever we did in this vale of tears God knows its not much doesnt everybody only they hide it I suppose thats what a woman is supposed to be there for or He wouldnt have made us the way He did so attractive to men then if he wants to kiss my bottom Ill drag open my drawers and bulge it right out in his face as large as life he can stick his tongue 7 miles up my hole as hes there my brown part then Ill tell him I want LI or perhaps 30/- Ill tell him I want to buy underclothes then if he gives me that well he wont be too bad I dont want to soak it all out of him like other women do I could often have written out a fine cheque for myself and write his name on it for a couple of pounds a few times he forgot to lock it up". 

Dan kan ik eindigen door te zeggen dat de schrijver erin slaagt de clip te knippen op een van de weinige plaatsen waar de toon over Bloom positief is:

"tomorrow the sun shines for you he [de jonge Bloom] said the day we were lying among the rhododendrons on Howth head in the grey tweed suit and his straw hat the day I got him to propose to me yes first I gave him the bit of seedcake out of my mouth and it was leapyear like now yes 16 years ago my God after that long kiss I near lost my breath yes he said I was a flower of the mountain yes so we are flowers all a womans body yes that was one true thing he said in his life and the sun shines for you today yes that was why I liked him because I saw he understood or felt what a woman is and I knew I could always get round him and I gave him all the pleasure I could leading him on till he asked me to say yes and I wouldnt answer first only looked out over the sea and the sky I was thinking of so many things he didnt know of ... Gibraltar [haar kindertijd was daar] as a girl where I was a Flower of the mountain yes when I put the rose in my hair like the Andalusian girls used or shall I wear a red yes and how he kissed me under the Moorish wall and I thought well as well him as another and then I asked him with my eyes to ask again yes and then he asked me would I yes to say yes my mountain flower and first I put my arms around him yes and drew him down to me so he could feel my breasts all perfume yes and his heart was going like mad and yes I said yes I will Yes."

Tsja ideaal is het niet, maar ik weet niet hoe ik hier anders uit moet komen (heft het hoofd, kijkt over het roezemoezende publiek, schraapt zijn keel, het wordt stil)

Nederland, aan de Linge, einde van de lente 2014

Aantekening van de uitgever: door een onverklaarbaar gelukkig toeval is het laatste deel van deze overigens strakke synopsis gedeeltelijk gecontamineerd geraakt met gedrukt materiaal van onbekende herkomst, waarin voorkomt een zekere heer Buck, niet te verwarren met Mr. Candidate D.B.C. Malachi "Buck" Mulligan (een onbenullig puberkarakter uit James Joyce Ulysses), van wiens (de eerstgenoemde heer Buck zowel als de tweede) opvattingen, zo heeft hij mij verzocht u mede te delen, de lezer uw schrijver zich nadrukkelijk, volledig en onverdeeld distantieert, en waar hij dientengevolge op geen enkele wijze verantwoordelijk voor kan worden gehouden, wettelijk noch anderszins, zo helpe hem God.