Vijfde terugkomst

waarin ik mij terzake van mijn fiets af ga vragen of hebben wel hebben is, zoals toch vaak wordt beweerd.


Tilburg, thuis, dinsdag 18 januari 2000

Nederland. Meteen naar Emilie natuurlijk. Haar moeder Willemien had mijn bericht over de gevangenneming der kwade geesten op het antwoordapparaat aan Emilie zelf laten horen.
Of ze het nog een keer wou horen.
Ja, nog een keer.
Nog een keer?
Ja.
Nog één keertje dan.
En toen was ze naar boven gegaan om haar pyjama aan de doen.
Alleen.
Het is over.
Ik heb haar een grote foto van de tovenaar gegeven. Die heeft iedereen inmiddels gezien. Hij hangt boven haar bed. Er hoeft ’s avonds nooit iemand meer mee naar boven als ze er iets moet ophalen of zich moet uitkleden voor het slapen. De geest is weg. Het werkt hier precies net zo als in Afrika. Precies net zo.
Mijn vriend Adrie refereert nogal triomfantelijk naar de scepsis aangaande spirituele zaken waarvoor ik bekend sta. Zie je wel? Ik geef ruiterlijk het in mij ontstane bijgeloof toe, dat zelfs zo ver gaat dat ik geloof dat Emilie nu ook klachtenvrij zou zijn als mijn boodschap aan haar op het antwoordapparaat geheel verzonnen zou zijn geweest.
Het visitekaartje van his worship de burgemeester van Jinja duikt op uit mijn bagage Ik bestudeer aandachtig met een vergrootglas het vignet van His Worship the Mayor of Jinja. Was het een droom? Nee, dat kan haast niet. Zo'n liefdevol handmatig met vijf kleuren viltstift ingekleurd vignet, dat moet wel echt zijn [plaatje: kaartje burgemeester.jpg]
Het geel in de bek van het nijlpaard is de druppel die mij doet besluiten dat deze sympathieke dieren, dertig jaar geleden, vóór de schietgrage en hongerige soldaten van Amin, bij de Sailing club kind aan huis, weer uitgezet moeten worden aan de oevers van de tweede stad van Uganda. Ik zet een klein flesje verdovingsmiddel en een grote vrachtauto op mijn boodschappenlijstje. En, niet te vergeten, een touw en een fles champagne voor de burgemeester ter gelegenheid van de tewaterlating.

Mijn spirituele broederschap van Nabamba Budjagali is nu ook op mijn Nederlandse pleintje thuis merkbaar: de kleuters van alle ex-Mesopotamische gezindten zijn er vast van overtuigd dat ik bananen kan maken. Hun ouders keren zich tegen dit geloof, maar dat mag niet baten. Men blijft het zeker weten. Nu moet gezegd dat ik ergens tijdens de verspreiding ervan, echter niet aan het begin, een rol heb gespeeld: een pleinkleuter heeft mij apart genomen en onder vier ogen gevraagd of het waar was dat ik bananen kon maken. Ik heb bekend dat ik dat kan, maar dat het wel een heel werk is en ze dus liever in de winkel koop.
Toen werd ik voor het blok gezet: als er geen bananen zijn, en je hebt ze echt nodig, dan maak je ze zelf?
Ja, dan maak ik ze zelf.
Ik voor mij zie mijn standpunt allereerst als een blijk van zelfvertrouwen, en het schijnt mij toe dat de kleuters op mijn pleintje juist dat op waarde weten te schatten. Het is net of ze zelf ook wat rechter op lopen, zo van: wij weten wat dominees, pastoors en imams zijn maar kennen ook iemand die bananen kan maken.

Och, och wat weten die "islamitische" meisjes goed hoe je jongens moet boeien en geborneerde burgers de kwaaie dampen aan moet jagen. Er is er nu bij ons een van zestien die een bordeauxrood stofje heeft gekocht met een gouddraad-motiefje er in. Daar heeft ze een strak minirokje van gemaakt, een dito hesje en de rest was net genoeg voor een hoofddoekje. Wat een spetter. En ze weet het.
Zou  het niet mooi zijn als er eens een grote homobetoging kwam  uit solidariteit met de Islamitische vrouwen waarbij alle betogers een hoofddoekje droegen? Of zullen we eens doen zoals de Denen toen de Duitsers met hun jodenster kwamen (Nederlanders zetten ze gewoon op de trein naar de kampen): een paar dagen later droeg iedere Deen een jodenster. Nu wij. Met hoofddoekjes. Oudere mensen hebben ze nog wel liggen, in de vijftiger jaren droegen alle Nederlandse vrouwen immers hoofddoekjes.

Nu moet het afgelopen zijn met dit dagboek. Ik word er doodziek van. Het eindigt er nog eens mee dat ik een paar uur per dag tijd heb om te leven want de rest van de dag is nodig om die paar uur op te schrijven. Dat genavelstaar interesseert toch geen mens. De zaak is compleet uit de hand gelopen. Tot overmaat van ramp heeft de nieuwe versie van mijn tekstverwerker op eigen houtje uitgevonden dat ik in het Nederlands schrijf en vervolgens allerlei woorden omgetoverd tot foute, maar bestaande Nederlandse woorden ("Grashalm" voor "Graham"). Onvindbaar straks voor spelchecker. Ik krijg deze corrector niet afgeschoten, dat kunnen ze wellicht alleen op het hoofdkantoor van Microsoft bij de afdeling Word -zonder wie, het zij te hunner ere gezegd, ik overigens wijselijk had afgezien van het schrijven van dit kolereboek- maar het lukt mij hem te verbieden om op eigen houtje te beslissen in welke taal ik schrijf en hem vervolgens op Zulu te zetten.
Dat helpt. Hij gaat het rustiger aan doen. Heel af en toe ziet hij nog iets dat vanuit Zuluperspectief voor verbetering vatbaar is, maar als het boek klaar is ram ik hem onverhoeds terug van Zulu op Nederlands en dan pakt hij zijn eigen Zulu verbeteringen weer bij de kraag.
Na terugzetten van Zulu op "Dutch (Netherlands)" val ik ten prooi aan andere westers-pathologische hyperactieven: de denkers die ook van de prullebak op mijn desktop een "prullenbak" (niet verwijderbaar!) hebben gemaakt. Dit is pas echt erg: de boerebedrieger die "of course not" antwoordde op Father Josephs vraag of hij een dief was (fiets_bul.jpg (479 bytes) dagboek 20 december 1998), blijkt geen paterbedrieger maar een "boerenbedrieger", iemand dus die kansrijk is voor de post van minister van landbouw, tenzij hij over "koeienmest" begint want dan levert hij veeleer gedachtengoed voor een spelcommissie, waar de verdoemde ex-Mesopotamische voorzitter uitleggen hoe het mogelijk is dat een seksueel ervaren vrouw maagdenborsten kan hebben en hoe het mogelijk is dat één van de belangrijke verschillen tussen westerlingen en Afrikanen de gewichtige kwestie betreft aan welke eisen maagdenborsten dienen te voldoen om maagdeborsten genoemd te mogen worden (zie dagboek 30 juli 1998). Dit lijkt het einde van mijn bijkans maagdelijke schrijverscarrière. Een gruwelijke dwingelandij, uitgeoefend door een samenzwering tussen Microsoft en een of ander Nederlands Ministerie van Spelling maakt er even een heel ander boek van. Een boek dat ik niet op mijn geweten wil hebben en mij zelfs nog op dagvaardingen zou kunnen komen te staan .
Maar op het punt van diepste wanhoop schiet Microsoft mij ineens te hulp met een goed bedachte Afrikaanse knop: Ignore.
Ignore, ignore, ignore.

Tilburg, thuis, dinsdag 18 januari 2000

Het is de hoogste tijd om de organisatie van mijn onderzoek onafhankelijk te maken van de Alva Universiteit. Veiligheid, bescherming tegen bemoeizucht en het verwijderen van handvaten voor pesterij van De Secretaris, Admiraaltje en consorten. Mijn website haal ik van de server van de Alva Universiteit en ik breng hem onder bij PHiLES, de wetenschappelijke afdeling van Mindphiles.com (internet: http://mindphiles.com), onder auspicien van de Stichting MIND. De server staat in St. Louis Missouri, dat lijkt me ver genoeg weg. PHiLES (Philosophy, Logic, Economics and Society) gaat onderzoek presenteren van auteurs dat dient als overzicht van wat beschikbaar is op het internet en in boekvorm, en geeft nadere uitleg voor wie daar iets van aan het lezen is maar achtergrondkennis blijkt te missen. De kwaliteit wordt hoog, want auteurs kunnen hun pagina's voortdurend blijven verbeteren, wat met boeken en tijdschriftartikelen natuurlijk niet kan. Ik begin de mensen uit mijn netwerk aan te moedigen deel te nemen aan de werkzaamheden, waarbij we ons verenigen in een internet instituut, het PHiLES Institute (internet: http://mindphiles.com/Institute/philesinst_f.htm).

Tilburg, thuis, februari 2000

Op het schaakbord van mijn spel met de Alva Universiteit heeft wederpartij langzamerhand een gecompliceerde stelling opgebouwd. Het is een echte inquisitie geworden. Ik word beschuldigd van van ernstige nalatigheid, knoeien met declaraties, plannen tot inbreuk op auteursrecht en leugens, ongewenste intimiteiten, maar wat het vaakst terugkeert: Prof. Admiraaltje heeft gezegd dat de wetenschapsfilosofische relevantie van mijn Afrika onderzoek niet duidelijk is. Wat anderen er van vinden, in de faculteit, in de universiteit en in de rest van de wereld is niet van belang want Admiraaltje is mijn baas en die zegt het. Het komt op mij af in officiële berispingen, klachtenprocedures, functionerings- en personeelsbeoordelingsgesprekken. Alva-functionarissen hebben mijn nieuwe website gevonden, breken in op de niet gepubliceerde directory van PHiLES op de web-server van mijn provider in Amerika (toch wel knap) en beschuldigen mij op grond van daar ontvreemde gegevens van schending van privacy.
Een beoordelingsgesprek was wegens meningsverschillen door de Zedelijk geschorst. Maar hij stuurde mij toch een beoordeling thuis. Het loog er niet om: ik kon niets, ik wist niets, ik deed niets, ik was een rotvent en ik loog.
Zo'n ding kun je niet opsturen in een schorsing vanzelf, maar zij vonden van wel en zo kwamen we bij de kantonrechter, aan wie de voorzitter van haar college van bestuur, een charmante jeugdige CDA-politica met een uitgebreide garderobe van prijzige minirokken, veiligheidshalve had geschreven "anders dan Hamminga stelt, is de beoordeling niet geschorst".
Ter zitting kwam De Jurist van het College van Bestuur opdraven. Dit is zonder twijfel verreweg het meest intelligente lid van het college van bestuur van de Alva Universiteit, rechtskundig onderlegd, hij kan denken, maar is onvoorwaardelijk trouw aan zijn college, derhalve volstrekt onbetrouwbaar voor ieder ander.
In zijn gevolg bevonden zich niet alleen Prof. Zedelijk, de decaan ten tijde van de beoordeling (die de memorabele vergadering dus had geschorst), maar ook de zittende decaan, Prof. de Graaf en De Secretaris zelf, in hoogst eigen persoon (die allebei bij de schorsing aanwezig waren). Verrast en gegeneerd door deze massale en zware opkomst van Alva Universiteit-zijde propte de notuliste van de kantonrechter nog drie stoelen in het spreekkamertje. Ze kreeg ze er alleen nog in door ze achter de stoel van De Jurist te zetten. Deze nette heer herhaalde, eenmaal gezeten, met nadruk het door de voorzitster van het college in geschrifte reeds gehuldigde standpunt dat er van schorsing geen sprake was geweest. De anderen, getuigen van de schorsing, zwegen.
Eén van de destijds bij de schorsing aanwezige hoogleraren die niet mee had gemogen naar het kantongerecht had zijn geheugen gelukkig niet verloren. Maar ook met zijn brief over de schorsing zou de Alva Universiteit later levensbeschouwelijk raad weten: aan de rechtbank van Breda schrijft men in de aanloop naar het vonnis: "een brief...die van een stelliger memorie inzake details getuigt dan ruim twee jaar na datum nog geloofwaardig lijkt". Over een hoogleraar die ze al twintig jaar in dienst hebben.

Tilburg, thuis, eind maart 2000

Lang heb ik op filosofisch-experimentele gronden de gedachte verworpen mijn lokale, nationale en internationale contacten in de universitaire wereld te mobiliseren tegen het mij belagende Alva groepje, zoals ik in Uganda wel degelijk van het begin af aan zou hebben gedaan. De vraag is immers: gaat de rechterlijke macht zoiets in een rechtsstaat als Nederland keren zonder het soort praktische bedenkingen dat rechters in landen Rusland en Uganda vrijwel geheel in beslag neemt, dus zuiver vanuit juridische overwegingen?
Twijfel bekruipt mij af en toe. Dan lijkt het even geen filosofisch experiment meer. Dan gaat het mij meer bezighouden dan praktisch zinvol is. Zelfs als ik de dagelijkse zetten in dit spel heb gedaan en weer iets anders kan gaan doen laat het mij niet meer echt helemaal los.
Dat is storend. Ter bestrijding van mij bekruipende rampfantasiën houd ik mijzelf voor dat er in het ergste geval genoeg andere mooie dingen voor mij te beleven zijn, in een ton à la Diogenes hoef ik al niet meer nu ik een rijdende hut heb, voorzien van 220 Volt, computer notebook, e-mail, internet een boekenplank met een elastiek erom tegen het omvallen en een slaapzak die tot –15oC gaat.
Maar werken ga ik zeker niet doen. Dat heb ik nooit gedaan, dus ik heb er helemaal geen ervaring mee, maar het lijkt me vreselijk.

Tilburg, thuis, april 2000

Nu wordt het echt aanpoten. Voltijds geconcentreerd zijn op mijn colleges is niet meer mogelijk want ik wordt voordurend bestookt met procedures. Dan heister ik mijn juridische papier over mijn college aantekeningen op mijn bureau. Zet al mijn piepertjes op de college-uren.
Twee weken later moet ik de studenten een keer of drie per uur vragen waar ik ook weer was. Ik voel een knellende band om mijn hoofd.
Nog een paar dagen later beschrijf ik mijn huisarts mijn symptomen. Die verbiedt mij terug naar mijn werk te gaan.
Ik schijn een burn out te hebben.
Nou ja, zeg.

Alpe d’Huez, mei 2000

Niets doen. Afrika in Europa. De bedrijfsarts vindt burn out een zwaar woord maar stuurt mij wel naar een psychologe. Die vindt dat ik er uit moet. De natuur in of zo. Bij mijn Afrikaanse vrienden ben ik welkom. Het lijkt haar een goed idee daarop in te gaan, maar de bedrijfsarts adviseert mij niet naar Jinja te gaan. Die plaats is aan de Alva Universiteit te omstreden.
Duf van nachten waarin de slaap mij niet wilde vatten, met suizende oren, een soort klem op de slapen en voor alle veiligheid drie dossiers onder in het ruim voor eventueel noodzakelijke spoedreacties sjees ik in mijn rijdende hut Zuidwaarts met mijn parapente naar de Franse Alpen.
Bij de afslag naar Genève blijk ik plotsklaps te besluiten door te rijden naar Grenoble.
Daarachter ligt de Écrins, een prachtig natuurreservaat waar ik mij voorstel ongestoord en in het gezelschap van grote roofvogels het luchtruim te kunnen kiezen.
Plots blijk ik onder aan de helling naar Alpe d’Huez te staan. Er zijn startplekken boven, zegt mijn zweefzeilgids. Je blijkt er op te kunnen met de auto. Bij elke bocht staat een bord met de naam van een wielrenner en het jaartal dat hij de rit hier heeft gewonnen meest Nederlanders. Tsja die hebben natuurlijk nog energie omdat ze thuis geen bergen op hoeven. De bordjes doen op den duur wel wat denken aan wat je hier ook veel ziet op plaatsen langs de weg waar iemand zich doodgereden heeft. Alleen liggen daar dan meestal bloemetjes bij..
De luchtdruk is boven slechts 800 mb. Ik laat gauw mijn keiharde banden wat leeglopen. Het licht is er verblindend. Als ik mijn pet pak moet ik ineens aan Picavet denken, die niet aan petten doet in Jinja. En dat ik al had besloten dat de klep niet gemist kan worden maar dat het eigenlijke hoofddeksel, steevast binnen een uur vol opgedroogde smerige zweetzoutrandjes, nergens voor nodig is zolang je nog haar hebt.
Ik pak mijn zakmes en knip het dak van de pet af.
Zo.
Een andere wereld.[Plaatje: alpe_dhuez.jpg]

Ik heb een burn out.
Maar het lijkt wel even of die nog thuis ligt.
Tot ik probeer te gaan slapen.
Want dan zie ik ineens
allemaal sterren die er niet zijn.
Het kan me niet schelen.
Ik zie ze

Op de Alpe d’Huez is GSM-dekking. Waarschijnlijk moeten die skitoeristen elkaar op de piste voortdurend bellen ’s winters. Ik download mijn e-mail.
Veel Alva gedoe. Maar ook Grace. Ze heeft een hotmail adres, blijkt. Ik kan antwoorden.
Grace was, had ze de laatste keer gezegd, aan het sparen om in het voorjaar naar Nederland te komen.
Ze was van harte welkom, zei ik.
Mijn vermoeden was dat ze hier zou willen blijven. Ik had gedacht haar uit te nodigen op een toeristenvisum en dan zou ze het verder zelf moeten weten. Ik was zeker niet van plan haar vliegticket te betalen. Ze kon natuurlijk wel gewoon eten en logeren bij mij. Dat leek me prachtig, met iemand door Europa te lopen die in Afrika geboren is en dit gedoe van ons hier nog nooit in het echt gezien had en met zo’n burn out zou ik er ook nog alle tijd voor hebben gehad.
Ik mail een groet aan Grace van Alpe d’Huez.
Het voorjaar is al begonnen dus ik begin me wel af te vragen of Grace eigenlijk wel wil komen. Ze moet immers nog een visum hebben en ervaringen met de domheid, de bloedstollende bureaucratie en de ordinaire pesterij van het Nederlandse zogeheten "Corps Diplomatique" in verband met mijn charmante doch heetgebakerde, jeugdige Slavische voormalige echtgenote Olga, met wie ik in een dramatische scheiding lig met veel Russische vuur- en vlamverschijnselen en haar Opa uit Turkmenistan doen mij weten dat je voor de aanvraag van een visum voor Nederland zeker twee keer zoveel tijd voor moet rekenen als voor elk ander bananenkoninkrijk ter wereld dan ook (behalve natuurlijk als je crimineel of asielzoeker bent, die hebben hun eigen methoden om alle deuren onmiddellijk voor zich open te krijgen) en hebben gemaakt dat ik nog steeds in de lach schiet als dat woord, "Corps Diplomatique", ergens hoor vallen.
Er blijkt ook een e-mail van het internationale wetenschapsfilosofische tijdschrift Poznan Studies in the Philosophy of Science and the Humanities binnengekomen. Men gaat op mijn voorstel om onder mijn leiding een aparte aflevering te maken over kennis en de omgang met kennis, een vergelijking tussen de westerse en Afrikaanse cultuur. Dat wordt niet alleen vreselijk leuk werk om te maken, ik zal er ook weer interessante mensen door ontmoeten. Zal mijn "overeenstemmingshoogleraar" Prof. Admiraaltje nu blijven volhouden dat mijn Afrika-werk niet wetenschapsfilosofisch relevant is? Ik denk het wel. Zijn verbetenheid zal er alleen maar door toenemen. Het is een prestigeslag geworden, hij heeft er inmiddels zijn hele ego aan verbonden. In het volgende functioneringsgesprek zal ik wel helemaal nergens meer voor deugen.
Maar voor mezelf een prachtige slag binnen vanzelf. Hoewel het duister is, koud en stevig waait op de wei boven Alpe d’Huez moet ik toch dringend even de rijdende hut uit voor enkele radslagen en een flikflak.

Terug in Tilburg, juni 2000

Grace bericht mij nu weer van een ander e-mail adres dat zij er niet in slaagt haar hotmail te lezen. Ze is haar reis aan het voorbereiden, maar weet niet goed hoe het verder moet.
Gebruik makend van mijn met Olga en haar Opa opgedane kennis van het "Corps Diplomatique", leg ik haar in een e-mail naar haar buurtgenoot in Jinja Piet Korse uit wat ze moet doen. Onder andere moet ze daar vragen wat er in de uitnodiging moet staan die ik haar moet sturen en wat daar voor papieren en bewijzen en overtekende stempels van echtheid en overtekende stempels dat het vorige overtekende echtheidsstempel een echt echtheidsstempel is etc. etc. etc. Dat heb ik allemaal zelf meegemaakt. Dat krijg je als je als buitenlander netjes vraagt of je in Nederland op bezoek mag en daarom doen de meesten het ook anders.
Piet meldt mijn e-mail aan Grace braaf te hebben uitgeprint en weggebracht.
Daarna hoor ik een tijd niets van Grace.
Ondertussen meldt Piet dat uit niets blijkt dat de vele broers van Grace die bij hem over de vloer komen denken dat ze bezig is een reis naar Nederland te organiseren.
Dan krijg ik weer een e-mail. Van het Jinja kantoor van de Ugandese kwaliteitskrant New Vision waar zij vaak voor werkt. Of ik haar wil bellen. Er volgt een nummer.
Ik kijk wel uit. Ik voel nattigheid. Heeft ze iets dan kan ze mailen. En mail lezen kan ze best leren. En hotmail is gratis.Moet ze mij om één of andere reden per se telefonisch hebben dan belt ze zelf maar. Nog een maand later krijg ik wel een e-mail. Dat het zo stil is. Een stilte waar ik volledig vrede mee heb. Dat wordt geen Grace in Nederland, tenzij ik bel en inga op het dan ongetwijfeld geuite verzoek een vliegticket te...subsidiëren? Geven? Lenen? Voor haar is dat allemaal het zelfde. Geld is geld.
Ik herinner mij ineens dat ik haar toen ook met plechtige schriftelijke schuldbekentenis haar reisgeld terug naar haar Tanzaniaanse penoze universiteit in Mwanza had geleend. Daar heb ik nooit meer iets van gehoord natuurlijk: soms geven blanken geld en soms willen ze dat je daarbij een papier tekent. Nou, dan doe je dan, want wij zijn, zoals David Lamb onvertaalbaar Engels zegt: "accommodating".
Nee, mevrouw. Zo doen we dat niet.
Inmiddels is Piet is in Nederland!
Voor een week of acht. Het is zijn tweejaarlijkse vakantie en algehele medische check up.
Nou weet ik al van de vorige keren dat ik daar niet te veel van moet verwachten, want hij heeft het dan druk. De goedgevige achterban vraagt aandacht en er is een tocht gepland langs een keur van dokters.
Ik bel hem een dag of vier na zijn aankomst. Het gaat hem goed, het is voorlopig even druk, we moeten later eens wat afspreken.
Na acht weken is Piet weer weg.
Daar moet je tegen kunnen Bert, houd ik mezelf voor. De natuur is zoals hij is, een beer houdt een winterslaap en dan zie je hem niet en Piet zie je alleen in Jinja, zo is dat gewoon. Je kunt alles wel anders willen hebben, maar daar word je niet gelukkiger van.
Ik krijg een fax van Gerard Picavet. Ernest: wil dat buurhuis zelf eigenlijk wel.
Wat of ik vond, vroeg Gerard, misschien moest ik eens met Ernest overleggen, schrijft hij voorzichtig.
Dat is zo logisch als wat: het buurhuis voor Gerard’s "zoon" Ernest, voor de vader van zijn kleinzoons, Michelle my belle en haar moeder, de hele familie en alle honden blaffend, happend en joelend over de prachtig bijgehouden gazons, mooier kan het natuurlijk niet. Ik trek mij daar graag voor terug.
Mijn Jinja-huis is weer wat virtueler geworden.
Een brief van Zoni: hij is blij met twee nieuwe opdrachten voor het maken van portretten van foto’s die ik hem overbracht. Maar voor negentig euro kan hij het niet meer doen. Het wordt allemaal te duur.
Ik kan mijn ogen niet geloven. Te duur? De materiaalkosten van zo’n portret liggen onder de vijftig cent, plus dan het ruitje. Wat kost een ruitje in Uganda? Niet meer dan een riks. Zoni meet niet zozeer kosten alswel geldnood, is mijn indruk. Hij opereert met zijn exorbitante vraagprijzen nu geloof ik niet zozeer als tot mislukken gedoemde uitbuiter doch als wanhopig mens in schulden, met afgesloten elektra en een huurachterstand. Hij bedenkt maar eens wat. Dat wordt dus kiezen tussen een tactisch doch vasthoudend gesprek of stoppen met de pogingen zijn collages hier aan de man te brengen. Mogelijk dat hij nog met gesloten beurzen een aantal opdrachten voor die exorbitante prijs voor me doet om zijn schulden bij mij "af te lossen" en dan zoekt hij het verder maar uit. Als ik hem werkelijk zou willen helpen moet ik hem gaan uitbuiten als een Indiër. Dan krijgt hij contact met de werkelijkheid. Voor mij is het niet interessant om voor Indiër te spelen. Wat kan mij dat geld schelen. En er zijn daar Indiërs genoeg die er wel mee bezig willen zijn en die zo twintig collages van hem willen afnemen voor een tientje per stuk.
En dat weet Zoni. Maar dan wil hij liever arm zijn.
En dat mag je willen.
De vrijheid is een kostbaar goed.
Maar ik heb geen missie.
Ik ben alleen nieuwsgierig of die mattenweefmachine ooit nog gaat werken.
Maar dat is een kwestie van af en toe tussen het relaxen door eens gezellig bij hem langs gaan.
Krijg ik nog een glaasje citroen met suiker ook.
Hèhè, wat een rustgevende gedachten allemaal. Ik geloof dat de Stichting Mind het begint te leren.

Tilburg, thuis, augustus 2000

Inderdaad: het akkoord van de redactie van het internationale wetenschapsfilosofische tijdschrift om mijn Afrika-werk te laten uitmonden in een speciale aflevering blijkt mijn "overeenstemmingshoogleraar" Prof. Admiraaltje niet te kunnen bewegen zijn mening te herzien. Integendeel.
Zowel intern als bij de inmiddels lopende juridische procedures stelt de Alva Universiteit dat als mijn "overeenstemmingshoogleraar" Prof. Admiraaltje eenmaal een oordeel over mijn onderzoek heeft, verdere externe oordelen niet relevant zijn: "van dergelijke door een belanghebbende aangedragen externe documenten kan de draagwijdte niet zonder meer worden beoordeeld, zodat zij buiten beschouwing moeten blijven" schrijft een door het college van bestuur als beroepscommissie ingehuurd trio hooggeleerde braverikken. Al kreeg ik er nog de Nobelprijs voor ...
Heeft de Alva Universiteit zo'n afschuw van het "externe"? Soms zou je het niet zeggen. Mijn faculteit bijvoorbeeld heeft toevallig laatst een lijstje gemaakt van tijdschriften waarin een publicatie door een staflid intern bijzondere waardering zal genieten. Zo'n "hitlijst" is een jaar of vijftig geleden aan de serieuze universiteiten in de mode geweest. Het was destijds wel verfrissend: men was een tijdje op de voetbalcompetitie-toer en sprak zelfs van het "scoren" van "punten". Het is elders weer uit de mode, maar nu het dan uiteindelijk zelfs in de Alva Universiteit  is doorgedrongen komt het goed uit: het tijdschrift Poznan Studies waarin mijn werk gepubliceerd gaat worden, staat er op. Wellicht is hen dat even ontgaan. Wellicht worden ze er alleen nog maar kwaaier van als ze het zien.
Enfin, deze uiterst felle en koppige weerstand van mijn universiteit, tot het weigeren van de normaal routinematig verstrekte gedeeltelijke reiskostenvergoeding toe, is toch wel een onmisbaar onderdeel van mijn Afrika ervaring geweest.
Vanuit Afrikaans gezichtspunt is de tegen mij te velde trekkende bestuurlijke top van mijn faculteit en universiteit gezegend met een veelvoud van wat nodig is om volmaakt gelukkig te zijn. En het zelfde geldt natuurlijk voor mijzelf. Ook vormen wij geen enkele bedreiging voor elkanders welvaren. Desondanks moet er door deze keurige en geleerde katholieke krijgsheren te vuur en te zwaard tegen mij gestreden worden.
Deze ervaring, van het leven in dienst van het maken van iets, het daarbij ontstaan in mij van allerlei vormen van besef die voor mij, en, gezien de reacties ook voor anderen nieuw en interessant zijn heeft door de pressie van de Faculteit Wijsgerige Wetenschappen een extra dimensie gekregen. Niet alleen van het resultaat, maar zelfs van de pressie zelf moet ik zeggen dat ik het voor geen goud had willen missen. Alles hoort bij elkaar. Het is een logisch geheel dat zo heeft moeten zijn. Ik raakte extra op dreef omdat ik ben gaan beseffen dat ik, om zo te zeggen, wellicht niet zo’n groot schrijver ben als Willem Frederik Hermans, maar dat ik me ook niet zo makkelijk weg laat pesten naar Parijs. En dat het dan je werk is dat het werk moet doen.
Ik laat het dagboek aan wat proeflezers lezen. Een van hen, Prof. Schapenfokker, emeritus van de Alva Universiteit, hangt enkele uren nadat hij het manuscript in bezit kreeg aan mijn telefoon met de mededeling dat de passages over de universiteit absoluut niet kunnen. Op mijn vraag wat hij van de rest vindt deelt hij mij mede daarop terug te zullen komen als hij het gelezen heeft. Toch ik neem zijn wijze raad maar ter harte en schrap enkele van de sappige details die hem in het vuur van het eerste lezen het meest waren opgevallen.
Werk! Jazeker! En hoe. Dit boek is bijna af (de systematische slothoofdstukken macht, kennis, taal en tijd zijn al geschreven). Ik ben helemaal kapot, dat kan ik je wel vertellen. Ik heb ooit eens een hele marathon gelopen maar dit was toch wel even andere koek.
Ik wil eens een keer praten met mensen die boeken voor de lol schrijven. Dat moeten merkwaardige types zijn. Het is vreselijk en ik doe het nooit weer.
Of? Hoe zeer ik mij ook aangetrokken voel tot het Afrikaanse weldadige gevoel van rust en vrijheid van verplichtingen, de volstrekt irrationele maar scherpende gedrevenheid van de westerling die alles al heeft en toch met wallen onder de ogen blijft vechten voor nog iets erbij, en als dat echt niet meer gaat, zoals bij de wijsgerige bestuurderen der Alva Universiteit voor iets eraf bij een ander, ja, dat blijft toch ook iets boeiends waar je, als je hier nu eenmaal geboren bent, bij hoort of je nu wilt of niet.

Tilburg, thuis, september 2000

Moet ik niet in Afrika gaan wonen? Voor het Laatste Oordeel zal het niet helpen, maar volgens Voltaire is je tuin het belangrijkste en die heb je daar voor een prikje en zelfs als je er niets aan doet kun je er lekkerder van eten dan hier uit de supermarkt. Niemand zal op het idee komen daar een atoombom te gooien. Met zo'n ding valt elders veel meer mee te verdienen. Ook tijdens een nucleaire winter moet je op de evenaar zitten vanzelf. Er zijn ook geen hoge gebouwen en heel weinig vliegtuigen, ook nog eens alleen maar kleintjes . En de zeespiegel mag stijgen, je zit er daar een dikke kilometer boven. Als dan tenslotte die nieuwe ijstijd komt krijg je nog wat aangename verkoeling ook. En het is het enige continent waarvan blanken vinden dat het geld mag kosten.

Op een plank in mijn boekenkast staat nog steeds een foto van Faith, met een brede glimlach, een heel klavier van helderwitte tanden, op "mijn" fiets door het bos over de rode kleiweg naar "haar" land. Mijn en dijn in Afrika. Ach, wat in Europa bezit betekent is mij bij nader inzien ook niet zo duidelijk meer.
Piet heeft net weer gemeld nog steeds niets van Faith te hebben vernomen. Ze had al lang moeten gaan aflossen. Ze had ook naar hem toe kunnen gaan om een regeling te treffen. Nee, die zien we niet terug. En we gaan haar natuurlijk niet halen ook. De schuld van Faith kan worden afgeschreven.
Of, nee, dat is niet Afrikaans, besluit ik. We schrijven haar niet af. Ze blijft voor het leven een dubieuze debiteuze. Dat is Afrikaans.
Maar die fiets, dat zou mijn fiets blijven. Had ik met haar afgesproken. Wegens de emotionele waarde. En de titel van mijn boek.
Ik zucht diep. Moet ik die flutfiets daar uit Kamuli gaan terughalen terwijl ik bij iedere Indiër voor acht tientjes een splinternieuwe heb? In naam van wat?
Ik pak de foto van Faith en doe hem weg. In mijn mapje Afrika Privé.
Ik staar wat uit het raam.
Dan pak ik hem er weer uit en leg hem op de scanner.
Want hij hoort hier: [plaatje: faithfiets.jpg]
Het is net of ik even Nabamba voorbij voel flitsen.
Alsof hij snel even met zijn vlijmscherpe hakmes een soort navelstreng tussen mij en die fiets doorsnijdt.
Heerlijk.
Heel even voelt het alsof mijn lichaam wordt bewoond door een echte Afrikaan.