Tweede reis, juli 1998

waarin ik als Afrikaan de puberleeftijd bereik, wilde haren krijg en zelf de wijde wereld intrek.


Jinja Rubaga, Mwangu Close, vrijdag 24 juli 1998

Ik heb je verwaarloosd, lezer, sorry. Ik zit alweer op de evenaar in de avondschemer onder een paarsblauwgouden hemel vol piepvogeltjes aan de cola te relaxen.

Sinds de laatste keer dat ik iets schreef is er ook niet veel bijzonders gebeurd. Ik ben het alleen steeds gekker gaan vinden dat ze bij ons in Europa eerst dioxine en BSE-virussen in je eten smeren en dan een stickertje op je sigaar plakken dat hij slecht is voor je gezondheid, en veertig euro boete als je autogordels niet draagt want oei dat is zo gevaarlijk. En als je aan het eind van je leven tevreden dood wil gaan gaan ze enorme bedragen uitgeven en verdienen om je leven rekken. En alles voor het goeie doel vanzelf, je mocht eens denken dat het om de centen gaat. Mijn charmante doch heetgebakerde, jeugdige Slavische voormalige echtgenote Olga, met wie ik in een dramatische scheiding lig met veel Russische vuur- en vlamverschijnselen blijft klieren, de schone jongeling van het –toch gerenommeerde- detectivebureau kwam met vage brabbels van de allure van een paranormaal begaafde glazenbollengluurder, is gedechargeerd en waarschijnlijk nu op eigen kosten met het door mij in het vooruitzicht gestelde straatwerk bezig, de vijfde colonne in mijn faculteit ook: men heeft niet gereageerd op mijn brief maar bedacht met mij een formele "personeelsbeoordeling" aan de broek te doen. Dat gesprek, aan beide zijden natuurlijk zorgvuldig voorbereid, is op mijn verzoek door voorzitter Zedelijk geschorst op grond van beoordelingsreglement artikel zoveel: bij gerezen meningsverschillen mag je nieuwe informanten vragen of zoiets, maar ik ontving toch de volgende dag een opgemaakt beoordelingsformulier, op mijn huisadres nog wel, niet in een bruine envelop, edoch in een witte, waarin ik, kort samengevat blijk niets te weten, niets te kunnen, niets te doen, een rotvent te zijn en nog te liegen ook.
Een stortvloed van leugens, schrijft Admiraaltje als eerste beoordelaar.
Zedelijk tekent als decaan en tweede beoordelaar.
Zelfs de personeelsfunctionaresse hebben ze door haar onervarenheid zover gekregen dat ze haar handtekening er bij heeft gezet.
Of ik even, zoals het reglement dat wil, voor gezien wilde tekenen.
Het lijkt mij toch dat ik dat niet wil. Zij gaan met die beoordeling de wereld der formaliteiten en reglementen in, noodgedwongen moet ik tijd besteden daar studie van te maken, alsof ik niets beters te doen heb, en dan houden ze zich er zelf niet aan! Ik heb het, nadat ik de aard van de energie die men aan het schimpen had besteed goed tot mij door had laten dringen, eerst aan mijn advocaat laten lezen.
De Secretaris hield sinds begin van het jaar mijn aanvragen voor kostenvergoedingen dreigend in de la, zoals hij dat gewend is bij stafleden met wie hij een appeltje heeft te schillen, maar toen ik niet ch�peau bas langs bleek te komen gingen ze hem daar branden en op een goede middag in april had ik de vier aanvragen die hij geleidelijk van me had gekregen terug in mijn postvak: alle vier afgewezen. Koster zou tevreden over mij zijn: reserve kweken, blijven ademen, goed blijven uitkijken en laat de tegenstander komen!
Intussen blijken de heren van de faculteit inderdaad definitief de stap te hebben gezet schrijvens aan mij niet langer in bruine enveloppen in mijn interne postvak, maar in witte enveloppen met de PTT-postbode thuis te laten bezorgen. Wat dat precies betekent weet ik niet, maar ik heb de indruk dat het voor hen een nieuw hoofdstuk opent. Er was nog ��n keer een uitzondering namelijk toen ik na een week mijn beoordelingsformulier nog niet voor gezien getekend en teruggestuurd had. Toen kreeg ik op zaterdagochtend een aanmaning van De Secretaris thuis. Wel een witte (geen bruine) envelop, wel thuis, maar niet van de PTT, maar van een wat dik meisje op een scooter met een bekraste gele helm op. Na een koene sprong uit de douche ving ik, drijfnat en splinternaakt boven vanuit de het badkamerraam nog juist een glimp van haar op. De Secretaris had duidelijk hele hoge nood gehad. Maar hij zou het fel begeerde formulier niet uit mijn la krijgen.
Over die extra kosten van thuisbezorging hoeft de belastingbetaler zich overigens geen zorgen te maken. Gemiddeld kosten die brieven tussen de 100 en 500 euro, heb ik uitgerekend, dus die 20 � 40 cent en die envelop zit in de foutenmarge.
Zo wordt het steeds interessanter.

Ondertussen heb ik ook beter leren vliegen maar ik moet nog een hoop leren voor ik echt loos kan met dat zeil, ik leer het niet in het tempo van zo'n jong vogeltje die uit zijn nest springt. Hoe centraal de betekenis van dat vliegen ook voor mij wordt, daar vertel ik later nog wel eens over want het grote moment is nu daar: eergisteravond kwam ik aan op Entebbe en inmiddels bevind ik mij in precies net zo’n huisje als Piet Korse heeft, twintig meter verderop, leeg met uitzondering van enige kleren van een onduidelijk relatie van secretaris der bisschop en beheerder van dit logeerhuis father Vincent. Ik begon rustig naar zijn welbevinden te vragen vanzelf, we zijn in Afrika, hem bij mij thuis in Nederland uit te nodigen en daarna pas kandideerde ik als huurder van een kamer in dit huisje. De gastvrijheid was bijkans absoluut, de schaarse spullen van de toch volgens hem zelden aanwezige relatie werden uit de grote kamer geschopt. Van betalen kon geen sprake zijn.

De Stichting Mind heeft inmiddels een boekhouding. Met inkomsten. Voorshands zonder uitgaven. Maar dat zal nu wel gaan veranderen, want ik ben weer in een fatsoenlijk land, Uganda! Behoudens slaap-, zit- en opbergmeubelen en een goddank werkend elektrisch fornuis, is hier geheel niets (geen keuken- of eetgerei, pannen, ijskast). De douche is koud maar geeft water! Met een van Piet geleend pannetje kan ik drinkwater koken, thee en koffie zetten.

In tegenstelling tot de vorige keer lijkt de overgang naar Afrika soepel te lopen. Reeds thuis bij het inpakken van mijn koffer vloeide de spanning uit mij weg. Die kwam niet terug toen op Entebbe de Sheratonbus een kogelgat in de voorruit bleek te hebben en er een meneer met een geweer naast de bestuurder plaatsnam toen we wegreden. Inmiddels had ik geruchten vernomen over toegenomen armoede (er moet haast ook wel minder te eten zijn na al die regen).
Aangekomen in het hotel bleken de Ugandese meisjes talrijker, mooier en eleganter gekleed dan ooit.
De volgende ochtend las ik dat er in Sheraton die avond weer een nationale missverkiezing was geweest.
Piet is weer gestresst en boos op al die halve zolen die niet komen opdagen bij afspraken, liggen te pitten, zijn werkvloer zo verven dat de werkster het er in ��n streek weer afveegt, zes lege plastic olieflessen voor zijn huis wegkeilen als ze toch even bij hem halt houden om hem iets te vragen, man, man, man wat een land…
Ik sprak gisteren met Vincent af vandaag langs te zullen komen voor de sleutel. Trots op mijzelf dat ik zorgvuldig vermeden had een uur overeen te komen fietste ik (ja de fiets was er nog!) de heuvel op. Vincent bewaakte als altijd van achter zijn bureau de toegangsdeur naar de kamer van de bisschop. Die was er niet en hij moest toch naar beneden. Kon hij mij meteen even de sleutel geven. Good luck! Zo doe je dat in Afrika! (Tot het niet lukt natuurlijk…).
Ik zit er niet om te springen onmiddellijk naar Miss Margaret te gaat en mijd Main Street om buiten de blikken van haar netwerk te blijven. Ik moest naar het postkantoor om boeken van Edith in iemands postbus te laten leggen. Dat heeft voeten in de aarde, Piet had voor Ediths eerste stapeltje gisteren normale pakketporto moeten betalen want dit was beslist post, het tarief is over heel Uganda gelijk en geldt ook, zo betoogde de lokettiste met succes, voor post die van het loket naar de postbus drie meter verderop gaat. Aangezien de tweede stapel boeken als "post" bijna een tientje zou gaan kosten had Piet van aanbieding afgezien. Nu ik! Meteen alweer mijn eerste sociale experiment! Ik zou betogen dat ik deze boeken zelf geheel uit Nederland had meegenomen en derhalve eigenlijk door de post betaald zou moeten worden omdat ik hen zo veel werk uit handen had genomen. Ik zou vertrouwelijker worden en vragen wat ze zouden doen als ik bijvoorbeeld een broer van hen zou zijn. En als dat nog niet hielp zou ik tenslotte zou ik per ongeluk een dollar laten vallen die ze dan zou mogen houden. Als een blok beton en tot de tanden gewapend met argumenten uit alle culturen trad ik het postkantoor binnen. Volgens de afspraak met mijzelf zou ik aan het begin van mijn zorgvuldig ingestudeerde act het postbusnummer voorop duidelijk aanwijzen en quasi argeloos vragen of ze de boeken daar "even" in wilde leggen.
"OK", zegt ze.
Het hele interieur van het postgebouw begint voor mijn ogen te draaien en ik kan nog juist uitbrengen: "..en geef mij twintig postzegels voor ansichtkaarten….". Nadat zij met een lichte bezorgdheid had ge�nformeerd of ik me wel goed voelde ontving en betaalde ik met bevende handen de postzegels. Scheldend op mezelf ("wie brengt nu op dergelijke wijze zijn gezondheid in gevaar voor een tientje") naar de markt. Kunststof sandalen kopen. Van 5 euro krijg ik de vrouw terug naar 4, ik blijf op 3 hangen. Het is ook mijn maat niet, betoog ik en mijn favoriete kleuren komen in het aangeboden spectrum niet voor, zucht ik teleurgesteld. Na enkele keren mijn rugzak te hebben opgenomen, "please give me money" betoog ik dat 7 een goede prijs is en omdat ik haar aardig vindt doe ik er nog een bij. Akkoord. En meteen aan natuurlijk. Moderne kleefbandsluitingen op wreef en met een hakband op de enkel, met kleefband, prachtig donkergrijs, dikke zool, kan jaren mee, denk ik althans op dat moment nog. Mijn fiets staat als vanouds bewaakt bij het straattafeltje van mijn vriend de horlogeman v��r de winkel van de textiel wholesale Indi�r. De laatste, mijn eerste Indische relatie, blijkt terug naar zijn vaderland. De horlogemaker schat desgevraagd mijn schoenen op 5 euro. Oppassen dat ik er niet naast ga lopen.

Piet heeft last van een aap. Die wurgt voor de lol kippen en blijkt ook een liefhebber van levend plukken. Eten doet hij ze niet. Bij de buren gaat hij om de kop met los bungelende armen net buiten bereik van de honden hangen. Het geblaf is niet van de lucht. Het kolerebeest dient naar de andere wereld zo is besloten. Hij is op zijn eentje en het zal ook wel niet voor niets zijn dat zijn aanwezigheid, gelijk die van Spinoza of Napoleon -maar wij lijken meer met de Markies de Sade te doen te hebben-, door de zijnen niet meer op prijs wordt gesteld. Van de vergiftigde banaan eet hij alleen de goede stukjes. Dat wordt zo niets. We besluiten dat Piet eerst vrede met hem gaat sluiten door hem op een vast uur een banaan te geven en dat hij dan de banaan een keer in een konijnenhok legt dat schuin staat door een stok opgehouden die door een lang touw verbonden is met ondergetekende. Ik heb vroeger vaak zat een portemonnee aan een draadje op straat gelegd om er goede vinders mee te vangen dus dit is kansrijk besluiten we.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, zaterdag 25 juli 1998

De avond valt. Ik ben net terug van een heftige dag in Kamuli, 80 km landinwaarts. De douche druppelt een minuutje en houdt er dan mee op. Geen water. Kan gebeuren, een kilometer van het grootste brandschone zoetwatermeer van de wereld. Ook mijn wasje kan dus niet doorgaan, gelukkig heb ik nog een fles zelfgekookt drinkwater van gisteren waar ik een kopje koffie van kan zetten want er is stroom. Eten doen we morgen weer want voor boodschappen was geen tijd. Enig geluid uit mijn tuin verleidt mij tot een schuwe blik uit het keukenraam. In mijn tuin staat een soldaat met een vervaarlijk rondzwaaiende Kalashnikov. Hij kijkt oplettend in bomen die absoluut geen dief kunnen herbergen. Ik was sowieso van plan te doen alsof ik hier niets mee te maken heb en ga er ter eigen geruststelling vanuit dat de buurt bij de jacht op de aap de hulp van het leger heeft ingeroepen.
Vanochtend bij het ontbijt bestudeerde ik op Piets verzoek de kalender van de kwaliteitskrant New Vision. Bij de nummering van oktober wordt op de eerste nieuwe regel de maandag overgeslagen. De volgende dagen hebben dus hun datum min een. De millenniumbug slaat in Uganda dus op zondagnacht 4 oktober 1998 toe. De volgende dag heeft Piet de kalender van "English and American Tobacco Company" erbij geplakt want daar ontbreekt het getal 31 bij de laatste maandag van oktober. De New Vision geeft, als uitgelegd, 30 op deze dag. Voor je op die dagen met de lijnbus gaat eerst vragen welke kalender ze aan de muur hebben. 
De tocht vandaag ging naar een school waar een cultureel evenement werd georganiseerd van een mij inmiddels bekend type: de jeugd vermaakt zich met zang en dans voor een jury genietend van zijn eigen belangrijkheid, met bril, gewichtige papieren en het bekende colaflesje waar tegenaan getikt wordt als begonnen mag worden. Voor elck wat wils. Hier werd de vorm bij de solo tot het uiterste doorgevoerd: een brilddragende hoogwaardigheidsbekleder jaagt de andere deelnemers er uit want dat is afkijken. Dan gaan pupil en leraar nederig voor hem staan en vraagt hij Naam? De leraar zegt de naam van zijn pupil. Dan: Instrument? De leraar zegt de naam van het instrument dat de pupil voornemens is te bespelen. De pupil heeft het natuurlijk reeds duidelijk zichtbaar in zijn handen, maar dat mag de pret niet drukken. Dan: Naam van het stuk. Dit moet meestal enige keren worden herhaald omdat de bobo per lettergreep schrijft en na voltooiing van een lettergreep de volgende gewoonlijk alweer vergeten is. Mij irriteert de gang van zaken mateloos doch de goegemeenschap, pupil incluis, lijkt te genieten. Nooit was spelen zo serieus. Het meest populair bij de bobo’s is: over de bril heenkijken. Maakt niet uit dat er minglazen in zitten.
Het geheel mondt uit in eniglei vorm van trophee, als daar zijn, getuigschriften, diploma's, oorkondes, medailles of zelfs prijzen.
Piet is er ook, met de "Spilletjes", een Noord-Hollandse familie met zoontje van negen, dochter van twaalf en oma van tachtig. Dit scherp met de omgeving contrasterende gezelschap loopt onvervaard in het gekrioel van het festival genietend rond alsof het de Hoornse kermis is. Alleen dan chapatti van het kampvuur in plaats van kroket en een zelf te slachten suikerrietstengel in plaats een suikerspin. De prijsinformatie wordt, alsof gebaren hier de vanzelfsprekende voertaal zijn, met vingers uitgewisseld. Oma tijgt na uitleg van een ingewijde naar het toilet, ik hou mijn hart vast, maar ze komt helemaal enthousiast terug. Zo geweldig! Je hoeft helemaal nergens aan te komen, er zit gewoon een gat in de vloer en er staat een bezem naast. Moet ook wel met al die ziektes hier, heel verstandig.
Een man in een kleibesmeurde jas vraagt mij zijn groep te filmen. Ik heb inmiddels vernomen dat de mugalabe, een staafvormige trom van minstens een meter die je om je nek hangt, voor een tientje te koop is in Kamuli. Een deal lijkt mij: ik film hem, hij brengt mij naar een te koop staande mugalabe. De man blijkt echter wat in de war. Hij heeft helemaal geen groep, chartert een groep en wil nu mij filmen met de groep zingend op de achtergrond. Dan ik met hem erop. Dan blijkt hij tenslotte helemaal geen trommelwerkplaats te weten.
Even tevoren hadden tijdens een tukje van mij onder een boom drie meisjes van zestien nieuwsgierig op de voorkap van de auto tegenover mij plaatsgenomen. Ik werd nauwkeurig bestudeerden de blikken werden niet afgewend als ik terugkeek. Of ik Bert was. Ja dat was ik. Een van de drie bleek Josephine, nichtje van Miss Margaret, met zeer kort haar deze keer, dus niet herkend (anders misschien ook wel niet trouwens). Ik heb inmiddels mijn halve meter donkerbruin rasta verruild voor ultrakort rossig dus zij durfden eerst ook niets te vragen. Mugalabes wisten zij ook wel te koop. Of ik Josephine daarna ook naar huis zou brengen, nee want dan was ik zelf niet voor donker thuis. Achteraf bleek dat ze mij niet als minibuspassagier doch als autorijder hadden ingeschat en ja dat was dan natuurlijk kicken geweest voor de meisjes. Ik betaal hun bodaboda taxifiets naar de weg en hun plaats in de minibus en niet lang daarna treden wij een winkel van sinkel binnen waar inderdaad een drum staat. De foute. Jammer.
Wat ik nu voor h��r ging kopen, vroeg Josephine.
Nou een cola en voor de anderen ook, zei ik, haar zeurstem imiterend.
Teleurgestelde blik.
Ik toch met mijn dames naar een hok met leunstoelen voor de soda. Allemaal een andere.
Of ik ook van dansen hield.
Jazeker, ik liet ons niet al te zeker ontworpen bankstel vast een beetje op de maat van de kroegmuziek zwiepen. Gingen ze naar school?
Nee, het geld was even op. Of ik nou bij haar Moeder (tantes zijn allemaal ook moeders) ging slapen.
Nee.
Ze genieten van het steeds terugdraaien en kijken naar zichzelf op mijn video. Bij het afrekenen besluit ik de 50 cent niet te vragen die in het wisselgeld ontbreekt. Buiten de dames gerekend! Die hebben goed meegeteld, er ontspint zich een stevige discussie en de vijftig cent komt boven tafel. Ik wilde juist zeggen dat Josephine die wel mocht houden toen ik haar knuistje er zo stevig om ontwaarde dat ik, blij dat het geen lichaamsdeel van mij was, besloot er het zwijgen toe te doen.
In de bus bekende zij nog dringend een rokje nodig te hebben maar geen geld en hoe het nu nog goed kon komen met haar.
Ik zei het veel leuker te vinden haar nog eens een foto te sturen.
En nog een piek erbij kreeg ze ook niet eens?
Nee.
Er werd niet meer teleurgesteld gekeken. Voor het stukje minibus naar hun dorp hield ik ze vrij. Daaag! Maar ze waren al weg.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, Maandag 27 juli 1998

Gisterochtend naar Miss Margaret. Zij vertoonde zich niet ondanks open deuren. Ik zette mijn fiets vast en toog op advies van buren naar de (Anglicaanse) kathedraal. Daar was mijn vreselijke vriend de bisschop elect aan het brallen. Bij de liedjes speelden twee "vaders" (ooms) van Miss Margaret orgel respectievelijk viool. Na afloop kreeg de vioolvader de door mij meegenomen snaren. Applaus. Of ik even op het orgel wou. Ik kan het niet laten een eigen nummertje, "De Zee" [videoclip: De Kathedraal van Bugembe.htm] heeft dus nu op een helling hoog boven het Victoriameer in de Anglicaanse Kathedraal van Bugembe geklonken.
Terug beneden bleek Miss Margaret op het zicht van mijn fiets van haar griepbed te zijn opgestaan. Ik werd als vanouds hartelijk omhelsd, ook door Jackie waar ik nauwelijks meer bij kon omdat haar borsten inmiddels toch wel onwaarschijnlijk ver van haar soepele slanke lichaam af lijken te springen. Er volgt een mat gesprekje. Waar is Davies? In de videobioscoop natuurlijk want daar is het weer oorlog ratatatata boem boem. Hij is nu vier. Margaret plukt hem eruit, ik maak mij plat achter de deur, hij loopt vijf meter weg, wordt omgedraaid, kijkt een tijdje onbegrijpend en als ik vraag wie ik ben zegt hij als vanouds: "Berrelt". Dan til ik hem boven mijn hoofd en verschijnt een lichte glimlach. Het is duidelijk. "We" hebben vandaag helemaal niet zo’n geweldig humeur met zijn allen hier in huis. Heerlijk toch om dat dan tenminste samen niet te hebben. Maar daar zijn mijn cadeaus! Een tamagotsji voor Davies (dit levert een geheel ongeregisseerd "Thank you Berrelt" op), vanilleparfum ("perfume!" roept Davies als Margaret openmaakt) met lichtgroen flesje in de vorm van een dame in avondjurk, banden met gekopieerde Ugandese muziek voor Margaret en twee flesje neutrale oogdruppels in de hoop dat ze geen troep meer in haar ogen smeert. Nu komt een lastig moment want Davies is vier en tamagotsjis zijn vanaf vijf en, vermoed ik zo, niet voor boven de dertig en ik heb het cursusboek nog niet bestudeerd. Met hulp van Davies ben ik er snel uit, het is een snoopie-achtig hondje, we geven hem eten, drinken, ruimen poep op, spelen en brengen hem naar bed hoewel hij wel, teken van verwaarlozing, na een uur de knapzak over de schouder legt, zwaait en in marspas links afgaat waarna een zwart geplooid gordijn op het scherm neerdaalt. Nou ja ik heb Margaret op het hart gedrukt de papieren te bewaren. Als hij overmorgen nog niet opnieuw geboren is zal ik daar de knop van zoeken.
Plots moet Davies naar buiten voor zaken. Hij ziet echter dat ik alleen ben, pakt zijn kleurboek, geeft dit ter verstrooiing aan mij en zegt: "Mammie komt zo".
Buiten blijkt het buurjongetje bezig met het maken van muizetrapjes uit kleurige rietjes. Ze worden mij ten geschenke aangeboden. Ik informeer of ze ook aan elkaar kunnen. Jazeker dat kan. Een half uurtje later verschijnt hij met alles aaneen, hangend aan een katoenen koordje, kan zo om de nek, ik doe hem trots om. Davies bleek een tijdje geleden bij thuiskomst van Margaret een "brief" aan mij geschreven te hebben in een mengsel van echte en fantasieletters [plaatje: briefdavies.jpg brief van Davies). Hij deelde Margaret mede mij geschreven te hebben dat ik terug moest komen en dan een fiets voor hem meenemen. Zulks was mogelijk op dinsdag donderdag en vrijdag.
En daar is de tilapia (Nijlbaars) met rijst want het was onthouden dat ik van rijst houd. Alles klaargemaakt door Jackie wiens langzamerhand toch wel zeer opwindende verschijning mij grotendeels onthouden blijft. Ik loop naar het vuurtje achter huis om haar het voor haar meegebrachte zakmes te geven. Ze reageert er nauwelijks op. Margaret ziet het. "Ze heeft het te druk", zegt ze. Op meesterlijke wijze kiest Margaret de volgorde en tempo van haar vragen zo dat ik er niet omheen kan te bekennen dat ik eerst rustig een kamer wou zoeken voor ik haar zou zien. Dat zij mij vergeven, zegt ze, mijn blik van lichte schaamte ontging haar ook niet. Samen naar haar Oma achter Kaliro, is haar wens want die moet voor ze dood is uitgebreid op video. We gaan daar slapen. Dat lijkt me wel tien bandjes waard. Er moet langduriger batterijvoeding voor mijn video geregeld worden want er is daar geen stroom.

Vandaag aapvangdag. Ook Jos van de achterburen spreekt inmiddels nadrukkelijk over vergif, Piet heeft al een poging tot moord gedaan, hier ligt voor een heer een mooie taak: aap vangen en wegbrengen naar bos zonder missionarissen. Een konijnenkooi van Piet met een houtje op scherp, banaan erin, achter het raam en trekken aan het touwtje als de aap zich er in waagt. Om 06:39 uur benadert de aap vrijwel meteen de kooi, pakt het dunne stukje banaan dat voor het zicht bovenop ligt, friemelt wat door het gaas bovenop, constateert dat hij niet bij de dikke banaan daaronder kan, pauzeert, kijkt mij voor mijn gevoel recht in de ogen en zet bedaard zijn tocht voort naar de kippen een tuin verder waar enige seconden later een geweldig kabaal uitbreekt.
Nu was ik al voorwerp van spot ("de professor wil een aap vangen") dus dit is onaanvaardbaar. De vangkooi gaat naast het hondehok want daar staat een boom van waaruit hij graag de honden pest die dan gaan blaffen, zo heet het. De twee honden staan lichtjes jankend op strakke poten te kijken naar mijn bloedeigen dak veertig meter verderop waar de aap zich liggend uitrekt en nog eens omdraait. Een uur gaat voorbij, dan lawaai op het dak boven mijn zitplaats. De aap springt in de doelboom. Honden eronder, springen er piepend tegenop. Dan legt de aap zich ter ruste en de honden eronder ook. Het is duidelijk: dit zijn dikke vrienden, ze wilden gewoon dat hij gezellig kwam. Er wordt ook niet agressief geblaft. Misschien doen ze wel eens een spelletje en dan wordt er natuurlijk geblaft. Dat doen de honden ook als ze een spelletje met mensen doen. Dat hij kippen wurgt en levend plukt mag waar wezen, dat van dat hondenpesten is pure kwaadsprekerij van missionarissen die een reden willen hebben om vergif op een banaan te doen. Een aap is tog ook 1 sgepsel Chots, niet dan? Wie zegt dat de aarde eerst opgeruimd moet voor hij bekeerd kan worden?
Daar zit ik dan. Op drie meter van de aap. Hij heeft een lichtbruine vacht, zijn "haar" –menselijk gesproken, hoofdhaar en baard dus- is zwart. Omvang van een middelgrote hond met tweemaal zo lange staart, een knalrood piemeltje en hemelsblauwe ballen. Serieus. Hij heeft gaatjes in de vacht, van toen hij het leiderschap verloren heeft, fantaseer ik. Deze aap is volstrekt overbodig in de natuur net als ik. En ze willen hem niet. Net als mij. Hoewel onze soort, die van deze aap en mij, zich niet van ouder op kind voortplant blijft hij toch voortbestaan. Ehhh...niet voortplant? Deze aap kan er heel goed door de sterkste zoon uit zijn talrijk kroost uitgestampt zijn. Ik heb bij mijn weten geen kroost. Ik zoek hem op in de encyclopedie. Een soort makaak (velvet monkey), Cercopithecus aethiops.
Gelukkig ben ik een fervent kijker naar Animal Doctor op Discovery Channel en heb daar meermaals de nekstrop aan de stok gezien waarmee je de kop van een beest kunt vangen en hem op stoklengte afstand van je kunt houden. En gelukkig zit ik in het werkhok. In deze dode uren met twee slapende honden en een aap wiens kopje alleen af en toe fel opschokt als er een vogeltje vlak langs vliegt blijkt mijn versie van de nekstrop uiteindelijk een lat van anderhalve meter te zijn met aan het eind twee rondgevijlde gaten waar een aapvriendelijk touw soepel door heen en weer kan. Hij wordt goedkeurend uitgeprobeerd door een tuinarbeider die mij nog de tip geeft later gauw een lus om zijn buik te doen zodat je hem van de grond kunt tillen als hij zich schrap zet. Die handeling zou ik persoonlijk liever aan een ander overlaten. Na zes uur, de reservebanaan was reeds lang door mijzelve genuttigd, moet ik opgeven wegens slaap en een ondraaglijke behoefte eens een ander uitzicht te hebben. Ik verlaat mijn slapende kameraden onder troostende woorden van met mij zeer sympathiserende tuinarbeiders die zeiden dat ik dit goed deed en dat ik hem vanavond best wel zou krijgen. Dat is nog eens wat anders dan die lachende missionarissen. Puh!
Bij terugkeer voor de tweede poging om vijf uur zie ik Jos, en groet hem. Hij loopt gewoon door. Ik haal hem in en vertel dat ik het weer ga proberen.
Maar Jos had de boel afgesloten want dit werd toch niks.
Ik duidde zijn botheid altijd als een imitatie van Pierre, maar ook nu die weg is blijft hij er meester in een mens zich lastig en overbodig te laten voelen. Trouwens, langzamerhand geloof ik dat Jos ook in de tijd van Pierre hier alle touwtjes in handen had, op de manier zoals dat hoort: onopvallend. Jos ziet, weet, hoort en kan alles maar houdt niet van toespraken en heeft er een hekel aan voor Sinterklaas te spelen. Daar zijn anderen voor, maar nu was ik toevallig even ergens waar hij geen pipo heeft om zich achter te verschuilen, dus deed hij het even zelf.
Goed, dan haal ik de kooi wel op zeg ik ontspannen en opgeruimd, in een temperatuur geheel verschillend van mijn kokende inwendige. Maar Jos, de boef, heeft het door, ik voel het. Hoe kan het ook anders, Jos betrapt zelfs Afrikanen op diefstal en bedrog!
Kooi, paw paw’s bananen en draad torsend verlaat ik als marskramer met geheven hoofd de compound van het Mill Hill Formation House om er niet meer terug te keren voor ik die verdomde aap heb. Nu is mijn volledige prestige en ego in het geding. Dat ik geen filosoof en geen muzikant ben, niet aan mijn functie-eisen voldoe qua wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en collegialiteit, en mij te buiten ga aan een stortvloed van leugens, dat mag iedereen allemaal vinden, Admiraaltje en Zedelijk al helemaal, maar dat ik geen aap kan vangen dat gaat me te ver. Wat denken ze wel!
Tot het duister beproef ik een nieuwe opstelling onder de boom naast mijn eigen kamer want daar heb ik hem vaak gezien vandaag: het langwerpige konijnenhok rechtop zodat het fruit onbelemmerd door gaas zichtbaar is vanuit de boom, het staaldraad bovenop vast naar mijn raam waar een handvat voor een uiterst krachtige ruk is bevestigd [Plaatje: dutroux.jpg].
De soldaat van gisteren komt binnen. Hij adviseert de zes bananen en anderhalve paw paw wat minder geordend neer te leggen en vermoedt dat het wantrouwen van de aap door de draad zal worden gewekt. Even later echter blijkt de aap bij Piet waar de hele tuin vol waslijnen hangt het duivenhok in te zijn gegaan om daar de kuikens te onthoofden en de eieren stuk te slaan. Twee nesten verloren. Weliswaar vind ik het bij Piet achter een beetje een stronttroep worden met al die kippen en duiven dus ik kan wel een beetje begrijpen dat die aap daar wel weer eens wat gras wil zien en er wat aan doet, maar hij moet natuurlijk niet mijn Piet gaan pesten. Ik trof de vier familieleden van Piet alleen in de tuin aan. Zij hadden wat schrik van de aap gehad. Piet was even binnen zijn pillen aan het innemen. Mijn sympathie voor de aap, merk ik, begint iets te bekoelen. Ik noem hem Dutroux.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, dinsdag 28 juli 1998

Dutroux heeft een spannende dag gehad. Ikzelf bijvoorbeeld had de wekker te zijner ere op half zes. Om kwart over vijf werd ik wakker omdat er van buitenaf hevig aan de staaldraad werd getrokken die van de op scherp staande val naar mijn kamerraam gaat. Bij het nabengelen van de staaldraad tikte het losse uiteinde nog lang na tegen de ruit. Dutroux? Die vleerkatten hier zijn allemaal uitgerust met radar. Een vogel die ten onrechte meende een late nachtvlucht te kunnen uitvoeren wegens overbekendheid met het luchtruim? De laatste ronde van de nachtwaker met geweer? Dan moet ik blij wezen dattie niet afging. Met een uit Nederland meegebrachte Lapsang Soesjong zet ik mij aan het raam. Van alles, maar geen Dutroux. De soldaat meldt dat er weer kuikens worden gewurgd bij de afwezige Piet en dat hij geen sleutel heeft. Na een uur of drie verschijnt Dutroux, daalt na het zien van het aas uit de boom en gaat op de voor mij juiste plaats staan. Ik trek. Gelijk een bliksem staat hij er een meter naast. Er schijnt wel eens vaker iets vlak bij hem neer te komen want hij kijkt vanaf die meter rustig om en wandelt zijn boom in. Vloekend en tierend loop ik de voordeur uit om twee hoeken naar de val, waar ik voor Dutroux een geheel niets met het voorgaande te maken hebbende verschijning blijk die van het dak nieuwsgierig wordt bestudeerd. Ik zwaai uitgebreid met de bananen in zijn richting, smakkende geluiden makend, herstel de val en ga af. Dutroux wandelt uit zijn boom naar beneden, grijpt de banaan en RAM! De meter is nu weliswaar teruggebracht tot tien centimeter, maar ik raakte zelfs zijn lange staart niet eens. Dit blijkt voor Dutroux toch wel het sein om ergens anders vermaak te gaan zoeken. Ik geef mijn rechtopstaande stelling op en val terug op een schuin stellen van de konijnenkooi op een stoeptegel die aan mijn draad gaat, zorg dat het aas aan een kant ligt waar hij niet van buiten bij kan, houd een oefening en meen nu mijn ultieme val te hebben. Daar is de hele buurt het mee eens behalve Piet natuurlijk die uit hoofde van zijn status als ervaren Za�rees apejager nog een kritische vraag had die de lezer als leek zeker boven de pet zal gaan waar ik hem dus niet mee zal vermoeien behoudens dan de vermelding dat ik weerwoord had. Dutroux echter vertoont zich niet meer. Hij is bij de buren en daar is het spannend want die zijn met gifpijl en boog op hem aan het schieten. Als een volleerd geheim agent trekt Dutroux zich achterwaarts lopend op het dak terug, af en toe snel rechts en links omkijkend of dit geen truc is waarbij hij tenslotte van achteren gepakt wordt en tevens nauwkeurig de richtingen in de gaten houdend van de hem bekende  wegen waar hij na omdraaien in de hoogste versnelling vooruit kan vluchten. Dit is een afgezette leider. Dat kan niet anders. Hier kunnen de bestuurderen van mijn faculteit absoluut niet tegenop. Bij het schieten blijkt even later in de richting van mijn huis gericht te moeten worden. "Is there anybody?", is men wel zo netjes te vragen. Ramen dicht.
Zo wordt het elf uur, het wordt warm en dat is voor Dutroux het sein in de boom een tukje te gaan doen. Ik begeef mij naar Jinja voor de boodschappen. Krijg daar al pratende zo’n verstandige indruk van de man van de elektronicaspeciaalzaak dan ik het aandurf de 6 V spanningskabel van mijn videocamera in zijn aanwezigheid door te knippen en het solderen van de gewenste nieuwe contacten voor langdurig video�n op dikke batterijen aan hem over te laten. Drie stekkertjes 3 euro, vooruitbetaald, arbeidsloon ��nvijftig achteraf. Een zaklamp van twee piek voor vier 1.5 V batterijen van de markt gaat in plaats van een 6 Volt lamp mijn videocamera voeden. Voor nog geen 5 piek kan ik het ineens wekenlang in de bush volhouden met een doos van de gewoonste batterijen die er zijn! Als het morgen inderdaad geregeld blijkt natuurlijk….Verder schaf ik mij als, zoals nu blijkt, kamerbewoner enige uiterst elementaire huishoudelijke artikelen aan zodat ik boter op brood kan smeren en avocado, paw paw, banaan en ananas kan eten. Lijkt me niet dat ik dan ongezond leef. Krijg ik er genoeg van dan is het pizza voor vier piek bij de Sailing Club, bij de gedachte waaraan ik meteen de daad bij het woord voeg. Die blijken daar, ik had het al gehoord, te zijn overvallen. Zoiets moet je natuurlijk direct horen van de bewaker die had gezien hoe zijn collega en de dame met het geld voor de bank die afgezaagde Kalashnikov onder de neus kregen….de hoofdboef die er met het geld vandoor ging vluchtte de grotten bij de Nijlbron in, s’nachts durft de politie er daar niet achteraan, men trachtte hem daar uit te roken, hij ontsnapte over de spoorbrug, twee bewakers ontwapenend en die wapens weggooiend, alleen om het aantal achtervolgende geweren en kogels te drukken. Profi’s. Geld weg, niemand gewond.
De avond valt. Ik zit weer uren achter mijn ultieme val. Dutroux verschijnt een keer boven de heg vanwaar hij op mijn boom springt, kijkt neer in mijn zijtuin, de moed zinkt hem in de schoenen en hij gaat weer met de honden spelen. Father Vincent is zeer tevreden, "well-conceived" zegt hij, over mijn val. Zo ga ik hem pakken verzekert hij want hij komt vanavond want dat doet hij altijd.
Dutroux komt niet. Tot in het duister hoor ik de honden piepen die voor deze keer zelfs voor de nacht hun stamgast niet hoeven te missen.
Vijf uur wachten op iets spannends dat elk moment kan gebeuren is absoluut niet vervelend. Er is geen tikkend horloge. Er is een aap. Die kan elk moment komen. Dat is het tijdsgevoel van een hinderlaag: spannend, je weet niet hoe lang het gaat duren. Wachten op de start van een race is ook spannend, maar dat gaat op een klok: nog 23 minuten en dan... Je lichaam wil al weg, edoch... er is een klok die zegt dat het nog niet mag. Een klok, dat is dode tijd. Met die aap hier wacht ik niet tot een zich mechanisch bewegende wijzer boven een bepaald streepje is aangekomen, ik wacht op Dutroux. Geen dode kloktijd maar levende aaptijd. Wie in hinderlaag zit en dus niet in kloktijd maar in aaptijd leeft zoals ik hier, verveelt zich niet. Je kunt er ook niets bij doen. Ik zit in rust, vaak leunt mijn hoofd op de vensterbank, af en toe sluiten zich mijn ogen die weer open gaan als de honden blaffen of vogels bij mij in de buurt onrustig worden. Dan verschijnt ineens de aap, de alertheid raakt zijn zenith, dan gaat de aap op de tak boven de val liggen slapen en ik neem het er ook weer een beetje van.
Aaptijd, hinderlaagtijd, of hoe je het wil noemen, is een tijdstoestand waar Afrikanen vaak in verkeren. Je hebt ook het wachten op minder spannende dingen dan het vangen van iets of iemand. Zoals met name het wachten op regen. Net als de aap laat de regen zich weinig gelegen liggen aan klokken en kalenders. "Regentijd". Wachtend op de regentijd bevindt de Afrikaan zich voor zijn idee dan ook niet in de dode kloktijd, waar westerlingen in leven als zij wachten op de paasvakantie, of op een trein, maar in de levende tijd. Regen is leven. Het weer is leven. De hele natuur is leven. De tijd ook, dus ieder moment is alles mogelijk. De tijd is een kracht, net als andere krachten zoals apen, regenwolken en vallen makende filosofen. Die andere krachten duwen tegen de tijd aan en worden, omgekeerd door tijd-plaats krachten geduwd waardoor ze op een gegeven moment ergens zijn en niet ergens anders. Dat doen kuntu-krachten, zegt Kagam�, in La philosophie Bantu Rwandaise de l'�tre. Veel Bantu talen hebben voor die krachten een aparte woordklasse met speciale voorvoegsels, net zoals alles wat met mensen te maken heeft in enkelvoud met (o)mu- begint en in meervoud met (a)ba-. Het barst van die plaats-tijd krachten. De westerse klok zit er niet bij.
Denk eens aan wachten, in de westerse dode klok-kalendertijd, op de bus of op vijf uur want dan mag je naar huis. Nog drie kwartier. Het ergste wat er is. Waarom? Omdat jij en die chauffeur, of die baas van jou, allebei een horloge hebben. Een regelmatig bewegend ding dat wij gedwongen zijn als de maatslag voor ons handelen te nemen. Elk uur weer precies die stomme 3600 seconden. Iets dat minder fantasie heeft dan een horloge moet nog gemaakt worden. Wij zijn geboren in een wereld met horloges. Het horloge is een poging van de mens om zijn eigen natuur geweld aan te doen. De mens is geschapen voor de levende tijd, de aaptijd en de regentijd. De sportman wordt bijkans gek omdat het zijn (dode) tijd nog niet is. Nog zoveel minuten voor de start. De buspassagier omdat hij nog niet weg kan. Nog zoveel minuten. Dat zijn eigenlijk geen toestanden voor mensen om in te verkeren. Het horloge heeft de tijd van charme beroofd, de radar van ons instinct. Het horloge is het kale uitgebeten doodshoofd op de afvalhoop van de westerse beschaving. Ook bij ons in het westen kun je alleen d��r echt iets zijn waar je de kracht hebt gevonden je aan het horloge te ontworstelen. Daar hoor je met name westerse artiesten (ik bedoel echte kunstenaars) wel eens iets over zeggen. Die hebben de kracht gehad zich dat aan te leren: je werk "zijn eigen tijd" laten duren. Daarom zijn westerse kunstenaars zijn in de ogen van fatsoenlijke westerse mensen hele aparte types waar je je dochter toch niet graag mee ziet uitgaan.
Met de haast zit het, voel ik aan ongeveer hetzelfde, maar dat kan ik nog niet goed onder woorden brengen. Toch zie ik de theorie van de haast binnenkort ook wel in dit theater verschijnen. Wij geven, gelouterd door het aapvangen, de haast natuurlijk rustig de gelegenheid tot ons te komen wanneer het zijn tijd is.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, woensdag 29 juli 1998

De bisschop wil een aap. Dit zou ten zeerste mijn motivatie verhogen als deze niet al op maximaal was opengedraaid. De bisschop wil hem aan een touwtje de andere apen die op hun (de bisschop spreekt als bekend stelselmatig over zichzelf in meervoud) mangoboom afkomen laten wegjagen. In hun wanhoop schijnen zij zelf al eens met een katapult aan de gang te zijn geweest waarbij de steen van de tak terugstuitte op het bot juist naast hun oog. Het schokkende visuele resultaat veroorzaakte algemene bekendheid van dit wel zeer onwaarschijnlijke incident. De gedachte dat Dutroux onder de hoede van de bisschop komt trekt mij aan want die zullen met zijn verdorvenheid toch wel weg weten, daar hebben zij immers voor doorgeleerd.
Dutroux verscheen vanmorgen niet, hij mag vanavond en morgenochtend vrij onder uit de kooi eten om van de schrik van gisteren te bekomen. Niet dat hij dat doet, vanzelf. Alleen de buiten bovenop gelegde banaan is weg. Dutroux? Er zijn er hier wel meer die banaan lusten. Er loopt hier ook een "monitor lizzard", een hagedis die ik de grootte van een kat had toegedacht maar de breedgespreide armen van Piet wezen vanavond als maximale grootte toch wel zo’n 1.75 m aan. Hij wil me vast bang maken. Die van ons hier in de buurt is gelukkig nog wat kleiner. Hoe het ook zij, de heren doen maar, ik slaap uit morgenochtend.

Het videovoedingsavontuur. Bij een eerste bezoek aan mijn elektrowinkel trof ik een jonge man met een slechte en lege blik in de ogen. Hij kende geen oudere man die voor mij iets gesoldeerd zou hebben. Ik was verkeerd. Na lang nadenken vroeg hij of ik een klein vet kereltje bedoelde oh, die technicus, zei hij, alsof het een zwerver was. Nee die is er niet, misschien later. Hoe hij heette, hij moest lang nadenken. Fred. Ik verliet het stuk ongeluk ge�rgerd en ging terug naar huis. Wie half zes opstaat voor een aap mag tenslotte best om twaalf uur aan zijn si�sta beginnen. ‘s Middags poging twee en daar was Fred, met draden, een plustekentje netjes op de stekkertjes ingesmolten. De Voltmeter erop, ja de batterijen gaven de vereiste 6 Volt dus groen licht voor het griezeligste moment: de plug in mijn digitale videocamera van 3000 ballen. Afspelen deed hij, maar opnemen niet. Onvoldoende Amp�re? Het leek erop. Terug naar huis voor de transformator waarmee hij wel werkt en die dus als maatstaf kan dienen. Bij het doormeten van de transformator begon het stopcontact van de winkel te haperen. Het stopcontact van de elektronicaspeciaalzaak van Jinja! Voortdurend friemelen om 220 te krijgen en te houden. Nu ging het lichtje van de transformator niet meer aan. Dan eerst met de stroommeter controleren of de draad tussen stopcontact en transformator wel stroom heeft. Pats! Alle lichten in de winkel uit. Per ongeluk even op de multimeter voor amp�res meten ingeplugd en te lage weerstand gekozen. Ik neem mij voor hier nu toch zo snel mogelijk weg te gaan en in ieder geval mijn Fred behalve draden niets in handen te geven.
Er komt een besnijdenis [plaatje: besnijdenis.jpg] voorbij: trommelaars met dansers die de ogen met speelse dreiging sperren en een jongen wiens piemel zometeen na onzachte aanraking met een niet al te schoon en waarschijnlijk roestig mes zal bloeden als een rund. Rukken en hakken, zo gaat het ongeveer (en die mensen in Nederland maar zielig doen over de besneden meisjes hier, want die enge zwarte mannen die hebben daar natuurlijk de macht…nou ze zouden de meisjes moeten zien die hier met agressief gesperde ogen in de optocht meelopen, opgetogen over wat komen gaat, hallo moreel Nederland, ik weet uit eerste hand dat er hier regelmatig jongens sterven aan infecties na hun besnijdenis [plaatje: piemels.jpg]). Iedereen moet geld geven. Na met de door de etiquette voorgeschreven aggressieve blik en het fortuin van twee�ndertig cent tussen mijn tanden de winkel uitgedanst te zijn naar degene die mij de penningmeester leek, ondertussen een schietgebedje loslatend voor het nog olijk kijkende slachtoffer in spe draai ik mij om. Fred heeft juist de schroefjes van mijn transformator los. Ho Fred! Die zat niet in het kortgesloten circuit, daar is niks mis mee! Fred friemelt weer even aan zijn winkelstopcontact en ja, het lampje brandt weer. Keurig draait hij de schroefjes er weer in. Dat was dus bijna einde verhaal video voor deze reis want zonder die transformator heb ik geen enkele voeding, ik laad de lithiumbatterijen er ook mee op.
Fred, ik dacht dat we even niks meer gingen meten. Ik ga eerst de sterkste batterijen halen die er te koop zijn. Fred is de straat al op en komt met vier alkalinebatterijen terug. Twintig euro. (even eerder had ik een aardige dame de opdracht gegund om voor mijzelf voor hetzelfde bedrag een keurige zondagse broek te naaien).
Waar Fred?
Fred wijst.
Ik naar die winkel met de batterijen waar ik na een absoluut eindbod van f25,- onverrichterzake vertrek. Aan de overkant is dat de vraagprijs, niet verder zeiken, kopen, terug naar Fred, batterijen erin, inmiddels brandt het licht weer in de winkel en nu doet mijn video het zelfs in de opnamestand!
V��r iemand er nog met zijn tengels aan kan komen schuif ik mijn oogst in mijn rugzak, tracht nog tevergeefs af te rekenen met de te slappe maar wel splinternieuwe batterijen die ik nu over heb en fiets naar Bugembe waar Miss Margaret afwezig is. Met twee cola bij de Total bijkomend van de klim zie ik een jongetje een half litertje petroleum kopen voor de maaltijd vanavond, er zijn nogal wat petroleumbranders want hij is niet de eerste. Hij komt op mij af en zegt: zal ik je roepen als mammie thuis is? Neefje van Miss Margaret en wel die van mijn muizetrapjeshalsketting, totaal niet herkend, lijkt ineens veel kleiner. Hij zal zes wezen. Begrijpt het probleem en legt uit wie hij is. Sam. Sam krijgt een briefje mee met een uitnodiging aan Miss Margaret voor het toneelstuk dat blijkens een spandoek in Jinja zondag door de "Ebonies" wordt vertolkt: "Daisy". Of hij de volgende keer ook zo’n horloge krijgt als Davies. Nou en of! Rustig loopt Sam weg met geld en mijn briefje in de linker- en het benzinetankje in de rechterhand. Vlak voor de trap spreiden zich de armpjes met hun last als vleugels en rent hij zo na een vreugdeslinger als van een scorende voetballer de trap op.
In de schemer naar huis fietsend kom ik Ivan tegen, van een jaar of acht, uit het dorp van Mamadeo. Hij had tevergeefs thuis naar mij gezocht want hij had geen boeken in zijn postvak gevonden. De enige drie meter tussen Nijmegen en een dorpje richting Kamuli die niet door eigen mensen kon worden verzorgd, namelijk de drie meter tussen het loket en het postvak op het postkantoor van Jinja, is ons dus fataal geworden. Ivan krijgt boeken. Kom vrijdag maar terug. Als ik ze niet uit het postkantoor wring ga ik gewoon andere in Kampala voor je kopen. Zijn ze nou een haartje bedonderd!

Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 30 juli 1998

Het Mbiko pinkstergemeentekoor dat zo mooi had gezongen de vorige keer bij de trouwerij van Mamadeo moest nog steeds de video band van het eigen optreden hebben. Ik had mij uitgebreid de weg laten wijzen en toog op de motor over de Nijl naar Mbiko. Linksaf bochtje rechts, bochtje links en dan volgende bocht rechts in de buitenbocht staat de kerk, ze hadden elke dag wel een dienst…ja! Ik hoorde ze al zingen. Het bekende houten ding met lemen vloer en golfplaten dak, geen deuren maar gaten waardoor een zingende meute mij nieuwsgierig monsterde. Gauw de motor uit. Bescheiden en aarzelend naar de opening lopend werd ik binnengenood en op een ereplaats gezet. Na het zingen was men nog even doende bij de Heer enige verzoeken in te dienen, waarna kennelijk ruimte was voor improvisatie, want ik werd verzocht tegen over de honderden gelovigen het woord te nemen om hen in te lichten over het doel van mijn komst. Ik begon een gloedvol betoog over hun koor, dat zo prachtig gezongen had en dat ik dat allemaal op video had gezet om die nu aan hen te geven, doch bij de duizendkoppige menigte wilde het kwartje niet vallen. Tenslotte sprak de catechist het verlossende woord: ik was in de verkeerde kerk. Dit was niet Pentecostal, dit was Children of God. Begrijpend legde men mij uit waar ik moest zijn. Ik verliet glimlachend en wuivend het gebouw, God be with you, God be with you, het gezang hernam ziin loop en ik startte de motor.
Voor wie het weten wil: ik heb het later nog gevonden.

Mijn laptopaccu hield thuis te vroeg op met laden. Zat dan nog maar 40% vol. De truc was: stekker eruit en dan weer erin. Dan ging hij door met laden. Hier is de stroomvoorziening nogal schokkerig, de meeste mensen kopen een stabilisator om hun apparaten heel te houden. Daar ben ik goed mee geholpen: hij laadt hier zonder mankeren op.

Dutroux blijkt, hoor ik nu, bij het boogschieten zelfs nog tijd te hebben plagerig zijn kopje uit te steken, zo van schiet maar. De schietende tuinnegers van hierachter geloven nu dat hij een verwilderde huisaap is. Om vergif eet hij immer netjes heen. Vanochtend kwamen twee studenten uit Kameroen waar apen voor de maaltijd worden gevangen. Toen was Dutroux spoorloos. Zou hij zelfs kunnen zien wie er uit Kameroen komt? Zijn eerdaags favoriete si�staplekje op mijn keukendak heeft hij afgeschaft. Ik ben niet te vertrouwen. Het draadtrekken in de duisternis ‘s ochtends kwart over vijf heeft zich niet meer voorgedaan. Ik spendeer hele trossen bananen (zo’n tros kost wel 32 cent) om hem weer naar mijn boom te lokken. Met de ladder van de buren lei ik een tros over de rand op de hoek van het keukendak, over 270 graden tot in de verre omtrek te zien. De tuinnegers kwamen de ladder weer halen om een van hun pijlen van het dak van mijn overbuurman father Joseph te halen. Een ding is dit: ik ben hier nog een maand en dood krijgen ze hem niet zo makkelijk. Mijn taak is voorlopig weinig intensief: bananen voeren en de normale verhoudingen herstellen. Dat was dus heerlijk uitslapen vanmorgen. Ik bleek mij als vanzelf in een rustig dagje aan huis te bevinden. Nu is de keuken schoon. Mijn wasmethode geperfectioneerd met een gevonden boender op de ribbels van het aanrecht. Vlekken weg. Twee plastic zakken hangen op de binnenplaats: konijnenvoer en diversen. De laatste gaat naar de mestvaalt waar een loslopende geit en af en toe een sjofele neger er nog enig onderzoek in doet.
In Bugembe koop ik twee paw paw’s zo groot als de locale maagdenborsten. Ik eet hier ook graag tomaat, want zulke krijg je niet in Nederland. Ananas is mij te zoet en te zwaar, paw paw is heerlijk, maar avocado, dat is het. Van mijn honderd kilo zijn er, grap ik altijd, negentig gemaakt van kaas, maar het kaas-gedeelte wordt nu bij verbruik aangevuld met avocado.
Wat die maagdenborsten betreft: dat is dus niet niks hier, en wordt ook geapprecieerd, zoals ik zie aan de vrouwenbeeldjes die ze hier maken [plaatje: venus van b.jpg). Een goed meisje heeft flinke memmen. Niet omdat dat seksueel opwindend is voor mannen, maar omdat het de toekomstige toevoerslangen voor de vloeibare babyvoeding zijn. Na ��n kind zijn het ook werkelijk slap naar beneden hangende lange slangen. En dat geeft niets in Afrika. Het is zelfs mooi. Ik heb hier nog geen treffende kunstwerken gezien ter viering van deze vorm van schoonheid, maar ik heb het al gehad over de Venus van Willendorf, en 22 000 jaar geleden deden ze het in Frankrijk ook, daar hingen de zegenrijke memmen zelfs ter hoogte van de kont, dus het zal ook in Afrika wel bestaan [plaatje: venus.jpg]
Maar de meisjes die in Sheraton Kampala aan die bij mijn aankomst aan schoonheidswedstrijden meededen voldeden niet aan dit schoonheidsideaal. Dat zullen dus wel een wervingsacties zijn geweest van kapitaalkrachtige westerse modellenbureaus. En ik heb ook al een een foto in de krant gezien van een dik schoolmeisje in het ziekenhuis met borsten flink beschadigd door permanent insnoeren omdat ze op school voor "Frisian" (Friese koe, die heb je hier veel) werd uitgescholden. De beschaving is dus wel degelijk onderweg, besnijdenis en clitorectomie zijn gedoemd plaats te maken voor plastische chirurgie [plaatje: westerse besnijdenis.jpg].

Jinja Rubaga, Mwangu Close, zaterdag 1 augustus 1998

Het is vroege ochtend. Niet veel tijd sinds ik bovenstaande schreef maar ik heb toch het gevoel dat ik ernstig achterloop. Dat is zoals gebruikelijk te merken aan een gevoel dat je eigenlijk niets te zeggen hebt. Er is toch niet "bijzonders" gebeurd? Het bekende gevaar van de insluipende vanzelfsprekendheid. De cultuurverschillen dreigen naar het ruggemerg te gaan en daar kun je ze als filosoof niet meer zien.

Dutroux is terug. Hij is ver weggejaagd, beschoten en wat niet al maar de bananentros is van de hoek van mijn dak en ook in mijn boom gelegde bananen verdwijnen weer. Zelfs bananen uit de kooi verdwijnen. Ik weet nog niet of Dutroux dat hoogstpersoonlijk doet. Ik bekeek hem altijd vanuit mijn raam als hij vijftig meter verderop in de tuin van de achterburen bij de honden zat, menende dat hij mij dan niet bekeek. Ik denk achteraf dat ik altijd al gezien was en nu bekend, ge�dentificeerd en geclassificeerd als "uiterst gevaarlijk" (wellicht, maar dat zou wel krenkend zijn, als "klein beetje voor oppassen"). Vanochtend kijk ik zonder veel hoop of hij langskomt of er zelfs onder kruipt. Uiteindelijk zal mijn ultieme val zo nodig voorzien worden van een kuikentje aan een touwtje.
Gisteren speelde ik in de tuin op mijn blokraan, een blokfluit waaraan Bram, mijn saxofoonreparateur in Nederland, die altijd hoofdschuddend mijn vreemde wensen vervult, een pijpje heeft gemaakt zodat het mondstuk van mijn sopraansax erop past. Zuiver spelen gaat niet maar mijn embouchurespieren blijven ermee in shape en het is echt leuk om te doen. Ik word beter. Het ding slaat geen octaven maar kwinten omhoog als een klarinet. De kalkoen van de buren kan ik al heel goed nadoen. Hij reageert er ook op. Ik  heb de video op de driepoot gezet en we hebben een prachtig duet gespeeld. Af en toe leek het even alsof we een canon begonnen [video: kalkoenduet.avi].

Bij het eerste huis op de weg naar beneden staat ‘s avonds een mooi meisje met grote wakkere ogen op huiswaarts lopende kennissen te wachten voor een kleine nieuwsuitwisseling. Ze blijkt een zus te zijn van Piets tuinjongen voor wie ik vorig jaar Piets slasher (eenhands tuinzeisje) had geslepen. Ook haar twee broers staan hier ‘s avonds op een babbeltje te wachten. Hoewel ik duidelijk meer tot haar aangetrokken ben is het duidelijk dat ik bij de broers moet staan en zij een metertje verderop. Maar ik mag wel vragen. Ze is klaar met school, wil rechten gaan studeren in Dar es Salaam, nu nog 700 euro vinden. Er is nog niets. De moeder verschijnt. Een hartelijke maar toch wel statige, welgevulde maar toch stevige dame die roept: en niemand die tegen jou zegt dat je gerust binnen kan komen? Ik vertel haar dat de stadsgeheimen hier voorbij komen. Heeft de stad dan geheimen, vraagt ze quasi verbaasd. Ja zeg ik, iedereen zegt dat er geheimen zijn maar niemand vertelt ze aan mij.
Dit valt in goede aarde. Ze werkt bij de bisschop. Een vader is er niet, ik vraag natuurlijk niets. Mijn vriendin blijkt Proviah te heten en ze is al achttien geworden. Ze is soms ineens vol aandacht, op haar afstand van de jongens waar ik bij sta, maar meestal helemaal niet. Tussenin is niets. Ik blijk eieren te kunnen kopen aan de overkant. Laat mij de weg uitleggen. Dan zegt Proviah volkomen uit het niets: ik ga met je mee. We gaan.
Mama grapt mij na: nou jong, je hebt het goed voor mekaar!
Ja zeg ik, eieren kopen met een toekomstig juriste!
Dat was eergisteren. Gisteravond op weg voor boodschappen stond het hele spul er weer. Nu was ik er met mijn fiets. Iets beters bleek ik niet te hebben kunnen verzinnen. Proviah streelde het zadel en kneep in de remmen. Ze zou mij wel even naar de stad rijden. Haar broers lachen. Ik zeg: rij eerst eens een stukje om te zien of je het kunt. De oudste broer zegt: ze kan alleen koken en TV kijken, dat wordt niks. In Uganda is de fiets een statussymbool voor mannen zoals een jaar of twintig geleden bij ons de auto, de bijbehorende flauwekul over "vrouwen achter het stuur" ontbreekt ook hier niet waar het fietsen aangaat.
Maar Proviah heeft inderdaad weinig oefening. Ze slingert vijftig meter naar beneden, moet afstappen om om te draaien en komt omhoog niet meer op gang. Dit is niet fietsen, dit is lopen naast de fiets, zeg ik.
De broers lachen.
Proviah echter meent bewezen te hebben dat ze met mij achterop beneden komt.
Nou goed. Broer pompt de achterband wat bij.
Ze mag in haar eentje op gang komen en ik spring zo mooi mogelijk achterop. De snelheid wordt wat hoog. Angstig knijp ik in haar stevige billen. Weet je hoe je moet remmen?
Ja ik rem al zegt ze rustig, jammer dat ik nog niet full speed kan. Bij het zien van de eerste scherpe bocht stelt ze voor toch te wisselen.
Ik voer het tempo goed op want dat zal wel de bedoeling zijn. Achterop wordt duidelijk met volle teugen genoten. Dit is bijna net zo leuk als rechten studeren.
Dat winkelt gerieflijk met iemand die de weg weet. Ze vond – ik was al gespot- mijn rasta van vorig jaar mooi staan (zelf heeft ze het ook, halflang), dat moest ik weer laten doen.
Goed, halflang rasta net als jij en dan samen op de foto.
Zij bestelt voor mij het kunsthaar, kan ik morgen ophalen. Er wordt niet om jurkjes gezeurd zoals Josephine.
We zijn klaar. Naar huis dan maar, zegt ze.
Of ze haast heeft?
Nee. Een colaatje? Geen bezwaar.
Bij de Silver Touch zingt Nat King Cole "When I fall in Love". Proviah houdt meer van snelle muziek.
Ik kijk de lieve mollige Indische eigenaresse aan die vorige keer nog eens een dag op mijn fiets heeft gepast en die zet keihard een vroege LP van de Beatles op. Love, Love me do.
Ik krimp van de knetterende herrie en vervloek mijn galance.
Terug bergop moet ik tweehonderd meter voor haar huis, twintig meter voor de plek waar bodaboda taxifietsen met mij als passagier instorten, opgeven.
Nou dat is ook niet veel soeps, vindt Proviah. Haar (45 kilo) brengen ze altijd naar de deur.
Gekrenkt tel ik hardop het gewicht van haar, mij, zes avocado’s, bananen, WC papier, verlengsnoer, mijn afhaalmaaltijd en de twee cola’s in onze buiken op en kom tot honderdvijfenzestig. Haar bodabodafietser en zij samen zijn misschien net honderd. Of ze het verschil eens wil optillen?
Ze gelooft me en wil computerles.

Gisternacht sliep ik elf uur waarna ik niet goed wakker werd, geen orde kon scheppen in mijn gedachten en nergens zin in had. Echte depressieverschijnselen. Ik las door in het boek "Abessijnse kronieken" van Moses Isegawa, een Ugandees die nu in Nederland woont. Ik ben al op veel gelijksoortige en zelfs dezelfde plekken geweest als hij en lees nu hoe een Ugandees tegen zulke plekken aankijkt. Niet zonder trots constateer ik dat het allemaal bepaald niet vreemd meer voor me is waar hij over begint. Maar er staan ook prachtige dingen in die ik nog niet heb mogen meemaken, zoals de tienjarige Moses die zijn als "de schijters" aangeduide vijf jongere broertjes en zusjes op een krant zet om te poepen, hijzelf als een sergeant ervoor, ingrijpend wanneer er eentje van zijn krant dreigt te lopen (waarop natuurlijk de uitleg aan de lezer volgt van het verschil tussen een resulterende droge –Goddank!- en een natte –o, mijn God!- krant). Tevens echter lees ik hoe hij reeds ongeveer op diezelfde leeftijd van zijn grootvader, afgezette clanleider, de interactie van de belangengroeperingen in de Ugandese politiek moet leren en vervolgens t.a.v. een bepaalde kwestie het Britse, het Aziatische en het Afrikaanse standpunt onder woorden moet brengen. Weet hij wel dat de meeste kinderen in Nederland dankzij het "moderne onderwijs" aan zulke dingen hun hele leven niet toe komen? Maakt niet uit, hij heeft het opgeschreven, en het ligt te lezen in de Nederlandse boekwinkels.

Ivan, uit het dorp van Mamadeo, is al dertien. Hij verschijnt voor mijn deur. Hij zou immers komen. Of die boeken nog gevonden waren. Ik had niet verwacht dat hij nog een keer een dag en twee piek zou spenderen op helemaal van zijn dorp naar mij zou komen. Was ook niet meer naar de post geweest. Zag daar ook eigenlijk niets in. Nee, zei ik, de boeken zijn weg. Ik ga boeken voor je kopen in Kampala.
Hij zit niet meer op school want er was geen geld. Dat verhaal hoor ik overal, dus ik vraag hem of hij iets lust en wijs naar mijn uitstalling banaan, avocado, eieren, paw paw, tomaat, koffie en thee.
Eieren en koffie.
Hoeveel eieren?
Drie.
Hard of zacht?
Hard.
Verder niets?
Verder niets.
Hoeveel boeken heb je al gelezen?
Vijf.
Welke titels?
Er wordt lang aan het hoofd gekrabd. Tenslotte kwam er iets onverstaanbaars uit met een zwaan of zo. Hij zat tot voor kort in de eerste klas middelbare school. Dat was zo gegaan, vertelt hij op zeer matte toon zo’n beetje naar mijn schouder kijkend met doffe ogen: hij had zijn vader gezegd dat hij daarheen wou. Toen had zijn vader gezegd: dan wil ik vanaf nu alleen achten zien. Hij had zich de pestpokken gewerkt (terwijl hij uitlegt hoe hij zichzelf onder handen had genomen sloeg hij, om de toen gemaakte voornemens te benadrukken telkens met zijn wijsvinger op de rand van mijn tafel) en het was gelukt. Toen moest er geld komen en hebben mijn vader en ik een HEEL ERG GROOT ma�sveld gespit. Voor het eerst verheft Ivan zijn stem, die bij "heel erg groot" zelfs even schalt in de kamer. Toen de ma�s rijp was werd het verkocht voor tweehonderdzes euro. Daarvan werd een matras (het is een boarding school), kleren en boeken gekocht en was er 50 euro voor het schoolgeld over. Dat was 53 euro te weinig. Hij was toch toegelaten want de koffieoogst was aanstaande en dan zouden ze de rest betalen. Op school ging het goed sinds februari. Een jongen van het dorp zat in de vierde, die heeft hem alle regels en gevaren uitgelegd en zo zat hij prima, tot deze maand bleek dat de koffiebonen te laat rijp zullen zijn. Niet genoeg regen. Nu moesten ze de resterende 53 euro eerst lenen. Dat wou niemand. In september zal de koffie zeker verkocht zijn en was het geld er. Inmiddels zat hij weer thuis. Hij bijt op zijn lip maar begint niet te huilen.
Nou wat denken jullie, wat heeft deze Hollandse jongen gedaan? Goede werken!
Nou vooruit ik ga je dat geld lenen.
Ik heb op dat moment geen enkele verandering aan Ivans gezichtsuitdrukking gezien. Helemaal niets. Ik pakte een servetje en zei schrijf op: Ik….en dan je naam….heb geleend van… En daar schreef ik mijn naam. De som van… eerst in schrijfletters. Dan nog eens in cijfers. Er is geen rente. Ik betaal terug op…..Wanneer kun je terugbetalen? 1 oktober. Weet je dat nou wel zeker? Dan begint de nieuwe schoolperiode en moet je weer nieuw schoolgeld betalen. Kun je dan mij en de school tegelijk betalen? Ja koffie zat. OK 1 oktober via father Piet.
Na nog wat blokfluitles zette ik hem eruit, ik moest boodschappen doen. Ik wist ook niet of hij van zichzelf moest wachten tot ik het sein gaf.
Ben je blij? Vraag ik, bedelend om de emotionele beloning voor de goede gever (althans van de rente en het buitengewoon hoge risico).
Ja, zegt hij met zijn pokerface.
En ik moet mij tevreden stellen met de wijsvingertikjes op de tafel en het HEEL ERG GROTE ma�sveld. Dat is eerlijk gezegd eigenlijk ook absoluut geen moeite. Zou hij eenmaal uit mijn zicht net als Sam van vreugde een rennende vogel worden?
Waarom leen ik het? Waarom geef ik het niet? Nou daar vind ik niks aan. Dan komen ze terug om meer te vragen. Nu komen ze niet terug, dan leer ik iets of ze komen terug om te betalen en dan heb ik een relatie opgebouwd. Daar heb ik dus gewoon meer aan. Er zit voor mij geen opvoedende motivatie bij. Ik wil alleen weten wie zijn woord houdt en wie niet. En bij Ivan is mijn verwachting, door de stemverheffing en het wijsvingertje niet laag.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, zondag 2 augustus 1998

Zondag. Get nee, niet naar de mis. Trouwens ik word weer niet goed wakker. Er is aan de bananen in de val gezeten maar er ontbreekt er geeneen. Dat was dus zeker niet Dutroux. Ik had stevige buikpijn vannacht na het nemen van alle malaria pillen. Zeker te weinig in de maag. Of enge ziekte. Tot overmaat van ramp heb ik met mijn niet goed wakker worden alle verschijnselen van missionaris Kaanders in het boek van Moses Isegawa die slaapziekte had opgelopen, nota bene in Jinja: "Het afgeleefde lichaam van Kaanders droeg de littekens van zijn lange strijd met de polygamisten van het bisdom Jinja. In het heetst van de strijd tegen het heidendom, de polygamie (... even tussendoor: Moses schrijft elders dat hij zelf in die tijd drie vrouwen wilde...) en de onnozelheid aan de oostelijke, door tseetseevliegen geplaagde oevers van het Victoriameer, had hij slaapziekte gekregen." (Abessijnse Kronieken. p. 258).
Ja, ja, dat was toen inderdaad niet niks. Geen mens woonde er meer aan het begin van de twintigste eeuw langs een 80 km lange strook aan de kust, veertig km diep. De provincie Noord Holland. Iedereen dood of weggetrokken. En nu nog hangen overal zenuwachtige van muskiettennet gespannen kooitjes om ze te vangen en de ontwikkeing van de populatie bij te houden.
Zou ik ook…? Ach nee, de oevers bij Jinja zijn ook niet de oostelijke maar de noordelijke oevers van het Victoriameer en ze zijn hier heel wat snuggerder dan de auteur van Abbessijnse Kronieken, namelijk ongeveer zo snugger als deze auteur zichzelf afschildert. Als het waar is van al die slaag die Moses schrijft gekregen te hebben vraag je je af waarom er niet meer verstand uit zijn wonden is gekomen. Welke Afrikaan gaat er nu een BOEK schrijven. Mensen tegen een symbolische vergoeding in je kaarten laten kijken, het stomste dat er is. Vooral als je duidelijk je echte kaarten wil verbergen en dat door je ijdelheid niet lukt. Kortom, hij mag dan Ugandees zijn, bij mij uit de buurt van Jinja komt Moses Isegawa duidelijk niet.

Gisteravond naar Miss Margaret voor de afspraak straks: toneel, de "Ebonies" spelen "Daisy". Er is een dikke taart van een dikke dertig. Cousin sister Elizabeth, dochter van zoiets als een ex koning van Busoga. Moet ik nog precies navragen. Als een zak aardappelen die toch korte pootjes heeft waarmee ze citroen met water en bananen met notensaus naar haar mondopening brengt hangt ze achterover in een zwoegende leunstoel. Wij Nederlanders konden goed kaas maken, had ze gehoord.
Ja, zei ik geanimeerd, daar zijn wij (ik moest even aan de bisschop denken) vreselijk goed in.
We zitten. Zo gaat dat. De (wegens verwaarlozing "weggelopen") tamagotsji van Davies was buiten al afgepakt geweest en weer terugveroverd door Margaret. Hij is rood besmeurd met klei. Ik slaag er met behulp van het cursusboek in hem opnieuw en in de lokale tijd geboren te laten worden. Hij pliengelt "Happy birthday to you" en we kunnen hem weer voeren en stront ruimen. Vooral dat reukloze strontruimen zou voor Moses Isegawa iets geweldigs zijn. Hij moet een therapeutische tamagotsji krijgen.
Als ik begin te verlangen naar iets spannenders dan dit gezit vraag ik Miss Margaret of ze morgen kan, zonder het haar reeds bekende doel te noemen.
Ja.
Ik sta op. Nu staat de aardappelzak ook op. We gaan naar mijn fiets op de veranda. Margaret haalt een sprei met kussens op de veranda waar de aardappelzak op neerzijgt. Dan staan we ineens weer binnen en krijg ik een baseballpet van structuurstof in een van de kleuren van mijn bloes. Er verschijnt ineens een kolossaal rood overhemd, voor wie in Godsnaam gemaakt? Uit Canada, op haar verzoek voor mij meegenomen door haar broer. Hij gaat aan en past. Ik laat haar mijn nieuwe donkerrode zondagse broek zien van veertien euro veertig, net uit Main Street opgehaald. Ze vond hem net zo mooi als father Brian maar die had tot mijn verwondering versteld gestaan van de prijs en de kwaliteit.
Waar? Vroeg hij.
Nou het sterft toch overal van die naaimachines, zeg ik.
Ik schat hem zeker zeventig en hij is zijn hele leven in Afrika geweest. De broeken van de meeste missionarissen komen uit Europa, meest spijkerbroeken met een te laag kruis. Jeans worden hier voornamelijk door hoeren gedragen.

Tien uur. De broer van Proviah meldt zich voor een praatje. Hij had al om computerles gevraagd. Ik zie nog niet wat hij mij te bieden heeft en hij houdt zich zelf ook niet met die vraag bezig, dus heb ik er geen zin in. Ik moet hem natuurlijk niet tegen me krijgen, dus ik wil hem mijn tijd geven en hem de hoop niet laten verliezen. Gelukkig komt even later Proviah zelf ook aanhuppelen en kan ik vertellen dat buiten haar aanwezigheid de prijs van het voor mijn staartjes bestelde kunsthaar was vervijfvoudigd. We moesten er maar even samen heen dacht ik. Proviah rent in haar klofje naar huis en komt weer buiten in een prachtige nauwe lange rok met dito hooggesloten bovenstukje, zeer licht grijs met zwarte motiefjes.
Onderweg naar beneden even een lastige vraag: of ik ook ging bidden (in de kerk bedoelde ze).
Nou niet in de kerk, hoogstens op mezelf, zei ik behoedzaam, in de hoop het zo voor de dochter van een bisschoppelijk functionaresse niet zo erg te maken dat ik buiten de markt terecht kom.
Nou zij ging nooit, op haar school was het elke dag raak en daar was ze strontziek van geworden. Ze deed er niet meer aan.

Van de haarprijs ging niets af, maar er kwam wel Keltenrossig kunsthaar boven tafel dus dat wordt wat morgen bij de overbuurvrouw. Proviah zal er ook zijn want het moet natuurlijk worden zoals zij het wil. Mijn d�confiture gisteren heuvelop bleek achteraf aan een heftig aanlopen van de achteras te hebben gelegen, inmiddels hersteld en op de fiets terug naar boven haal ik zonder dit probleem niet alleen de plek waar mijn bodaboda taxifietser altijd instort maar ook onze zijweg die zelf weer ietsje afloopt en kan nu freewheelend en uithijgend langs mijn neus weg over de blokkade van eergisteravond spreken. Mijn imago, niet in de laatste plaats ten opzichte van mijzelf, hersteld.
Of Proviah computerles nu wil?
Ja.
Er valt niets te douchen voor ik naast haar ga zitten want er is even geen water.
De start.
Het lijkt erop dat ik alles maar ��n keer hoef uit te leggen behalve het bevestigen met Enter. Dat is iets vreemds: telkens yes I want this zeggen.
Haar eerste oefentekst in MSWord:

The world seems crazy enough
But life goes on.

Bij de volgende les, het overschrijven van een bestaande file met een nieuwe versie, wordt dit aangevuld tot:

The world seems crazy enough
But life goes on.
Bert Hamminga is a very nice tall man.
Proviah says this.

Uit mijn hoofd, vingers, schouders, overal beginnen ineens prachtige bloemen te groeien. Ik leg nog uit dat over het touchpad geen kleine veegjes gedaan moeten worden zoals bij het bezemen van een vloer maar een eenparig rechtlijnige streelbeweging met de wijsvinger op het doel af. Als je er bent geef je een goedkeurend klopje, bijvoorbeeld File/Save. Daar blijkt ze heel goed in. Dan moet ze naar huis. Haar hand gaat omhoog voor zo'n klap als wij van onze schaatstrainers kennen als hun pupil na de finish tevreden langs komt glijden, maar als vanzelf pak ik de prachtige bruine hand en geef er een kusje op. Morgen negen uur vervolg?
Ja en daarna samen naar de overkant voor mijn staartjes. Dan rent ze weg.
Doet de rest van Afrika er nog toe?

De Ebonies spelen Daisy. Ze komen op het schoolterrein aan met prima auto’s, hun logo erop en hun e-mail en website adres. Mijn fiets lijkt me daar niet safe. Geroutineerd tijg ik naar het eerste woonhuis, schudt de handen van alle vijftien gezinsleden, leg rustig tien keer mijn situatie uit zodat zij rustig tien keer kunnen zeggen dat ik vanzelf best hier mijn fiets mag zetten en ik zet hem neer, op slot tegen hun regenpijp.
Naast het toneel staat een TV scherm waarop een voorprogramma draait met passages uit hun soap serie op Uganda TV en reclame voor in de kranten als dubieus gekenmerkte banken en huidzalfjes. Er staan microfoons op het podium, dat moet ook wel want er kunnen 1500 man in de platte zaal. De uitversterking is lang niet slecht. Margaret is een uur te laat, het begint een half uur te laat en dan is de zaal halfvol. Dat vind ik gezien de prijzen toch nog aardig, want een kaartje kost vijf euro, de waarde van eenderde zondagse broek bijvoorbeeld oftewel dertien caf�colaatjes. De bar achterin blijft tijdens de voorstelling gewoon open. Dat mag ook wel want pauzes zijn er niet en de voorstelling duurt vier en een half uur. Ik weet al hoe moeilijk ze kunnen doen over filmen dus meld mij en vertel over onze internationale festivals en toon mij, boef, bereid hun te promoten. Zelfs nu moet nog ruggespraak worden gepleegd. Het is goed, al word ik later nogmaals door een meisje op agententoon over mijn video aangesproken, zij wordt echter tot de orde geroepen. Na het eerste uur is de zaal helemaal vol, het gaat dus net als in de kerk.
De tijd is van gelei. Een Ugandese zuster, net in Engeland geweest, zat voor het begin naast mij onder de boom te wachten. Wij bespraken het regentonprobleem (waarom maakt bijna niemand een regenton, het is toch een groot gemak en weinig werk). Zij bleek de gedachte van de verschillen in tijdhorizon heel goed te begrijpen: het werk is nu, het gemak is later. En nu is nu, en later is veel later dan in Europa.
Ik vroeg haar: ��n Ugandese week, hoeveel Londense weken is dat?
Zonder aarzelen zegt ze: zes.
De toneelvoorstelling van vanmiddag zou dan voor een Ugandees 27 Engelse uren hebben geduurd! Maar het zou ook betekenen dat een Ugandees voor zijn gevoel in een "Londens" uur zes uur werkt. Aan de andere kant: als hij een dag vrij heeft, heeft hij ook zes keer zo lang vrij. Niet alleen is het verdriet van werken is hier dus veel groter en de vreugde van niets doen ook, maar de vreugde van het resultaat van je werk is zes keer zo ver weg. Om voor iets dat zo ver weg is nu te gaan sappelen...en daar komt nog bij dat de traditionele blik op de natuur inhoud dat je omringt bent door krachten die veel sterker zijn dan jij, dus wat verbeeldt jij je wel met je muggenmacht te kunnen bereiken! Je kunt zelfs de grote krachten met die arrogantie verstoren en dan zijn de rapen gaar! Werken voor een resultaat is dus volstrekt irrationeel. Als het dak lekt verzet je je bed, als je water nodig hebt ga je het halen, een regenton? Een waterput? Allemaal gevaarlijke arrogantie en nog vermoeiend ook.
Met mijn ��n op zes sommen voer ik natuurlijk wel lineaire berekeningen uit en ik denk dat dat niet mag. De tijd in Afrika is net zoiets als de aarde voor de angstige matrozen van Columbus: je kunt een eind zeilen en dan val je er af. Voor vele Ugandezen is het eind van de tijd een dag of twee, drie. Hoewel ik tegen Ugandezen vaak met daverend succes de anekdote vertel dat ze mij op mijn 25e bij mijn eerste baantje vertelden wat mijn pensioen zou zijn denk ik dat wij westerlingen in de praktijk ook niet veel verder dan een jaar gaan met dan nog wel enkele algemene zelfbeperkingen strekkende tot een redelijke reservepositie aan het eind van dat jaar. Zelfs westerse bedrijven denken nooit veel verder dan vier jaar vooruit, althans niet precies. Tussen de binnendruppelende mensen een bruine edelsteen: Jackie, met Davies. Of ik even wil betalen. Jackie ziet er weer prachtig uit, een lange dunne rok en een lang rood jasje er boven. Veel kleiner dan ik is ze niet meer. Ik ga af en toe naar de Starcom om te zien of er een fax voor mij is en voor elke dag staat er wel een fax genoteerd voor Jackie Nankya van ene Richard. De bofkont. Ze komt niet helemaal dagelijks ophalen blijkens haar handtekeningen maar toch wel vaak.
Dit gezelschap kent de Koot en Bie truc van praten tegen jezelf: het scherm wordt ook tijdens de voorstelling gebruikt, bijvoorbeeld om de persoon aan de andere kant van de telefoonlijn te tonen, om even te laten zien hoe iemand op pad gaat ergens naartoe en als tijdelijke audiovisuele voortzetting bij het wisselen van d�cor. Dit alles technisch zeer aanvaardbaar. De spelers zijn natuurlijk beter dan de Nederlandse maar dat is niets bijzonders, dat is op de hele wereld zo: het Calvinisme heeft het toneel uit het Nederlandse sociale leven verbannen en als in het leven zelf niet en masse geoefend wordt kan er ook nooit echt iets bijzonders komen bovendrijven. Als je alleen al kleine Davies Nankya van vier zogenaamd wakker ziet worden nadat hij middels geveinsde slaap heeft getracht aan het innemen van medicijnen te ontkomen!
Thema’s: een arme sloeber wordt slecht behandeld in een ziekenhuis en blijkt achteraf een rijke zakenman die zijn beroving tot op het vel als een goede aanleiding voor dit experiment had gezien.
Een vrouw wordt blind bij de moord op haar man. Familie van stad en platteland tracht haar bezittingen te bemachtigen met list en bedrog. Uiteindelijk blijkt haar blindheid voorgewend.
Voor wat er Afrikaans aan is moet je naar de invulling gaan kijken, bijvoorbeeld het probleem van naar de stad getrokken en rijk(er) geworden mensen met de op het platteland achtergebleven familie levert regelmatig gejoel van herkenning op: stadmigranten willen hun "rijkdom" niet delen met de plattelandsfamilie en houden met slimme truuks hun welvaart geheim. De plattelandstak wordt boos en zet witchcraft in (hier wordt de heks aangedikt -letterlijk, namelijk met kranten in de broek- als een achterlijk mens waar lekker om gelachen kan worden).
De arme vrouwen van het platteland hebben steevast dikke billen en grote borsten, de stadsmensen voldoen aan het westerse vormenpalet. Maar op themaniveau is er niets wat voor ons een probleem is. Ze kunnen zo naar Nederland. Het zou voor Nederlanders ook leerzaam zijn van de sociale vaardigheden van de Afrikanen kennis te nemen. Afrikanen hebben daar een duidelijke voorsprong in ten opzichte van de gemiddelde westerling. Dat is natuurlijk ook geen eerlijke vergelijking. Afrikanen hebben er, omdat ze minder tijd besteden aan het leren van technische vaardigheden, veel meer tijd voor. Wat doen ze in de tijd dat wij westerlingen ons bezighouden met het verwerven van technische vaardigheden in hogere opleidingen? Ze zitten bij elkaar. Dat levert wel degelijk iets op. Bij sociale vaardigheden gaat het, zoals iedereen weet, om het kunnen spelen van rollen, het ontwikkelen van communicatief gedrag dat het doel van persoonlijk expressie ontstijgt en een nauwkeurig beoogd effect heeft op de ander en het is logisch dat de Afrikaan daarin de meeste westerlingen met gemak verslaat. Ik had zoiets vroeger al eens gelezen bij Hobbes, maar ik vond het zo idioot dat ik het niet wou geloven: iedereen brengt een ongeveer gelijk deel van de dag wakend door, de hoeveelheid die je leert kun je alleen meten in uren dus iederen waar ook ter wereld leert per dag even veel. Alleen niet hetzelfde...
Er wordt in het theater ook veel gezongen en geswongen maar dat is allemaal playback met overigens uitstekende geluidskwaliteit.
Er wordt niet alleen naar de bar gelopen, ook wordt luid de naam van iemand geroepen waar een acteur krachtens zijn rol niet op behoort te kunnen komen en wordt iemand van achteren belaagd dan zijn de waarschuwingskreten niet van de lucht.
Margaret wil een cake bakken en na afloop van de toneelvoorstelling zouden we de ingredi�nten kopen. Mijn fiets staat er nog met een plastic zak, over het zadel gedaan vanwege de regenbui! Dit brengt mij op enkele gerelateerde gebeurtenissen die ik vergeten ben op te schrijven: bij een aankoop in een winkel aan Main Street dreigde mijn hele portemonnee op tafel te blijven liggen. Ik werd mooi wel gewaarschuwd. Ik moet aannemen dat die vrouw ook wel besefte dat er heel goed een jaarsalaris voor haar in zou kunnen zitten. Of niet? Ook vergat ik –echt helemaal- mijn rugzak bij de vrouw die mijn broek zou gaan maken. Die sprong achter de naaimachine vandaan en sprintte met de rugzak achter mij aan. Als bij deze mensen de knop goed staat en dat is meestal –het probleem is dat die enkele keer van het tegendeel zoveel indruk maakt-, zijn ze echt geweldig lief. Dan hoor je bij hen, ook al kennen ze je nog maar net. Als je er hier bij hoort is dat een dermate onvoorwaardelijk als eigen beschouwd worden dat je als bleke een onbeschrijflijke gelukzaligheid ervaart van iets dat wij misschien ook ooit gehad hebben maar wat bij ons volkomen verloren is gegaan. Ja ik weet het, ze schieten je ook dood voor een piek maar daar heb ik het nu even niet over. Ik heb het nu even over de in een Europese stad dolende eenzame die nergens onvoorwaardelijk welkom is, altijd op zijn tellen moet passen en die zich hier met een aanloop en een luide krijs van babygeluk op andermans bed laat vallen.
Ik schud weer een heleboel handen u�bale (dankjewel) en het muzungu avontuur is voor de familie voorbij.
Bij het binnentreden van supermarkt Laki Modja komt het gesprek op mijn Keltenrasta die in de planning ligt. Het gezicht van Miss Margaret betrekt. Ze blijft in de ingang van de winkel staan, Jackie en Davies geduldig achter haar in de rij, om uit te leggen dat ik nu zo mooi ben en zelfs Jackie vindt dit mooier. Nu weet ik stiekem dat haar vijftienjarige slanke boomlange zelfgekweekte langbenige rondborstige zwartbruine perzik-Miss Busoga maagd geen enkele interesse in mij toont en dagelijks naar de Starcom loopt voor faxen van haar Richard. Jackie aankijkend zeg ik tegen Miss Margaret dat dit een boeiend onderwerp is maar dat we nu eerst boodschappen gaan doen. Jackie laat al haar hagelwitte tanden zien, boven en beneden, van uiterst links, via het midden, tot het achterste eind van de rechterkant.
De "cake-ingredi�nten" van Margaret blijken bij elkaar flink prijzig. Nou ja alle voorraden weer aangevuld. Ook wat waard. Dag Davies, dag Margaret, dag Jackie. Het wangschurken. Heerlijk, als je er eenmaal aan gewend bent. O, o, Jackie.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, dinsdag 4 augustus 1998

Ik zit al sinds de ochtendschemering op de loer voor Dutroux die nu toch uit mijn val gegeten lijkt te hebben. De door mij bij Kafuko pleegzoon Kiganda bestelde ladder die mij de toegang verschaft tot Dutrouxs riante dakslaapplaats met uitzicht op Victoriameer, gisterenavond nog niet aanwezig, blijkt nu in de tuin te liggen. Loodzwaar, maar mijn vrees voor gewoon opgespijkerde sporten bleek niet bewaarheid: nette, zelfs ietsje klemmende kepen doen de sporten half in de keurig evenwijdige lengtebalken vallen. Op ��n van de twee uiteinden staat hij zelfs loodrecht. Natuurlijk ga ik pas op Dutrouxs plaats si�sta houden als ik hem gevangen heb want als ik er nu verschijn krijgt hij de schrik van zijn leven.

Gisterochtend versliep ik mij en werd pas een half uur voor de afgesproken computerles van Proviah wakker. Toen ik met mijn thee uit de keuken kwam zat ze al aan mijn tafel. Ik meende er goed aan te doen de betovering van de Encyclopedia Britannica in stelling te brengen. We starten. Wat wilde ze weten?
Ze wist niks te weten.
Ik zeg, typ maar eens in "Dar es Salaam". Zo gaan we verder waarbij ze gelukkig weer fout met haar wijsvinger over het touchpad bezemt zodat dit even rustig op de binnenkant van mijn onderarm moet worden geoefend. Ze maakt snel vooruitgang dus na een minuutje of tien intensief oefenen heeft ze het onder de knie. Zelf dacht ze het al eerder te kunnen. Er zijn evenwel nu eenmaal dingen die je meteen vanaf het begin helemaal goed moet leren doen om er later niet mee in de problemen te komen. Ik moet bekennen dat ik me niet helemaal kan herinneren wat ze verder nog in de encyclopedie heeft opgezocht maar dra zei ze dat het tien uur was, tijd om naar de overkant te gaan voor mijn Keltenvlechtjes. Verrek! Asterix! Daar had ik nog helemaal niet aan gedacht!
Onze vlechtster bleek naar het ziekenhuis met een "gebroken pink". Dat bleek gelukkig later wat minder erg: een verstuikte wijsvinger. Proviah stelt voor mij meteen naar een vlechtster in de stad te brengen en mij dan aan het eind weer op te komen halen. De gedachte om Proviah, mijn beoogd gezelschap tijdens de barre urenlange zit, tevens bijsturend zodra het niet naar haar zin zou worden, het hele middenstuk van de vlechterij te moeten missen doet mij de moed in de schoenen zinken. Zullen we het niet morgen doen? Stel ik voor. Vandaag kan ik met Piet en zijn familie mee naar een stukje oerwoud dat nog over is langs de weg naar Kampala, en voor het toerisme is opengesteld. Alle grote wilde zoogdieren zijn er reeds lang genuttigd, maar er zijn wel prachtige vogels, vlinders en…paaltjes met rode, groene en blauwe pijltjes. Toegang zonder Ugandees paspoort: vier euro (dat staat gelijk aan acht dagen zolang het licht is, dus twaalf uur per dag, werken aan de nieuwe dam bij Jinja). Prijzige paaltjes.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, Woensdag 5 augustus 1998

Goedemorgen! Om vijf uur in het pikkedonker rammelt de val stevig. Dutroux? Ik had geen ochtendwake gepland want gisteren was Dutroux de hele periode tussen 05:30 uur en 09:00 uur niet verschenen. Dit moet haast wel Dutroux zijn geweest, constateer ik na uitgeslapen te zijn: alle bananen weg. Als het licht is laat hij ze liggen, hij heeft kennelijk nu het plan opgevat gewoon in het donker van mijn bananen te gaan ontbijten. Tsja, daar kan ik niet voor gaan zitten ‘s ochtends want als hij ze om vijf uur pakt zie ik nog geen hand voor ogen.
Het schrijven valt mij moeilijk, ik word gestoord door een heftig circulerende hormoonhuishouding. De lezer zal onmiddellijk begrijpen dat het er dus nog niet van gekomen is. Tevens twijfel ik of Proviah zich wenst te begeven in verdere proefondervindelijkheden met haar nice tall man. Niets is lastiger dan, eenmaal op koers, het geloof in de kust aan de horizon op te geven. En dat terwijl het me zonder haar op deze fantastische oceaan zo goed beviel.
Gisteren dus half zes op, geen Dutroux, om negen uur volgens afspraak naar Proviah wegens de Keltenvlechtjes. Ze moet nog even afstrijken. Ik krijg de foto’s. Ik houd de mooiste van haar tegen mijn wang. O die drukken we wel even af. Ik vergeet hem, maar ze blijkt hem later zelf in haar zak te hebben gestoken. We gaan met Proviah’s zus Grace, journaliste bij het Jinja bureau van de New Vision, absoluut prijscontact dus, de stad in en de dames geraken in onderhandeling met een vrouw die zij niet kennen en tegen wie zij na enige tijd wantrouwen opvatten. Giechelend willen ze hem stiekem drukken terwijl de invalide vrouw haar inderdaad merkwaardig aandoende zaakjes aan het regelen is en bij de bodaboda klaar staat op mee naar mijn huis te gaan want dit is zwart. Ik stel voor dat ik haar gewoon zeg dat ons plan veranderd is, zo gezegd zo gedaan en Grace weet wel iets beters, hetgeen mijn vlechthok van de vorige keer in de nis blijkt te zijn. We krijgen in behendige onderhandelingen slechts 25% korting ten opzichte van de vorige keer hoewel het nu veel korter wordt. "We are professionals so we chaaaaaahrge", zegt de zakelijk leidster, Grace aankijkend met zo’n mooie overtuigd klinkende lange a bij charge dat ik slechts een korte stilte laat vallen, mijn oor in het gat naar de belendende bulderende videobioscoop alsof ik van de daar fluitende kogels advies ontvang en akkoord ga.
Ik heb weer dezelfde vlechtster, wederom stopt ze niet tot het af is, dat is dus deze keer vier uur volcontinu want, roep ik trots door de nis, ik ben nu ook professional, dus opstaan voor een rekoefening uit mijn zit op de grond tussen de dijen van de achter mij op een krukje zittende vlechtster is nu beneden mijn stand. Proviah hecht geen kunsthaar aan want dat is waar het echt op aan komt. Wel gaat ze meehelpen vlechten. Naast mij zit een vrouw op de grond met de benen onder zich gevouwen naar haar vlechtster toe, het hoofd op haar dijen, de ogen half gesloten. Dat wordt een soort aspergeakker, telkens een scheiding waar de hoofdhuid zichtbaar is en dan weer een rug met kunsthaar bijeengevlochten haar. De drie dames hebben vier uur voor mij nodig, dus eigenlijk zestien uur werk. Grace vertelt dat de dames bezoek zelfs krijgen van parlementsleden die ervoor uit Kampala komen. Dit wil er voor mij zelfs van een New Vision journaliste niet in. Dan kunnen ze toch verhuizen uit dit vanaf de straat een bezemhok lijkend afgebladderde alkoofje van anderhalf bij vier, gelegen naast een half afgebroken schuur en een braakliggend terrein? Nee daar zitten ze voor de lage gemeentebelasting. Ik verklaar Grace dat het me nog niet helemaal lukt haar te geloven maar dat ik eraan werk. De staatsgeheimen van Uganda in de hoofden die alhier urenlang vaak zelfs twee dagen aaneen op de dijen van de vlechtsters gevleid liggen? Of moet ik mijn idee over Ugandese parlementsleden bijstellen? Zouden ze meer op die onbenullen en tuthola's in het Nederlandse parlement lijken? Ik wilde er de eerste keer heen om eens te zien wat dit is en ik lijkt boter bij de vis te hebben gekregen.
Grace is naar de New Vision vlakbij, Proviah heeft de foto al weggebracht en komt terug met ijsjes.
Het haar wordt iets boven de schouders afgeknipt, puntjes versmolten met heet water en ik loop naar de spiegel.
Dit is eh... vreselijk. Heeeel vreselijk. Het roodbruine kunsthaar blijkt bij vlechting de okerkleur te krijgen van de koorden van die sjieke gordijnen die in Franse paleizen hangen. Met haar heeft dit van honderd meter al niets meer te maken. Ik ben gestoffeerd! Mijn God, ik word de ris� van de stad!
Het zij zo. Ik heb immers Proviah en die vind het mooi geworden. Wat kan het verder schelen? Zullen we naar de Sailing Club?
OK.
We lopen. Ik wil haar hand nemen maar in de hand aan mijn kant heeft ze steeds een zakdoek. Slim dat is wel aardig, maar anderzijds slecht voor mijn ego natuurlijk.
Op het gras onder de boom van de Sailing Club gaat ze met een verveeld gezicht met de rug naar het meer zitten. Dit is hier een pokketent, vindt ze. Ze komen het eten niet eens meteen brengen en er zijn geen hekken voor het meer dus als iedereen ‘s avonds bij het dansen dronken is flikkeren ze in het water. Ik zit tegenover haar, gezicht naar het meer. Ze kijkt systematisch somber langs mij heen, ongeduldig. Ik, mij plots een oude snoeper voelend, wat ik tenslotte in wezen ook ben, buig mij vaderlijk over de erg brede tafel, vat in een voor een bejaarde als ik verre reik haar aldaar net op de rand liggende armpjes –verbeeld ik het? Of maken ze nog een terugtrekkende beweging ook?-en zeg: het gaat geloof ik ietsje minder met Proviah vandaag.
Nee, het ging uit-ste-kend. Alleen wat lang moeten wachten bij het vlechten. Ze blijft langs mij heen kijken.
Ik verzin van alles, tot en met de gedachte dat ze de pest heeft aan rijke blanke lullen die zich op hun actie voorbereiden door de meisjes eerst naar deze plek te brengen, bastion van blanke rijkdom. Een grijze zware stolp wordt door een God die mij kennelijk, en waarschijnlijk terecht voor overjarige kaas houdt over mij heen geplaatst. De lucht binnen wordt snel benauwd, de boel beslaat en daar zit ik, een onvrijwillig Turks bad. Ik wil naar Nederland, naar mijn geleende hangmat die sinds de diefstal van mijn mooie bank door mijn charmante doch heetgebakerde, jeugdige Slavische voormalige echtgenote Olga, met wie ik in een dramatische scheiding lig met veel Russische vuur- en vlamverschijnselen, mijn zitkamer vult. Op bed liggen TV kijken. Wat moet ik hier in Afrika. Ik wil de ster van de show zijn en niet voor Piet Jan snot met die maffe Keltenvlechtjes tegenover een stuurs bakvisje zitten. Clair, oobster van de Sailing Club, komt het eten brengen.
You did it again?
Ze wist het nog van de vorige keer. Clair is voor haar doen uiterst formeel en kijkt mij ook niet aan met haar vrolijke ogen zoals ze anders altijd doet. Tsja meneer heeft een meisje meegenomen.
Ja hoe vind je het? Klinkt ik hol vanuit mijn stolp.
Het "you’re smart" is kennelijk onder deze omstandigheden te intiem. Haar korte plichtmatig positieve reactie met afgewende ogen kan ik mij niet meer herinneren.
In een poging uit mijn stolp te breken zeg ik met een moeizaam op mijn gezicht geboetseerde lach: je meent er niets van.
Geen sjoegen. Er wordt niet eens teruggelachen.
Belcampo’s einde der tijden, de hel van Dante, allemaal kinderspel bij wat mij hier overkomt. Mijn spel is uit. Ik heb hier op aarde niets meer te zoeken. Ik zit hier voor paal. Absoluut in de zin van Hegel.
Wij rekenen af en lopen de steile oever op naar de plaats waar de bodaboda’s wachten. Who takes us to town? Vraag ik.
Duizend shilling, zegt er een brutaal, een opslag van 230%.
Ik ram nogmaals tegen de binnenkant van mijn stolp: voor jou honderd, zeg ik. Ik richt mij tot de jongen naast hem en ik zeg: voor jou tweehonderd.
Men mompelt zachtjes muzungu tegen Proviah en de hele club blijft eensgezind op duizend staan.
Ik giet valse kracht in mijn stem, bonkend tegen mijn stolp: dan gaan we lopen! Gewoontegetrouw zet ik de twee passen richting reisdoel die genoeg horen te zijn voor een tegenbod van vijfhonderd zodat we op de marktprijs van driehonderd kunnen afmaken.
Maar ze laten ons lopen. Riskeert die muzungu ruzie met zijn meisje?
Wel degelijk, mijne heren!
Haha! Weg stolp!
Met een stevige pas erin, Proviah een halve meter achter mij aan lopen we naar Main Street. We komen een colonne gehandboeide jongens onder leiding van hun gevangenisbewaarders tegen.
Het is maar vijf minuten, roept Proviah opgewekt als we er zijn.
Proviah, hier is geld voor de bodaboda naar huis, ik moet nog even naar Bugembe.
Nee we moeten langs de fotozaak want je foto is klaar.
Ik krijg haar foto, o, o, wat ben je mooi, voel de stolp weer aankomen en berg hem zo snel mogelijk weg.
Haar eigen formaat had ze niet groot genoeg gevonden voor mij, ze had hem flink laten vergroten. Ik naar het busstation. Ze wil mee. De kip met friet die ze over heeft wordt eerst naar Grace gebracht maar die is erop uitgestuurd. In een winkel zitten kennelijk de familieleden die er als eerstvolgende voor in aanmerking komen. Ze gaat nog helemaal mee door een lange steeg waarachter het busstation zichtbaar is, zegt dag op drie meter afstand, draait zich om, ik ook en vraagt in deze ruggelingse positie: hoe laat ben je thuis?
Op weg naar het busstation vraag ik mij af of dit wel in mijn dagboek kan. Hoe moet dat nu met mijn imago? Nu ik dit schrijf moet ik zeggen dat het erg meevalt.
Voor 32 cent ben je in Bugembe, blijkt. Dus dat geld vragen "voor de taxi" van Miss Margaret was ook meer symbolisch. Geld vragen moet voor "iets" zijn. Dat "iets" dient aan bepaalde eisen van beleefdheid te voldoen: de kamunje (minibus) als je moet reizen naar de plek waar je bent uitgenodigd (opslag 400%), de cake die je gaat bakken (opslag 500%). Jackie en Davies hebben allebei van mij "schoolgeld" gekregen. Toch voel ik me er niet zeker van dat Davies echt op een school zit. Elders constateer ik dat men het debiteren van zielige verhalen tot in de puntjes beheerst: schoonzuster doodziek en geen geld voor de medicijnen, of overleden en geen geld voor de begrafenis. Een verfraaing van het geheel is dan bijvoorbeeld dat het geld er wel was geweest maar op weg van de bank naar huis, apotheek of begrafenisondernemer was men jammerlijk beroofd. Op dit punt zoekt men gewoon de grenzen die de muzungu stelt. Kleintjes die het spel nog moeten leren gaan op een holletje naar hem toe en roepen eenvoudigweg "gimmiemoney!". De muzungu is bang dat hij een harteloze krent zal worden gevonden. Maar daar hoeft hij niet bang voor te zijn, want dat gebeurt niet. Er wordt gewoon geconstateerd: o, hij wil het niet geven. En dat schijnt net zoiets te zijn als dat het ophoudt met regenen. Het kan toch ook niet altijd regenen.
Dit besef heeft mij op het spoor gezet van een nieuwe politiek: ik klaag dat ik blut ben wegens alle advocaten die ik in Nederland moet betalen om mij te verweren tegen mijn belagers van alle kanten. Dat is een goed vol te houden smoes. Je kunt hem, indien opportuun, zoals met name wanneer een gesprekspartner zich in een geldvraag met lange aanloop begeeft, geheel volgens de gewoonte op de vereiste lengte brengen door naar believen te detailleren met quasi vertrouwelijke krullen.
Pas als ik denk dat iemand ook iets voor mij doet betaal ik. Dat doe ik dan in verhouding, hun verhouding, te weten, niet mijn verhouding. Als ik leen, leen ik alleen aan personen waar ik de kans op terugbetaling serieus hoger inschat dan 50% en renteloos. Voor rente en risico wens ik een resultaat in de vorm van bijvoorbeeld kennis en relaties of andere emolumenten. Beide partijen dienen voordeel te hebben, ik voer geen eendjes meer.

Met haar liefste glimlach komt Margaret mij tegemoet en drukt zich tegen mij aan. Ben je niet boos om mijn haar?
Natuurlijk niet!
Theater. Ik herinner mij haar harde kinspiertjes bij de ingang van de Laki Modja.
Zoals gewoonlijk mag ik gaan zitten en verdwijnt ze naar achteren. Ik krijg cake met limonade van eigen citroenen, Jackie komt van school en loopt zoals gewoonlijk snel door naar achteren met een plichtmatig "you’re smart!" en dan moet Miss Margaret naar de Total Pomp voor een telefoontje uit Parijs. Dit ken ik, ik ga lekker plat op de bank en doe een tukje, af en toe gewekt door Davies die een nieuwtje heeft of een praatje wil maken. Jackie komt nog even terug om voor zichzelf een kopje thee in te schenken. Als ze schuin van mij af staat, de schenkschouder hoog, met dat prachtige zwarte boonvormige hoofd, realiseer ik me dat die slanke vrouwensilhouetten van de batikkunstenaars misschien gestileerd lijken maar het helemaal niet zijn. [plaatje: dansbatik.jpg]
Margaret komt na een hele tijd terug en er verschijnt een oude man die thee met cake krijgt en met brede gebaren en duidelijk scherpe bewoordingen spreekt duidelijk over een politieke kwestie. Ik versta er niets van. Het lijkt erop dat hij over een doortrapte schurk spreekt die heel slim iets voor elkaar probeert te krijgen en wij moeten de handen ineen slaan om hier een stokje voor te steken. Soms spreekt hij luid, zijn wijsvinger met gestrekte arm naar buiten prikkend, dan weer zacht, naar ik vermoed kond doend van wat de schurk achter onze ruggen doet. Daarbij maakt hij dan vaak een ��nhands gebaar van geldtellen om zijn woorden kracht bij te zetten. De vijand drukt geld achterover, of koopt stemmen, zoveel is duidelijk.
Hij weet van geen ophouden. Ik vind het een zak. Hij lijkt me minstens even lelijk als de types waar hij over praat. Er spreekt geen enkele levensvreugde uit de verkramptheid van zijn voortdurend gespannen kankerende lichaam. Kan deze man slapen zonder tien borrels? Na drie kwartier begin ik naar mijn eigen huisje te verlangen en pak mijn rugzak.
Margaret zegt blijf, hij gaat zo weg. Dat ken ik maar ik blijf. Als hij eindelijk weg is krijg ik twee grote trommels vol cake. Banaan en chocola. De man is ouderling van achter Iganga en het ging over de bisschop ad interim, een Griek, werkend voor de CIA.
Hoe weet je dat?
Dat weet iedereen.
De Griek verduistert collectegeld, staat een oplossing voor de benoeming van de nieuwe bisschop van Busoga (of Bugembe? ik moet dat nog uitzoeken) in de weg, opereert zelf handig om de credits te krijgen voor de goede dingen die hier toch ondanks alles nog door anderen, zoals deze goede ouderling, tot stand worden gebracht.
Zo. De zak was dus tegen Miss Margaret met zijn carri�re bezig en zij leent hem haar oor. Ook de vreselijke Rev. Lubogo, bishop elect, de braller die mij op fluistertoon een studiebeurs voor hemzelf naar Nederland vroeg, en anders geld "voor de studie van zijn zoon" en anders vijftig piek en anders vijfentwintig piek en die naar mijn idee niet erg begaan is met het wel en wee van kathedraal en gemeente, staat bij Miss Margaret goed aangeschreven. Hij geeft de zielen der mensen rust en dat zonder salaris (althans dit geloven mensen waaronder Miss Margaret). Maar goed, Lubogo zit zeker niet bij de CIA, dat leert al de eerste blik die men op zijn bolle gelaat en zijn afgesloten telefoon werpt. Miss Margaret zit in de kerkeraad vandaar dat zij voorwerp van de lobby van spraakmans was. Gatverdamme.
Ik vertrek met de minibus. De eerstvertrekkende mag ik niet in van Margaret want ��n van de jongens had zachtjes in Lusoga iets h��l lelijks over mij gezegd. De hele bus blijft staan en er volgt overleg tussen Margaret en de chauffeur. De jongen wordt door de chauffeur weggestuurd en ik moet binnenkomen. Hiermee kan Margaret akkoord gaan. Dreigde ik slachtoffer te worden van rassendiscriminatie? Haat tegen buitenlanders? Wat spannend!
Die jongen is niet voor mijn geld weggestuurd, want er is ��n plek waar absoluut geen aparte muzunguprijzen zijn: de bus. Terwijl die kamune-busjes toch, net als de private hire taxis, waar je wel je afspraak door een neger moet laten maken, priv� eigendom zijn. De zaak werd dus ook door de chauffeur op andere gronden dan het verlies van een klant als onaanvaardbaar beschouwd.
Wat zei die, sis ik begerig.
Margaret wil het niet zeggen.
Ik kom smerig en plakkerig thuis. De douche heeft geen druk. De andere kraan werkt wel, ik vul een teil en was me erin. Ik kijk nog eens in de spiegel. Eigenlijk valt het wel mee. Beetje zoals die Egyptische sarcofagen er uit zien maar dan oker. Zonder bril staat het misschien beter. Ik doe mijn lenzen in en kijk nog eens. Helemaal niet gek eigenlijk. Ik trek mijn nieuwe broek aan, doe mijn vorstelijke nieuwe ketenge erover en daar staat een Egyptische prins [plaatje: prins.jpg].
Zo. Maar eens kijken hoe erg mijn was ligt te broeien die vanmorgen bij Piet in de machine is gedaan. Natuurlijk moet ik mij keurig opnieuw aan iedereen voorstellen want iedereen houdt stug vol mij niet te herkennen. Nou niks broeien, Piet heeft mijn was opgehangen, Piets familie, op vakantie en te gast, hebben gevouwen en het ligt keurig klaar. Ik kan daar gelukkig meteen de cake van Miss Margaret tegenover stellen.
Dan geheel in stijl naar de familie van Proviah op de hoek want daar staat nog mijn fiets. Bij binnenkomst ben ik een groot succes bij de aanwezige drie broers en drie zussen en moeder Mary. Ga zitten wat wil je? Koffie zegt Proviah. Er ontspint zich een levendig gesprek over Afrika en Europa tussen Grace, Mary en mij, de rest luistert. Grace, de journaliste, zit naast mij op de bank en slaat steeds op mijn dij om haar woorden kracht bij te zetten. Ze had me v��r het ontstaan van mijn contact met de familie reeds bij een groenteboer zestig cent te veel zien betalen voor de margarine. Ik herinner mij de situatie maar niet haar aanwezigheid.
Mary tovert twee identieke exemplaren van Mbiti’s African Religion and Philosophy uit haar kast waaruit Grace zich ‘s ochtends had herinnerd enkele hoofdstukken gelezen te hebben. Wij zijn het er allemaal over eens: je moet niet in Europa wonen maar in Afrika, omdat hier de mensen tijd voor elkaar hebben. Daarom zijn ze vaak te laat en minder rijk. Dat hebben wij er allemaal graag voor over.
Proviah zit eerst ver weg voor de televisie, komt later aan de overkant van mij in de kring, zegt niets. Houdt zich voornamelijk bezig met giechelen als haar moeder iets zegt. Als ik vraag waarom, zegt ze dat haar moeder praat over dingen die toch niet kunnen zoals hier en daar een beetje meer "Europese" organisatie in deze contreien. Grace en Mary begrijpen precies met wat voor problemen ik mij bezighoud. Ze denken er duidelijk zelf ook over na. In een keer voel ik me vreselijk thuis in deze familie. Met mijn neus in de boter: een journaliste bij de New Vision, een belangrijke vrouw, wat precies weet ik nog niet, van het diocees, een timmerman en een…nou ja Proviah
Als ik ’s avonds het plaatje bekijk van mezelf met mijn nieuwe haar in mijn nieuwe pak doet het me denken aan dat prachtige stripboek waarin Obelix verliefd wordt. Die zag er ook absoluut niet uit. Maar op wie ben ik verliefd? Het is een diffuus gevoel. Ik ben verliefd op Afrika. Het heeft, als ik naar mijn plaatje kijk, dezelfde idiote gevolgen als verliefdheid op een vrouw, maar net als dan zal me dat ook nu worst wezen.

Het incident vanmorgen om vijf uur betrof het volgende: Dutroux had het deurtje van het konijnenhok in mijn tuin gevonden en de konijnen losgelaten. Die deur zit onder twee lappen welke door hem waren opgetild. De grendels waren open maar dat maakt niet uit, hij weet toch waarschijnlijk al wel wat een grendel is want hij drinkt inmiddels ook gewoon uit de kraan. Heeft hij ons zien doen. Hij doet hem ook weer dicht, zeggen ze. Broodje aap?
Dit incident vond dus in het stikdonker plaats. Tot mijn verbazing word ik gewezen op een TL buis aan de gevel waaraan mijn val gelegen is, zoek en vind binnen de schakelaar. Vannacht de definitieve(??) campagne: nachtwake met TL!

Daar is Proviah. Ze gaat zitten. Waarom ik de buitendeur ‘s nachts niet op slot doe. Doe ik wel maar mijn huisgenoot is minder in sluiting ge�nteresseerd, zeg ik. Ze had het in de buurt gehoord. Het is wel duidelijk: iedereen weet hier nu precies wat ik allemaal heb, hoe duur het is en welke deuren ik wanneer wel en wanneer niet op slot heb. De vraag is wanneer deze informatie bij de verkeerde types terechtkomt.
Proviah, ik heb last van mijn rug, zeg ik. Kun je masseren.
Nee. Ze wijst op mijn kaart van Jinja de sauna aan. Daar kunnen ze alles.
Ai ai en mij zeggen ze altijd dat de meisjes zo gemakkelijk zijn in Uganda. Ik krijg mijn nek niet eens gemasseerd. Ik voel duivelshoorntjes tussen mijn Keltenvlechtjes uitgroeien. Ik heb toch zakmessen meegenomen uit Nederland. Kom op, dan krijg je van mij een zakmes, knijp ik uit mijn keel.
Nou, dat moet ik dan eerst laten zien. Ze bekijkt het aan alle kanten en vraagt hoe het werkt.
Nee eerst mijn nek.
Nou, goed dan. Ze kan er inderdaad niets van maar vindt nota bene onder mijn eigen bed een minuscuul blikje Tjing Fung Yu Essential Balm, in te wrijven op pijnlijke spieren, ze smeert het snel uit en dan vind ze het wel genoeg: ze moet weer gaan meehelpen de door Dutroux bevrijde konijnen te vangen.
Ik til haar even op.
Dat vindt ze helemaal niet leuk.
Tot straks.
Ik hoop dat ik haar niet aan het schrikken heb gebracht. Ach, was ze maar lelijk.
‘s Avonds gluur ik nog een keer om de hoek of ze aan de avondsoci�teit deelneemt maar nee. Ik krijg Nederlandse visioenen van een klein donker meisje dat ergens in een donker hoekje van angst zit te bibberen voor die enge muzungu en de deur niet meer uit durft. Als ze er niet uit komt zal ik nooit kunnen zeggen dat het me spijt.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 6 augustus 1998

Mbiti begint in zijn boek uit te leggen wat tijd is in Afrika. Ik maak er vermengd met mijn eigen ervaringen dit van: ten eerste is er geen horloge. Om "tijd" uit te leggen moet je anders beginnen: de dingen gebeuren niet zomaar. Ze gebeuren in een volgorde. Er is dus zoiets als A gebeurde v��r B, tijdens B of na B. Van "hoeveel" v��r is een getrapt besef in de trant van vlakbij, erna, flink erna en v�����l later. Dat is voor westerlingen niet vreemd want in onze herinnering gaat dat ook zo. Westerlingen schrijven daarnaast alles op een kalender waar zij heen kunnen lopen als zij iets "precies" willen weten. Zij denken dat het horloge en de kalender "precies" zijn. Want zij willen treinen laten lopen en naar de maan vliegen. Dat willen Afrikanen niet. Wat Afrikanen willen?
Leven.
Er is geen vooruitgang, er zijn geen grote ambities. Afrikanen hebben een andere precisie: emotionele precisie. Het verleden is een volgorde van gebeurtenissen. Net als wanneer je een verre reis door de bossen, meren en rivieren maakt zijn er herkenningspunten: je zus kreeg haar eerste kind. Overgrootvader ging dood. De oogst verbrand. Die helpen de mens orde te scheppen in het landschap van het verleden. Dat zijn de hele uren van een Afrikaan. Westerlingen zouden zeggen dat die "uren" niet allemaal gelijke lang zijn. Maar Afrikanen hebben traditioneel geen boodschap aan het westerse horloge. Zij kappen een ruwhouten tijd die goed aanvoelt. Waar je lekker in ligt. Westerlingen rennen hijgend als slaven achter hun zelfgemaakt tijd aan.
Zoals bekend gaan er ongeveer 12.35 volle manen in een jaar. Dit is, getuige de geschiedenis van de Europese kalender en het van hot naar haar springen van Pasen en Pinksteren voor westerlingen een enorm probleem geweest. Niet in Afrika! Relax! Het komt wel weer goed! We slaan eentje over of we vergeten te tellen. Wat bomt het als augustus niet altijd precies op dezelfde manier over de regentijd ligt! Die regen komt vroeg of laat toch wel en neemt het ook niet zo nauw. Zie je? Hun tijd is verbonden met de natuur, net als onze tijd. Alleen het anker ligt op een andere plek, niet in de theoretische natuurkunde maar in het leven zelf.
Uren, dagen, maanden, jaren. Ze liggen hier veel lekkerder. Als je dat wilt bereiken moet je ze niet precies even lang maken. Je moet je gevoel gebruiken. De Duitsers bouwden Griekse tempels na. Waarom werden dat zulke doodse bakbeesten? Later zijn ze er achter gekomen: de pilaren van Griekse tempels staan helemaal niet "recht". Hoe ze staan, hangt af van de kant vanwaar er het meest naar gekeken wordt. De pilaren van Griekse tempels staan niet recht. Ze staan elegant. In de Duitse, met de meetlat gebouwde rechte tempels heb je hier ruimte "tekort" en daar weer ruimte "over". Zoals wij ook tijd tekort (haast) en tijd over ("wachten" tot een bekend tijdstip) hebben. De Afrikanen hebben nergens "tijd tekort" of "tijd over" want ze verbinden alle gebeurtenissen. Over "tijd over" heb ik bij de theorie van het aapvangen al gesproken. "Tijd te kort" komt nog. Ik voel het al komen maar het is er nog niet helemaal.
En dan nu het moeilijkste van de Afrikaanse tijd: het nu en de toekomst. Wij komen uit het verleden. Het verleden is, als gezegd, een lekker liggend ruwhouten bouwwerk waarvan de grote gebeurtenissen de pilaren (de "uren",   "jaren" etc.) zijn. Daar kwamen wij uitgekropen en nu zijn wij hier. Wat is hier? Hier zijn mensen bezig verder te bouwen. Ze bouwen soms met een doel: spitten voor de ma�s, je vrouwen opnieuw zwanger maken. Soms krijgen ze stukken hout opgedrongen die in het bouwwerk een plaats moeten krijgen: een misoogst, een stammenstrijd, ziekte. Dat worden vaak de zwaarste pilaren want juist de afwijkingen van het jaarlijkse patroon zijn daarvoor het meest geschikt. Nu, in het nu, staan we aan de rand van het bouwwerk en wat er niet is, dat …is er niet!
Dus: de toekomst is er (nog) niet want die moeten we immers nog maken! De toekomst is niet een gespit ma�sveld dat wij zullen gaan zaaien want ook het spitten moet nog gebeuren. Er is helemaal nog geen veld! Voor westerlingen is de toekomst al netjes met een liniaal in uren dagen maanden jaren uitgezet (over…ja waarover eigenlijk??), als de horden die de atleet voor zich ziet voor het startschot klinkt. Dat zou lachen zijn als er ineens bij het startschot precies daar een scheur in de aarde zou ontstaan! De Afrikaan gelooft niet in die tijdhorden voor hij werkelijk op eentje stoot. Een dergelijk geloof zou hij, zo het hem al onder de pet geschoten kan worden, belachelijk, vermoeiend, overbodig en gevaarlijk vinden. Je kunt de dag beter anders besteden, vindt hij: maak het nu. Want het nu wordt gemaakt. Dat klinkt toch al weer ten onrechte wat naar "handen uit de mouwen" dus nu moet ik weer zeggen: maken geschiedt voornamelijk tijdens sociale activiteiten. Zoals lekker samen rustig zitten bij een pot bier. Het directe gevoel van het moment bepaalt de vorm van het nu dat we maken.
Bij die pot bier kunnen wij bezig zijn met hoe het zo gekomen is. Dan zitten wij in de Zamani, zegt Mbiti. Er zijn bijvoorbeeld in het Gikuyu vijf verleden tijden voor: zonet, vandaag, gisteren, v��r gisteren en lang geleden. We kunnen ook een plan maken of een in de toekomst te verwachten gebeurtenis bespreken. Dan doen v��r gisteren en lang geleden niet mee. We zitten in het Sasa, dat begint met gisteren, vandaag, zonet, nu, zometeen, straks, dan. Dat laatste "dan" kan volgens Mbiti gaan over 2 tot 6 maanden na nu.
Hoe dan ook, hier, bij deze pot bier, wordt de tijd gemaakt. Er worden, overdrachtelijk gesproken, stammetjes gepakt, gebeurtenissen van gisteren, vandaag, zonet, nut, zometeen enz., ze worden bekeken, afgepast, nog eens anders neergezet, er worden eens gekeken of ze goed op het bouwwerk van het verleden aansluiten of je er weer een beetje jofel verder tegen zou kunnen bouwen of je er lekker op kunt liggen en dan krijgen ze hun plaats.
Wat toekomst betreft is dit alles wat er is. Verder is er niets. Dus zeker niets om je druk over te maken. Vooral ook niet: het einde der tijden, Armageddon, je zieleheil in het licht der eeuwigheid en dat soort zaken. Wie de Afrikaan daarmee begooit gooit er heel gewoon volkomen naast. Het christelijke en islamitische Laatste Oordeel ligt te ver in de toekomst om tot de verbeelding te spreken. Ze zijn dus cultureel immuun voor de semitische godsdiensten. Maar geef je ze NU iets, dan willen ze zich best als christen of islamiet afficheren. Dat kost immers niets.
Interessant: voor die vroeg middeleeuwse volksverhuizers in Europa, die zo op het eerste oog net zo leefden als de laatste overgebleven primitieve stammen hier in Afrika, lag het Laatste Oordeel niet te ver in de toekomst om tot de verbeelding te spreken. De Germanen konden de Semieten wel begrijpen en namen hun christelijke toekomstbeeld over. Eeuwig zonde.

Daar staat ineens Proviah in mijn kamer. Er valt een complete zak aardappelen van me af. Proviah! Ik dacht dat ik je bang had gemaakt en dat zat me zwaar te spijten!
Bang? Hoe kom ik erbij. Ze heeft nu een New Vision instructielijst krantenkopij in WordPerfect 5.1 van haar zus mee. Als we dat eens door gingen nemen?
Ik leer haar alle handelingen in Microsoft Word, Bill mag ik even vangen?

Alles goed en wel maar dat wachten op Dutroux breng ik toch steeds slechter op. Ik heb nu een fles om de kop als steun die de val op scherp zet. Een dun touwtje gaat van de fles voor de bananen langs. Er hangt een takje met een stukje plastic zak over. Ik hoop dat Dutroux aanvoelt dat het vanaf heden zelfbediening is. Vannacht, ik overwoog immers een nachtwake, is hij niet geweest. Bof ik even dat ik dat had afgeblazen. Blijft hij langer weg dan gaat er een kuikentje aan een touwtje in. Father Joseph, opzichter Diocesane landerijen, gaat mijn valontwerp ook gebruiken, een eer natuurlijk. Liever dan eer heb ik echter die aap.

Haast. Ik zei het al, de haast komt er aan. Veel rustiger dan ik dacht, maar toch. Afrikanen hebben wel eens haast, bijvoorbeeld om bij een incident snel vooraan te staan om er niets van te missen. Dat is evenwel een heel ander soort haast dan de westerse.
Haast. Haast is, dat geldt overal, een afstemmingsprobleem van iets wat jij doet met iets wat gebeurt en waar jij geen macht over hebt. Haast wegens een bekend tijdstip waarop iets gedaan moet zijn noemen ik maar even "Deadline", haast om zonder vastgestelde eindtijd gewoon zo snel mogelijk te zijn noemen ik "Race".
"Deadline" en "Race" zijn populair in Europa. Vooral een Race met een startschot vinden we in Europa bijna net zo lekker als neuken. Vreugde als je wint, verbeten woede als je verliest. Alleen al je identificeren met een ander die het als topsporter doet is zo'n vreugde dat aan die behoefte miljarden worden verdiend. Ook de "Deadline" vinden we terug in veelbekeken televisiespelletjes waaraan miljoenen worden verdiend, gauw gauw gauw anders is het te laat, heerlijk! Records. Het horloge. Tegen de klok! Honderdsten van seconden scheiden ons van een glimmende beker! Glorie!
"Deadline" geeft ook vorm aan onze westerse afgod De Arbeid. Het werk moet af. Als je jezelf niet opjut om de afgesproken prestatie binnen de gestelde tijd te leveren huren de bovenbazen wel iemand om je achter de vodden te zitten. "Deadline" geeft stress, vaders en moeders die 's avonds laat thuiskomen en 's morgens vroeg weer vertrekken, hallo dag, ik ben je moeder. Is er even geen deadline dan maakt je baas die wel voor je want tijd is geld en als de klus vanochtend afkan, kunnen we vanmiddag aan de volgende beginnen. "Race" is kostenminimalisatie, tijd is geld!
Afrikanen doen niet erg aan deadlines. Overal kan altijd iets tussen komen en alles duurt zo lang als het zelf op eigen kracht duurt hun "levende" tijd. De Europese koortsige veelal stoer gevonden vreugdevol-gestresste "Race"-verslaving kennen zij ook niet. Wel hebben zij er plezier in, zoals ik ook in het boek van Moses Isegawa lees, zo snel mogelijk met oude fietsen van een berg af te rijden en dan te kijken wie het eerst beneden is (over zo snel mogelijk omhoog de berg op wil ik maar geen berichten krijgen). Nu het autotijdperk is aangebroken lijkt voor vele Afrikanen het weggebruik een wedstrijd in roekeloosheid. Doordat zij minder het gevoel hebben greep te hebben op de gebeurtenissen (alles hangt voor jou af van de kruimels die de grote krachten laten vallen, van "good luck" en "bad luck") denken zij net zo goed het gaspedaal tot de vloer in te kunnen drukken, zij hebben hun lot immers toch niet in handen. In zijn beroemde boek The Africans, verwondert David Lamb zich over het contrast tussen het geduld in de lange wachtrij bij het ziekenhuis en de haast op de weg. Dat vindt de lezende gemeenschap rond het Bisdom Jinja een goede vondst van Lamb, hoor ik tijdens de borrel. Ikzelf zie voorlopig het contrast, of de inconsistentie niet. Het kamikaze racen op de openbare weg in Afrika is niet, zoals in Europa, een gestresste bezigheid met verhoogd gevaar voor hartklachten, een er-godverdorie-nou-nog-steeds-niet-zijn, doch meer zoiets als een kermiskick waarbij de aankomst eerder spijtig is en er opnieuw naar kleingeld wordt gezocht. Zo van zullen we nog een rondje? Racen op de weg, daar heeft men, westers gesproken "alle tijd voor", net als wachten bij het ziekenhuis, net als... voor alles.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, maandag 10 augustus 1998

Ik kwam gisteravond bij zonsondergang terug van twee dagen binnenlanden met Miss Margaret, waarover straks. Terwijl ik bij mijn pas ontdekte winkeltje bij het legerkamp, waarvoor ik was gewaarschuwd maar dat toch door velen ongevaarlijk blijkt te worden geacht, wat tomaten en eieren koop, komt Proviah voorbij achterop de bodaboda. Welcome! Kijk, dat zeggen ze op mijn streekje nou allemaal als je een hele dag of meer weg bent geweest. Dan ontmoet je iedereen weer op weg naar huis, je staat overal even stil.
You caught Dutroux, zegt father Vincent.
Ik grijp naar mijn hartstreek. Echt?
Nee het bleek slechts een vraag. Dutroux had de val weer netjes leeggehaald, ook de bananen die tussen de valtouwtjes waren geklemd foutloos verwijderd. Het is duidelijk. Wij doen een spel. Maar zijn inzet is wel groter. Dutroux speelt met mij zoals ik thuis met de bestuurderen van mijn universiteit: ik wind mij op maar mij kan niets overkomen, hem wel. Het enige verschil is dat zijn speelkameraad een mens is die hem van boze gifmengers wil redden, terwijl mijn belagers in de faculteit echte gifmengers zonder mededogen zijn (ook wat minder slim gelukkig). Ik ga er inmiddels vanuit dat Dutroux precies weet hoe de man van de bananenval eruit ziet, zelfs dat hij zoiets heeft gedacht als verrek wat heeft hij nu ineens rare vlechtjes, dat hij weet wanneer de man thuis is en wat hij wil. Met een beetje pech kent hij zelfs mijn naam. Daar moet ik dan in berusten. Zolang hij met mij blijft spelen houd ik een kans. Ik beschouw het langzamerhand als een eer dat ik nog steeds interessant ben. Hoewel: misschien tellen alleen mijn bananen. Aan de andere kant zou hij mij ook kunnen beledigen door gewoon elders de rijkelijk aanwezige bananen te gaan halen. En dat doet hij toch mooi niet, vlei ik mijzelf. Ik ben liever interessant voor Dutroux dan voor de hele internationale top van de filosofie. Vergeleken met Dutroux zijn dat toch B-types. Die zouden al de eerste dag onder mijn konijnenhok hebben gelegen, de leesneuzen. Dat is wat boeken doen: ze stompen de zintuigen af. Ik was als student ongelofelijk fanatiek. Zelfs in de vakantie bleef ik thuis om te studeren. Daardoor heb ik in die tijd bijna niets geleerd. Gelukkig staat daar een premie op in Nederland: ze nemen je aan op de universiteit. Daar hebben ze van die blinde, dove wijsneuzen nodig. Die maken het helemaal daar. Binnensmonds mompelen ze rond in de gevangenis van hun eigen gedachten. Wat had ik toen een geluk dat er universiteiten waren, anders was ik in de goot beland. Later heb ik pas goed begrepen wat Thomas Hobbes bedoelde toen een medehoveling hem vroeg of hij dit of dat boek gelezen had en hij antwoordde: meneer, als ik even veel gelezen had als u had ik even weinig geweten. Aan dit adagium heeft Dutroux zich altijd gehouden en dat is aan hem te merken.
Maar wat nog een veel groter geluk dat, veel te laat maar toch, mijn dichte academische babyoogjes zich uiteindelijk heel langzaam openden en in de wereld begonnen te kijken! Dat de verbindingen tussen mijn lichaam en de wereld zich uiteindelijk toch begonnen te ontwikkelen! En wat een combinatie is nu geresulteerd, zo’n wanstaltig overontwikkeld hersencircuit met een zintuigstelsel dat desondanks zijn vegetatieve automatismen een beetje hervonden heeft. Dat ik daarmee nog een tijdje op deze wereld mag rondlopen. Na alle ellende die ik heb beleefd. Wie wil dan nog een Porsche? Ik word natuurlijk nooit meer als Dutroux maar ik ben toch zover dat wij elkaar zijn tegengekomen op deze wereld. Dat iemand als Dutroux mij als speelkameraad neemt. Haha!

Het opschrijven van alles kost tijd. Ik moet dus nu twee dagen thuisblijven om alles op te schrijven wat ik in de laatste drie dagen heb beleefd. Dat zouden veel mensen en dieren hier onzin vinden. Waarom zou je. Voor iemand met mijn cerebrale waterhoofd is dat nou juist leuk: gewoon thuis zitten achter een laptop, het gebeurde kopi�ren in woorden en in die vorm opbergen op de harde schijf en niet te vergeten: in het hoofd. Ik wil niet ontkennen dat het al in het hoofd zat, maar als je het opschrijft droog je het als vis zodat het niet wegrot tot je met de graten overblijft. De hersenkamer waar de droge vis wordt bewaard zit ook op een andere plek: meer aan de bovenrand, tegen de schedel. En op een of andere manier blijkt na het drogen de natte vis ook nog te bestaan en helpt de droge vis bij het goed houden van de natte. Een lezer komt slechts met de droge vis in aanraking. Daarom is lezen ook zo slecht als je nooit naar de plekken gaat waar de bijbehorende levende vis gevangen wordt. En het schadelijkst voor een mens in schrijven over wat je vindt van wat je gelezen hebt. Dat is zoiets als gedroogde vis drogen. Slechte filosofen drogen vis die al twee of drie keer gedroogd is.

Donderdagavond trekt Proviah mij mee naar de buren schuin tegenover haar. Een van hun jonge hondjes mag ze hebben. Ze zijn een paar weken oud en liggen verspreid over de compound met hun eigen staartjes te spelen. Ik pak het voor Proviah bestemde hondje en wij gaan er, ik al aaiend mee naar huis. Zijn moeder vindt het best. Denkt misschien dat we hem wel zullen terugbrengen.
Eenmaal thuis blijkt de aandacht voor het hondje al ras iets minder dan wij in Nederland gewend zijn. Er wordt niet geprojecteerd, een hond is een hond en geen mens. Moses Isegawa in Abessijnse Kronieken: "we sloegen onze koeien of lieten dat de herdersjongen doen als ze afdwaalden; we gaven de varkens er met de stamper van langs of sneden hun keel door om ze klaar te maken voor de pan; we zaten achter eekhoorns aan omdat ze onze apenoten opaten; we maakten ratten af met gif en vallen; we joegen honden met hun vlooien de deur uit; we hadden een haat-liefde verhouding met apen en als zij aan de dood ontsnapten na het plunderen van onze teelt, dan hadden ze dat te danken aan hun eigen slimheid. Beesten waren beesten voor ons." (Moses p.330)
Karen Blixen zegt ook herhaaldelijk in Out of Africa dat inlanders weinig kaas gegeten hebben van dieren. Van dieren blijft ook na hun dood niets over in de ogen van een Afrikaan, terwijl mensen hun bestaan als dode gewoon voortzetten. Voor Afrikanen zijn dieren,   om het westers te zeggen, "dingen". Daar klopt toch iets niet, want een Afrikaan is een goede jager en dan moet je je toch in de prooi kunnen inleven en als ik een Afrikaan een geit een trap zie geven, ja, dan zie ik wel dat het beest totaal niet begrijpt waar het dat aan verdient, maar die Afrikaan, ja, die moet op zo'n moment toch duidelijk iets menselijks kwijt en reageert dat af op een…beest! Waarom neemt hij daar een beest voor? Zo'n beest lijkt dus kennelijk genoeg op een mens om als bliksemafleider te kunnen dienen, maar tegelijk niet gevaarlijk genoeg om je te dwingen je af te vragen wat het beest terug zal gaan doen. En dan klopt er nog iets niet: Afrikaanse volksverhalen gaan vaak over meneer de haas en meneer het luipaard, de heren schildpad, nijlpaard en olifant, etc. etc. Deze "heren" hebben gewoonlijk behalve hun lichaam niets dierlijks. Ze hebben een "huis", ze drinken bier, ze leiden elkaar gewiekst om de tuin en nemen op intelligente wijze wraak. Wat zijn dat voor "dieren"? Waarom hebben deze mensen voor het verhaal dierenlichamen nodig? En dan is het, tenslotte, ook nog eens zo dat geesten vaak dieren gebruiken om missies te volbrengen: die moeten dan naar iemand toe om een teken te geven. Als gevolg daarvan zijn er nogal wat, om in westerse termen te spreken "heilige" dieren. Luipaarden, ja, zelfs soms slangen, die een Afrikaan bijvoorbeeld zelfs met gevaar voor eigen leven gaat redden als ze ergens in verstrikt zijn geraakt.
Als we hem een voorlopig eens in de container (van zo’n containerschip, om onverklaarbare redenen in gebruik als schuur c.q. brandkast bij de familie van Proviah) stopten, stelde Proviah’s broer voor. Dan kreeg hij ook geen teken en tenslotte waakte hij nu toch nog niet en tegen de tijd dat hij dan begon te blaffen zou hij wel lekker vals zijn.
Vals maar ongelukkig, vul ik aan.
Ongelukkig maar vals, zegt broerlief nogmaals peinzend.
Proviah, een pak van mijn hart, blijkt een mand te hebben waar zelfs nog een oude broek in gaat ook. Om als heer nog verder goed te doen dring ik ter bevordering van de projectie aan op naamgeving (dat doen ze daar niet, het is gewoon een hond) en stel "Bert" voor. Daarmee wordt ingestemd en ik hoop zo in stilte, althans vrijwel stilte en geheel belangeloos enige waarborgen te hebben geschapen voor het levensgeluk van dit sympathieke medeschepsel. Hij piepte nog drie dagen en rolt sindsdien vrolijk op zijn rug naast Proviah die op de veranda het boek leest dat ik in plaats van dat andere boek aan haar moeder gaf omdat die dat andere volgens haar al gelezen zou hebben. Een Nederlands tafereeltje in het verre Afrika. Het ziet er heel gek uit.
Vrijdag naar Kampala. Proviah schrijft zich toch ook maar in voor de Makerere universiteit, wie weet is er straks net niet genoeg geld voor Dar es Salaam en net wel voor Kampala. Op zich is dat ook een interessant gebeuren: er wordt niet gezegd: "we zijn bezig met een aanvraag voor schoolgeld", of "we zijn geld aan het zoeken", nee: "we wachten op geld" ("we are waiting for money"). Dat blijkt zo te gaan: je zegt tegen iedereen dat je op geld aan het wachten bent en dan ga je zitten in de hoop dat het komt. Ook de De Bisschop was reeds ter ore gekomen of gebracht dat men bij de Kafuko's aan het "wachten" was.
Tsja, zo gaat dat toch niet, dat kun je lang wachten, zegt De Bisschop mij later, maar hij wekt niet de indruk dat dit "wachten" een hem onbekend verschijnsel is.
Maar in de bus naar Kampala zegt Proviah: ik betaal nu wel dan betaal jij de terugweg.
De campus is heel wat groter dan die van Harvard. De inschrijving begint in het monumentale hoofdgebouw waar in een zaal op het podium (met doek) twee personen aan een tafel zitten geflankeerd door drie soldaten met kolossale automatische geweren. Hier betaal je je registratiegeld (dus nog geen collegegeld) in ruil voor een briefje op naam waarmee je je elders kun inschrijven. De queue is als volgt georganiseerd: rij 1 t/m 4 in de zaal is vol, je gaat op de eerstvolgende lege plek zitten, is er iemand klaar dan schuiven we allemaal een kontje op, rij 1 naar rechts, rij twee naar links, rij 3 naar rechts, rij vier naar links. Zo slalom je in een uurtje op je doel af. Vooral die ene gezette vrouwelijke soldaat jaagt mij de stuipen op het lijf omdat zij haar loodzware geweer bungelend in ��n hand draagt met de vinger aan de trekker. Er zal wel een vergrendeling op zitten, stel ik mij herhaaldelijk gerust, zonder veel succes. Ik ga achter de queuende Proviah zitten, voor de kordate soldate ben ik iemand die mogelijk een bijzondere behandeling verdient. Zij komt op mij af, ik zeg dat ik Proviah begeleid en zij meldt dit de inschrijvers. Had ik anders tegen viervoudig tarief voorrang gekregen?
Vervolgens laat ik Proviah begaan als zij zich in de werkelijke aanmelding stort en ik ga de boekhandels in. En mooie geografische atlas van Uganda, stammen, districten, bestuur, wegen, productie, bevolking. Er blijken bijvoorbeeld twee maal zoveel kinderen tussen 0-14 jaar te zijn als tussen 15-29 en dat is weer het dubbele van het aantal mensen tussen 30-44. Het aantal mensen ouder dan 44 is statistisch verwaarloosbaar. Dat levert maar voor een klein gedeelte bevolkingsgroei op. Het is vooral een kwestie van snel sterven. Geen wonder dat de stam meer telt dan de mens. Geen wonder dat de toekomst onrealistisch ver weg is. Dan nog iets verrassends: de Kenyanen onder de volgens velen "incapabele" Arap Moi verdienen per hoofd van de bevolking acht maal zoveel dollars aan export als de Ugandezen onder de geprezen Museveni. Dan is er nog een prachtig boekje van iemand die zo ongeveer alle gezaghebbende litteratuur over de Afrikaanse filosofie heeft gelezen en samenvat. Geweldig. Kan ik met die onzin goede sier maken zonder het zelf te hoeven lezen. Want de meeste schrijvers op het terrein van Afrikaanse filosofie blijken net als de moderne Europese filosofen droge vis drogers. Wat is het dan toch boffen dat er zo’n Mbiti tussen zit!
Voor de lunch ga ik naar een Parijs' ingerichte pizzahut met espresso. Nee geen pizza vandaag. Ik pak verstoord de kaart en vind na lang zoeken iets anders: kaassandwiches. Nee niets met kaas vandaag. Zwijgend denkend aan mijn Rusland ervaringen (1. Verse Vis, 2. Zeer verse vis, 3. Vis van vandaag, 4. Nee meneer, we hebben vandaag helaas geen vis) smak ik de kaart ge�rgerd op tafel en been weg. In het Afrikaanse restaurant waar ik na inspectie van de betegelde citroenfrisse WC met zitpot en schone bril en vervolgens hoog optasten van een subliem buffet met matoke, rijst, pindasaus, tilapia, kip, geit, dodo (spinazieachtig), poscho (polenta), Ierse aardappelen en zoete aardappel, onbeperkt voor vier euro, neerplof, zit een Noors meisje met wit haar en een zwarte bril. Zo’n 23. Ze geeft les. Engels. Lagere school.
Daar mag ze me natuurlijk alles van vertellen. Aanvang, pauzes en uren staan vast. Tussen de uren wordt besloten welke leraar met welke klas naar welk lokaal gaat. Ze zit dus soms uren te wachten tot ze mag lesgeven. Zo gaat dat. Leraren komen ook niet allemaal op een vaste tijd opdagen. Ze heeft de leerlingen uitgelegd dat zij niet slaat want Europese leraren vinden dat dat niet hoort. Dat levert toch wel aanzienlijke ordeproblemen op.
Tsja zegt ze met enige humor want denk je dat er gebeurt als ik zeg als je nu niet ophoudt ga ik je verschrikkelijk uitschelden.
Ik heb hier nog nooit wangedrag van een kind gezien maar ik heb dan ook nog nooit een blanke hier les zien geven.
Ze zit in de zesde maand. Nog twee en dan naar huis. Daar verlangt ze ook wel naar maar ze had dit echt nooit willen missen. Ze kan nog steeds niet aan voelen komen of ze het volgende uur les zal geven of niet. Ze leeft en woont met uitsluitend Afrikanen maar ze beseft dat ze het nooit echt zal begrijpen. Is dus erg ver gevorderd.
Proviah zal ik weer ontmoeten in een soort openluchtbedrijfskantine van het complex waar haar zus Evelyn namens een architect de bedrijfsleider is over een kantoortje bouwkundig tekenaars. Mijn aankomst daar om twee uur leek me wat laat. Edoch, geen Proviah. Dat zou de hele middag zo blijven maar ik had mijn boeken! Aan het eind van de middag komt Evelyn kijken, nee nog geen Proviah, ik bied een drankje aan. Daar is geen sprake van, die is van haar.

Doordat onze kennis groeit, groeit onze macht. Maar niet onze macht over de natuur. Wij zijn slaaf van de natuur want als wij iets te weten komen moet de mogelijkheid en het ontstaan van die kennis uit de natuur worden verklaard. Wij zijn er immers deel van. Is onze macht groter geworden dan is tegelijk de natuur die ons deze macht geeft groter geworden. En de natuur is dan zelfs meer gegroeid dan onze macht want niet alleen heeft zij dan onze nieuwe macht gemaakt maar ook alle ons onbekende diepere krachten die voor het cre�ren van onze macht noodzakelijk waren. Het vreemde is dat dit besef voor de instandhouding van de soort niet noodzakelijk is, ja zelfs bedreigend: wij zijn geschapen om ons prettiger te voelen bij de wangedachte dat wij onze macht over de natuur aan het vergroten zijn terwijl we in feite de ontwikkeling van de natuur op geen stukken na bij kunnen houden. God wilde het ons niet te moeilijk maken.
Een voorbeeld: de dinosaurus kreeg veren, leerde fladderen en uiteindelijk zelfs vliegen. Meer macht over de natuur? Nee meer natuur: de vogels kwamen erbij. Zo is het ook als wij iets leren. Begreep de dinosaurus wat er gebeurde toen hij vliegen leerde, jazeker, maar zeer gedeeltelijk, een neurale versterking van het mechanisme dat snelheidsverhoging bij het ergens heen willen koppelt aan harder wieperen. Er hoefden geen a�rodynamische inzichten door te breken en de mechanica van gewrichten, peesaanhechtingspunten en spiercontractie in vlucht, destijds nieuw in de natuur, en door de westerse wetenschap later, zij het nog rudimentair, in kaart gebrachte verklaring, het waarom, ging volledig langs het wieperende beest zelf heen vanzelf.
Dat is voor menigeen vanzelfspreken. Moeilijker wordt het als je bedenkt dat het net zo was toen wij naar de maan leerden vliegen. We hebben, gesproken vanuit het perspectiefverschil tussen mens en vliegende dino, hoewel we naar de maan kunnen vliegen slechts een zeer beperkt benul waarom wij daartoe in staat zijn. De echte reden waarom het kan hoeven wij niet te weten, we komen er toch wel, het is precies hetzelfde als bij de dino: "als ik wieper ga ik harder". Dan heeft de natuur iets nieuws: maanvliegers. Wij ook, maar dat is slechts het beperkte benul van maanvliegen dat voor ons voldoende is om er te komen. Dat is weliswaar een uitbreiding van ons maar daarmee ook van de natuur dus we raken alleen maar verder achter bij de ontwikkeling van de natuur. Wie de achterstand tot de natuur klein wil houden kan dus beter met blote handen in het oerwoud eten blijven zoeken. Kort gezegd: in de evolutie van het heelal zijn de losse dingen voortdurend aan de verliezende hand ten opzichte van het geheel. Dat is trouwens geen eigenschap van het heelal "zelf" want van de kennis van wat dat woord te maken heeft met alles wat er "werkelijk" is, daar komen wij dus steeds verder af. Het is een eigenschap van ons denken, het is het wezen van onze bewuste kennis.
Dit zei de oma van Miss Margaret niet precies zo geloof ik, maar ze kwam er als ik haar klassieke Lusoga zo hoorde, wel verrekte dicht bij. Hoe ik dat weet? Dat voel ik! Helaas verstond ik natuurlijk niets van wat ze zei, maar ik zal bij het begin beginnen.
Op zaterdagochtend wordt er zachtjes geklopt. Het is nog niet helemaal licht. Dan harder. Ja, roep ik zo wakker mogelijk door mijn hor.
Margaret. We gaan vandaag. Om tien uur komt tantes vier � zeszits pick-up langs Bugembe en dan kunnen we mee naar haar Oma. Zo gaat dat in Afrika, good luck begint al voor je goed wakker bent.
Margaret spoedt zich naar Bugembe om te pakken en ik heb twee uur om rustig de reis voor te bereiden en mijn nieuwe videobatterijensysteem nog eens na te lopen. Om tien uur tref ik Margaret bij de Total pomp, wachtend op een telefoontje uit Parijs, ze wacht al sinds aankomst en heeft nog niet gepakt. Zenuwachtig kijkt ze naar een eventueel aankomende pick-up van tante. Ik ga….zitten. Laad batterijen nog eens bij en koop reserve, gewone, aan de overkant, hopende dat ze in ieder geval het leeglopen van de lithiumbatterijen zullen vertragen. Er zijn er van 15 en van 20 cent. Welke gebruikt de verkoper zelf?
Die van 20 cent. Hij raadt ze me zeer aan want die laden zichzelf weer op.
Hoe?
Nou gewoon, je legt ze een tijdje weg en als je ze dan weer pakt zijn ze weer opgeladen.
En als ze dat niet doen, krijg ik dan nieuwe van je?
Nee, dat niet. Goed, zeg ik, geef me acht van die van 20 cent. Krijg je van mij ��n veertig zeg ik slim.
Nee, vindt mijn verkoper: je betaalt 80 cent. Ze blijken 20 cent per paar en dat is dus inderdaad 80 cent.
Hou je niet van geld? Vraag ik verbaasd, als ik het misverstand door krijg.
Ja dat wel, maar alleen op een eerlijke manier. En deze zelfopladende batterijen kosten nu eenmaal niet meer. Hij is Church of Uganda, dit zaakje is sinds vorige week open, hij komt hier niet vandaan.
Hoofdschuddend keer ik met mijn "zelfopladende" batterijen terug naar de Total pomp.
Ga nou pakken, zeg ik tegen Margaret, als ze bellen roep ik je wel.
Nieuwsgierig gadegeslagen door Edward, de manager van de pomp en een oudere man in wie ik veel te laat Margarets vader ontdek, organiseer ik mijn videokoffer. Mijn pasgesoldeerde uit een zaklamp gemaakte batterijhouder is gloeiend heet. De vier seriegelegde alkalines hebben een korte weg gevonden van de plus naar de min. Jonglerend met de gloeiende staaf in een zakdoek slaag ik erin de koker te openen en de half gesmolten alkalinebatterijen te verwijderen. Ik vervloek Fred, ik wens hem twaalf doorgeslagen stoppen met zijn kutmeter.
Na nog een koude cola en met alle lithiumbatterijen opgeladen tijg ik naar Margarets huis want er komt hier toch geen telefoon. Een pick-up komt trouwens ook niet. Ik leg mij, zoals gewoonlijk in dit soort situaties, te ruste.
Om kwart voor twee komt Miss Margaret op het idee dat de enige bus door de laatste tien kilometer moeras om twee uur uit Kaliro vertrekt. Dat halen we dus nooit meer.
We gaan nu vertrekken per openbaar vervoer, is haar idee.
Davies wil van het begin af aan mee en dat is van het begin af aan geweigerd. Dat moet vre-se-lijk over worden gehuild. Tot overmaat van ramp ziet hij slippers de tas van Margaret in gaan en hij weet wat dat betekent: logeren. Er wordt hem een logeerpartij door de neus geboord en hij wordt ook nog met een nacht zonder mammie opgezadeld. Ik koop hem om met cola en pas mijn beste truc toe tegen zijn pruilpartijen: mijn lippen onder zijn oor en dan toeteren als op een trompet. Iedereen houdt van hem, weet hij dat wel? Bert, Mammie, Jackie, iedereen. Ja, het lukt en dat is niet niks want Jackie zit bij een vriendin te studeren, dus Sammie van tien is oppas en die slaat. Maar Sam is mijn vrienden als hij slaat krijgt hij de volgende keer niet in het vooruitzicht gestelde tamagotsji van mij. Muzungugeld als vredebrengende factor in een onstabiele regio.
Een minibus brengt ons met mijn geld naar Iganga waar Miss Margaret geen haast heeft en eerst met mijn geld wat vlees gaat kopen voor de gastvrouw. Hoe ze denkt er te komen nu we te laat zullen zijn voor de bus het moeras in is mij een raadsel.
Dan per minibus naar Kaliro. Daar staat de moerasbus met precies twee uur en twee-endertig minuten vertraging gereed, de motor wordt juist gestart en er zijn nog precies twee plaatsen. Margarets loodzware megareistas gaat het dak op en zijzelf gaat met haar forse beautycase gevuld met tientallen flesjes en potjes op schoot zitten, big smile. Zo doe je dat in Afrika! Onmiddellijk rijdt de bus weg. In plaats van die twee uur slaap bij Margaret had ik dus ook met "vooruitziende" blik op tijd kunnen zijn en twee uur in een stikhete volle bus kunnen zitten wachten. Tevens had Margaret onderweg de pick-up gezien, die, naar wij later hoorden, even v��r wij vertrokken uit Bugembe zonder stoppen langs Margarets huis was geraasd want wij zouden immers toch al wel lang besloten hebben op eigen gelegenheid te gaan. Nu was de pick-up weer achter want als je reist dien je bij alle familieleden te stoppen voor een praatje. Doe je het bij de een wel en bij de ander niet dan krijg je daar vreselijk gedonder mee.
Op de slechtste plek duikt de bus als een boot in en uit natte modderkuilen waar kinderen uitgekrompen komen die daarin zelfs rechtopstaand nog onzichtbaar zijn. De meelbalen en reistassen bovenop zwaaien naar links en rechts, zonder tussen de belendende waterlelies in het moeras terecht te komen. Als ik denk dat we nog middenin de kuil zitten weet chauffeur dat we al op weg eruit zijn en heeft hem al weer lachend en koutend in de twee. Een supertalent.
Stroom en telefoon steken het moeras niet over. Ook jerrycans niet veel. Het water wordt veel gedragen in grote ronde aarden potten. Ze blijken verbazend licht. Het ziet er ook beter uit, nu zijn we weer bij Homerus’ Nausikaa. Het blijft dicht bevolkt. Op de drogere gedeelten dan. Er zijn veel malariamuggen. Geen groot wild behalve nog een paar hyena’s die ‘s nachts huilen, soms een geit, hond of koeieuier pakken en een mens op een kilometer ruiken.
Oma is wat rillerig vandaag, ze ligt, een iel lijffie met alleen nog voortanden, in bed met een pyjama en een gebreide lange kamerjas. [plaatje: omamargaret.jpg] Ze heet Loes (schrijf: Ruth). De benen gaan naast het bed als wij binnenkomen. Ooooh, jojojojojojojo! roept ze vol verbazing als ze mijn hand pakt. Tsja zo’n witte man, breed en nog bijna twee meter ook, dat wil zo’n mensje van ��nvijftig wel verbazen. Ze wil eigenlijk niet zeggen hoe oud ze is want dan zegt iedereen jij bent zo oud waarom sterf je niet? Maar wij krijgen omdat wij het zijn een numerieke datum die zou betekenen dat ze 84 is. Margaret schat haar ouder. Als meisje droeg ze alleen soms doek van boombast ("barkcloth") dat je ook onder je legde als je sliep. Maar bij haar huwelijk waren inmiddels kleren beschikbaar. Dat was iets heel bijzonders.
Ze werd lerares. God hield zo van haar daarom was ze zo oud geworden, ze bad elke dag heel veel. Heerlijk.
Hoe ziet de hemel eruit, vraag ik? Gras? Wolken? Krijg je te eten?
Nee, geen eten, bidden, altijd bidden, heerlijk! Verder moest je haar niets vragen, ze was er immers nooit geweest! Oma leest zelfs bij kaarslicht nog de bijbel, catechismus en psalmenboeken, trots komen ze onder het kussen vandaan, gekaft in krant. Er wordt een psalm opgeslagen en die wordt met de vinger op de bladzij uit volstrekt onverwacht volle borst aangeheven, ik schiet bijna in tranen van ontroering, Margaret verplaatst even de vinger want Oma kent de psalm en wijst iets anders aan.
Deze kleinkinderen van haar zijn geweldig, zegt ze want ze doen alles voor haar, wassen, eten koken, alles. [plaatje: keuken in nawaikoke.jpg]
De broer van Margaret lijkt mij tegen de zestig, zijn vrouw achter in de twintig, er lopen een stuk of tien kinderen rond, ten dele wellicht van overleden of weggelopen eerdere vrouwen? Moet ik navragen. Oma hoopt dat ze nog heel lang leeft. Ik tape alles dan kan ik later altijd nog vragen wat ze gezegd heeft.
Dan krijgen we ma�s en Margaret vindt dat de kinderen nu de gasten met zang en dans moeten vermaken. Daar komt niets van terecht, ze gaan allemaal voor ons staan maar ze weten niks. Margaret probeert het Busoga volkslied, ze beginnen er dapper aan maar het loopt al snel in de soep. Nee ze hebben het niet goed geleerd, zucht Margaret. Er is geen papier van, alleen een cassettebandje.
Moet iedereen het op school leren? vraag ik.
Ja in Busoga (het land van de Basoga, Margaret is immers een Musoga) wel, zegt Margaret. Dat is sinds op 11 februari 1996 his Royal Highness Henry Wako Muloki is gekroond tot koning van Busoga.
Waarom heb ik hier nooit eerder van gehoord? We hebben een koning! President Museveni en zijn hele kabinet waren aanwezig geweest en koning Henry had van hem een dikke trooper onder zijn kont gekregen.
Woont hij een beetje ruim, vraag ik Margaret.
Nou niet speciaal, het is gewoon een goed huis.
Plots denkend aan Marnix van Sint Aldegonde vraag ik: wie heeft dat nieuwe volkslied geschreven?
Ik, zegt Margaret.

Bij donker gaan we naar een andere broer van Miss Margaret, Philip Sabakaky, wiens aanpak in originaliteit en systematiek sterk verschilt van de lokale gewoonten: hij heeft, zou je bijna zeggen, een soort ranch. Een enorm stuk grond, door hem persoonlijk beplant en gewied en bijgehouden. Vier hectare of zoiets. Sinaasappel shamba’s, citroen, cassave, wortelen, kool, bananen, de jonge wortelen en kool gaan eerst onder een rietschermpje tegen verbranding door de zon en worden dan overgeplant naar hun akker, hij heeft de koeienschuur al klaar en spaart voor koeien (Friese wil hij, 500 euro per stuk), een voorraadschuur met een vloer een meter van de grond is in aanbouw, balken kaarsrecht met kepen, een kippenveld met een goed sluitend hek. Hij is aan het uitbreiden zodat de kippen zelf eten kunnen zoeken zonder weg te lopen. er staat drie meter hoog olifantengras voor de koeien straks, te groot en dik voor andere beesten zodat het niet wordt opgegeten. Hij vraagt zich af hoeveel koeien ik denk dat van dit gras kunnen leven, wat of ik denk? In het aangrenzende moeras stroomt het. Daar moet een dam komen waarlangs water naar zijn boerderij kan komen. Hij is eigenlijk ingenieur maar dit is een beter leven, hij werkt alleen, soms heeft hij bij drukte wat geld voor dagloners.
Wie bij hem komt rijdt langs zijn heg tot de spiegelgladde brede oprijlaan van hard zand, links en rechts een groot grasveld [plaatje: sabakaky.jpg] met een bordje met zijn naam en de vermelding dat dit bedrijf medicinale kruiden teelt, dit is een plan. Vandaar dat hij alvast met een bord begonnen was. [plaatje: uncle nawaikoke plan.jpg] Dan is daar zijn huis. Geen bijhuisjes zoals overal. Alles in ��n, houten palen, klei ertussen en daar cement over. Op het dak eerst golfplaat van een soort bethume, dan metalen golfplaat, dan riet, ik neem aan tegen de hitte. Geen veranda, je loopt zo naar de deur. De veranda is een los overdekt terras naast huis met uitzicht op het grote grasveld, rondom open zodat de wind er doorwaait. Dit heeft deze Philip Sabakaky, ook tegen de zestig, allemaal zelf bedacht want dat heb je hier nergens zo. Hij heeft ��n vrouw. Die is voor onderzoek naar duizeligheid in Kampala. Er is een tante die kookt voor hem en de rondriegelende kindertjes.
Van dit alles zag ik niets toen ik om 21:00 uur in het donker aankwam. Achter de voordeur begon een wereld van vaag schijnsel van kaarsen en olielampen. Een hal, vier bij vijf, met zetels voor het antichambreren, links onze logeerkamer, rechts de zit-eetkamer van drie bij zes vol stoelen langs beide lange kanten als een kolossale treincoup�. De volgende kamer achter de eetkamer is de echtelijke slaapkamer, die bereikt wordt door een tweede halletje achter de antichambreerhal. Daar komt ook het slaapkamertje van de kinderen en een tante op uit. Daar liggen dus een stuk of vijf, de lappen polyethyleen worden overdag opgeruimd. Tante zal anders wel in onze logeerkamer liggen. Dan kom je in de keuken, een half onbedekte kookplaats waar een pan matoke op drie stenen op het houtvuur staat te garen en ons Igangavlees in de hete olie ligt. Het is 22:00 uur en we gaan eten. De missionarissen noemt hun avondeten om zes uur "supper". Dat wordt nu begrijpelijk: Afrikanen eten ‘s ochtends bij zonsopgang en ‘s avonds om tien uur. Verder alleen tussendoortjes: ma�s van de babacue, thee met cake, een banaantje, ananas. Dat is geen eten. Dus zij kennen twee woorden: breakfast en supper. De missionarissen hebben zich met hun terminologische lot verzoend en zijn met "supper" akkoord gegaan onder voorwaarde dat het om zes uur is.
Achter de keuken bevindt zich de WC. Binnen! Nou ja, aan een kant van de keuken die geen dak heeft. Keurig met cement afgestreken, brandschoon, een deksel op een staalomrand gat van tien (!) meter diep. Je ruikt niets. Nadat je je drol het luchtruim voelt kiezen hoor je even niets waarna uit de diepte een doffe plof oprijst. De douche doet er niets voor onder: brandschoon cement, met putje, met ijzeren plaatje met gaatjes voor de haren, een krukje voor je spullen, alleen bij ontstentenis van stromend water krijg je een grote plastic teil warm water.
Het land waar het leven goed is! Op een paar muskieten na. Heerlijk schoon, heerlijk gegeten.
Margarets Entebbe-cousin-sister was ergens halverwege dermate verzonken geraakt in de familierelaties dat zij door haar broer was achtergelaten. De pick-up blijkt een gloednieuwe Mitshubishi double cabin pickup. Deze neef van Margaret stelt mij bij het eten westerse vragen in een westers tempo. Ook praten wij weer over de cultuurverschillen, met name de tijd. Wellicht daarom wilde hij mij een lesje leren: Margarets verzoek tot een bezoekje aan het grote meer (Kyoga) wordt ingewilligd de volgende ochtend, maar niet na een onderhandeling over brandstof en v��r het ontbijt want we hadden veel te doen en dat ontbijt was toch nog niet klaar. Ongedurig als Schumacher in pole position staat hij bij de auto en scheurt weg. Met zijn veiligheidsgordel om! Dat heb ik hier nog nooit gezien.
Wij stuiven het dorp Nawaikoke uit, het laatste dorp met een dokter. Met tachtig daveren we toeterend over de kuilige kleiweg, kindjes, oude mensen, fietsers, alles stuift het moeras in. Soms is de auto met vier wielen van de grond te zijn en omdat er dan toch niets te sturen is kijkt neef even op zijn horloge. Ik acht het mijn taak dit volkomen normaal te vinden en zet mij rechtopzittend met mijn hoofd klem tegen het plafond. Is hij zo of is dit show?
Een rotsheuvel met prachtig uitzicht over het Oost-West langgerekte, honderden kilometers lange Kyoga (spreek uit Tsjioga) meer blijkt vakantieoord voor de omgeving: men gaat er in grote getale dagenlang kamperen om er thuis ingestudeerde toneel- en muziekstukken voor elkaar op te voeren met de hele familie. Maar nu, nu komen de radio’s. Het einde van de cultuur. Gelukkig zijn de batterijen nog meestal op.
Het stikt er van de vis. Vanaf de heuvel zie je overal compounds met een stuk of tien kleihutjes, ��n voor elke volwassen vrouw waar zij met haar kinderen slaapt. Waar zij slaapt als haar man vindt dat ze aan de beurt is weet ik nog niet. Moses Isegawa schrijft dat hij stadse verhalen over arme mensen die neuken in het zicht van de kinderen als onbegrijpelijk dierlijk beschouwde. Dus dat doen ze vast niet. De meisjes gaan over naar de compound van de man van wie ze worden, de mannen bouwen op de compound van hun familie nieuwe hutten voor nieuwe meisjes en hop daar loopt er weer een met zo’n lief knuffeltje op de rug. Geen dokters. Hoezo dokters. Is de boom ziek als hij groeit en groeit en er blaadjes af vallen? Als er volop vis is en banaan en ananas en mango en avocado en dodo en cassave en zelfs kalkoen en geitevlees? Wat is er zo erg aan om een paar extra kinderen te voeden die weer dood gaan als er volop eten is zonder kleurstoffen en conserveringsmiddelen, vers van het mes en dan bedoel ik dus: vers van het mes? Wie heeft er hier zoals in Europa en Davies in die stinkzooi aan de lijzijde van de weg langs Bugembe astma? bronchitis? Wie heeft er hier eczeem? Niemand! Ja een rotbacterie of virus en iemand kan er snel geweest zijn want dokters hebben we niet. Zo is dat nu eenmaal. Trouwens wie houdt zich nu met dergelijke idiote vragen bezig?
Ineens moet ik denken aan een verhaal dat ik eens heb gelezen, ik weet verdorie niet meer waar. Een stam was volledig omgekomen in de oorlog, op enkele vrouwen met kleine kinderen na. Soldaten naderen. Laat ons leven zodat onze stam tenminste blijft bestaan. De heren denken even na en bergen hun wapens weer op. Het punt van de dames heeft hen getroffen. Een hele stam met wortel en tak uitroeien is voor een Afrikaan van een andere orde dan eens even flink snoeien.
Terug naar ons ontbijt moeten we nog even een tovenaarswonder bezoeken. Deze man deed overal maar ��n wonder (het is hier in Afrika, zoals de lezer inmiddels ruimschoots bekend, niet de gewoonte te overdrijven). Hier was dat het achterlaten van twee voetstappen in de rots alsof hij in nat cement had gestaan. Zeker in het vorige dorp net over hete kolen gelopen. Er wordt even serieus in geloofd –ook Margaret en haar neef de horlogeracer hebben duidelijk een positieve grondhouding- als mijn oprechte Church of Uganda leverancier in zelf opladende batterijen.
Terug op de veranda staat ons ontbijt klaar, er zijn gasten. Sommigen mogen op de veranda zitten maar krijgen geen eten, anderen er zes meter naast, in de schaduw van de zijmuur van het huis. Het doet me wat denken aan een TV-programma over een Duitser die wolven houdt. De alfa’s regelen de afstand die de b�ta’s moeten aanhouden, de beta’s die van de gamma’s enz.
Ik blijk b�ta, want ik mag op de veranda. Ik krijg gekookte eieren met zout, paw paw, mandarijn, pinda’s, thee met melk en suiker en water met citroen en suiker. De wind waait heerlijk door mijn kleren. Ik leg Philip het lage satelietennet uit: direct telefoneren over de hele wereld. Als we goedkoop over de satellieten kunnen werken, ook met internet, vertel ik, kan ik hier ook komen wonen maar dan we hebben wel 220 Volt nodig.
Philip weet wel grond voor mij. Hij wil stroom op zon.
Ik weet niet of dat wel genoeg oplevert maar we kunnen er voor nood een dieselaggregaatje bij nemen.
Wat ga ik dan doen? Wil Philip weten.
Niets, zeg ik, de reacties nieuwsgierig afwachtend.
Nou dat vinden ze toch te weinig. Ze hebben een nieuwe school gepland maar kunnen geen leerkrachten betalen.
Ik beloof dat ik leerkrachten zal opleiden en dan mijn bril zal opzetten als ik ze naar mijn huis zie komen.
God bless us, roept een gast in een lang wit gewaad die op de veranda mag.
En mij ook, grap ik maar ik krijg te horen dat ik al in het "us" was opgenomen.
Margaret zal, wordt nu bedacht, met me meegaan. Dus het eten is perfect verzorgd. Dat kost hier nog geen fractie van Jinja. Met mijn huidige vermogen kan ik hier nu gaan wonen en zelfs nog een flinke erfenis achterlaten voor de kinderen van al mijn vrouwen. Want denk erom: vrouwen kosten weinig: geef ze een stukje land en ze gaan het bebouwen, ‘s avonds koken ze voor je en zodra hun baby-tje van de rug kan komen ze om een nieuwe vragen en dat gaat steeds sneller want het volgende baby-tje gaat op de rug van de vorige…. Het aparte huis voor de man, iets waar Philip in zijn bouwplan van heeft afgezien, zal in mijn opzet zorgvuldig behouden blijven. Daar zit ik, 220 Volt, met mijn boeken, mijn PC en mijn laptop, hallo graag even mijn server in Nederland, dag ABNAMRO, kunnen jullie even wat verkopen? Dankje! Boeken koop ik met Nederlandse credit card bij de Amazone Bookshop op internet, P.O. Box Kaliro en per e-mail praat ik elke dag met wie ik wil waar ook ter wereld.
Maar ik durf nog niet. Trouwens ik moet eerst nog goed leren paragliden en dan op Mount Elgon gaan zitten. Dan zit ik met Miss Margaret fout want dat is daar een andere stam en dat kan het vreselijkste gedonder geven. Het is daar w�l koeler en dichter bij de satellieten. Je kunt niet zonder fourwheel en die is duur. Nee, dan kan ik beter zo’n motorpropellertje voor op de rug bij de paraglider kopen en hier naar Nawaikoke brengen. ‘s Ochtends vroeg met windstilte naar Kampala en ‘s middags met de door verhitting van het land opgestoken Zuidewind met een noodgang weer naar huis. De aankopen in Kampala zet je op transport, in de kist waarin je de verkochte producten van het land hebt laten aanvoeren. Ongeveer zoals de Belgische jazzpianist Jack van Poll vertelde, die dagen in de bus zat als pianist van de band van Lionell Hampton terwijl meneer zelf een vliegticket nam. Alleen de sleutel van de container zit in de zak van mijn vliegpak. Eeeeeeh Sebo!!
Terug naar huis, na het ontbijt, met de hoogopgetaste pick-up: houtskool en ma�s voor de familie in Entebbe, koffers en tassen. Tante is ‘s ochtends weer boven water gekomen met twee zoons van Martin de horlogeracer. Hun moeder overleed in mei, ruim drie maanden geleden dus, onverwacht, vader en zoons lopen vrolijk rond alsof het leven doodgewoon is. Ook twee andere familieleden willen mee, plus Margaret en ik. Dan komt er nog een oudere man aanlopen. Dat wordt de dikke tante en de jongste zoon voorin, vier op de achterbank, oudste zoon en oude man achter op de bagageberg en hop door de moeraskuilen, eventuele problematiek buiten achter wordt doorgegeven via klopsignalen, het linkerglas waait uit de zonnebril van de buitenzoon. Hij kan er om lachen.
Je kunt niet langs familie rijden zonder een praatje te maken. Ook niet als ze ver van de weg wonen. Wat volgt is een eindeloze serie hobbeltochten heen en weer op zijwegen naar moeilijk vindbare compounds waar handen worden geschud, vriendelijke glimlachen worden uitgewisseld, even schaterlachen om een grap en wuivend naar de volgende. Je kunt echt veel beter met de bus maar zoiets moet je eens meegemaakt hebben. Dit moet. Denk niet dat ze dit allemaal voor de lol doen. Je kunt het gewoon niet maken om het anders te doen.
Ik stel Margaret voor dat ik bij Iganga uitstap om naar Bufulubi te gaan waar het schijnt te sterven van mugalabe-trommelmakers.
Eerst lijkt het haar niks omdat ik afgezet zal worden. Als dat geen steek blijkt te houden komt het eerlijke woord eruit: samen uit samen thuis.
Daar kan ik inkomen en stel mij in op voortzetting van dit boemelgebeuren.
Bij de meelfabriek, nou ja een huis waarin iedereen wit uitgeslagen van de meel rond een roestige maalmachine loopt, wordt nog na een tijdrovende overlegprocedure een zak meel van zeker tachtig kilo dichtgenaaid en opgetast. Een eindje verderop gaat het net zo met de ma�s. Alles is hier goedkoper dan in Entebbe en we zijn hier nu toch met de pick-up.
Bij Iganga blijkt Moeder, duizelig, niet als verwacht naar het ziekenhuis van Kampala te zijn gegaan maar naar hier en ze moet nu mee naar Kampala. Zo verliezen Margaret en ik onverwacht onze rechten op een plaats in de pick-up.
Appelmoes! Good luck! Ik krijg Margaret zonder moeite mee naar Bufulubi, ver op een zijweg. Een meer dan slooprijpe minibus zet ons op een heet kruispunt af waar wij van het lokale schoolhoofd te horen krijgen dat er een trommelmaker is waar eigenlijk iedereen heen zou moeten gaan en die woont ver maar….laat juist drie huizen verder zijn fiets laten repareren! Good luck is in Afrika overvloedig aanwezig. In optocht, Nandala Erizafan de trommelmaker, bodaboda’er met mij, bodaboda’er met Margaret en schoolhoofd kiezen wij de bushpaden, allen behalve ik halfdronken van de winstverwachtingen: Margaret krijgt van mij ook zo’n trommel, het schoolhoofd rekent op een percentage en de bodaboda’ers rekenen op fietsgeld plus een percentage. Vriend Erizafan de trommelmaker vreest natuurlijk deze drie bezoekjes achteraf maar stelt zich er waarschijnlijk mee gerust dat er genoeg zal zijn voor iedereen. Niemand behalve ik weet niemand dat ik op de marktprijs van vier euro zal blijven zitten als een olifant. Mocht ik meer geven, dan alleen achteraf aan de vader zelf en zonder dat dit bekend wordt bij anderen. Bij aankomst van deze bovenmaatse muzungu rennen ook nog twee zoons op vader af om hem te vertellen dat de prijs omhoog moet, althans dat blijkt later na uitleg van Margaret. Nu komt een kleine kink in de kabel: er zijn geen trommels. Maar dat is geen probleem: die kunnen we maken!, klinkt het uit inmiddels zes kelen. Allen kijken naar vader, zeg ja, zeg ja!
Jazeker, zegt  Nandala Erizafan, zeg maar hoe je ze hebben wilt.
Ik leg uit dat ik echt niet ga bestellen. Ik wil ze horen voor ik beslis.
Dat is akkoord want dit is hier de plek waar heel Iganga trommels koopt dus daar zijn we niet bang voor. Goed, een middenmaat voor Margaret en twee grote, ��n voor deze muzungu hier en ��n als bijdrage van de Stichting Mind voor de kleine permanente expositie het Cultural Research Centre. Allemaal basgestemd? Als dat het laagste is ja. De mugalabe is niet boem boem. De mugalabe is bem bem. Op de meeste trommels zit koeievel, boem boem. Door al die Friese koeievellen op de trommels begint het mij voor het eerst van mijn leven met een zekere trots te vervullen dat ik half Fries ben en vraag ik mij af hoe ik het op een trommel zou doen. Voor de mugalabe wordt echter een reuzenhagedis omgelegd, bem bem. Er zijn drie vellen in voorraad, verzekert men ons. Bij ontstentenis daarvan zou immers de zin van onze afspraak vrijdag a.s. afhangen van het succes van de jacht. Ja ja dat zit allemaal in die acht piek. En denk niet dat je zo’n beest zomaar hebt. Piet is al maanden tevergeefs op zo’n eiereter aan het jagen, zijn hol al twee keer met benzine in brand gestoken (hij heeft tenslotte geen trommelvellen nodig). Meneer loopt nog vrolijk rond.
Aldus besloten. Margaret, die zelf de prijs niet wist, zorgt er nog handig voor dat een paar mensen weten dat de muzungu de prijs kent zodat de collectieve teleurstelling beleefd kan worden v��r wij vrijdag weer met de halve of hele dorpsgemeenschap gaan socialiseren.
Terug naar huis, naar Bugembe. Davies komt bij terugkeer stikblij uit de videohal rennen om vervolgens onmiddellijk een pruillip op te zetten want Jackie had zijn colageld ingepikt. Leuk dat jullie terug zijn maar ter zake!
Bij het afscheid vraagt Margaret nogmaals om veertien euro voor fotokopie�n waar ze het al eerder over gehad had. Toen heb ik haar uitgelegd dat dat bij bevriende relaties voor zo ongeveer niets zou kunnen. De order bleek al uit. Mede dankzij de onzinnigheid van deze voor Ugandese begrippen enorme uitgave slaagde ik erin mijn nieuwe politiek voor het eerst op een moeilijk moment vol te houden: nee die trommel zou ze krijgen maar dit was me te duur, ik ben te veel geld kwijt aan advocaten, etc. Etc. etc. etc. etc. etc. Etc. etc. etc. Etc. etc. etc. etc. etc. Ik weet het wel, ik heb het ook al geschreven, ze zijn nooit boos als je weigert maar ik blijft er toch bang voor. Oefenen in de toepassing van de wetten van vraag en aanbod, dienst en wederdienst. Geen eendjes voeren.
Na al dat watertanden van die heerlijke gewassen bij Philip Sabakaky raak ik nieuwsgierig naar de herkomst. Ik lees de Times Illustrated History of the World.

Voor Afrika staat er verder niets.

Dat kwam dus allemaal pas met de eerste wereldreizigers/handelaars in Afrika, dat waren Arabieren en Indi�rs.

Koeien Europa?? Neem me even niet kwalijk, stammen niet alleen de Friese, maar alle koeien in Uganda af van een Europese Adam 1 en Eva 1? De Times Illustrated History of the World heeft op de herkomstenkaart alleen op Europa een koe-tekentje. Dat is toch een serieuze publicatie op duur, glimmend papier met een overdaad aan fraaie illustraties. Nee, die bruine Nilotic koeien met die reusachtige horens, die, nee, dat kan ik niet geloven, dat die uit Europa komen. Ook de Times Illustrated History of the World kan ook niet altijd zijn huiswerk goed doen, stel ik mijzelf gerust. Maar het blijft knagen.
Goed, een flinke tijd na de Indi�rs en Arabieren komen er ook Europeanen in Afrika aanzetten, dus die kunnen dat allemaal mee hebben genomen. Eventueel zou de koe al eerder door de Arabieren uit Europa kunnen zijn gehaald en hier heen gebracht.
Maar die Europeanen zijn dan nog niet in Amerika geweest. En ik lees hier:

Dit is toch lichtelijk verbluffend. Wat waren dan die vruchten die de Afrikaan v��r het contact met de andere beschavingen naar de algemene opinie zo spreekwoordelijk in de mond vielen? De watermeloen dus. En de paw paw natuurlijk, die in Times History of the World wordt overgeslagen, schande! Maar dat weet ik niet eens zeker omdat ik niet weet in welke talen die vrucht "paw paw" heet en dat woord in de woordenboeken niet voorkomt, zelfs niet in het :Lusoga woordenboek in wording van Piet.
Merkwaardig. Men at wellicht aap, olifant, gazelle e.d., maar vang die maar eens met speren, pijlen en strikken. Een heel werk: rennen en zweten. Het leven van een jager-krijger lijkt nog het meest op bij ons dat van een beroepsvoetballer. Keihard trainen, twee maal drie kwartier "pressievoebal" kunnen spelen, tot voorbij het gaatje kunnen gaan als het nodig is om te scoren. Tussen het trainen en de wedstrijden door lig je voor pampus, dat is zo, maar je kunt van zo’n beroepsvoetballer toch niet zeggen van Gottogottogot wat leeft die toch relaxed. En zo is het leven van een jager-krijger ook. Echt niet iets om zittende op je gemakje te doen. Ik heb toch langzamerhand uiterst frustrerende ervaringen met het vangen van beesten, als ik er voor mijn eten afhankelijk van was geweest was ik nu dood. Wanneer hebben die Afrikanen hun relaxte levenshouding opgedaan? Beetje meelopen met de koeien (Europa)? Met de mond open onder een mangoboom (Amerika) gaan liggen? Kipje en banaantje (Azi�) grijpen? Zou uitheems zaad van Afrika pas van een jacht-vecht wereld tot een relaxed luilekkerland hebben gemaakt? Is dat dan wel ecologisch verantwoord? Is die vervreemding der Afrikaan van zijn oorspronkelijke middelen van bestaan niet veel slopender geweest dan het hele kolonialisme? Enz. Een interessant pad dat een rechtgeaarde romanticus ook eens zou moeten aflopen om te kijken waar je uit komt.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, dinsdag 11 augustus 1998

Het is niet meer bij te houden. Gisteren had ik al een gebeurtenissenstop ingesteld: de deur niet meer uit voor het dagboek bijgewerkt is. Dat is me niet gelukt en nu ben ik nog hopelozer achter.

Dutroux, de hemelsblauwe klootzak, heeft de ene puppy van de achterbuurhonden die hij nog niet kapot had nu ook de strot doorgebeten. Dit bleek al eergisteren te zijn gebeurd. Nu begrijp ik waarom de honden al twee nachten huilen. Piet heeft achter de bosjes op drie meter gestaan met gespannen boog. Hij wilde toch nog iets meer spannen. Toen was er ineens geen Dutroux meer. Ik ben inmiddels nu zover dat ik het niet meer erg zou vinden als Dutroux omgelegd wordt. Ik denk dat hij vanuit de bosplek waar ik hem heen had willen voeren ook weer op de mensen af zou gaan om zijn sadistische onheil aan te richten. Ik denk bij onverhoopte vangst nu toch eerder aan koele moord met een pijl van Piet waarna villen en roosteren op een door mij aan te richten buurtfeest.
Mijn nieuwste valversie (met bananen nu aan een ijzerdraadje vast aan de valdraad die naar de op scherp staande fles loopt) bejegende hij aldus: hij heeft voorzichtig de ijzerdraadjes losgemaakt van de valdraad, de bananen opgegeten en de draadjes keurig naast elkaar klaargelegd voor mij want hij wil best meer banaan van die aapvangprofessor. Ook de banaan op de fles-omtrekkende ratteval is verwijderd, echter met groot beleid, dus de ratteval is niet afgegaan. Ach, helemaal vergeten dat hij net zulke handjes heeft als ik, alleen kleiner dus handiger voor dit soort dingen.
‘s Ochtends open ik in mijn blote niks de achterdeur naar de binnenplaats om naar de douche te gaan. Daar staat Dutroux. Binnen twee meter. Hij kijkt gebiologeerd naar mijn witte kruis. Met een duik riskeer ik ernstige schaafwonden. Geen apebeet want ik maak geen schijn van kans al duikende op minder dan een meter te komen. Na zorgvuldige inspectie van mijn genitali�n besluit Dutroux aarzelend, toch nog weer eens kijkend, dan zich weer draaiend, te gaan.
De volgende banaan zit in een grootmazig netje aan een wollen draadje vastgeknoopt, knoopje zwaar vastgesnoerd, aan de valdraad. Tevens is daaraan thans bevestigd een stukje gebroken spiegel waarin het spiegelbeeld van de banaan te zien is en tevens op het uur U, naar ik hoop, Dutroux’ eigen tronie. Als er iets is waarop ik hem kan pakken is dat immers zijn wetenschappelijke instelling.

Mij lijkt de tijd gekomen voor het zoeken van enige lichamelijke dienstverlening want dat wordt niks met Proviah en ik heb geen zin om de hele tijd door haar aanwezigheid in lichamelijke toestanden te komen waarin ik mijzelf tegen moet houden. Het sauna-fitness centrum waar Proviah mij voor massage naar verwees ziet er proper en georganiseerd uit. In de praatruimte ligt de mooiste tegelvloer van Jinja. Voor de massage meldt zich een meisje van begin twintig met het voor haar beroep karakteristieke geestelijke overwicht: kleed je uit, hier is een handdoek, ga naar de douche en kom dan hier terug. Ik krijg mijn broek bijna niet uit van de erectie en dat zal hier toch wel niet de bedoeling zijn, knoop haastig de handdoek om en hoop op het beste. Ik douche koud na, hetgeen enig soulaas biedt, leg mij op mijn buik op de massagetafel. De erectie komt terug en mijn masseuse komt binnen. Omdraaien!, klinkt het gebiedend. Ik gehoorzaam. Aan de mast wordt geen enkele aandacht geschonken. We beginnen met de tenen. E�n voor ��n knakken ze hevig en ik hoef me meteen nergens meer voor te schamen. Langs de benen gaat het omhoog, ze kneedt zwaar met gespierde vingers, om vervolgens over te gaan tot karateachtige hakbewegingen met beide vlakke handen als bijlen. Bij het kneden van de dijspier gaat de rug van haar hand regelmatig licht langs mijn ballen en hup, het is weer raak. Ik kijk haar wat gegeneerd aan. It’s all right, zegt ze geruststellend zonder op te houden. Ik laat mijn zorgen varen en de zaak verder naar believen op en neer gaan hetgeen bij de massage van de buikspieren nogmaals tot een nationale feestdag leidt. Merkwaardig, dan ineens weer de armen, beginnend bij de hand. Ik dacht dat we daar al voorbij waren. Afstand en nabijheid voelen voor een tactiel gedepriveerde muzungu geheel anders dan voor de zwarte vrouw die hem aan het omploegen is. Voor haar ben ik gewoon een akker die van achter naar voren omgaat, voor haar is het middenstuk niets bijzonders behalve dan dat daar een uitsteeksel zit zonder spier waar je omheen moet.
Omdraaien. De wervelkolom, de nek en tenslotte gaat ze aan mijn hoofdeind staan, mijn hoofd tegen haar buik (waar een functioneel hagelwit schortje voor hangt) en krijgen mijn haarwortels zo ongeveer ��n voor ��n een beurt. Nou als ze dit in de hemel niet hebben hoef ik er niet heen. Acht piek. Ik vraag of er ook supplementaire vormen zijn waarbij het spierloze uitsteeksel is inbegrepen. Nee, dat is niet professioneel.
Klaar of beter: afgelopen. Ik mag lekker blijven liggen, de olie trekt er in en hoeft niet afgewassen, afrekenen bij de meneer achter de tap.
Bij de uitgang zit ze buiten op de veranda met twee andere meisjes en een baby. Ze zijn net aan haar haar begonnen. Vlechtjes, net als ik. Nee, vanavond zal het zeker niet afkomen. Misschien morgen, als ze doorwerken. Wanneer of ik terugkom. Weet ik niet. Ik denk wel dat je me weerziet. Dankjewel. Bye!
In het duister verlaat ik het clubterrein en realiseer me vlak bij de het grote Hotel Crested Crane te zijn, door sommigen aangeduid als hoerenkot. Kijken kan altijd.
En ja, als ik het niet dacht, daar zijn de mannen van de dam! De Italianen die een zijkanaal met een tweede dam aan het maken zijn en een vette weinig elegant gebrilde Engelsman van veertig jaren, zijn honderdvijftig kilo gedrapeerd in een sportbroek en T-shirt. Hij repareert de bestaande turbines bij storing op contractbasis. Bij elke storing wordt opnieuw de reparatie aangenomen tegen een telkenmale opnieuw uit te onderhandelen prijs en je begrijpt, als de elektriciteit in half Uganda en hoofdcontractant Kenya plat ligt dan willen die Ugandezen wel betalen! Een Italiaanse zestiger zit aan de bar. Tussen zijn knie�n staat een volslank giechelig huppeltje van twintig tegen hem aan in een soort trainingspak, een visueel niet zo opwindend kledingstuk maar hij kan zo wel overal makkelijk onder en dat vindt ze helemaal niet erg, integendeel. Intussen wisselt ze grappen uit met andere meisjes, die met elegante kleding de aantrekkelijke delen van hun lichaam tonen en verhullen, tot ze aan de beurt is voor het minipool, met gele ballen voor de ��n, rode voor de ander en een zwarte voor het laatst. Ik weet dat afstoten vrij hard moet gebeuren. Dat het zo hard kon zonder dat de boel gaat stuiteren was mij niet bekend. Dit meisje heeft de ballen hier onder controle, dat is duidelijk.
De Engelse reparateur Nick heeft een "girlfriend" (ja ja, denk ik) met prachtige donkerbruine gespierde benen uit een zwart mini-jurkje, zij heet Rossie, ziet er uit als achttien. Ze blijkt 23. Zij zijn hier met Rossies vriendin Annette, die geen "boyfriend" (ja ja, denk ik) heeft. Annette is van oorsprong Tanzaniaanse, haar ogen en jukbeenderen staan wat Aziatisch, ze is prachtig Bantubruin. Ze lijkt ook achttien. Is ook 23. Waarom geef ik niet eerst eens een rondje. Nou vooruit. Annette blijkt een dochtertje van zes te hebben dat bij haar moeder woont. De Davies-constructie. Rossie idem dito. Die woont bij haar en Nick.
Woont???
Ja, ze zijn nu in het dorp van haar ouders geweest en nu zijn ze officieel samen. Binnenkort gaan ze samen naar Engeland om daar te wonen. Kindje van zes gaat mee.
Nu begin ik te twijfelen aan mijn interpretatie van de omgeving. Wie is hier nu hoer en wie niet?
Tussen Rossie en Annette zit een slanke mooie dame van tegen de dertig, in een prachtig bloemig toiletje met een handsfree. Deze hield ik voor de hostess-co�rdinatrice van Rossie en Annette maar blijkt slechts een andere stamgast en daardoor goede bekende.
De ober herkent mij en herinnert zich terecht dat ik de vorige keer (netjes overdag met father Peter) heb vergeten te betalen.
Turbine-Nick knoopt na mijn aangeboden pilsje een praatje aan en nodigt mij uit voor zijn feestje volgende week.
De dame met de handsfree komt van de overkant terug met de boodschap dat daar iemand zit die ik ken. De vrouw blijkt de "moeder" (tante) van Proviah die bij ontstentenis van Grace de van de Sailing Club overgeschoten kip met friet haar halfduistere winkeltje ingeschoven had gekregen. Ik zag niks maar ja, zo’n spierwit levend monument voor de gevallen soldaat als ik vergeet zo’n mens natuurlijk nooit.
Nu wil Annette nog poolen ook! Het trainingspakhuppeltje maakt van Annettes concentratie op het biljart en de sanitaire pauze van haar bijkans pensioengerechtigde Italiaan (hoor je het me zeggen? Ik ben natuurlijk een jonge gast huh huh) gebruik om eens door mijn Keltenrasta te komen woelen en mij te bekennen dat ze helemaal wild is van Nederlanders.
Nederlanders! Hoe weet ze dat nou weer?
Dan moet Annette ook nog met mij poolen. Ik pook mijn ballen er veel te snel in en laat haar uiterst ongalant met bijna al de hare achter.
Onder het motto "Ist bezahlt, soll herunter" kleunt ze nog een tijd met Rossie de ballen rond tot ze door de gaatjes gevallen zijn.
De conversatie (met Annette) loopt wat stroef: op vragen krijg ik bondige antwoorden waarna ik een vervolgvraag moet stellen die ze net zo goed met wat meer spraakwater zou kunnen voorkomen. Zelf vraagt ze niets. Het voelt wat afstandelijk aan. Dat hoeft het niet te zijn want iedereen is hier hoewel supersociaal en aardig, bepaald niet snel persoonlijk. Ik overwin mijn g�ne en vraag door, zeker nadat blijkt dat de bondigheid van haar antwoorden niet betekent dat ze wil dat ik ophoud.
Ze woont alleen in een kamer in een buitenwijk van Kampala, haar moeder woont twee kilometer verderop met Annettes dochtertje van inmiddels zes. Meestal gaat ze er in het weekend heen.
Houdt haar moeder van haar dochtertje?
Nu schiet ze in de lach, ja nat��rlijk, heel erg. Ze had eerst drie jaar met baby en moeder gewoond. Het werd daar te klein want moeder is gescheiden en de twee zonen zijn in de lange schoolvakanties ook bij moeder. De school is in Tanzania, in de buurt van vader. Annette kookt in haar kamer op een petroleumstel met van die kousjes, ze heeft een zwart-wit TV die het niet doet want de juiste stekker ontbreekt.
Annette verdient als vlechtster. Mijn vlechten, komt er op mijn vraag wat besmuikt uit, zitten niet meer goed. Ze ziet dat er al veel uit zijn gevallen en de rest is al een stuk afgegleden. Als ik ergens een kam leen haalt ze ze er wel even uit. Na een half uurtje ben ik Kelt-af.
Nog weet ik niet zeker of haar aanwezigheid in de Crested Crane vriendenbezoek of tenminste ook nering behelst. Ik moet zeggen dat haar broek en haar truitje, hoewel ze er lekker in uitziet, haar tenminste minder duidelijk als neringzoekende herkenbaar maken.
Ik breng haar weg. Is dit Main Street? Ja dit is Main Street. Dan moet je rechtdoor. Helemaal aan het andere eind van Main Street vraagt ze me ineens te stoppen. Waar ze heengaat is duidelijk niet mijn zaak.
Ik overweeg nog even een schaduwactie. Schiet in de lach als ik me realiseer dat ik even heb gedacht dat een lichtgevende reclamezuil als ik zoiets in Jinja zou kunnen.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag13 augustus 1998

Mijn ultieme val is nog uitgerust met onverwijderbare banaan aan de ratteklem: eerst de ragdunne losse vezeltjes van afgevallen Keltenvlechten erom, dan gerold in een elastiekje, vervolgens een ijzerdraadje met haakje onder haar en elastiek door en terug erin vastgetrokken. Tenslotte dat ijzerdraadje aan de ratteklem die de fles moet omtrekken.
Voor de nacht viel was de banaan al weg.
Mieren? Dit kan toch niet? De haarvezeltjes met elastiek liggen nog aan het haakje, tien centimeter verderop. Dat kunnen mieren niet.
Ik weet houten bananen te koop in de stad. Gaatje boren, valtouwtje vast, insmeren met echte banaan. Nu moet ik, dit is de Afrikaanse essentie van deze onderneming "good luck" hebben. Zonder dat zal het niet gaan.
Ontgoocheld ga ik uit eten, ik had buurman father Vincent uitgenodigd. Als we met zijn auto ons zijpaadje uitrijden roept hij onze wachtsoldaat weg bij de bodaboda’ers. Die hangen aan de overkant bij de uitgang van Jinja college op een late klant te wachten. Onze soldaat wordt in Lusoga tot de orde geroepen. Niet met die lui praten!
Ja meneer.
Daar zitten veel dieven bij, legt Vincent uit. Die willen weten wat er allemaal in welk huis staat. Tsja, je laat je buren je computer en videocamera zien, die vragen wat het kost, praten met de soldaat en…men komt het ophalen. African security! Onze soldaat kan zijn babbeltje overigens geheel te goeder trouw maken. Vincent schijnt daar vanuit te gaan. Er zijn echter heel wat voorbeelden van het tegendeel.
Vincent is, Rome Urbaniana, gepromoveerd op polygamie! En in mijn stijl: als ze hem vroegen waar hij het vandaan had zei hij dat hij dat wist uit zijn clan en hij kon niemand citeren want nog niemand had het opgeschreven. Maar als hij het nu als eerste opschreef dat konden anderen hem misschien citeren en was dat citeringsprobleem ook weer opgelost, had hij gezegd!
Dat is uit mijn hart gegrepen. Als zo’n uitspraak in mijn omgeving bekend zou worden zou iedereen denken dat hij van mij af kwam.
Vincent weet het: een interessant proefschrift verdient de voorkeur boven een academisch verantwoord proefschrift en een tussenweg is er niet. Dan maar wat gesodemieter met de hoogleraren.
Vincents probleem was dit: de heidenen kon je vroeger niets kwalijk nemen. Dopen en trouwen voor de kerk kon. Dan moest je je leven "beteren" ��n van je vrouwen als je vrouw uitkiezen en de rest kon je wel blijven onderhouden maar aankomen was er niet meer bij. OK zeiden ze dan. Zo wordt er al honderd jaar driftig gedoopt en getrouwd en worden babies gedoopt die weer trouwen. En de mannen komen bij de priester komen met de huwelijkswens. Wie is de gelukkige? Nou deze en deze en deze. En misschien die ook, daar moeten we nog even over praten. Dit zijn gedoopte christenen! Het lijkt herderlijk niet goed een clanlid om voor hem sociaal niet hanteerbare redenen gewichtige emolumenten te ontzeggen zoals het eten van een ouwel. Een clanlid heeft een specifieke plaats in de clan. Als hij belangrijk is wordt de hele stam misschien wel moslim. De priester alhier zit tussen twee vuren: de mores van de clan en de kerkelijke wet.
De tweede vrouw is ook vaak resultaat van het lokale systeem van sociale zekerheid: gaat je broer dood dan besluit de clan, jij wordt zelf ook gehoord, dat jij zijn vrouw er bij neemt. Goed maar dan wel afblijven? Met wie moet ze dan? Niemand? En geen kinderen meer? De leer van kerk brengt mensen in de ergste problemen die er in het leven zijn. Gelukkig wordt de soep niet zo heet gegeten, want herders en kudde hebben er leefbare omgangsvormen voor ontwikkeld.
Er zijn hier wel dingen die vanuit de Afrikaanse traditie absoluut niet kunnen: vaders en ooms (ook "vaders") van een gestorven zoon ("zoon") kunnen niet van hem "erven" dus ook niet zijn vrouw. Als vrouw raak je je schoonvader en schoon"vaders" niet aan, je geeft nooit een hand, je blijft op twee meter, zo niet dan kun je een kip boete krijgen. Met de broers ga je gemoedelijk om, maar er mee vreemd gaan staat voor die broer al gauw op verbanning. Dit geldt mutatus mutandis voor een zoon met zijn schoonmoeder en schoon"moeders". Het komt vaak voor dat een schoon"moeder" of schoon"vader" van jouw leeftijd is of zelfs jonger, dan is het zaak de regels niet te vergeten. In de volgepropte minibusjes wordt vaak kontjes opgeschoven en van plaats geruild. Iedereen weet dan wat er aan de hand is, er hoeft niets te worden uitgelegd: het schoonvaderprobleem. Zo is het althans bij de Basoga hier en bij de Basamia in het oosten, Vincent is een Musamia.
In het westen, zegt Margaret, zijn stammen waar de gast voor de nacht ��n der vrouwen krijgt aangeboden.
Hetgeen het voorgaande niet uitsluit, realiseer ik mij ineens. Waarom maak ik die fout? Het blijft verleidelijk te denken dat als ergens iets mag wat bij ons niet hoort daar dan "alles" mag. De "zedeloze" wilden. Vergeet het maar. Voor je hier de etiquette te pakken hebt ben je langer bezig dan bij ons. Wij Europeanen doen maar: komen iemand tegen in de kroeg, trouwen ermee en gaan er kinderen mee krijgen. Wat een zedeloosheid! Ik herinner mij nog dat ik, barbaar, tegen Margarets "Father" Joseph de vioolspeler zei: je bent al de tweede! En wie is nu de echte?
Hij mocht helemaal niet tegen mij zeggen dat hij "maar" een oom en dus niet de "echte" father is! Dat zou een geit kosten! Dat zou een zware belediging voor Margaret zijn! Maar hij dacht ook aan mij: als hij het mij niet zou uitleggen zou ik het niet begrijpen. Daarom wachtte hij tot Margaret de kamer uit was, zei te begrijpen dat ik vreemdeling was en lei de zaak uit met geit en al.
Ik leen father Vincents proefschrift. Hoewel hij schrijft met veel begrip voor de lokale gewoonten durf ik hem toch niet te vertellen dat het mij wel wat lijkt, de polygamie.
Teddy, ��n der trendy geklede meisjes van de Starcom weet mij onder de pet te schieten waarom voor een vrouw juist haar schoonvader zo’n gevaarlijk contact is: haar schoonvader wordt bij de verbintenis met haar man haar "vader". Als hij dood is bijvoorbeeld, bidt ze ook tot hem als overleden vader om iets geregeld te krijgen. Seks met je vader is incest vanzelf. Bij je "echte" vader zullen je hormonen niet zo snel in stroomversnelling raken maar bij een "onechte" vader…de cultuur moet de natuur een handje helpen: afstand.
Bij je zwagers is dat anders, die zijn "als een echtgenoot" voor je, qua bescherming en zorg. Tevens kun je heel goed in de armen van ��n van hen worden gelegd door de clan als je man sterft. Je gaat er niet vreemd mee maar als je het zou doen zou het geen "incest" zijn. Hartstikke logisch! Een beetje kroelen met je zwager, ach waarom niet, je weet nooit, misschien wordt je nog eens zijn vrouw: de mogelijkheid is re�el en hij is het meest waarschijnlijke alternatief. Worden jij en je man allebei heel oud dan wordt je kleinzoon je beschermer. Die wordt door Oma dan ook vaak schertsend als "mijn man" aangeduid en daar beginnen ze al mee v��r hun eigen man dood is (de Oma van Moses Isegawa noemde hem, schrijft hij, als klein jongetje al "mijn man", welke stam dat is weet ik niet en of het hier bij de Basoga ook zo is, dat moet ik nog vragen, in het geval van deze Moses was het ook nog eens een uitstekend "huwelijk", hoewel hij voor de rol van beschermer wat te jong was).

Jinja Rubaga, Mwangu Close, vrijdag 14 augustus 1998

Ik grapte er met Margaret op weg naar onze nieuwe trommels al over: straks zijn de lizzards niet gevangen. En inderdaad. Trouwens, er was ook nog niet afgeschuurd en de zeer belangrijke nonchalant aangebrachte kruisjes ontbraken dus ook nog. E�n lizzard was gevangen. Dus ��n trommel af. Hij klinkt fantastisch. De zoon heeft ze gemaakt, hij blijkt de specialist. Hij wil 22 000 (€16,-) per stuk. Een school betaalt, is mij door verschillende onafhankelijke bronnen opgegeven €4,-. Sorry maar dan kost zo’n ding dat. Ik wil ook wel meer betalen, maar dan moet daar iets anders tegenover staan. Volgens mij hebben ze me hier verder niets te bieden en voorlopig, laat ik via Margaret weten, valt er nog nergens over te praten want de rotzooi zou af zijn, er was ook gelogen dat de vellen er al waren en ging hij me het geld voor de vergeefse reis van vandaag betalen? Nee zeker.
Inderdaad.
Ten tweede: ik weet nog niet of ik koop, dat hangt van het eindresultaat af. En als ik koop, niet voor meer dan vier piek per stuk.
Zonder dat ik bereidheid ontwaar ("o, o wat is het hout tegenwoordig duur en die lizzardvangers vragen zulke exorbitante prijzen") hierin te berusten komen wij overeen over een week nog eens te komen.
Ik weet Margaret op de terugweg het geheim te ontfutselen over de op zachte toon geventileerde belediging van die minibusjongen aan mijn adres een paar dagen geleden. Het was een Lusogawoord dat zoiets als "junk", betekent of liever "hashrokende homo" want rastadragers (popzangers, diviners) schijnen hier een dergelijk imago te hebben. Helaas, mijn roomblanke huid of vreemdelingenstatus was dus niet het voorwerp van spot. Homo is overigens in Uganda een zeer zware beschuldiging want homofilie is hier wettelijk verboden. En als iets in Afrika verboden is dan bestaat het. Waarom zou je anders al dat vreselijke werk doen voor het uitvaardigen van een verbod? Uit de maat der verkochte condooms had ik de maat der Ugandese penis reeds afgeleid. Nu kan ik thuis eens rustig die van de Ugandese heren-anus gaan overdenken. Of zou dat een rekbaar begrip zijn?

Jinja Rubaga, Mwangu Close, maandag 17 augustus 1998

Het is vandaag een huishoudelijke dag: drinkwater koken. Dan wassen. Omo wast door en door schoon, ��n handje per teil, staat op het pak –ze doen hier niet aan maatbekers in de gebruiksaanwijzing want ze weten dat die hier niet zijn. Dan een uurtje wachten, dan soppen en goed uitspoelen. Daarna ook je handjes goed wassen. Zo was je in Afrika. En moet je zien hoe kreukloos friskleurig ze er elke dag bij lopen! Strijken met kooltjes in het strijkijzer. Dat zie ik trouwens ook volwassen mannen doen. Uitzonderingen? Ik zag inmiddels ook al een paar keer een vrouw op een fiets. Nood breekt wet misschien. Veel van deze wassers zouden jaloers zijn als ze mij de was zagen borstelen op mijn roestvrij blikken ribbeltjesaanrecht. Ik ben natuurlijk gek want ik kan die was in alle buurhuizen voor vijftig cent laten doen. En beter dan ik het zelf doe. Proviah wil waarschijnlijk zelfs niet eens geld. Maar je moet het eerst een paar keer zelf gedaan hebben om te weten welke klus je uitbesteedt. Dan: batterijen opladen, en dan moet ik nog even mijn twee weken geleden gekochte kunststof slippers, o wat was ik trots op de aankoop, op zeven plaatsen laten repareren. Tenslotte: dagboek bijhouden. De oversturende radio’s van de buren dringen als kermis mijn huis binnen. Nee hier wil ik niet wonen. Dat is hier net zo uitkijken als in Nederland. Of alleen buren zonder geld voor stroom of batterijen. Of alleen buren met waardering voor het geluid van de wind, blaadjes en vogels.

Ik was het hele weekend op stap met Faith, secretaresse, eigenlijk meer vliegende keep bij de Kamuli Polytechnic. Are you a father? No I am not a father, had ik haar in januari geantwoord na afloop van het openingsfeest van de kapel in Kamuli. Haar had ik de videoband gestuurd van het feest die als gevolg van de mislukking van het werk van het professionele audiovisuele team met loodzware schoudercamera met grote vreugde was begroet. De band wordt momenteel vertoond in Polen waar de keyboardknieveerpater Waldemar er zijn thuisfront mee heeft verrast.
Bij vertrek ‘s ochtends blijkt mijn val ten tweeden male een beest te hebben gevangen (gisteren als eerste collateral damage twee kippen –in ��n keer!- met excuus aan eigenaar Father Joseph teruggebracht [plaatje: val10.JPG]). Nu een beest dat kan goed kan graven want de keiharde leem is losgewoeld op een hoeken door een klein kuiltje is hij (?) ontsnapt. Een lizzard? Die kunnen graven. Apen niet, zeggen alle Afrikanen. Piet zegt ijskoud: het is hem geweest. In dat geval is het einde verhaal aapvangen. Dan trapt hij er echt nooit meer in. Ik geloof dat het toch niet Dutroux was. Wegens al deze onbedoelde beestenvangerij en het gevaar dat Dutroux bij vangst toch onverhoopt aan het graven slaat, gaat de val naar mijn cementen binnenplaatsje dat meneer immers regelmatig bezoekt in verband met zijn onderzoek naar de genitali�n van de homo sapiens. Voor zijn gemak plaats ik de ladder tegen de muur op de plaats vanwaar hij geacht wordt de val te betreden. Ook denk ik nu dat men binnen een uur na vangst ter plekke moet zijn want hij gaat het hout op een der plekken met begin van rotting per splinter wegbijten met zijn scherpe tandjes. Optillen zal niet lukken met twee bakstenen op elke hoek. Hij placht inmiddels te ontbijten met ei van de kippen van Piet en Piet zet nu de wekker iets eerder om hem v��r te zijn. Dat zal Dutroux spijten en doen zoeken dus leg ik er ook een eitje bij. De ruim dertig jongens van het formation house zijn terug dus de achterburen zijn minder aantrekkelijk geworden. Piet heeft een van zijn bananen met het vierde type vergif (ingespoten) teruggevonden, de niet door het vergif bereikte plekken waren er netjes afgegeten.
Met de val aldus op weg naar de stad. Proviah zegt dat bodaboda naar het postkantoor veertig cent is. Een hele aardige jongen fietst mij erheen. Daar moet een artikel voor een boek op de bus naar Australi�. De deadline is eergisteren. Alles dicht. Ik oefen wachtende wat Lusoga met mijn aardige taxifietser. Het postkantoor gaat om 8:15 een kwartiertje te laat open maar het EMS personeel laat zich ook dan nog geheel niet zien dus het wordt gewoon expresse. Op weg naar de bus zegt mijn aardige jongen in een "I am going to chaaahrge you". Dat wordt wat mij betreft een rel. Ik begin eens te zeggen: jazeker je krijgt van mij veel te veel. Hoeveel? Vraagt hij. Duizend (€0,70). Aaaaah nee! Dat is nog niet eens een fooi! Tweeduizend! Bij aankomst op het busstation geef ik hem duizend. Hij neemt er geen genoegen mee. Ja, een rel. Is hij nou bedonderd! Luid zeg ik: jij weet heel goed wat de prijs is! Ik betaal je al veel te veel. Een flinke menigte vormt zich rond ons. Over elk van ons beider schouders hangen enkele kinnen. Zo. Nu kan het beginnen. Hij: ik ben toch je vriend, geef me nog duizend. Ik houd mijn gezicht vlak voor de zijne en zeg: als ik die extra duizend geef, wat doe je dan? Dan draai je je om en je lacht met je vrienden die muzungu uit die zo stom was meer dan het dubbele te betalen. En je vindt jezelf heel slim. Ben ik dan je vriend? De menigte buldert. Die slag is voor mij. De lezer zal begrijpen, het gaat hier niet om €0,70, het gaat hier om de vraag of ik al dan niet word toegelaten tot de gelederen.
Hij laat zich niet geheel uit het veld slaan, zakt tot een aanvullende vijfhonderd. Nu ben ik dus een halve muzungu. Ik kan mij nu omdraaien dan heb ik mijn geld, maar hij moet zich omdraaien, niet ik vanzelf. Wij wisselen nog wat spitsvondigheden uit die ik mij helaas niet meer herinner en dan zeg ik: je krijgt 500 bij maar niet voor het fietsen maar voor de Lusogales! Bodabodamans pakt aan, draait zich om en met een brede zwaai richt ik mij tot de achterblijvende menigte: iedereen weet toch dat het 500 is van Rubaga naar het postkantoor! En van het postkantoor naar hier is nog niet eens de helft. Dat is dus 750! Nu heb ik 1500 betaald!
Hij is echt jouw vriend, zegt een oude man met diepe verontwaardiging. Als je een personenwagen als priv�-taxi naar de stad neemt betaal je vijfduizend.
Hij is toch geen personenwagen, roep ik. En wie gaat er nou met een auto?
Nou als je gaat lopen is dat een heel gedoe, repliceert de oude man.
En als jij gaat lopen dan? Is dat voor jou geen gedoe? En jij betaalt toch ook 750 voor zo’n akkefietje?
Ja maar een muzungu niet. Het komt er met overtuigde verontwaardiging uit.
Ik lach schamper. Ik zal wel zwarte verf kopen, roep ik.
Doe dat maar, zegt de oude man.
Het debat lijkt onbeslist door de welgemeendheid van zijn verontwaardiging die tegen de mijne op lijkt te kunnen in de ogen van de toeschouwers. Ik kan nog roepen dat minibusjes ook geen aparte prijzen voor Bazungu hebben, ik zou nog….Er valt hier niets meer te bereiken. Vuile racist! Ik zeg het niet. Bij mijn volgende rel probeer ik het uit.
De bus in.
Die vertrekt pas na een hele tijd zodat ik drie kwartier te laat in Kamuli ben. Faith heeft de big smile van Miss Margaret toen wij te veel laat in Kaliro kwamen en de aansluitende bus daar nog net stond. Good luck! Ze had al gedacht dat ik niet meer zou verschijnen. Naar school per bodaboda. En door naar Oma, echtgenote van the late Mr A.B. Mulungwa, Butansi Development Farm, een uur bodaboda-en westelijk van de asfaltweg Jinja-Kamuli.
De lage stukken gaan door onbewoond moeras. De moerassen staan hier hoog want Lake Kyoga, in het Noorden waar de Nijl door stroomt, heeft een met drijvende eilanden verstopte afvoer. Dat vinden wij hier in Uganda niet leuk maar wij doen er niets aan: dat kent u van ons. Je kunt wel iets gaan doen, maar je weet nooit zeker of het helpt dus waarom zou je er aan beginnen want het is een heel gedoe. De Egyptenaren willen evenwel over een paar maanden ook regelmatig Nijlwater en niet een tijdje niets en daarna een overstroming. Of ze even langs mogen komen met hun ingenieurs en wat dynamiet.
President Museveni vindt het goed. Hij, held, redt de mensen hier van het verder onderlopen van land. Die Museveni kun je een boodschap laten doen.
De boerderij van de familie Mulungwa heeft geschilderde muren! De onderste meter donkergroen, daarboven cr�me. Dat hadden de meisjes (10 stuks waaronder Faith) eens gedaan. In ��n dag. Mzee (Opa), nu anderhalf jaar dood, had veel bomen geplant rondom. Voor de vruchten en ook omdat hij van alle boomsoorten er minstens ��n om zijn huis wilde. Bij de dood van Mzee kreeg niet Oma, maar de oudste niet naar Kampala vertrokken zoon Steven de "verantwoordelijkheid".
Dat schijnt vreselijk zwaar te zijn. Daar kun je verder absoluut niets bij doen. Je zit maar onder je verantwoordelijkheid te zuchten onder een boom terwijl het eten voor je wordt aangesleept. Het vier meter brede pad naar de boerderij wordt nog wel schoon en vlak gehouden maar het gras links en rechts daarvan heeft het pleit al verloren tegen het onkruid. Ze zuchten over geldgebrek maar er is wel iemand afgehuurd om de koeien te weiden want daar is met al die verantwoordelijkheid natuurlijk geen tijd voor. Oma, moeder van vijftien inmiddels volwassen kinderen en voor haar niet meer te tellen kleinkinderen is nog een drijvende kracht. Na haar zal deze familie drastisch teruggaan in de levensstandaard.
Onder de boom krijgen Faith en ik een rijke warme lunch uit de keuken twintig meter verderop. Wij praten met Steven. Hoe was het hier in 1986 (toen Museveni met zijn rebellen de macht greep). Bij hen was het meegevallen. Alleen troepen soldaten die kwamen vertellen dat er ‘s avonds goed te eten moest zijn. Een eindje verderop waren wel doden gevallen. Waar zat Faith toen? In Kampala op school, Senior 2. Je kon niet reizen, dat was levensgevaarlijk, ze had dus lang haar familie niet gezien. Senior 2 is 14, dan is ze dus nu 26. Als Steven even weg is vraag ik of Oma het Busoga T-shirt leuk zou vinden. Nee een cadeau is voor de heer des huizes, legt Faith uit. Spijtig kijk ik in de verte naar de kokende oma en geef het T-shirt aan Steven. Hij gaat het meteen aantrekken.
Wat kost nou een mugalabe? Vraag ik, mijn wel erg uitlubberende bandbreedte tussen 5000 en 22000 bij mijn Bufulubi vrienden indachtig. Men vindt: 20000. Wat nu? Na mijn uiteenzetting van de situatie wordt iemand naar de plaatselijke reparateur gestuurd. Zelf maken doet hij niet. Na enkele uren is de boodschap: 15000. Heb je het over een muzungu gehad? Ja dat had hij. Zo zijn we dus weer geen steek verder. Nog enkele uren later verschijnt een oude mugalabe op het toneel. Vraagprijs 15000. Ik hap want hebben is hebben, vrijdag kan in Bufulubi zomaar iedereen naar een begrafenis zijn. vind ik later mooiere dan kan ik altijd doorverkopen.
Faith heeft een zoontje van vijf, Japhet en een aangenomen zoontje van vier, Shaim. Shaim verschijnt na enige tijd. Was baby-gezeten in de buurt. Hij heeft niet veel tijd nodig om aan mij te wennen. Dra zit hij bij mij, spreekt geen Engels, zegt wel how are you, I’m fine, wijst op de zwarte hoekige tas aan mijn riem en zegt "camera" (terwijl ik altijd hoop dat zelfs de criminelen de tas voor een pistoolholster zien). Pret-ogen. Toen Japhet ��n was ging Faiths man (vriend?) met een bus onder een trein. Shaims moeder ging ook dood en zijn vader kort daarna ook, van "ellende" (AIDS? Dan is de kans groot dat Shaim positief is). Volgens de "responsibility" regels alhier zou zij hem normaliter over moeten nemen. Iedereen zei doe dat nou maar niet, je hebt het al moeilijk genoeg. Maar ze had het toch gedaan en dra was het magere kereltje een dikke baby geworden. Met genoegen toont ze me de foto’s van zijn in de eerste maanden steeds dikker wordende koppie. Aan de slapheid van haar tieten die ik ‘s avonds door mijn vingers kreeg leid ik af dat Shaim net als Davies bij Margaret ook gewoon de borst kreeg maar dat moet ik nog vragen. Ik begrijp die verhalen niet, bij ons kan dat toch niet, gewoon een baby aan de tiet voeden als je er zelf niet een aan het voeden bent of pas gevoed hebt.
Ondertussen had Faith van haar Polytechnic baantje vierhonderd euro weten te sparen en er voor zichzelf een stuk land van twee hectare voor gekocht met een oud, in haar ogen total loss boerderijtje erop. In de buurt van Kamuli-dorp, met redelijk welvarende buren, dus een kans op een gezamenlijk te sparen transformator en dan 220 Volt van het net! Mzee had vijfenzeventig kleinkinderen en van haar had hij het meest gehouden. Ik kan Mzee wel volgen, maar waarom heeft hij goddomme die kleinzoons niet beter op het leven voorbereid? Waarom dit verval der zeden, waarom deze razendsnelle terugval naar dat achterlijke Ugandese mannengedoe? Bij de rondleiding zag ik bij het moeras nog het inmiddels lege hokje van de dieselpomp. Water tot bovenop de heuvel, regen of niet. Mzee! Maar de pomp was er mee opgehouden en er had zich iemand voor de restanten gemeld.
We wandelen even naar een oom verderop die ziek is. Pijn ergens bij het middenrif en ook nog een ontstoken oog. Hij gaat niet naar het ziekenhuis want dat is ver en de behandeling kost toch waarschijnlijk meer dan hij mee kan nemen. Een "herbalist" uit de buurt moet soelaas bieden. Faith stelt voor hem ��n of tweeduizend te geven. Dat doe ik.
Of ik hier wil slapen of bij haar thuis, vraagt Faith. De consequenties van deze alternatieven zijn mij wat onduidelijk en na enig vissen blijkt Faith het hier als een nadeel te beschouwen dat we dan elk in een hoek van het huis slapen en thuis dat father Waldemar mij zou kunnen zien en als gast inpikken want die houdt erg van gasten.
Mijn voorstel is om op een zodanige tijd naar huis te gaan dat we in het donker aankomen. Aangenomen.
De vrouwen protesteren: we hebben nog helemaal geen tijd gehad om met je te praten. Wij gaan voor de keuken bij het vuur zitten, krijgen een pannetje gebakken spek toegeschoven en dan komen de vragen: wat moeten we nou verbouwen. Hoe kunnen we nou een beetje verdienen. Waarom heb je geen koffie, vraag ik. Ja daar wilden ze ook aan beginnen. En waarom vraag je niet zo’n "agronomist"? Nou die willen niets zeggen voor je betaalt.
Zo. Dus deze door de staat betaalde ambtenaren houden zich ermee bezig de erven van de arme boeren voorbij te lopen met hun kennis stijf achter hun kiezen. Een rijke boer kan ze betalen. Uganda vooruit! Ach zegt Piet later, die vrouwen weten het toch veel beter dan die agronoom.
Ik ben nieuwsgierig naar het uitgavenpatroon, met name wat m��r is: schoolgeld of de hele rest. Daar is de familie ook wel nieuwsgierig naar. Met enthousiaste hulp maak ik mijn lijstje [plaatje: mulungwa.jpg][plaatje: prijzen opschrijven bij mulungwa.jpg].
Ze hebben zes kinderen zes kinderen op school., dat is vrij normaal. Per maand blijken hun uitgaven een kleine driehonderd euro (1000Ush = 70 cent), waarvan zo'n tweehondervijftig schoolgeld is. Op de tweede plaats komt de tekenbestrijding bij de koeien met €15, ex equo derde zijn zeep en batterijen voor de radio met elk €11. Die laatste twee vind ik wel wat onbegrijpelijk veel, dus dat gooi ik maar eens in de groep, maar ze blijven er bij. Een zeep-en batterijenkartel in Kamuli?
Ik ben vergeten te vragen wat de herder van de koeien krijgt. Het belangrijkste, het eten, komt in het lijstje niet voor natuurlijk. Dat verbouw je immers zelf. Daarom doen westerse economen meestal een bepaalde waardeschatting voor het eten. Dat heeft alleen zin voor westerse mensen die op hun eigen manier willen begrijpen hoe het er hier toegaat en daar begrijpen ze hier in Afrika weer niets van.
Dan nemen we afscheid, Faith vindt dat ik 10.000 USh (€7,-) moet geven en in de schemer onder geschal van de bas bariton kikkers in de rijst en af en toe wadend door het riet worden we in een uurtje teruggefietst, ik met de ruim een meter lange, slanke mugalabe op de schouder, naar de weg.
Bij het naderen van Kamuli stelt Faith voor eerst even iets te gaan drinken. Het is al wel stikduister maar kennelijk op de compound nog niet geheel Waldemar-veilig. In het dorp mag de mugalabe niet op mijn schouder. Hij moet netjes onder mijn arm. Uit balsturigheid over dit burgerlijk gedoe zet ik hem rechtop op mijn hoofd. Bert! Behave! Roept Faith. Haar reputatie lijkt in het geding.
Caf�. Bier.
Waarom neem ik cola en geen biertje?
Ik vertel het verhaal van mijn medicijnen die mij geen alcohol toestaan.
Faith is echt aangenaam gezelschap, ik begrijp haar zonder moeite, net als Margaret. We hebben op verschillende continenten over hetzelfde nagedacht en we zijn erg vaak tot dezelfde conclusies gekomen. Faith is een vrouw die land bezit! En nog wel twee hectare! Dat zie je niet vaak. Een nieuwe beerput is al gegraven. Tien meter diep De jongens van school hebben als proefwerk twee huizen voor haar getekend. All in zijn de bouwkosten €900 voor een zeskamerwoning met keuken. Ze heeft nu nog slechts zeventig euro over en teert in door het schoolgeld.
Ze heeft behoefte aan….privacy! Ronduit on-Afrikaans. Ze heeft de tekenjongens uitgelegd dat zij niet direct aanspreekbaar wil zijn voor bezoekers van haar erf als ze kookt of eet. Er moet aangeklopt moeten worden! Moet je geen kerel? "It’s nice to be alone", lacht ze. Faith heeft het wel in de gaten.
Een jaartje na de dood van Mzee verscheen hij drie maal in haar droom om haar te vertellen dat er iets aan de hand was in het verlaten huis van een naar Kampala vertrokken oom. Ze ging er met Steven heen. Cement was weggekrabt en er lag een baby begraven. Al een flinke tijd want je zag slechts een geraamte.
Hoe denk je dat dat kan? Vraag ik.
Faith weet het niet.
Zou Mzee geen betere mededelingen voor je weten dan dit? Had hij niet beter iets kunnen zeggen waar je een persoonlijk voordeel bij had?
Ja dat was wel zo.
Waarom zou Mzee op de wegrotting van het babyvlees hebben gewacht v��r haar te waarschuwen? Wilde hij je de stank besparen?
Ja ook vreemd.
Wij spreken over dromen. Dat ze voortbouwen op ervaringen van de dag en ervaringen uit je hele verleden. Dat je dingen kunt dromen die je je overdag niet kunt herinneren, gewoon niet of omdat je ze eng vind. Dat je overdag dingen kunt horen waaruit je conclusies kunt trekken die je zo eng vind dat je ze meteen weer vergeet en niet meer herinnert. Dat je juist die enge dingen later vaak weer droomt. Daar had ze allemaal al wel eens over nagedacht en ze was ook tot die conclusies gekomen.
Of bij haar Oma in de buurt v��r die enge dromen niet ooit vreemde gesprekken heeft opgevangen.
Ze kijkt mij niet aan.
Ja dat zou kunnen.
Faith heeft een leuk koppie en een normaal postuur maar ze blijkt 92 kilo te zijn geweest. De binnenkanten van haar dijen schuurden tegen elkaar open. Nee die foto’s had ik inderdaad niet gezien, die liggen bij haar moeder. Dieet en netball, een voornamelijk door meisjes beoefend spel dat vrijwel gelijk is aan ons etnisch zuivere Nederlandse korfbal, op de stalen ring die de korf vervangt na, hadden haar naar normaal gewicht teruggebracht. Ze wist eerst niet wat je wel en niet moest eten. Kwam tenslotte toevallig een deskundige tegen.
Ze had het niet voor de omgeving gedaan want een dikke vrouw straalt welvaart en dus aanzien uit en dikke buiken zijn hier voor mannen zeer aantrekkelijk. Nee ze had gewoon de pest gehad aan dat gezwoeg en gehijg.
Naar huis. De brommerjongens worden op de gebruikelijke manier om de tuin geleid: puur zwarte onderhandelingen met de muzungu achter een pilaartje - waar deze ongelukkigerwijs even met zijn blote voet in sandaal in een open riool ging staan.
Waldemar blijkt nog niet terug. Of ik v��r of na supper wil douchen. O God, supper! Helemaal vergeten. Alweer eten! Eerst douchen.
Zelf gaat ze die douche niet meer in: ze heeft met vriendinnen een rieten schuttinkje op het gras aan de andere kant van het huis gemaakt waar ze met de teil heengaat. Maar ja ik zou wel een straal willen. Deze douche is een faciliteit die men deelt met enkele mannelijke leraren van de Technische School. Hun politiek is: douchen en wegwezen. Dat kunnen ze jaren volhouden. Elke spat droogt op tegen de wand en laat daar het zwarte vuil van het vieze lijf als vettige vlek achter. Onder het niveau van een meter lijkt de douche meer op een kolenpakhuis. Trouwens in de gang ervoor ligt een hoop houtskool, gewoon los, voor de keuken. De vloer van de douche wordt nooit droog, is groen uitgeslagen en zeer glibberig. In de afvoer ligt iets harigs wits klefs opgezwollens. In de kamer ernaast staat een tafel met een typemachine. Verder niets, maar de vloer is bezaaid met pinda’s, een enorme dode tor is geheel bedekt door achthonderdvierenvijftig krioelende mieren. Vandaar loopt een zesbaans mierenpad door de belendende lege kamer naar een scheur in het cement. Er is een zit-WC met een voorheen witte doch nu zwarte pot die in geen jaren is schoongemaakt.
Na heerlijk gepoept en gedoucht te hebben -zoals mensen die mij kennen weten voel ik mij altijd buitengewoon thuis in dergelijke sanitaire gelegenheden- ga ik geheel verfrist en ontspannen naar de overkant. Daar zijn de drie propere kippehokjes van Faith, vlnr slaapkamer, zitkamer en keuken, twee�neenhalf bij twee�neenhalf, die elk alleen door hun eigen voordeur te betreden zijn. Drie voordeuren delen Faith!
Ik krijg nog wat matoke met vlees en dan is het slapen. Ik wordt meegenood door de meest linkse voordeur. Tussen een bed en een tafeltje kun je net staan. Hoog in de achtermuur is een ventilatieopening gevuld met bakstenen met luchtgaten. Er zit een hor voor tegen de muggen. Tussen hor en bakstenen zit een vogelnestje. Ze slapen al, zegt Faith. Het zijn best grote vogels, Faith snapt niet hoe ze door die kleine gaatjes kunnen. De vogels kozen vrijwillig voor haar gezelschap en ze mogen blijven. Wij zijn dus zo ongeveer nummer zes en zeven die hier gaan pitten.
Wil ik een pyjama? Nee, dan kan ik niet slapen. Faith staat na haar "douche" met teil in rieten hokje in haar handdoek. Afrika is hard, zucht ze met haar rug naar mij toe. Hoezo? Nou, om een condoom om te doen moet straks het licht weer aan. Afrika is hard, voor mij het condoom, voor haar het licht. Wat haar betreft geheel zonder reden, vind ik. En dat is gefundeerd want ik heb haar niet bekend dat ik een condoom in het donker kan afstropen. Ook nu weer de conclusie: achter de taboes is alles hetzelfde als bij ons. Ook hier, zegt Faith later, willen de meeste jongens hem er meteen in en vinden de meisjes daar niets aan.
Het ontbijt is met omelet en heerlijke thee en of ik eens wil ophouden met die trommel, het is nou mooi genoeg geweest, we gaan naar tante Frida. Dat is nog eens diep het moeras door! Uiteindelijk zelfs een stuk waden. De bodaboda-ers met de fiets op de rug, Faith had de strijd om mijn rugzak gewonnen, ontstaan wegens mijn mening dat de mannen met de spullen horen te sjouwen en haar mening dat dat voor de vrouwen is. En je wilt niet zo licht mogelijk lopen, maar het geluk proeven aan de normen van je cultuur te voldoen. Enfin, ik heb Faith laten winnen, dus eigenlijk was ik toch galant. Ik wel met mugalabe op de nek, sandalen in de hand, opgestroopte broek, die toch nat wordt. [plaatje: moeras mugalabe.jpg] Geen slangen. Bij ontmoetingen van bekende tegenliggers valt me op dat zonder te stoppen ook na passering ruggelings zonder stemverheffing nog zo lang doorgeconverseerd wordt dat ik zelf niet eens meer hoor dat er iets wordt teruggezegd, laat staan dat ik van de betekenis iets zou kunnen maken. Ik herinner mij ineens weer hoe Proviah afscheid van mij nam en op dezelfde ruggelingse houding op vijftien meter afstand in het volksgedruis vroeg hoe laat ik thuis zou komen. Ik heb liplezend met geluid op een meter afstand al problemen, dit zal ik nooit leren.
Tante Frida heeft een flink aantal kinderen, haar man heeft ze er uitgezet met zijn tweede vrouw. Hij betaalt niets, maar zij heeft een goed stenen huis aan hem overgehouden en een flink stuk land, zeker vijf hectare. Bij dageraad om half zeven gaat ze werken tot een uur of tien, dan eten koken en voor kinderen zorgen, om drie uur tot zonsondergang weer op het land. Van elk uur dat ze werkt is minstens drie kwartier schoolgeld. De rest is eten voor haar en de kinderen en geld voor huishoudelijke benodigdheden. Ze heeft een mooie schone wind- en waterdichte boerderij, prachtige verweerde maar intacte cementen muren waaraan terecht geen versieringen zijn opgehangen behoudens op ��n plaats een kalender met de Koning van de Busoga, of zoiets. Achter is een ommuurde binnenplaats. Jammer dat die modderig is en dat er beesten staan. Als dat nou eens gras was met een fonteintje dan waande je je in een paleisje. Er staat een ploeg! Ploegen is zwaar mannenwerk met die ossen, ossen heeft ze wel, maar die mannen kan ze niet betalen. Ook hier leegstaande buurhuizen van ooms die naar Kampala zijn gegaan. Ze telen nog wel koffie telen en komen in het weekend. De pluk wordt uitbesteed aan familie of dagloners. Tante Frida woont tussen verlaten plots van familie. Zelf heeft ze geen geld voor batterijen.
Dus zelfs even geen radio! Hier is het stil. Wind! Vogels! Kikkers, af en toe een koe of een huilende baby in de verte.
Frida ziet eruit als veertig maar toen ze trouwde was Faith nog lang niet geboren. Ja ik kreeg vroeg kinderen en ben er ook vroeg mee opgehouden, dan blijf je er goed uitzien.
Geleidelijk begin ik te beseffen hoe dicht ik bij de landsfeer Nederland 1930 begin te komen: de boeken die mijn ouders lazen in hun kindertijd over Friesland: de was boenen bij de sloot op een ruwhouten tafel, regenton, melkbussen, ploegen met man en paard, geen radio, het volgende dorp is ver, eten wat je verbouwt. Ook de inrichting van de eenvoudige boerenkamer heeft sterke gelijkenis: stevige houten stoelen en fauteuils, een grote kist. Zouden deze mensen, net als wij toen, ook 33 jaar verwijderd zijn van hun loonexplosie en massaconsumptie? Als het aan de vrouwen ligt wel maar die kerels….Of zouden ze daar juist blij om moeten zijn? Ik vind het niet zo duidelijk wie het "beter" heeft, wij of zij. Ik kan zelf natuurlijk niet meer ruilen, daarvoor ben ik te ver heen. Zou ik met mezelf zoals ik nu ben hebben willen ruilen als ik hier mijn hele leven had gezeten?
Ze zijn op enkele punten verder dan wij in 1930: plastic keukengerei, emmers, teilen, jerrycans en…kleurenfoto’s. Zoals al bij de bespreking van de totstandkoming van het logo van het Cultural Research Centre beschreven is, is hun representatiebehoefte geheel gericht op mensen. Foto’s komen onmiddellijk op tafel als een nieuwe gast het erf betreedt: de hele familie moet worden bekeken, in portret en tevens bij gedenkwaardige gelegenheden zoals trouwerijen en diploma-uitreikingen. De familieboom, vroeger een abstracte houten uit mensjes opgebouwde zuil is nu gepersonaliseerd in het fotoalbum. In zo’n album is nooit iemand aan het ploegen, koken of wieden. Altijd feest. Ook zie je nooit foto’s van een huis of een mooie koe, een nieuwe fiets, een overstroming of een brand.
Bij het afscheid nemen Frida en Faith op mijn verzoek zowel de hele begroetingsetiquette als het afscheidsritueel voor mijn camera door. In het Lusoga natuurlijk.  O, o, dag tante, hoe is het met u, heel erg goed, dankjewel. Dan zegt de binnengekomene: mmmmm en hoe is het met uw familie? Het mmmmm (op zachte hoge toon) betekent zoiets als "ik hoor het en –als het goed nieuws is- ben blij te horen c.q. -bij slecht nieuws- nee toch wat vreselijk- maar ik ben blij dat ik er weer eens ben en leef erg mee". Met de familie gaat het goed, dankjewel, mmmmmm, u moet de groeten hebben van …nu is de gastvrouw aan de beurt voor een hoog zacht mmmmmmm enzovoort, tijdens dit ritueel zit de laagste in de familierang op de knie�n, de volwassen mannen zijn altijd hoger dan volwassen vrouwen, bij volwassenen van dezelfde sekse geldt de generatie ongeveer als rangbepalend. Aan het eind herinnert de argeloze buitenstaander zich voornamelijk de grote hoeveelheid uitgewisselde lieve hoge zachte mmmmm’s. Veel gegiechel van toekijkers bij de opname. Ook Faith proest het uit na afloop van het afscheidsritueel. Dat laat ik natuurlijk op de clip staan.[videoclip: begroeting.avi],  [videoclip: afscheid.avi].
Bij de weg waar onze minibussen elk een kant opgaan nemen we nog een sodaatje. Faith zal me missen, zegt ze. Ik haar ook. Maar ja wat moet je. Ik kan vast voor mijn vertrek nog een keer komen. Ik bel wel. Ze kijkt me met een blik aan alsof ze zich geestelijk geheel uit haar gezichtspieren heeft teruggetrokken. Ik leg uit: telefoon. Oh dat. Wat had je dan begrepen? Ze wil het niet zeggen.
Ze krijgt een zakmes en een T-shirt van Piet (met "Ik ben Musoga" erop en het logo). Ik heb haar nog geen geld voor de minibus gegeven, zegt ze. Ik geef haar tien maal de minibus. Ik overweeg om als ik in Nederland uit mijn juridische en financi�le worstelingen ben haar het geld voor de bouw van het huis renteloos te lenen en gedeeltelijk te betalen als contante waarde voor de huur van een kantoor voor de Kamuli dependance van de Stichting MIND. Daar hou ik natuurlijk stijf mijn mond over.
Het stuk onbenul van mijn taxi vergeet bij het opbergen van mijn mugalabe achterin dat hij hem met de klep heeft vastgedrukt zodat hij bij de volgende opening op het asfalt klettert. Vloekend eis ik hem op mijn schoot. De bus wordt verder volgeduwd en met mij in volstrekte ademnood achter mijn mugalabe geklemd stopt hij na een uur boemelen bij mijn rotonde. Omdat ik achterin zit denken de zeven mensen v��r mij die achtereenvolgens elkaars weg naar de uitgang versperren, waaronder twee moeders met baby, er even achter elkaar uit te moeten. Deze kolossale muzungu geeft echter zijn mugalabe en rugzak uit de achterklep aan een toeschouwer waarna hij zich langs dezelfde weg naar buiten wringt. De zeven, die niet achterom kijken, worden vervuld van onbegrip weer in het busje gepropt.

Dinsdag augustus18, 1998

Dutroux is weg. Wij denken dat de komst van de dertig jongens hem heeft doen verkassen. Net nu mijn val het stadium van absolute perfectie heeft bereikt en ik droomde van een buurtfeest in mijn tuin met aap aan het spit.
Buurman Vincent heeft veel kinderen en jonge volwassenen op bezoek. Een weet hoe zijn motor werkt en geeft de anderen les in starten en optrekken. Recht voor de veranda. Een oorverdovend lawaai en de rook trekt mijn huis binnen. Ik kijk buiten door het gaas van ons hek.
Are you teaching?
Yes, klinkt het stralend.
Ik heb dit huis van Vincent en ik woon hier voor niets, dus geen kapsones, Bert.
Vandaag had ik tijd voor de foto die ik beloofd heb van Grace temaken v��r het Jinja kantoor van de New Vision. Waar gaan we een sodaatje halen? Bij de Sailing Club! Roept Proviah. Denkend aan haar franterig smoeltje en hermetische kritiek op dit etablissement de vorige keer ga ik er onbegrijpend toe over de meisjes van samen nog geen negentig kilo te overtuigen dat ��n van hen achterop en de ander op mijn stang moet. Proviah heeft echter geld op zak voor een bodaboda en weet zo mijn plannen te dwarsbomen.
Grace heeft vandaag geen assignment dus die kan weg, vindt ze. Ik blijk al enkele van haar artikelen in de New Vision gelezen te hebben. Ze doet alles, specials (gezondheidszorg in Jinja), human interest (jaloerse vrouw verdwijnt na verscheuring diploma’s van man) en hard stories (jongen in waterval verzopen, doodsoorzaak: natuurlijk). Nu heeft zij een onderzoeker gevonden, zeg ik. Die vergelijkt de levensvisie van Europa en Afrika. Is dat niets voor de New Vision? Dat zou wel eens kunnen.
Een emailpoging in Het Baptistenhotel God Bless You, met in de hal een grote poster met bloedgeile roomblanke Spicegirls aan de muur strandt schromelijk op de kwaliteit van de telefoonlijn naar de server in Kampala. Dan doe ik in de avondschemer boodschappen op de markt met Proviah. Ze raakt gestresst van alle op mij gerichte blikken. Ik tracht haar uit de plooi te krijgen door even mee te swingen met de muziek bij een kraampje, doch dit brengt over de hele markt commotie teweeg en doet Proviah in afschuw sissen dat ik gewoon moet doen dan doe ik al gek genoeg. Burgertrut.
Eenmaal op de heuvel word ik voor supper uitgenodigd. Moeder is niet thuis, Proviah staat te koken, vader blijkt, nadat ik heb aangeboden de pindasaus te roeren, dertien jaar geleden doodgeschoten door dieven, de kinderen zijn alle negen van dezelfde vader en de jongste, de tweede onder Proviah, zat nog in de buik. Pa heeft dus snel en goed zijn best gedaan voor hij de kogel kreeg. Hier vervolgens niet, zoals normaal, de grote broers die voor kleine Proviah zorgden, maar kindermeisjes. Die verschenen dan na een vakantie niet meer en dan kwam er een andere. Ze ziet er geen meer. Hun Moeder Mary doet sociaal werk voor het diocees. Die is op cursus. Dit is de welvarendste zwarte familie die ik nu ken. Huis met goede cementen vloeren, elektrisch fornuis, zithoek, eethoek, wel natuurlijk de meisjes met hun drie�n en de jongens met hun vieren samen in een klein slaapkamertje, maar wel kleurentelevisie met zelfs helemaal niet veel sneeuw, ze telen niets behalve wat banaan, kopen alles op de markt. Het huis is van het diocees, natura-onderdeel van Mary’s salaris. De jongens, voor zover van school, zijn werkloos of hebben rotbaantjes, oudste dochter Elizabeth is manager van een tekenkantoor van een architect in Kampala. Dan komt Grace, op de journalistenschool in Tanzania en nu als vakantiebaan journaliste bij de New Vision dus dat wordt wat, dan een heel mooi meisje dat zo weinig zegt dat ik haar naam niet eens weet, ik noem haar het Stille Stuk en dan Proviah, net van school, wil rechten studeren, de kans dat dat gaat lukken is klein. Het gaat zo, was mij op de Sailing Club eindelijk behoorlijk door Grace uitgelegd: een gedeelte van de studieplaatsen is collegegeldplichtig. Wie geld heeft kan studeren. Voor een ander gedeelte worden middelbare scholieren geselecteerd op grond van hun cijfers. Die betalen alleen boeken, kamer en eten. Wie door de Makerere Universiteit (Kampala) wordt geselecteerd en naar de Universiteit van Dar es Salaam wil kan dan onder dezelfde condities naar Dar es Salaam in het kader van een uitwisselingsregeling. Het aantal goedkope plaatsen is de laatste jaren gereduceerd, het aantal betaalde plaatsen uitgebreid. De kans op selectie voor een goedkope studieplaats is kleiner geworden, met name bij gewilde opleidingen zoals Proviah’s rechtenstudie, die volgens iedereen uitzicht geeft op banen waar je met corruptie flink wat binnen kunt halen. Wie weet wordt ze uitgenodigd voor geschiedenis of litteratuur maar dat noemt Grace "flat courses", er wordt weinig aandacht aan besteed en het levert geen positie op de arbeidsmarkt.
Er blijken nog twee jongetjes onder Proviah te zitten, op de boarding school. Komen binnenkort thuis voor vakantie.
Koken kunnen ze allemaal, dus heerlijk gegeten.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 20 augustus 1998

Dutroux is wel weer gesignaleerd maar heeft zijn dagelijkse beweging wat verlegd. Hij raakt zelfs geen bananen meer aan die buiten de kooi liggen dus ik begin Piet te geloven die zegt dat hij de ontsnapte graver is. Het is 06:00 uur, er zit een krant voor mijn raam geplakt met een gat erin en vlak voor mijn raam liggen twee grote bananen. Gisteren heb ik geoefend met boogschieten. Overal staan streepjes: op de boog, op het touwen op de pijl. De pijl heb ik scherpgevijld. Vanaf drie meter heb ik inmiddels een standaarddeviatie van een centimeter of acht. Dat lijkt me een procent of vijftig kans op een dodelijke treffer. Mijn bananen liggen nu zelfs dichter bij. Dutroux vermaakt zich bij de honden. Ik typ achter mijn hor aan mijn dagboek. De boog ligt met pijl streep op streep op de grond klaar. Ik moet tien centimeter rechts erboven mikken.

Paul, oudere broer van Proviah is gistermiddag teruggekomen van Makerere met uit de hand lopende malaria. Om een uur of zes gingen ze naar het ziekenhuis. Ze betaalden, men gaf hem water. Geen infuus of andere medicijnen. Bent u een dokter? Vroeg Grace wantrouwend. Jazeker alles onder controle. Na een uur gelooft Grace niet meer dat het een dokter is. Ze eist haar geld terug om op zoek naar een ander ziekenhuis te gaan. Na veel soebatten krijgen ze het. Grace hoort bij vertrek ergens nog iemand zacht sissen: zie je wel? Nu zijn we een klant kwijt!
Toen was het elf uur. Met een half omvallende Paul in nachtelijk Jinja, de kans op dokters inmiddels erg klein geworden. Uiteindelijk gaat hij in het Islamic Hospital, een voor Jinjajenese begrippen schoongehouden oude villa, op een riant gazon, op een bed met gewassen lakens die zelfs nog bijna geen scheuren vertonen aan het infuus. ‘s Ochtends er geen malaria meer meetbaar, maar als ik hem bezoek brand ik mijn hand bijna aan de zijne. Tyfus. Daarmee voelt hij zich al een stuk beter, zegt hij.
Ik wil naar Father Brugman in Kisumu, een Kenyaans havenstadje aan de Noordoostkant van het Vistoriameer. Na het ziekenhuis rijd ik door naar het reisbureau (ja ja, met een counter, een zitje, posters en, uniek, behang op de muren, hoewel drie verschillende soorten en niet helemaal overal). Er zijn twee meisjes. E�n die weet hoe alles moet en een ander die een klant vraagt wat hij wil en dan telkens dat andere meisje stoort om uit te leggen wat de vraag van haar klant is en te vragen wat ze moet zeggen. vrijdagochtend met de Gateway bus naar Kisumu? OK dan moet je nu betalen.
Ik betaal en kan morgen het ticket komen halen want dat gaan zij in Kampala voor mij kopen.
Krijg ik geen briefje mee?
Nee morgen het ticket.
Ik schrijf op een briefje: Bert Hamminga heeft ons betaald…. Voor een ticket vrijdagochtend naar Kisumu. Nu moet je hier tekenen, zeg ik.
Dat wil ze wel.
Dan zeg ik: waar stap ik in?
Bij de Esso.
Ik vertel haar dat er geen Esso meer is in Jinja, er was vroeger een Esso, die heet nu Gapco.
Bedoel je die?
Ja.
Hoe laat?
Acht uur.
Kijk dat schrijf je er dan onder, leg ik uit, dan heeft zo’n klant alles bij elkaar op een briefje.
Achter mij staat een jonge man de counterfolders te ordenen en vraagt hoe ik aan dat "Ik ben Musoga" T-shirt kom. Hij blijkt Richard, minister van informatie van Busoga en al twee keer bij Piets Cultural Research Centre, dicht wegens vakantie zonder briefje, geweest.
Ik duid hem ons streekje. Kijk zo’n T-shirt is toch een heel goed idee. Het lukt mij trouwens heel aardig om sommige gezichten op lichte scepsis te krijgen als ik beweer dat er in Nederland een hele kleine blanke Busoga stam is waar ik van ben, dit onder hilariteit kracht bijzettende met alle Lusoga kreten die ik ken.

‘s Avonds kom ik eindelijk de belofte na aan horlogemaker Peter, die bij de markt altijd op mijn fiets past, om voor hem eens een biertje te kopen. In de halfduisternis van het groene licht van zijn stamcaf� vertelt hij dat hij politieman is geweest en nu voorzitter van het horlogemakersgilde van Jinja, dat op elke hoek van de straat voor op de stoep over een glazen kastje zit te loeren en onderling collecteert voor als er een ziek is. De politie had hem ontslagen omdat hij steeds bij de markt horloges zat te repareren. Dat hij daardoor alles wist wat in de stad niet pluis was speelde geen rol want het argument van zijn nevenverdiensten diende een rivaal die op zijn baantje aasde. Peter zei, laat die politiefooi maar zitten, ik repareer wel horloges. Ondertussen blijft hij met zijn ogennetwerk van horlogemakers boeven vangen.voor particulieren. In zijn buurt, geplaagd door jonge boefjes, zegt hij, alsof het konijntjes zijn, noemt men hem geen Peter. Ik moet vragen naar Stsjoertsjie Man (security man). Bij het aan de orde stellen van de lichte Yamaha 125 motor die father Vincent mij aanbeval maakt hij een van zich afgooiend gebaar. Verbruikt olie. Ik moet een Honda 125 CG hebben, niet de BD want dat is ook prak. Koop hem desnoods tweedehands. Die dingen rijden altijd. Nooit gedwongen olie verversen, alleen wanner je toevallig ergens goede olie ziet.
Is het litteken op zijn hoofd van een motorongeluk? Nee dat was een zwager die wou boksen. Nou had hij gezegd, de regels van boksen ken ik. Zwager had een deukje in het voorhoofd van Stsjoertsjie Man weten te poken voor hij zelf plat ging. Daarna had Stsjoertsjie Man hem bij diens baas laten ontslaan wegens overtreding van boksregels in een door hemzelf voorgesteld boksgevecht. Maar die boven de wenkbrauw, die was wel van de motor. Hij was met duopassagier onderuit gegaan achter zijn motor aan de bush ingegleden waarna motor, berijder en passagier tegen een boom weer bij elkaar waren gekomen. Van zijn kleren was weinig meer over geweest, hij had de motor gepakt (Honda 125 CG, alles kapot maar de motor liep natuurlijk nog), had de resten van zijn kleren zoveel mogelijk voor zijn edele delen gedrapeerd en gezegd: come we go! Zijn duopassagier moest daarna steeds vreselijk huilen. Op zijn vraag bleek hij niets te hebben. Na een half uur rijden kwam het eruit: zijn gezelschap huilde om het angstwekkende uitzicht: Stsjoertsjie Mans eigen hoofd lag boven de wenkbrauw volkomen open. Er hing een hele lap af alsof men was begonnen hem te villen en hij bloedde als een rund, druppels waaiden over de schouder achter de duopassagier op het asfalt. Waarom heb je dat niet eerder gezegd? Geen hechting, tegen elkaar gedrukt en bananenblad er onheen gebonden. Dat is stevig spul. Drie dagen het gezicht nauwkeurig in de plooi gehouden. Niemand mocht een mop vertellen. Ik had bij zijn wenkbrauw nooit iets gezien in zie nog niets.
Nadat we, tussendoor van onze opgetogenheid blijkgevend dat wij elkaar hebben ontmoet, onze littekens en bijbehorende indianenverhalen uitputtend hebben doorgenomen -ik moet als filosoof natuurlijk wat aandikken om mee te kunnen- blijk ik niet meer dan 7000 te moeten betalen voor die mugalabes, er volgt een technisch betoog over handel in mugalabes. Hij zal ook nog even informeren. Hij is 44, schat mij 30, haha ik ben drie jaar ouder dan jij, heeft een vrouw en misschien nu nog een. Daar heeft hij niet om gevraagd. Dat is zo gegaan: zijn eerste een vrouw deed stenen in zijn eten, de tweede bewaarde zijn geld niet en met de derde was ook iets. Die laatste was het nichtje van een goede vriend die hem uit de nood wilde helpen, hij was heel ongelukkig geweest na die twee eerste vrouwen, hij dronk wel een kratje pils per dag. Zijn vriend zei: go to my brother and take that girl. Hij ging kijken. Het bleek een leuk meisje en hij zei tegen haar: dit gaat niet van mij uit. Mijn vriend zei ga erheen. Jij kent mij niet, ik ken jou niet dus wat doen we? Ze zei: waarom neem je me niet ("why don’t you take me"). Verstandig meisje, naar mijn bescheiden mening.
Waarom ze weer wegging weet ik nog niet, maar daarna had hij begrepen dat het zo zat in de wereld: je had God en je had de Duivelse krachten. En je moest bidden. Hij voelde zich weer sterk worden als vroeger. Zijn eerste vrouw kwam terug. Hij liet haar binnen. Maar nu wou zijn tweede vrouw, policewoman, ook terugkomen. Als ik zondag langskwam was zij bij hem op bezoek en kon ik ze alle twee zien. Hier had hij niet om gevraagd maar als het dan zo was dan was het zo. Als ik zijn eerste vrouw was zou ik maar akkoord gaan. Wat wil je nog meer dan twee scherpschutters in het gezin.
De kracht van een man komt van God, zegt Peter maar hij kan het kwijtraken en daarbij zijn vooral vrouwen gevaarlijk. Dat kan ik natuurlijk gretig beamen mede namens de dienstdoende President van Amerika.
Peter zei nog veel andere dingen die ik niet begreep. Ik ga als kind te werk, stel mij tevreden met al het nieuws dat ik w�l begrijp, sla mij niet voor het hoofd over het missen van dingen en ga dan ook niet onmiddellijk krampachtig verduidelijking vragen. Die kwesties komen vanzelf terug. Hij biedt aan mij naar Rubaga te begeleiden. Daar weet ik hem vanaf te brengen door op lichtelijk overdreven wijze de angstige reacties van mijn medeweggebruikers op mijn in de nacht voor hun begrippen gigantische lichtgevende lichaam te schilderen. Bij het afscheid druk ik mij een grinnikende Stsjoertsjie Man aan de borst. Tot zondag.

Voor Grace had ik ‘s ochtends al een stukje geschreven over mijn onderzoek voor eventueel een artikeltje:

Comparative Economic Rationality

A research project by Bert Hamminga

I am a philosopher from the Netherlands doing research into the differences between European and African philosophy.
In both continents, philosophy is much more than academic. It is the way in which all people in a culture look at life generally. When people grow up they learn about such things as life, death, man, woman, relations, truth, good, bad, time, respect, knowledge, work, money and many more. European children learn sometimes the same but sometimes also very different ideas. It is impossible to decide which of the two is better. Both philosophies grew in their own environment and perhaps both Europe and Africa are best off with their own philosophies.
But Europeans and Africans can learn from each other. I for instance learned from Ugandans to sometimes be a little late because I met a relation whom I paid attention to. That is "bad" according to European philosophy: to Europeans the watch is the absolute master that should be obeyed at all times from rising to sleeping with minute preciseness. Two minutes late at work will cause you frowned faces. Europeans often "have no time" for friends, greet quickly and pass. Perhaps that is why they are richer but much lonelier. To compensate their loneliness they get anxious to have bigger cars and larger houses and work almost every minute of the day to get them. Once they bought them they will take no time to enjoy because they continue working for more and more. It is nice to have good things but Europeans made it into their religion. And many suffer from that. They are not happy. There is not always reason to envy them for what they have because they paid a very heavy price.
The most important difference between the Ugandans and the Dutch is what they answer to the question: what do you have? The Dutch will say: I have a car, house, TV set, on the bank I have so and so much money, etc. De Ugandan will say: I have a husband and I have four children and I have a mother, a grandmother, four uncles and six aunts.
Though I am a Dutchman I am not a normal Dutchman because I myself do very much prefer the Ugandan answer. That is why I think Europeans can learn a lot from Africans to regain important values Europeans lost: time, that is attention, for the people around them. As a result of too much working in order to produce and purchase all kinds of commodities pollution is a big problem in Europe. By relaxing a little bit and pay more attention to relations and relatives Europe could become happier and cleaner.
On the other hand Ugandans could learn from Europeans. In Uganda many things could be improved very easily provided people would be a little bit more conscious about time and future, to make agreements more precise and fulfill them more exactly. That is in my opinion the strong point of most Europeans: if they have agreed with me to supply bricks at 7:30 AM so that my workers can start at dawn to make my wall, the bricks will not be there at 7:31 AM but at 7:30 AM! A very precise agreement was made about something to happen at a point of time in the future, the future was kept firmly in mind and the agreement was fulfilled exactly.
Other differences between Holland and Uganda concern responsibility and respect. In Uganda, like in Holland, those who have responsibility have respect. But in Holland everybody with responsibility should earn his respect every day by doing what he or she is supposed to do. In Uganda, responsibility often seems so heavy to carry that you can do absolutely nothing besides carrying it! In Holland, someone merely carrying responsibility without doing something would very quickly loose both responsibility and respect to another who is more active in working at the problems he is supposed to solve. Though in both countries there are many exceptions to the rule in Holland respect is gained by working hard and having results and in Uganda respect is often gained by mere responsibility.
Uganda could do better if its best minds would not be judged by the responsibility they acquired but by the results they booked. A poor man who succeeded to make a rain gauge to reduce the time his children carry water en thus increase the time they can work for school deserves respect though he may have little responsibility. A high civil servant only delivering boring and long speeches about things he says are important though everybody knows he is not going to anything about them, has a lot of responsibility but does not deserve respect. Once everybody feels that respect comes from results, the good people will slowly get at the right positions in society. Democracy and free press are very important to spread knowledge about results people achieved and failures people made. The effect of truly free information to the people on the wealth of everyone is tremendous. When you see people withholding information you can always be sure this is good for a few but detrimental to the general welfare of the country.
Careers of the good minds in Uganda are responsibility-directed rather than result-directed. As a result too many people aspire university education and Uganda lacks people who can improve the technical problems in the country: respect deserves the worker who can repair the electricity net in such a way that it will not break again in the next storm. Respect deserves the worker who succeeds in keeping telephone switches working all day every day of the week. Respect deserves the woman who digs the land in time to grow the crop for the school fees. Respect deserves the worker who keeps the water pump going, who builds and repairs the sewage that saves the children from dying. If such people get they respect they deserve there will soon be many more of them. Who will prefer unemployment after an academic graduation with a handsome hat and dress but no acquirement of useful capabilities to such beneficial technical professions? Such a preference can only result from an improper distribution of respect in a society. And respect is made not by leaders but by all people. Respect is part of the philosophy of life in a culture.
"Future" is a word that both Europeans and Africans know. I have learnt from the African philosopher John S. Mbiti how the African "future" differs from the European one. Mbiti successfully explained it to me in his book "African religions and Philosophy" because he took the trouble of learning the European concept of time and thus understood how to explain the African concept of time to Europeans. A very good result deserving respect!
To Europeans time is a set of stripes drawn on the tarmac that is on the road on which we drive. We drive at exactly constant speed so we know exactly when we will cross these stripes. There is one big stripe every hour, a small one every minute, a very small one every second, and so on. Europeans feel sure the road is straight, regular and goes on forever. Their journey stops when they die but dying soon is not a real possibility to most of them. Their agreements with each other, for instance about future deliveries and payments are very precisely drawn on this tarmac. If they fail to pay or deliver at the moment the vehicle of time is on the agreed tarmac stripe they are in big trouble and probably loose their customer and all his friends. So agreements made often cause Europeans to be very nervous.
Africans have no such unshakeable belief in the future. Constant speed over regular tarmac might be possible but the car might as well break down, floods could take the road and a relative might be met. Africans do not like to waste much attention to the future. They regard that as speculation. The chance of the future being what we expect is considered low. Why loose energy to such hypothetical considerations! Instead of hours and numerical dates Africans traditionally rely on emotional marks of time, like when you were born, when you married, when you had you first child, when there was a war. But as far as the future is concerned these marks are still to be made and the African typically considers his or her influence on that as small.
As a result of its hypothetical nature, to Africans a certain future point in time seems further away than to a European. Waiting for the start of a play by the Ebonies in Jinja I met a Ugandan sister who just returned from her first visit to London. I asked her: one Ugandan week, how many London weeks would it be. She immediately understood my question, did not think long and said: six.
This would have tremendous consequences: it means that in one week’s hard work a Ugandan suffers six times as much as a Londoner. If he is free for one week he enjoys six times as much as a Londoner. If the number six would be a reasonable estimate, which I would be inclined to think, it would be very irrational for a Ugandan to work as hard as a Londoner especially when you add that the Londoner feels sure about the future enjoyment of his working results and to the Ugandan the future is very unsure and hypothetical.
Whether six or another number, to a Ugandan as compared to a European the present is larger and the future is smaller. Future enjoyment is more real to a European and he is willing to work now in order to fill his future with enjoyment. This future is "big" to him and he likes it to be filled with enjoyment. To a Ugandan the same work, requiring the same number of hours, occupies his present which is something very large. The sacrifice is very high. The reward, filling his future with enjoyment, is low because his future is small.
That explains why we do not see enough rain gauges, proper sewage, people sitting before houses that have roofs with wholes (in some African languages, "living" and "sitting" are denoted by one and the same word!).
If you have money you could save by living as if you were poor. If you are poor you could save by living as if you were very poor. But you would suffer in your present, which is much bigger than that of saving Europeans (or for that matter, Indians, who should be mentioned because many of them got rich after starting with very little, yet not consuming, but investing it), and enjoy in the future which is much smaller than that of the enjoying Europeans and Indians. All this means that for an African who adheres to his culture, to take it more easy in life than a European or Indian is understandable and rational.
Growth of wealth is mainly determined by saving and using your savings to buy and make durable equipment that permanently increase the result of your work, like improving your garden, the equipment and medicine to keep your cows in shape, all kinds of improvements of your house en household equipment that increase health and security. Then more children will survive. Then people will have less children. Then children will expect a bigger future before them and their present will shrink. Then they will feel the personal advantage to save more and work harder for their future. Then they might become like Europeans, if they want.
I hope they will be a very little bit more like Europeans in cherishing the future somewhat more and planning it somewhat more precisely but will not go as far as Europeans to concentrate almost exclusively on the acquirement of commodities, neglecting the people surrounding them.

De familie Kafuko vindt het verhaaltje wel duidelijk. Grace komt laat thuis van de malariabroer in het Islamic Hospital, leest het hangend over de eettafel bij het licht van de televisie en zegt al een idee voor een artikel te hebben. Ik moet nog even vertellen waar ik overal geweest ben. Gelukkig dat ik al die namen altijd vraag en opschrijf.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, zondag 23 augustus 1998

Wederom dient een zwaar gat in het dagboek gevuld. Dutroux komt niet meer bij mij. Zelfs naast de val op de binnenplaats en ook voor mijn raam pakt hij geen bananen meer. Nu heb ik achterin de hoek van tuin waar de achtermuur en zijheg bij elkaar komen een schiethut gemaakt met uitzicht op de honden van het Mill Hill Formation House. Zodra Dutroux daar verscheen werd hij weggejaagd door de tuinnegers aldaar, zogenaamd om een nieuwe val te maken, maar dat hadden ze de hele dag al kunnen doen en met Dutroux als pottenkijker maak je niet snel iets waar hij intrapt. Dat dat was het niet. De werkelijke reden is dat Formation House beheerder Jos inmiddels een prijs op het hoofd van Dutroux gezet heeft. Ik ben nu hun concurrent. Liever Dutroux alive and kicking dan door mij omgelegd.
Bij donker ben ik nog bij de familie Kafuko waar zich een schitterend fel gesprek ontwikkelt over werk en business. Een van de jongens wil in het parlement. Ik zeg: dat willen er zoveel, zou het niet beter voor Uganda zijn iets te doen waar een ander te beroerd voor is? Er zijn te weinig riolen, de waterleiding en de stroom vallen vaak uit, de wegen zitten vol gaten, de mensen hebben van alles niet. Waarom wil je in zo’n situatie nou in het parlement gaan zitten lullen?
Grote adhesie van de dames, moeder incluis.
De heren gaan zich verdedigen: je moet goede diploma’s hebben en dan kun je een verantwoordelijke baan krijgen bij een instelling met reputatie.
De dames vinden dat je gewoon iets moet kunnen en dan je eigen klanten zoeken die betalen. De ellende in Uganda begint juist bij werken bij een baas want die baas die zit geld op te strijken zonder er iets voor te doen. Self employment, dat is het.
Ik ontpop mij hier, een beetje tot mijn eigen verbazing, als een propagandist van de burgerlijke maatschappij en stel dat een land ook politiek stabieler wordt als er meer mensen komen met een eigen zaak. Die willen geen politici met allerlei fantasieverhalen, die willen geen overheid die zich de hoeder van het volk waant, die willen gewoon een overheid die een goede conci�rge is voor het huis Uganda, zonder kapsones. Niet die operetteachtige vaderlandsliefde. Nee! Wegen repareren, niet het geld uit alle ondernemingen persen waarvan je ontdekt dat ze een winstgevende activiteit hebben verzonnen, maar de ondernemers zelf het geld laten houden om opnieuw winstgevende dingen mee te doen. De mensen zelf hun land laten opbouwen in plaats van er speeches over te houden en vervolgens het ervoor bestemde geld zelf in je zak steken. Kijk die Indi�rs roep ik, die kunnen het!
Nu krijg ik de jongens over me heen: die Indi�rs isoleren zich. Ze willen geen deel uitmaken van de gemeenschap. Ze verdienen aan ons door duur te verkopen en ons voor een hongerloon te laten werken.
Moeder hakt een flinke bres: waarom worden ze niet als voorbeeld genomen? Waarom gaan Ugandezen zelden als Indi�rs te werk? Ugandezen willen toch net zo goed rijk zijn? Van Indi�rs kun je wat leren!
Nu willen de jongens wel even zeggen dat ze helemaal niks tegen Indi�rs hebben maar….ze profiteren zonder deel te worden van de samenleving.
Ik toon mij eens met de gedachte dat Indi�rs beter zouden moeten beseffen dat het gevaarlijk is als zoveel mensen geen flauw benul hebben van de volstrekt onmisbare functie van de Indi�rs in de samenleving. Dat Ugandezen dat pas hebben begrepen toen er een jaar na het wegsturen van de Indi�rs door Amin niets meer te krijgen was, alles smerig, grijs en grauw werd, ging stinken en lekken.
Dan komen we te praten over hoe een mens verandert als hij zelf een zaak begint. Dat je dat niet leert bij al die cursussen "Business Administration" waar je aan het eind met een mooi pak en een vierkante pet een diploma van krijgt. Dat leer je door te doen. Dat leert een Indi�r in de zaak van zijn vader waar hij eerst een klant helpt, dan mee inkopen gaat doen, dan gaat helpen personeel te begeleiden met productie en verkoop en tenslotte meepraat over eventuele nieuwe plannen en veranderingen. Je kunt als Ugandees met al je diploma’s business administration de buurman van een Indi�r zijn zonder een flauw idee te hebben hoe zo iemand eigenlijk denkt. Hij kan geld verdienen en jij hebt alleen maar een diploma.
Dit zijn lastige dingen voor de heren want hun waardenpatroon en ambities zijn anders uitgekristalliseerd.
Moeder en Grace blijken echter zelf al veel beter opgelet te hebben als er Indi�rs in de buurt waren.
Als ik het extreem stel is het mannelijk ideaal in Uganda om na het behalen van enkele prestigieuze diploma’s aangenomen te worden hetgeen inhoudt: een stoel, een tafel om je krant op te leggen en een salaris. Liefst ook nog wat collega’s voor de gezelligheid. Je belangrijkheid meet je af aan de hoeveelheid geld die je priv� in je zak steekt bij elk contract dat je namens je werkgever afsluit. Het is geen probleem als af en toe een bevel moet worden gegeven of een toespraak moet worden gehouden, maar werken, dat wil je niet en daarom ga je juist studeren, toch?
Vrouwen zijn gericht op het bereiken van praktische doelen: iets doen waar iemand wat aan heeft, die daarvoor betaalt zodat jij met het geld weer iets kunt doen waar jij wat aan hebt.
Waar dit verbluffende verschil ontstaat is mij nog niet geheel duidelijk want tot je twaalfde is je geslacht nauwelijks van belang bij de aard van je activiteiten, huishoudelijk en op school, al worden meisjes gauwer van school gehaald bij toename van de huishoudelijke taken.
Hoe dan ook, van zijn vrouwen moet Uganda het grotendeels hebben. Ze zijn ook betrouwbaarder met afspraken. Maken vaders schoolgeldschulden dan zie je daar in principe niets van terug, vertelde een zuster van de White Fathers die een schooladministratie voert, doen moeders het dan heb je een hele goede kans dat ze op een goede dag met het geld aangelopen komen. Uit onderzoek blijkt dat landbouwhuishoudens (het modale huishouden in Uganda) het beter doen als door enigerlei oorzaak een vrouw de leiding heeft. Het lijkt in eerste instantie ook een goed idee van Museveni om vrouwen in de politiek te propageren, alleen blijkt dat types uit te lokken die het mannelijk rolmodel volgen en dat dan juist vanwege hun vrouwzijn zo mogelijk nog dieper tot in het stadium van de parodie overdrijven dan de mannen zelf al doen. Als je die vette zwartgebrilde met gesperde ogen rondkijkende teringwijven in hun soepjurken op TV ziet ben je al kotsmisselijk voor ze hun arrogante rotbek open hebben getrokken. Eentje had met een presentator van UgandaTV afgesproken en was niet verschenen waarop de brave, op het vertederende af sympathieke man naar huis gegaan. Twee uur te laat verscheen Madame de Minister, constateerde zijn afwezigheid en liet hem op staande voet ontslaan. Dat was de volgende dag omgezet in "suspension", het regent ingezonden brieven, op verzoek van Grace ook een van mij die ik Goddank nog niet in de New Vision heb gezien en het schijnt dat mevrouw even moet begrijpen dat sinds Amin in Uganda iets veranderd is. Als een vrouw hier "man" wil zijn (een "man" gaat diploma’s halen en dan zitten lullen en ondergeschikten koeioneren) berg je! Voor wie Moses Isegawa heeft gelezen: beware of Hangslot.

En toen vrijdag naar Kisumu waar Hans Burgman, auteur van een geweldig artikel over Afrikaans denken dat ik eind vorig jaar van Father Willem van Achelet te lezen kreeg waarna wij in zijn fourwheel drive naar het volgende dorp zijn gesukkeld om er voor mij een fotokopie van te maken. Het artikel heb ik inmiddels laten publiceren op internet maar die hele Hans had ik nog nooit gezien!
De bus van acht uur bij de Esso die nu Gapco heet kwam keurig om kwart voor negen, zette de blik op het oneindige Oosten, trok op naar ruim 120 om daar zelden meer beneden te komen, potholes, dorpjes en heuvelop meezwoegende vrachtwagens ten spijt. We doen niet aan schokbrekers dus je voelt je als op een boot in de deining. Vanaf de oude gerieflijke stoel met lange rugsteun, zelfs mijn hoofd kan erop, lees ik de waarschuwing geen voedsel van medepassagiers aan te nemen want dit blijkt soms gedrogeerd. Buurman heeft vervolgens alle tijd om jou v��r Nairobi in vredig slapende toestand te controleren op zaken van economische waarde.
De grens. Met hoge hekken ervoor na ieder voertuig weer worden gesloten. Ik moet "solliciteren" naar een visum. Mijn dertig euro tarief is goedkoop zie ik op de handgeschreven prijslijst die mij verboden wordt te filmen. De Britten betalen honderd "on the basis of reciprocity". Vele Europese landen tussen de zeventig en tachtig. Als dank voor de ontwikkelingshulp. Muzungu price: voor een Ugandees betekent dat twee maanden twaalf uur per dag werken aan de dam.
Dan ga ik buiten de vlag filmen. "Don’t do that!" , klinkt het als gebruikelijk. Veel negers denken een centje te kunnen verdienen door een muzungu te verbieden te filmen tenzij hij even betaalt. Mijn beproefde reactie is het gedrag na te bootsen van de negers door wie dergelijke mensen gekoeioneerd plegen te worden: "You shut up!" zeg ik hard zonder mijn oog uit mijn camera te halen.
De menigte omstanders barst uit in een lachsalvo.
Mr Don’t-Do-That beent gekwetst naar het immigration hokje en komt terug met een korporaal.
Of hun vlag geheim is, vraag ik.
Discussies doen we op het bureau is de repliek.
Voorop de korporaal, dan ik, dan Mr Don’t-Do-That, naar wie ik woedend achterom kijk en sis "I’ll find you".
Dat vindt hij duidelijk niet leuk.
De korporaal en ik zijn buitengewoon vriendelijk tegen elkaar. Mijn paspoortnummer en naam worden in een "gasten"boek geschreven.
Is Kenya een vrij land, vraag ik belangstellend.
Buitengewoon vrij, verzekert de korporaal, maar die lui die de Amerikaanse ambassade een paar weken terug hadden gebombardeerd hadden een dag eerder ook staan te filmen. Geen overheidsgebouwen filmen, adviseert hij.
Nu komt Mr Don’t-Do-That uit eigen beweging met een plastic kaartje tevoorschijn met naam en nummer, hij vindt zichzelf "officer".
Ik bestudeer het nauwkeurig doch hij trekt het telkens weg voor ik het lange nummer geheel in mij heb opgenomen.
Ik geef mijn korporaal een hand en dan ook Mr Don’t-Do-That. Zeg de volgende keer eerst dat je een officer bent voor je mij wat gaat verbieden.
Zeg de volgende keer niet you shut up, repliceert hij.
Als ik over de drempel ben roept de korporaal nog eens mijn paspoortnaam: Lambertus!
Ik draai me om en hij maakt een verzoenend gebaar.
Ik voel het: wij gaan elkaar verder geen last bezorgen.
Op weg naar de parochie van Hans Burgman lopen mannen over een kruispunt met ��nassige handkarren ter grote van een serieuze aanhangwagen met vrachtautoassen en dito banden eronder. Uit de grote ijzeren bal in het midden van de as komt soms een stuk aandrijfstang dat nog meedraait.
"What are you doing?" Vraagt een man mij.
Voorzichtig geworden vraag ik: "Who are you?".
Hij specificeert slechts zijn vraag: "Are you filming this building?".
Ik zeg dat ik om security reasons nooit informatie geef aan personen die zich niet bekend willen maken.
Hij zegt dat ik hier moet blijven en verdwijnt om de hoek.
Ik bestudeer het gebouw. Het ziet er goed uit. Een eindje verderop staat een soldaat met een geweer bij een deur. Ik besluit dat ik beter niet kan doorlopen. Ik acht een tegeninitiatief kansrijk en in ieder geval interessant. Als iedereen hier iedereen mag aangeven mag ik dat tenslotte ook. Ik loop naar de soldaat en begin: meneer ik wil u iets verdachts melden: ik stond hier op het kruispunt twee karren te filmen toen ik door een meneer werd aangesproken die niet wilde zeggen wie hij was en mij allerlei vragen ging stellen over mijn eventuele relatie met dit gebouw. Ik ruik ernstig gevaar voor de veiligheid van Kenya, en de goede betrekkingen met de bevriende naties. Het lijkt mij van groot belang om het verdachte sujet onverwijld te arresteren en aan een stevige ondervraging te onderwerpen .
Mr What-Are-You-Doing komt van binnen met een sergeant. De door mij verontruste soldaat had al iemand aan de telefoon maar dat bleek slechts een constable te zijn. Een minuut sneller en ik was in dezelfde hi�rarchische laag geweest, maar nu moet ik uit een ander vaatje gaan tappen, want ik wordt mee naar binnen genomen en voorgeleid voor de korporaal. Onderweg zeg ik karren te hebben gefilmd terwijl Mr What-Are-You-Doing zweert dat ik het gebouw filmde. Ik zeg dat Mr What-Are-You-Doing nu in de problemen gaat komen want ik ga mijn bandje voor de korporaal afspelen.
Mr What-Are-You-Doing wordt nerveus maar weet gezien het stadium waarin we nu zijn niets beters te doen dan volhouden: hij weet het zeker, ik heb het gebouw gefilmd.
Ik ben er niet helemaal gerust op of er niet toch een veegje gebouw op staat want ik stel altijd de camera met de rug naar het doel af om geen reacties te weeg te brengen.
De korporaal geleidt mij verder over het terrein van wat een gebouw van de Centrale Bank van Kenya blijkt, daarbij vriendelijk al mijn vragen over functie en indeling van het gebouw beantwoordend, zoals of er ook goud is en waar zich dat dan precies bevindt. Hij wijst met de vinger door het raam de goudopslag aan.
Ik laat mij ontspannen babbelend lovend uit over de orde en netheid van Kisumu waar ik zojuist was gearriveerd ter bezoek van een vriend. Dan is het moment aangebroken waarop ik in het bureau de film terugspoel. Terugspoelend met beeld zie ik dat er inderdaad geen spatje bank opstaat doch wel de film van de grenspost met een stop-filmen gebaar van Mr Don’t-Do-That (later thuis blijkt ook het Don’t Do That van Mr Don’t-Do-That en vooral het You Shut Up van Mr You-Shut-Up er buitengewoon helder op te staan maar geluid is gelukkig niet reproduceerbaar direct van de camera.). Ik wacht dus maar even tot dat stukje weer voorbij is, gelukkig staat er nog een stukje bus tussen dat aantoont dat ik geen censuur op de te onderzoeken passage toepas.
De korporaal is geheel bevredigd. Nu komt zijn baas erbij. Die wil het ook zien. Is ook geheel bevredigd.
Dan diens baas. Ook geheel bevredigd.
Als ik gretig aanbied mijn kunsten voor nog meer bazen van bazen aan te bieden in de hoop de directeur van de Centrale Bank van Kenya waar ik toch nog slechts een enkele bestuurslaag vanaf kan zijn te spreken te krijgen worden mij tal van handen geschud. Mijn naam en paspoortnummer gaan op een kladblok.
Nu is deze man in de problemen, zeg ik, wijzend naar Mr What-Are-You-Doing. Hij wist zeker dat ik het gebouw heb gefilmd.
Nee nou moet ik ophouden, er stond tenslotte toch een stukje prikkeldraad op de film dat eigenlijk nog bij de bank hoort dus dat had hij moeten hij rapporteren, "you must forgive him".
Ik geeft Mr What-Are-You-Doing een hand en sluit hem vervolgens onder goedkeurend gelach in mijn armen en geheel verbroederd met de Centrale Bank van Kenya neem ik afscheid zonder overigens een broodje goud mee te krijgen waar ik toch geleidelijk wel een beetje op was gaan rekenen.

"Mr Burgman I presume?", grap ik als ik als ik mij onaangekondigd bij de parochie vervoeg. Hans is even wat verlegen met mij want het is druk, er is een dode en vanmiddag geeft hij cursus. Ik stel hem gerust: ik heb hier een hele stad die ik nog moet filmen en dat wordt een tijdrovende zaak want voor elke halve minuut film sta je een uur onder arrest.
Pas maar op, zegt Hans.
Wij spreken af bij de avondmaaltijd en ik mag blijven slapen.
Het wordt tijd voor een colaatje met chapatti-kip. Ik heb echter nog geen Kenya shillings en dat blijkt bij de bank hier heel wat voeten in de aarde te hebben. Eerst wordt mijn $20 biljet uitgebreid op echtheid onderzocht. Dan ontrolt zich een ingewikkeld proces waarbij iemand een briefje schrijft, dat bij een ander inlevert, daarvoor weer een briefje krijgt, dat weer bij een volgende inlevert etc. In de loop daarvan krijg ik een kopie van ��n der briefjes. Blij tijg ik naar de kassier, daar liggen enorme stapels biljetten en twee ramen daarachter worden hele koffers bankbiljetten geleegd en geteld maar "mijn" geld is er nog niet. Na ruim een half uur is "mijn" geld er, met het origineel van het briefje waarvan ik de kopie heb en ik kan naar mijn restaurant. Het geheel begrijp ik slecht. Het doet me denken aan hoe ik een trui kocht in Tiruvanantapuram, Kirala, Zuid India: dame 1 overlegde met mij over het juiste truitje, gaf mij een bon mee voor het truitje waarmee ik betaalde bij dame 2 die mij daarvoor een andere bon gaf waarmee ik bij dame 3 de trui in ontvangst nam. Ondertussen waren overal doorslagen gemaakt die ‘s avonds naar ik aanneem zijn vergeleken. Indi�rs weten het: onbetrouwbaar personeel betaal je een derde, je neemt er drie en die zet je tegen elkaar klem. En ondertussen kan de klant ook weinig anders meer doen dan betalen voor hij met de waar het pand verlaat.
Bij mijn chapatti kip krijg ik bezoek van mijn bankpolitiekorporaal, de bovenbaas van Mr What-Are-You-Doing, buiten dienst in burger.
Of hij een biertje lust.
Wis en zeker.
Wanneer is men korporaal alhier?
Als men het kleinste takje van 75 meter van de boom schiet.
Wanneer is men sergeant?
Als men vanaf vijfentwintig meter het kleinste takje van de boom schiet.
En daaronder, wat heb je daar?
Constables. Een korporaal heeft twee sergeanten en dertig constables.
Ik opper dat de hogeren wellicht preciezer moeten kunnen schieten omdat ze altijd verder van de vijand af blijven staan.
Dit wordt ontkend.
Wat of ik wil doen.
Rondkijken. In de haven bijvoorbeeld.
OK hij gaat wel even mee.
Handen schuddend passeren wij zonder het betalen van de blijkens het bord voor bezoekers vereiste veertig cent de bewaking. Daar liggen de schepen, vooral naar Tanzania. Plastic huishoudelijke artikelen, olie, zeep gaat er weg. Mijn korporaal gelooft dat er niet veel terugkomt. De matrozen spreken over lappen katoen. De "tankers" voor Tanzania zijn tegen de twintig meter lange houten Giethoornse punters met een soort vrachtwagen olietransporttank erin en twee van de grootste Johnson aanhangmotoren er achter. Zeep gaat per zeilboot, latijns getuigd, goed onderhouden, maatje forse Lemsteraak. Er is zelfs een boottrein! De diesellocomotief die de goederenwagons erop rangeert is evenals de vrachtzeilboten bontgeschilderd in rood, geel, blauw en groen.
Verder ligt er nog een afgeschreven schip van het begin van de eeuw te roesten, twee andere grote schepen zijn lang geleden voor de kade gezonken en liggen daar nog. Ik film dat het een lieve lust is en de korporaal kijkt dreigend naar eenieder die daar bezwaar tegen lijkt te willen gaan maken.
Wat gaat de korporaal met mijn naam en paspoortnummer doen?
Nou wegflikkeren. Maar die lui moeten toch het gevoel houden dat ze zinvol bezig zijn.
Ik neem afscheid van mijn korporaal die ter voorbereiding van zijn nachtdienst wat gaat slapen en loop door de stad. In een moderne shopping mall zoals je in Kampala niet eens treft word ik door een gewapende "officer" gemaand niet te filmen wegen security en …..ter bescherming van het auteursrecht van de architect!
Ik schiet verder uit de heup. Dat hebben ze in de security opleiding niet gehad.
Een twaalf verdiepingenflat van een verzekeringsmaatschappij doet mij besluiten de portiers te vragen of ik naar boven mag voor het uitzicht.
Nee zeker niet: security h�?
Ik kan hun kosten vergoeden, opper ik.
Hoeveel ik had gedacht.
Twee piek.
Doe vier.
Nee ik heb twee. OK daar is de lift.
Bovenop het gebouw film ik de baai bij zonsondergang, de shopping mall in alle details, voor de verkoop en, niet te vergeten, het hele complex van de Centrale Bank van boven in elk detail.
Met father Hans ga ik na het eten in het donker voor het eerst de shanty town in waar in hun kapel een vrouw van dertig ligt opgebaard, ongetrouwde moeder van vijf kinderen, allemaal "onderweg opgepikt", zoals Hans het noemt. Na drie had ze al een serieuze geslachtsziekte op grond waarvan haar eileiders verwijderd waren en vlak daarna had ze dus nog even die tweeling gekregen.
Een hele lieve vrouw, zegt Hans, ook de ouders zijn heel actief in de kerk. Normaal ligt een vrouw bij de familie van haar man opgebaard maar omdat die er niet is weet men zich geen raad en ligt zij in de kapel. Ook het begraven dient in aarde van haar man te gebeuren en omdat die er niet is dreigt het een plekje langs de weg te worden. De enige bekende uitweg is om een man met het lijk gemeenschap te laten hebben. Daarna kan het in zijn grond begraven worden. En de pest is, zegt Hans, ze houden zich verder nooit precies aan welke regel dan ook maar hier kunnen ze niet omheen, vinden ze.
We worden volkomen murwgestoken in de TL-verlichte kapel met wagenwijd open deuren en ramen. Hans doet zijn clubsjaal om, pakt de afwasborstel en maakt alles verder in het Luo voor de overleden en overlevende ziel in orde.
Kom we gaan, zegt hij.
We hobbelen de shanty town weer uit naar zijn Club waarvoor hij net de contributie heeft betaald. Eerst even naar huis want hij gaat niet graag uit drinken "met die heilige spullen in de auto".
Hoewel zijn club is te goedkoop is voor de Indi�rs zitten wij duidelijk tussen de betere negers bij ping pong tafel en wedstrijdsnookertafel met tribune.
Echt vrij ben je als je goed in je hoofd houdt wat je zou kunnen doen, wat je wellicht van jezelf op dat gebied verwacht of wat anderen van je verwachten en dat dan niet doen, betoogt Hans. Die dag dat je iets zou doen dat ‘s ochtends blijkt helaas niet door te kunnen gaan, dat is pas een echte vrije dag. En het zwakke van de Europeaan is dat hem dat genoegen alleen smaakt als een actie door omstandigheden buiten zijn macht moet worden afgeblazen, terwijl het sterke van de Afrikaan is dat hij evenveel bevrediging put uit het eigenmachtig afgelasten van handelingen. De grote bijdrage van ons Europeanen aan het welzijn der Afrikanen, vervolgt hij, is dat wij hen op een enorm aantal dingen hebben gewezen die je zou kunnen doen. Het afzien van al deze voordien onbekende opties tot actie levert de Afrikaan een enorm extra welbehagen dat zonder Europeanen niet zou hebben bestaan. Verrek wat heerlijk dat we dat ook allemaal niet zullen gaan doen!
Houd je spullen goed bij elkaar, zegt Hans de volgende dag, vooral ook de videocamera want ook al begrijpen ze niet wat iets is, als het wellicht iets zou kunnen zijn voelen ze zich toch zeker verplicht het te stelen.
Blij met elk blijken van plichtsbesef toon ik mij onder de indruk en haal mijn overhemd over de camera aan mijn riem.
Hans wijst op een curieuze ijzeren constructie op de veranda. Die was van de week gestolen bij ��n van hun centra. De dieven waren door buurtbewoners achtervolgd, gepakt en daarbij werden zoals gewoonlijk (ook in Uganda) zo ongeveer al hun botten en gewrichten kapotgeslagen. Daarna ging de zaak bij de politie op rapport, voor wie zoiets routine is. Toch ontstond een serieus probleem, namelijk toen de naam van het ding in het rapport moest. De boevenvangers en eigenrichters wisten het niet wat het was. Men ondervroeg het gedeelte der boeven dat het bewustzijn nog niet verloren had. Ook zij moesten het antwoord schuldig blijven. Father Hans werd erbij gehaald en kon het verlossende woord spreken: het was een vruchtenpers.
Het loven en bieden is ook iets waar de creatieve muzungu veel kan bereiken. Jan van Laar, ook daar van de parochie, wilde bij een vrouw een paar borden kopen. Wat moet je ervoor hebben. Tien euro, zei ze verwachtingsvol. Neeee, zegt Jan tegen haar, zo doe je dat niet. Jij begint bijvoorbeeld viereneenhalf te vragen, dan zeg ik twee en uiteindelijk spreken we dan drie�neenhalf af. Zo gezegd zo gedaan. Ze was heel tevreden. Deze benadering ga ik zeker in mijn repertoire opnemen.
Indi�rs. Een van de aantrekkelijkheden van een bezoek aan Kisumu is dat de Indi�rs daar niet zijn weggejaagd zoals Amin in Uganda heeft gedaan. Kisumu zou derhalve een stad moeten zijn zoals als die oorspronkelijk in Uganda ook allemaal waren: gebouwd door Indi�rs voor Indi�rs met Afrikanen als grotendeels elders of tenminste in eigen wijken wonend personeel. En zo is het ook. Ik wist al dat een "Afrikaanse" stad nooit Afrikaans is. In Jinja en Kampala wonen er echter Afrikanen in de zwartgeblakerde naar onze maatstaven onbewoonbare resten van de huizen der vertrokken Indi�rs zodat je begint te verlangen naar een plek waar je de oorspronkelijk toestand van die steden een beetje kunt zien. En dat kan inderdaad in Kisumu. Het ligt aan het Victoriameer, net als Kampala en Jinja, er is een spoorlijn naar Nairobi (twee uur) en is dus geschikt voor handel en industrie. Dat regelen Indi�rs. Zij bezitten de winkels, banken en woonhuizen in het centrum en een uitgestrekte buitenwijk vol fantastische villa’s met hoge hekken, security (maar dan serieus), grote schotelantennes en dito BMW’s en Mercedessen. ‘s Nachts staan daar ook hun vrachtwagens. Heel wat mooier dan Wassenaar. Veel van die huizen waren vroeger voor mensen van de regering, zeggen de taxichauffeurs maar die kunnen het niet meer betalen. Trouwens de Indi�rs helpen in Kenya graag een handje mee met regeren, voorzover het ze interesseert dan tenminste. En ik heb niet de indruk dat ze wachten tot hun iets wordt gevraagd. Hun stemmenaantal is natuurlijk verwaarloosbaar maar dat schijnt helemaal geen probleem te zijn. Verder blijven ze, zo lijkt het, zo ongeveer in het kastensysteem denken en hier in Afrika is de kaste van hun personeel alleen makkelijker aan de kleur te herkennen. In India krijg je als buitenstaander in je dagelijkse strijd om je hotel en je treinkaartje van de Indi�r de indruk van een bedriegertjes die steeds maar krampachtig slim proberen te zijn. Hier in Afrika zijn het de doordouwers en mannetjesputters en, niet te vergeten, de slimmeriken die van achteruit de zaak alles wakker en scherp in de gaten zitten te houden terwijl iedereen zich uit de naad werkt. Met een Indi�r kun je praten, een afspraak maken, zaken doen. Zijn er Indi�rs dan komt er wat tot stand. Geen geintjes, geen gelul.
Het is verbluffend om de Indi�rs te vergelijken met de blanke ontwikkelingswerkers. Er is een overeenkomst: ze doen allebei iets met geld en negers. Maar dan houdt het ook op, met name omdat de ontwikkelingswerker er geld instopt en de Indi�r het er juist uit haalt. Voor de ontwikkelingswerker/missionaris is zijn geld iets waarmee hij goed wil doen. Hij betaalt een ruime prijs voor de arbeid en het product van de neger en wordt daar achter zijn rug door de neger om uitgelachen. Het ontwikkelingsgeld is voor de ontwikkelingswerker een soft drug waarmee hij het contact met de werkelijkheid verliest. Hij wordt verneukt en laat het er bij, want die mensen hebben het ook niet makkelijk, ze moeten het leren, ze hebben het geld nodig en zulk soort flauwekulredeneringen. Dan gaan ze, dat is hier de kreet, "income generating projects" opstarten: een beetje timmeren, metselen, kleren maken. En dat gaat dan verlies lijden want het loopt niet en er wordt gefraudeerd. Als het "project" weer in dreigt te storten gaan ze weer naar Europa om de wilde ganzen te laten vliegen. Hoofdschuddend geven ze dan de negers de schuld.
Nee, dan de Indi�rs! In hun kapitale villa’s verdiend met de arbeid van negers. Die zijn hier al honderd jaar bezig met "income generating projects"! Voor zichzelf dan wel te verstaan. Ze betalen de neger zo weinig mogelijk en die minimumgrens weten ze precies. Ze benutten werkelijk alle talenten die zo’n neger heeft en zij kennen de talenten van de neger precies. Heeft een neger in Kisumu een talent dan kun je er vrijwel zeker van zijn dat dat door een Indi�r wordt ontdekt en ten nutte gemaakt. Wat de neger er zelf voor voordeel van heeft hangt van zijn eigen slimheid af. Frauderen bij een Indische baas? Geen schijn van kans! Je mag het nog proberen ook, je zult er niet eens voor worden ontslagen want een visser gooit toch geen vis weg als die uit het vet probeert te springen! De Indi�rs zijn de werkelijke ontwikkelingswerkers in Afrika. Waar geld bij de Europese "ontwikkelingswerker" een drogeermiddel is dat het contact met de werkelijkheid verstoort is voor een Indi�r zijn geld niets anders dan zijn contact met de werkelijkheid. Zijn geld is het licht waarmee hij ziet. En waarmee de neger hem ziet. Een neger weet precies wat het verschil is tussen een Indi�r en een westerling: voor een Indi�r moet je je loonkosten werkelijk terugverdienen. De Indi�r laat het zien: je kunt met het opzetten van eerlijke handel en industrie, door inkoop en verkoop in binnen- en buitenland allemachtig veel kapitaal vormen en investeren in Afrika.  Dat is het echte ontwikkelingswerk.
Zijn alle mensen gelijk zoals de missionarissen beweren? Dan kunnen dus alle mensen dat. Ook negers. Komt u maar met de lijst van smoezen waarom het allemaal niet zo eenvoudig is als het lijkt. Dan zullen we al uw argumenten eens ��n voor ��n nauwkeurig bekijken!
Diploma’s? Omdat hun moeders zo aan opleiding hechten dat ze voor schoolgeld op het land werken zolang de zon schijnt zitten er overal veel meer negers niets te doen met diploma’s dan Indi�rs ermee werken. Indi�rs hechten niet zo aan opleiding. Het zijn praktijkmensen. Trouwens blanke "ontwikkelingswerkers" staan al helemaal stijf van de peperdure opleidingen, en die verliezen alleen maar geld in Afrika (dat gelukkig in de kringloop snel bij de Indi�rs terecht komt die er de economie mee opjagen). Diploma’s zijn dus duidelijk geen verklaring en al dat gebedel van negers om schoolgeld ontstaat omdat het universitaire diploma door hen wordt gezien als een elegante vorm van vervroegde pensionering.
Laten we iets anders proberen. Geen kapitaal? Dat is net zo goed een kutsmoes. Er beginnen jaarlijks vele Indi�rs zonder geld en veel daarvan zijn verbazend snel redelijk boven Jan. En kijk eens naar die ontwikkelingswerkers! Die krijgen voortdurend gratis kapitaal en raken dat binnen de kortste keren kwijt. Nee aan wel of geen kapitaal ligt het niet. Iedereen kan zo beginnen. Er zijn in zo’n pokkestadje als Kisumu zeker honderdvijftig Indische families rijker dan al mijn Nederlandse kennissen bij elkaar en die rijkdom is verworven door dingen in te kopen en te maken voor de inwoners van hun land waar die inwoners vrijwillig de prijs voor hebben betaald die ervoor gevraagd werd. Het is gemaakt en verkocht door inwoners van hun land die daarvoor een loon hebben ontvangen waarvoor ze bereid waren het werk te doen. En dat kapitaal stoppen ze in fabrieken, machines, vrachtwagens en handelsvoorraden. Zo is dat. En niet anders.
"Ontwikkelingsgeld" zou je aan de Indi�rs moeten geven. Maar die komen het niet vragen. Ze hebben het niet nodig. Ze zouden het niet eens begrijpen, die nonsens. Zij verdienen aan de mensen zelf. E�n bestedingsronde verder is een gedeelte van het ontwikkelingsgeld terug bij het "donorland", en voor wat Afrika betreft dus in het putje: benzine mee verstookt, nulbrillen en dure personenauto's  van gekocht, maar een ander gedeelte is beland in de kassen van de Indi�rs die iets begerenswaardigs voor de prot�g�s van de ontvangende instanties te koop hadden. En die Indi�rs gaan er dan zonder dat het waar dan ook in een ontwikkelingsrapport terechtkomt nuttigs mee doen voor de Afrikaanse economie.
Een missionaris vertelde mij van een gesprek tussen twee jongetjes van negen die hij achterin de auto had. De een zei dat hij eigenlijk best een mujindi (Indi�r) zou willen zijn, want dat had je een groot huis, een winkel en een truck. Zijn vriendje wilde toch liever muzungu zijn, want dat was je minstens even rijk maar je hoefde er niet voor te werken.
Geen wonder dat Amin de Indi�rs buitenflikkerde.

In de zestiger jaren hadden de Indische ouders van Hasmukh Dawda, 13 jaar en de oudste van elf (!), geen geld meer voor school. Dawda kreeg wat emaille borden en koppen mee van zijn moeder en moest zichzelf gaan redden. Hij verkocht ze en kocht er snoep voor.
De eerste dag had hij 10 cent winst.
Eerst ging het langzaam want de snoepverkoper wilde niet poffen. Maar toen hij bleef terugkomen werd hij kredietwaardig beschouwd en hoefde hij minder vaak heen en weer te lopen tussen zijn snoepdoos en zijn "grossier". Hij nam er lucifers er bij, zeep, naalden en zout. Oude dames raakten in zijn ban en liepen voor hem om.
Nu bestaat het "House of Dawda" uit zo'n tien grote bedrijven, drie katoenfabrieken, Britania Food Ltd. maakt vruchtensappen en ketchup, Uganda Pharmaceuticals kan van alle soorten medicijnen tabletten, capsules, cr�mes en siropen maken, een cosmeticafabiek, een zoutfabriek in Mombasa, babyvoeding, een fabiek voor snoep en koekjes, handelsfirma's en nog zo het een en ander.
Dawda leende me wat video's die waren gemaakt bij het opzetten van een katoenfabriek in Soroti, Noordoost Uganda.
Voor de fabriek had hij $4mln nodig en wat specialisten. Eitje. Het probleem was om het aanbod van katoen in de streek, Teso, op peil te krijgen.
Hij voelde niet voor een plantage met loonarbeiders. In plaats daarvan moedigde hij de boeren aan gratis katoenzaad bij hem op te halen, bij zwaar ontginningswerk om zijn trekkers te komen vragen, waar nodig, met hulp van Indische specialisten een slim irrigatiesysteem te graven en te rekenen op een gegarandeerde prijs per kilo.
Dat lijkt vanuit westers standpunt toch genoeg. Maar niet in Afrika en zeker niet daar in Teso. Want die zien echt niet meteen dat het verwachte inkomen alle moeite en werk van het graven, planten, wieden en oogsten waard is.
Men is niet naar school geweest, men drinkt van de vroege morgen tot de late avond de eigen gemaakte "local brew", men verbouwt precies wat men persoonlijk nodig heeft, zelfs de oudjes moeten zich vaak maar zien te redden, men is niet ge�nteresseerd in zelfs maar een beter mes, schoenen, slippers of kleren die niet kapot zijn, en men maakt de hele tijd maar kinderen die er vervolgens voor pietje en marietje snot bij lopen terwijl de ouders met de rug naar hen toe aan het zuipen zijn. Wie toch een zeker verlangen voelt naar iets meer wordt met fraaie beloftes overgehaald zich bij de "rebellen" (struikrovers) te voegen. Dat heet "de bush in gaan".
Nou, en daar zet Dawda dan een glimmende nieuwe brandschone katoenfabriek tussen.
Want hij wil daar eens flink gaan verdienen.
Dus die Teso moeten eerst behoeften krijgen.
Dawda gaat er voor staan: zouden jullie dan geen kleren willen hebben zonder gaten? En een goeie hoed? En goeie schoenen? Als je goed uitrekent wat je aan mij zou kunnen verdienen dan kom je erop uit dat je na een jaar een motorfiets kunt kopen! Wil je dan geen motorfiets.
Ja, eigenlijk willen ze best een motorfiets.
En zou je niet beter willen kunnen zorgen voor je ouders? Zou je die niet willen zien lachen? En zou je je kinderen niet op school willen hebben? We praten niet over fantasie�n hoor! Dit kun je gewoon bereiken!
Dawda zoekt Bateso die wat Engels kennen en een beetje kunnen rekenen. Die moeten zijn verhaal verder vertellen, zijn aanbevelingen voor de werkwijze uitproberen en modelboeren worden. Dawda blinkt uit in het vinden van de mensen die net wat helderder in hun hoofd zijn dan de anderen en ook in het vinden van mensen die zulke mensen voor hem kunnen vinden. In elk dorpje roept hij tegen de slimste: "you are my man!". Die krijgt les, en dan beloning voor werving en instructie. De rest komt niet bij hem in dienst, maar gaat gewoon zijn eigen stukje land op, voor die slippers, die kleren, die hoed, die motorfiets.
Je moet serieus zijn! Dat roept Dawda de hele tijd. Dat betekent: niet alleen denken dat iets wel een goed idee is, maar het ook gaan doen. Planning, rekenen, werken. Een andere omgang met de tijd: leren hoe lang bepaalde activiteiten duren, en onderscheid maken tussen arbeidstijd en andere tijd.
Maar dat doet hij gelukkig niet zoals dat in de Industri�le Revolutie in Europa is gebeurd, door de mensen van het land naar de stad te jagen en ze daar, behalve de hongerdood, geen andere optie te laten dan loonarbeid  van zeven tot vierentwintig in een fabriek. In Teso is een arbeider-vriendelijke industri�le revolutie gestart.
Dawda moet het vertrouwen wekken dat een bepaalde minimum oogst altijd gehaald gaat worden, dus wat de inkomsten minimaal zeker zullen zijn, als je elke dag werkt en blijft werken, dus als je "serieus" bent. Zo stimuleert hij een ander, cerebraler soort bewustzijn (rekenen, plannen, een langere tijdhorizon). Als hij daar vurig over spreekt wijst hij vaak met een wijsvinger naar zijn slaap, of zelfs met beide wijsvingers naar beide slapen: d��r zit iets, mensen, probeer het maar eens!
Dan komt Dawda nog met zijn bonus artikelen: ik ga jullie beerputten leren maken die niet lekken (choleragevaar) en die biogas produceren om op te koken, zodat de laatste bomen mogen blijven staan, de dichtheid van de waterputten verhogen tot een put per 10 are, zaad voor betere mangobomen dan die hier staan, en hij zal de mango's kopen om er vruchtensap van te maken, deskundig advies bij de verbouwing van de gewassen waar de katoen mee roteert, zoals mais en pinda's, elektriciteit, en 10% van Dawda's winst gaat in een fonds voor opvang van ouderen, wezen en scholen.
En, roept Dawda, gaan we morgen van dit drankhuis een school maken?
Ja, ja, roept iedereen.
En gaan we morgen niet meteen drinken maar eerst naar het land?
Gejuich.
En wat doen we met de mensen die toch meteen willen gaan drinken?
Die trekken we mee!
Enzovoort.
E�n van Dawda's favoriete riedels is: wil je "to the bush?" (struikrover worden). Ik stuur je naar de bush. Met een panga, een hoe en een ploeg. Schoonmaken die handel! Zet er katoen op!
Vooral de dames fleuren er van op. Die zijn al heel wat zonen kwijtgeraakt daar in de bush.
Deze riedel is een oude bekende in de geschiedenis van het ontstaan van de moderne westerse economie: in de 17e en 18e eeuw hamerden de verniewers, die uiteindelijk in de Franse Revolutie pas echt ruimte kregen, erop dat net als oorlog, de in die tijd normale verrijkingsmethode, de vrije markt verrijkt, maar dat de marktpartijen in vrede leven en er allemaal beter van worden. De markt is een oorlog zonder doden, zelfs zonder verliezers!
Dawda gaat winst draaien in Teso, daar kun je van op aan. En die motorfietsen komen er ook, en die biogaslatrines, en die scholen.  En er gaat minder gezopen worden. Echte ontwikkelinghulp, maar dan betaald door de mensen zelf, met hun eigen arbeid. En ondertussen is Dawda zelf ook nog eens multimiljonair. Maar dat geld staat overal geld te verdienen. Het maakt Uganda een machtiger land. Het gaat niet zoals de westerse "ontwikkelingssamenwerking" in het putje van de corruptie ten behoeve van de broodnodige "vinger in de pap", de economische en politieke beinvloeding en onderdrukking .

Jinja Rubaga, Mwangu Close, woensdag 26 augustus 1998

Ik ben al zondagavond teruggekomen in Jinja maar zit nog steeds te schrijven over Kisumu.
Father Hans Burgman leidt een project bij de slums. Pandipieri. Een team van mensen is bezig straatkinderen aan te spreken, de ouders te zoeken, te proberen de situatie thuis te herstellen zodat ze terug kunnen en zo niet, ze het adres van het centrum te geven. Als ze dan uit eigen beweging komen geven ze blijk van motivatie. Ze gaan dan eerst naar een soort v��rschooltje voor het leren van de meest noodzakelijke sociale vaardigheden. Daarna komen ze hier bij de andere kinderen op een matje in een grote zaal slapen die overdag weer wordt uitgeruimd voor les en dans. Ze leren kleren maken, metselen of timmeren in de ateliers die draaien met apparatuur en gereedschap uit Nederland. Ze hebben corvees. Ze worden een familie. En soms verdwijnt er eentje weer naar de straat.
Joseph, Afrikaan, doodaardige veertiger, met bril, is de administrateur. Hij heeft boekhoudles gehad van een bezoekende Nederlander. Father Hans komt in een financieel gesprek nog wel eens aan met zulke dingen als "debet" en "credit" maar Joseph zegt dat hij het inmiddels anders heeft geleerd. Father Hans zegt dan maar niets meer want hij is tenslotte ook geen deskundige op dat terrein. Joseph is nu ook bank: wie geld brengt krijgt rente, wie leent betaalt rente, ietsje meer. Zijn kantoor is een kamer in zijn huis en als ik daar zijn dochtertje van vier zie rondbanjeren moet ik ineens aan mezelf denken toen ik vier was en mijn vader als kleine directeur de bank ook aan huis had in de Groningse veenkoloni�n. "Streng verboden toegang", riep hij dan als de deur naar kantoor per ongeluk openstond en ik nieuwsgierig binnenhompelde. Ik begreep uit de toon waarop deze hoogst onbegrijpelijke formule werd uitgesproken dat ik geacht werd op mijn schreden terug te keren.
Ik vertel het aan Joseph. Hier is het anders: bij onze ontmoeting zat hij met zijn dochtertje, aandachtig en stil op de gastenstoel, zwaaiend met de beentjes en nieuwsgierig naar de bewegende pen kijkend, gezellig de boekhouding te doen. Bank en "income generating projects" (metselen, timmeren, kleren maken en tot ze ondeugdelijk bleken, dakpannen persen) lijden verlies. Er is geld nodig want ze hadden hun eigen dakpannen overal gebruikt en die moeten nu worden vervangen door dakplaten van Indi�rs. Het verlies wordt niet helemaal begrepen. Verdwijnt er ook ergens iets? Men weet het niet en denkt van wel.
Hans is zeventig en loopt als hij vrij is tochten van duizenden kilometers. Zoals Mombassa-Kampala en Hengelo-Santiago de Compostela (Noordwesthoek van Spanje) en over Itali� en Zwitserland en Duitsland weer terug. Elke dag twintig kilometer waarna boodschappen doen, kleren wassen en schrijven voor zichzelf en voor de krant.
Als ik iets heb bereikt dan is dat het redden van dit huis, zegt hij. Zijn parochiehuis, het Bishop Brandsma House anno 1923 stond op de nominatie tegen de vlakte te gaan. Fantastisch hoge plafonds en, zoals in Kenya gebruikelijk, een veranda afgesloten met zwaar ijzeren gaaswerk. In die veranda hangen spreuken van de omliggende stammen, en ook van Hans zelf. Die zijn hem door zijn omgeving, duidelijk oplettend en goed van memorie, eens ingelijst aangeboden:

Vechten tegen corruptie door het invoeren van regels
is als
vechten tegen een slang door hem schuilplaatsen te geven.

 

Sekstaboes, dat is net zoiets als
wat bij tennis het net is.

 

Iedereen heeft recht
op zijn eigen ongeluk.
Als God het je niet geeft
heb je het volste recht
er zelf naar op zoek te gaan.

Zijn maat Jan van Laar had niet hoeven zoeken. Als leraar werd hij, zoals in de Nederlandse omstandigheden gebruikelijk, tegen zijn vijftigste overspannen, zijn leerresultaten gingen achteruit doordat hij stencils en fotokopie�n ging uitdelen in de tijd dat leerlingen dat begonnen te verwachten. Die werden dan niet gelezen en hij ging zijn energie opschroeven om zijn vroegere schoolresultaten te evenaren tot het mis was gegaan. Zij hoefden hem eigenlijk niet terug werd hem wel zo’n beetje duidelijk gemaakt. Hij stapte uit. Toen kreeg zijn vrouw kreeg kanker en twee jaar later zat hij alleen. Na weer twee jaar ging hij naar Afrika en werkt nu als "leek", zoals dat heet, in het project. De "leek" gaf handenarbeid p school dus hij geeft nu leiding aan zo ongeveer alles wat er praktisch gebeurt. Hij zwoegt vol vreugde rond tot het zweet op zijn gezicht staat, vol onbegrip kijken de Afrikanen om hem heen toe. Maar hij krijgt ze ook mee, bijvoorbeeld met het eindeloos kleistenen persen voor de muren van nieuwe gebouwen.
In de kerk naast de parochie hoor ik plotseling een koor een vreselijk spannende chromatische lijn zingen Orff, Strawinsky? Het klinkt prachtig al moeten ze duidelijk nog oefenen. Ik vraag het Hans. H�ndel, zegt Hans. Ja daar reageren ze dodekafonisch op. Ze zijn buiten hun eigen pentatoniek, ze horen alleen hoger en lager en maken overal halve noten van. Het schijnt zo te blijven als de stemmen bij elkaar komen. Ik vind de "mislukte H�ndel" geweldig! De vraag is of het chromatiseringsproces beheersbaar is of dat het elke keer weer anders uitpakt. Hoe dan ook, ik heb een oefenstukje op tape en neem de volgende keer mijn minidiskrecorder mee om in Kisumu een twaalftonige H�ndel volledig digitaal de registreren v��r ze er een plaat van te pakken krijgen want die zingen ze meteen perfect na en dan is het natuurlijk afgelopen.
Bij het vertrek naar huis blijkt mijn Perry Sport pet verdwenen. Ik wijt het al prompt aan mezelf. Jan van Laar maant mij niet te gaan zoeken. Zal wel verdwenen zijn. Er verdwijnt zo vaak wat. Dat kunnen maar een stuk of zes mensen hebben gedaan, zeg ik verbaasd. Dat weet Jan, maar je komt er toch niet achter. Er is een soort tolerantiedrempel waarboven men er aandacht aan gaat schenken. Ik krijg een pet van hem mee, hij houdt toch niet van zo’n ding dat om je voorhoofd geklemd zit.
Ik neem afscheid van de heren [plaatje: burgman.jpg]. Hun gezelschap, deel ik mede, was mij natuurlijk aangenaam was en ik wil er nog bij zeggen dat dat ook echt zo was.
Dan loop ik ‘s ochtends om acht uur, door de stad naar de matatus, geen minibusjes hier, maar pick-ups met een laag koetsje opgelast waarin mensen op lengtebankjes zitten met hun rug tegen de randen, vervolgens wordt dan de middenruimte volgepropt en dan is het om beurten elkanders lucht inademen. Ik zit niet in het koetsje, maar breeduit voor naast de bestuurder. Tot de grens tel ik zeven politieroadblocks waar we telkens na onderzoek als dikke vrinden afscheid van nemen. Vorig jaar was er een matatustaking geweest omdat de politie echt te veel geld begon te vragen. Men was uit elkaar geslagen en had het bevel gekregen de diensten te hervatten. Zelfstandige ondernemers! Nu is de belasting alweer te hoog, maar met de regering kan niet meer worden gesproken want die heeft hun organisatie verboden. Opgelucht haal ik adem als ik weer in Uganda ben. Welcome in Uganda, staat er op hun grenshokje. Iets vergelijkbaars is aan de Kenyase kant in geen velden of wegen te bekennen. Later hoor ik dat Miss Margaret inkocht in Kenya en dan soms werd afgeperst of uit haar hotel werd gezet omdat het vol was en er nog een Kenyaan arriveerde. De Kenyanen, zegt de bankjuffrouw bij wie ik altijd wissel en over geld praat, de Kenyanen hebben haast, net als jullie. Het is puur tuig dat slechts voor ��n ding terugschrikt: Indi�rs.
Ik ben weer in Uganda, dermate opgelucht dat ik bij het verlaten van een proper cafetariaatje mijn rugzak vergeet die mij vijfhonderd meter verderop door de ober, die ik geen enkele fooi had gegeven, weer in handen werd gedrukt. Ik ben zo bedremmeld dat ik helemaal vergeet dat ik nog een kado-zakmes bij me heb dat ik hem had kunnen geven. Twee fout acht. In de minibus naar Iganga val ik in slaap onder het geluid van de wegens stank buiten in de wind aan de antenne tegen elkaar klapperende nijlbaarzen van de passagier achter mij. Slaperig uitstappend vergeet ik mijn pet en ook die wordt mij keurig aangereikt. Ik ga wat kip met rijst eten in restaurant Arafa, een krot met wrak meubilair, vuile gordijnen en verrotte muren waar de menukaart maar net aan blijft hangen, een keuken als een kolenhok en in de hoek op tafel een mooi ongelakt geschuurd houten kistje waar met een bijtel de woorden

suggestion box

in gegutst zijn. Ondanks dit alles durf ik te bestellen want het is er vol en de mensen zijn aardig. Het geroezemoes in het restaurant is voor mij even onverstaanbaar als in Kisumu maar ik hoor al weer Lusoga en dat geeft mij toch het gevoel dat we weer onder elkaar zijn.
Mijn plan is om de zijweg op naar Bufulubi te gaan om die mugalabes te kopen. Dan naar Margaret om de hare af te leveren, dan naar Stsjoertsjie Man voor de middagafspraak. Plannen en afspraken. De bekende fout. Na ruim anderhalf uur op de achterbank zitten wachten en denken dat het busje naar Bufulubi binnenkort wel zal gaan ga ik toch informeren wanneer het vertrek gepland is. Dat moet je nooit doen want ze zeggen toch altijd "zometeen", maar na anderhalf uur wordt je een beetje onverstandig. Tot mijn stomme verbazing luidt het antwoord: om vijf uur meneer. Verbouwereerd stap ik uit, realiseer me dat ik nu overal te laat voor ben en laat me in een hoofdwegbusje direct naar huis rijden.
De volgende dag, maandag, alsnog naar Bufulubi voor de trommels. Piet voelt zich fit en hij heeft zijn nieuwe Mitshubishi double cabin fourwheel drive opgehaald. Als Goden rauzen wij met tachtig over de wasborden van klei waarin passagiers van op deze route volstrekt uit elkaar gerammelde minibusjes, naar ik uit eigen ervaring weet, met twintig al gebroken worden. Vader Nandala Erizafan ontvangt ons hartelijk op zijn compound. Hij heeft net een mooie engoma af en wij worden het snel eens over 8000. Dat dient bezegeld te worden met een danscompetitie, een zoon meldt zich als mijn tegenstander, ik ruk een bananenblad van de boom voor om mijn kont en win daarmee, ondanks gebrekkige techniek volgens de hele compound binnen drie seconden van de zoon, die bij nadere beschouwing stomdronken blijkt. [plaatje: dansen in bufulubi.jpg] Dan blijk ik meteen al in de finale te zitten met vader zelf, ook dit win ik, maar nu trap ik er niet meer in. Gasten horen te winnen, dat is duidelijk. Hoewel verkocht, vindt vader dat er nog een hengsel aan moet want dat hoort. De lengte hangt nauwkeurig af van de diameter van de drum die met bananenvezel wordt afgepast. Vader baalt want zijn balpen is kapot.
Heb ik er niet eentje voor hem.
Ik wel. Hij mag hem houden.
Op naar zoon Steven Balinaine Kaziba die de drie mugalabes klaar heeft. Wij krijgen rondleiding en uitleg over het mugalabe maken, ik bied 1000 meer dan ik de vorige keer gezegd had.
Hij herinnert mij eraan dat hij 22000 had gezegd.
Ik zeg dat 6000 ook al een prima prijs is maar hij heeft ons leuk ontvangen, vooruit, 7000.
Steven Balinaine Kaziba zakt naar 20000 en is nu dus op de toeristenprijs in de stad. Wij zijn hier zelfs een uur van de weg!
Ik laat mijn aandacht wegglijden. Wij filmen nog wat drummende kinderen en hij komt weer vragen. Nu vertel ik hem dat hij mij echt niets moet wijsmaken, ik ken de prijzen, ik weet dat zes, goed is, zeven is puur winst en acht is echte vriendschap. Acht en niet meer.
Hij lacht of ik gek ben.
Nou dan is het afgelopen, zeg ik. Ik baal van de vergeefse moeite. Ik bied hem nog mijn "Ik ben Musoga T-shirt".
Dat interesseert hem niet. Deze man ziet twee Bazungu in een nieuwe fourwheel double cabin en kan niet aan de gedachte wennen dat als hij niet akkoord gaat met acht, dat hij er dan mee blijft zitten en dat er echt niemand zo gek zal zijn om er acht voor te geven. Geheel verblind door het geld dat hij niet krijgt drukt hij onze handen en wij vertrekken met de zonen die ons naar Stevens plot hebben begeleid.
Wat is je conclusie, vragen ze.
Hij vraagt te veel, zeg ik. Wat kost een lizzard skin voor zo’n mugalabe?
5000.
En een koeievel voor een engoma?
10000.
Uit een flinke lizzard gaan meer trommelvellen want een engoma is geheel in koeievel ingespannen toch?
Ja.
Hoeveel dagen werk je voor een engooma?
Vier.
En een mugalabe?
Zes.
Dus als dat klopt zou hij ongeveer de helft meer kunnen vragen als je vader voor deze engooma?
Ja.
Hoeveel is dat?
Er wordt diep nagedacht. Twaalf.
Waar bleef hij op hangen?
Twintig. Deze broer kan inderdaad niet rekenen, geven de meegereisde broers toe. Bovendien, zeg ik, jullie hebben geen koeien dus koeievel koop je. En lizzards?
Soms kopen, soms zelf vangen.
Toch waren het hele mooie, zegt Piet spijtig.
Ja zeg ik maar gelukkig verlaten deze twee Bazungu dit dorp zonder het economisch evenwicht te hebben verstoord en tevens zonder achter hun rug uitgelachen te worden. Wij zijn nu bezig echt contact te krijgen met deze familie want wij voeren geen eendjes, dat weten ze nu.
De volgende dag tijg ik Jinja in voor enige diepgaande gesprekken over de markt voor muziekinstrumenten in Uganda en die van mugalabes in het bijzonder. Men blijft over het algemeen bij zijn standpunt en concludeert dat het Steven Balinaine Kaziba het in het zicht van onze nieuwe auto in zijn bol was geslagen. Ik krijg meer details en wel, hoe kan het ook anders, van een vrouw, het zusje van Moses van de Busoga Craft Shop: er zit een jaarlijkse schommeling in de prijzen van muziekinstrumenten want tegen mei gaan de scholen zich op de muziekcompetitie voorbereiden. Men wil winnen en goede instrumenten zijn het halve werk. Men kent de kwaliteit van de makers, men weet waar ze wonen en in mei, juni en begin juli stijgt te mugalabe prijs tot 10000. Dan gaan de kinderen naar huis en is er ineens geen droog brood meer te verdienen met trommels en de prijs van de mugalabe zakt tot 6000. Dat is dus nu!
Er zit maar ��n ding op concludeer ik. Er moet een bevriende pikzwarte neger heen. Maar wie? Margaret kennen ze in mijn gezelschap. Peter ken ik nog maar zo kort. Niemand kan voorschieten dus ik moet iemand het geld meegeven. Dat zal gauwer fout gaan dan goed. Moses! Moses van de Busoga Craft Shop heeft van mij een videoband gekregen waarop hij met zijn broer muziek maakt, ik koop veel bij ze en hij heeft daar ook vaak business, ik had immers dat hele Bufulubi adres indertijd van hem. Ik stel Moses voor dat hij een van zijn inkoopreizen een keer op mijn kosten doet en dan voor 8000 per stuk de drie mugalabes meeneemt. Ik leg hem de gerezen situatie uit. Krijg je ze mee voor 8000? Zeker. Voor 6000? Ik denk het wel. Jij krijgt 8000 en als je ze voor minder meekrijgt is het voor jou, zeg ik. Hij lacht verheugd dus ik verwacht dat mijn Steven straks met 18000 voor drie mugalabes in zijn grijpgrage klauwen staat als Moses weg is terwijl hij mij 22000 wilde laten betalen per stuk. Net goed! Besteed je geld aan je vrienden, niet aan mensen die denken slim te zijn! Maar…hoho, ik heb ze nog niet. Moses tekent een kwitantie waar de afspraak netjes op staat, zal eentje bij Margaret afleveren en Piet komt volgende week de andere twee ophalen. In het ergste geval ben ik de hele tweeentwintig euro kwijt. Dat lijkt me toch heel onwaarschijnlijk. Trots geef ik de kwitantie aan Piet.
Het blijft zeuren in mijn hoofd: is het niet kinderachtig, dit gezeur om een paar centen? Nee want het gaat niet om die centen, het gaat erom dat je erbij gaat horen. Dat je serieus genomen wordt, dat de geintjes die ze op je proberen enig niveau hebben. Dan kom je er tussen, dan leer je wat. En dat zij veel tijd besteden aan die paar centen meer of minder, dat is gewoon zo. Als je wilt weten hoe ze dat doen moet je meedoen. En telkens als je ergens niet intrapt voel je jezelf "vriend" worden en gaan de tongen ietsje losser. De wereld heeft hier talloze dubbele bodems, een mens heeft hier vrienden. En "vrienden". En ""vrienden"". En """vrienden""". Enzovoort. Hier is iedereen je vriend, tot je ergste vijand toe. Alleen het aantal aanhalingstekens verschilt. En ik pas druk toe om een paar (niet te veel) aanhalingstekens die om mij heen staan verwijderd te krijgen.
Proviah verwijderde toch even een stel aanhalingstekens teveel. Ze kwam wat zenuwachtig binnen met een papiertje in haar hand. Ik gaf haar eerst het fraaie computerdiploma dat ik voor haar uitgeprint had bij Piet. Dat was een groot succes en verdween meteen in een grote envelop. Haar briefje moest ik later lezen. Eerst mijn werk afmaken. Daaaag! Het bleek een verzoek om financi�le bijstand voor haar rechtenopleiding. Ze voelde zich opgelaten, was blij dat het eruit was en ik moest mij helemaal vrij voelen in mijn antwoord. Onmiddellijk schreef ik terug dat ik heel blij was dat zij mij beschouwde als iemand met wie ze oplossingen voor problemen kon overwegen. Het zou jammer genoeg niet gaan omdat ik nu zelf nogal wat geld kwijt was aan advocaten, dat ik toch hoopte dat zij ooit nog eens mijn advocaat zou zijn en dat ik mijn vriendschap met haar zeer op prijs stelde.
Miss Margaret verscheen natuurlijk een uur te laat voor onze afspraak bij de Sailing Club, het bekende probleem, er was net bezoek gekomen toen ze weg wou. Ik koop in de aanliggende Uganda bookshop het enige interessante boek, van de hand van Ugandezen, deels met Indische namen, over de geschiedenis van de arbeid in Uganda. Vooral het begin is mooi: Europeanen hadden arbeiders nodig en boden geld. Niemand kwam. Wat nu? Een oplossing werd bedacht: het invoeren van hutbelasting. Je moest drie Rupees betalen per hut. Ja dat gaat toch zomaar niet, zo’n hut, zeg nou zelf. Dat doet maar met die hutten! Tsja vroegen die mensen, wat zijn dat, rupees en hoe komen we eraan? Dat wilde men best even uitleggen: Roepies zijn stukjes papier en die krijg je als je bij een baas gaat werken. Als mensen niet willen werken en geen geld nodig hebben dan moet je daar wat aan doen, vanzelf!
Natuurlijk stonden er geleerde mensen aan de universiteiten van Europa paraat (dat soort lui kom ik ook nu aan Nederlandse universiteiten nog dagelijks tegen) om dit theoretisch te onderbouwen: Brown, G.J. The African Labourer, Oxford University Press: "Het grootste deel van de wereldbevolking moet hard werken voor zijn bestaan en er is geen reden waarom de generositeit van een overvloedige natuur een excuus zou zijn voor de Afrikaan om zich daaraan te onttrekken, werken is weldadig voor ieder en als de zwarte mens zich wil verheffen boven zijn huidige niveau dan moet hij aangemoedigd worden, zonodig met lichte druk, om zich wat te gaan inspannen en een hoger niveau van bestaan te bereiken."
Wat een kaffer!
Enfin, hutbelasting dus.
Stsjoertsjie Man woont in een dievenbuurt, zegt Margaret. Pas maar op. Bezoek hem alleen onverwacht zodat hij niets kan voorbereiden. Denk erom, boeven kunnen goed praten. Als Stsjoertsjie Man mij deze avond bij hem thuis blijkt te willen uitnodigen lijkt het mij dat mijn veiligheid voldoende is gegarandeerd als ik hem vertel dat ik dat al aan mensen heb verteld. Ze kennen hem want zij komen vaak langs hem op weg naar de markt. Stsjoertsjie Man voelt de reden van dit babbeltje niet en is duidelijk zeer op zijn gemak. Ik vertrouw hem, maar voorlopig vaar ik nog niet op dat vertrouwen. Achter het gebouw waar zijn glazen horlogemakerskast voor staat is een binnenplaats. Er staat een houten hutje. Kantine. Op de plaats komt een kantoortje van Stsjoertsjie Man uit. Daar zit een meisje, ontsnapt aan een fusillade van noordelijke rebel Koni. Stsjoertsjie Man wijst het lichte litteken aan op de plek waar de kogel haar hals in was gegaan. Droomde ze er nog van? Ja dat wel. Werd het geleidelijk beter? Ja. Haar ogen laten zien dat ze het plezier in het leven niet verloren is en dat zeg ik.
Op de binnenplaats worden onder een andere houten kap tweedehands ge�mporteerde kleren geperst. Vochtig gemaakte broeken gaan onder een dikke lap en dan de kolenstrijkbout erop. Dat moet heet, dus er zijn vier kolenstrijkbouten waarvan er telkens drie opengeklapt staan te verhitten met een vijftien centimeter doorsnee asbest pijp erop waardoor de hete lucht naar boven trekt, verse zuurstof voor het kolenvuur onder aanzuigend. Na elke broek is de gebruikte strijkbout alweer te koud en wordt de volgende gepakt.
Wij komen tot de conclusie dat een bezoek aan Stsjoertsjie Man overdag toch leuker is want dan kun je wat zien, zondag a.s. zou mooi zijn geweest want zijn tweede vrouw was afgelopen zondag niet verschenen en zijn verwachting was dat ze deze zondag toch zou verschijnen. Jammer dat ik al weg ben, dat wordt dan dus in december. Wij gaan dus gewoon weer onze kroeg in. Mijn nieuwe Honda 125 CG kost 5 000 000 Uganda Shilling, dus 3600 euro en ik zie mij in december daarop met mijn Stsjoertsjie Man achterop van hot naar haar scheuren. Hij blijkt nu ook mensen te helpen die een huis hebben gekocht waar de bewoner niet uit wil en daarbij de harde hand nooit te gebruiken. De vorige burgemeester kwam bij bepaalde problemen wel eens bij hem achter praten en de huidige had hij met zijn achterban gesteund bij de verkiezingen want er bleef in de gemeente toch langzamerhand wel erg veel aan de strijkstok hangen. Ook de huidige burgemeester spreekt hem regelmatig. Is hij niet bang in de politiek? Nee ten eerste had hij een militaire opleiding zoals ik wist en ten tweede behandelde hij altijd iedereen goed, ook zijn tegenstanders. Dus ook zijn tegenstanders kwamen bij hem terug als ze hem nodig hadden. Wees eerlijk en doe goed, net als Jezus en hou je discipelen goed in de gaten. Hij werkte het liefst met oude mannen, dat had ik zeker al wel gezien. Die waren altijd bij hem in de buurt en daar kon je van op aan. Die jonge gasten kunnen je altijd ontglippen.
In het aardeduister fiets ik de stad uit in een file fietsers. Achter mij hoor ik ineens de stem van Grace die mij enthousiast groet van achterop een bodaboda. Tsja ik ben de enige fluorescerende fietser hier. Ons stukje "Comparative Economic Rationality" over mijn onderzoek komt in de New Vision en is gisteren voorgelezen bij de BBC World Service. Nou ja zeg. Grace kijkt of ze het doodnormaal vindt.
Thuis vertelt het nieuws dat er twee bussen te zijn opgeblazen. De BBC houdt het op 128 doden, UgandaTV op 28. Het is het eerste nieuwsitem in de uitzending, maar droog, kort en zonder beelden. Meteen volgt de gebruikelijke uitgebreide samenvatting van de rede van "the first Lady Mrs Janet K. Museveni. Museveni heeft het houden van toespraken aan zijn vrouw gedelegeerd. Alleen als de buurlanden brutaal worden blaft hij nog wel eens zelf. Zijn vrouw heeft het altijd over eerlijkheid, vrede en veiligheid, vooruitgang en welvaart, gezondheid en voorspoed.
Ik ga nu toch, vrees ik, vallen voor een bordje met een spreuk. Tot nu toe film ik ze alleen. Maar deze slaat alles: de letters zijn geplakt met zaadjes en schelpjes en er staat [plaatje:  relax.jpg]

RELAX GOD IS IN CONTROL

Het wordt steeds moeilijker behoorlijke avocado’s te vinden. Ik vraag naar de seizoenen. Het blijkt aan het aflopen. In januari begint het volgende avocadoseizoen. Trouwens vandaag voor het eerst de hele dag bewolking en veel regen. Het wordt tijd om te gaan.
Ik heb bijna al het pianowerk van Ernst Krenek bij me en speel het van mijn laptop. Vooral de vroege stukken blijken populair bij bepaalde vogels. Men verzamelt zich dan op mijn dak en begint mee te kwetteren.

Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 27 augustus 1998

Dit wordt mijn laatste nacht in Afrika.
Ik tref nog net op tijd de bisschop. Dit keer is hij goed gezond en opgeruimd, hij vertelt over een klooster van de Zusters van Oudenbosch dat zich ge-Afrikaniseerd heeft. Nu de zijn blanke zusters oud en gaan naar Nederland. Eigenlijk horen ze daar helemaal niet meer. Ze willen een paar jonge zwarte zusters als steun en gezelschap hebben in dat vreemde koude land van hun vroege jeugd. In Nederland blijken de moeder-oversten daar bezwaar tegen te hebben. Iets tegen negers? Of bulkt Nederland soms van de jonge zusters? Ik dacht dat ze zelfs voor het Amsterdams Academisch Ziekenhuis al begonnen waren in Afrika te kijken.
Het gerucht ging al langer dat Dutroux tegenwoordig veel bij de zusters aan de overkant was. Vanochtend echter hoorde ik dat hij altijd kwam mee-eten met hun honden. Dat zal wel op vaste tijden zijn want zo zijn zusters. Ik besluit te gaan informeren. Voorbij het hermetische hek, achter de hoge muur is een wijds niets van rode klei. Men is aan het bouwen. De huizen zijn al klaar. Ze staan een meter of zestig verderop in een hechte kring om een kapel. Ook het binnenterrein tussen huizenring en kapel is weer met stevig traliewerk gesloten. Gelukkig lopen overal mannen met kruiwagens de hekken open en dicht te doen. Een vriendelijke zuster legt uit waar precies om acht uur ‘s avonds de honden worden gevoerd en dat Dutroux daar sinds een week stelselmatig bij van de partij is. Het is meer dan drie meter van het dichtstbijzijnde raam en na voorgesteld te hebben de aap te schieten stel ik een lichte verplaatsing van de voederplek richting raam voor. Dat is akkoord en we spreken af dat ik vanavond kom. Ik hervat de schietoefeningen. De bananenboomstam die ik daarvoor had gebruikt was inmiddels deel geworden van de schiethut bij de honden. Daar heb ik toch geen kans meer dus ik promoveer hem weer tot schijf. Ondanks het feit dat ik dezelfde markeringen gebruik moet ik toch anders mikken dan een paar dagen geleden. Het effect van de weersomslag op het hout? Na een tijdje heb ik niet helemaal, maar toch bijna dezelfde precisie als een week eerder. Om een uur of vijf slaag ik erin Piet zijn vijl af te bedelen, wat voor hem een heel offer is want die zijn schaars in Afrika en zolang hij niet bij hem achter slot ligt slaat zijn hart ietsje sneller. Ik vijl de pijl vlijmscherp. Nu mag ik er niet meer mee oefenen. Ik heb nog een half uur. Te vroeg om te gaan. Tijdens het ijsberen en andere vormen van geestelijke voorbereiding op de koele moord doe ik mijn lenzen in want het is donker en minbrillen als de mijne nemen licht weg. Ik moet geen hond raken. Bovendien reduceer ik het aantal reflecties dat Dutroux zou kunnen opvangen. Mijn boog gaat in de mouwen van een donker overhemd want Dutroux weet heel goed wat een boog is. Zo loop ik in het duister naar de zusters. Ik arriveer om tien voor acht. Het hek is dicht, de naar het hek toegekeerde huizen zijn onverlicht. Alleen in de verte op het dak van de kapel straalt het kruis. TL.
Is daar iemand? Roep ik bescheiden, hopend op een nachtwaker. Niets. Ik spoed mij terug naar Piet die wellicht als vaste priester van de zusters een sleutel heeft. Piet heeft zijn hek ook al afgesloten. Al zijn lichten branden, maar hoe ik ook schreeuw, geen Piet. Vincent. Vincent zegt dat het wel niet zal gaan want er is geen vent en geen bel en de zusters zitten heel ver van het hek. Dan geef ik het op, zeg ik. Toch ga ik nog even terug. Het is ��n minuut voor acht. Is daar iemand!!! Hallo!!!
Heel even lijkt het TL-kruis in de verte op de punt van het dak van de kapel te knipperen. Nog eens. Dutroux. Bij het kruis wacht hij op zijn portie hondebrood. Dan is het acht uur. Het kruis brandt weer constant. Dutroux is afgedaald.
Vloekend loop ik naar huis. Die voor niets scherpgevijlde pijl kan nu natuurlijk net zo goed dat overhemd uit. Ik trek. Met een ferme scheur in de mouw kom ik thuis voor mijn laatste Afrikaanse nacht.

Vrijdag 28 augustus, 1998

Inpakken. Peter en Proviah verschijnen nieuwsgierig. Ze hebben alle tijd. Ik niet meer. Ik bonjour ze de deur uit en zal straks afscheid komen nemen.
Dan staat ineens Faith voor de deur. Met een student. Ze wou toch even dag komen zeggen. Vertrek. Blij en bedremmeld haar te zien zet ik koffie van mijn laatste Nescaf� goudmerk uit Nederland.
Om vier uur vanmiddag moet ik bij de auto zijn die Kees Groenewoud van het vliegveld gaat ophalen.
Ik heb een lijstje van dingen die moeten gebeuren. Een lijstje! Het is dus al weer mis. Ik kijk er spijtig naar. In mijn boom landt een grote slanke gele vogel. Hij gaat kaarsrechtop zitten en kijkt mij aan. Ik moet bijna huilen.
Als ik thuiskom ga ik meteen Veljo bellen. Veljo leert mij parachutezweefvliegen. Bovendien: Veljo is eigenlijk ook Afrikaan, ook al weet hij het niet en komt hij uit Sloveni�.

Entebbe, vrijdag 28 augustus 1998

Op weg naar de vertrekkende auto van de afhaler van Kees Groenewoud moet Piet op de andere weghelft om een man te passeren met een dofzwartgeschilderde doodskist dwars achterop de bagagedrager van zijn oude fiets. Ik kijk even door het ruitje van de kist, er ligt nog niets in.
De afhaalchauffeur is Yussuf, garagehouder van het diocees en tevens handelaar in auto-onderdelen, ingekocht in Dubai. Die komen per vliegtuig, je gaat zelf naar Dubai om te kopen. De boot is geprobeerd maar dat duurt te lang, vooral de overslag met die klierende Kenyanen. Hij rijdt in een nieuwe snelle Japanse auto met een liquid kristal dashbord dat begint te pliengelen als een vliegtuig bij turbulentie als de honderd gepasseerd is. De verkeersdrempels op de grote weg bij de dorpjes zijn hier zijn gebouwd op jeeps dus in de eerste schuren we menigmaal met de uitlaat over de grond.
Volgens traditie koop ik op het vliegveld een doos Monte Christo’s nummer 4, ze zijn een euro per stuk opgeslagen dus nu duurder dan in Nederland maar dat krijg ik er weer af. Volgens traditie is Sabena een uur te laat, maar dat mag als je €135 goedkoper bent en zit ik met een sigaar in mijn hoofd bij een stopcontact mijn dagboek af te maken. Jeltsin komt hier via de CNN satelliet scherp binnen en roept steeds: Ja niekakda (ik zal nooit) en dan nog iets, ik laat hem verder. Men host in Kinshasa maar CNN is er nog niet precies achter wat er te vieren is want als de anchor daarnaar vraagt zegt de man ter plaatse iets van that is a very good question en dan nog iets.
Stsjoertsjie Man neemt mij als ik afscheid kom nemen naar zijn achterkantoor. Haalt voor ons en het meisje met de kogeltunnel in de hals een kouwe cola, pakt een sleutel, opent er een dikke stalen kast mee, haalt er een dik schrift uit en start een betoog over you white people, hij weet dat wij altijd met "projects" bezig zijn, ziekenhuizen, kerken en wat niet al. En of hij niet iets voor ons kon doen want dan kon hij weer eens wat verdienen en dat kon hij dan weer gebruiken om zelf ook weer wat te verdienen en zo zouden we er allemaal beter van worden, wat of ik daar van dacht en of ik eens kon vertellen wat ik allemaal deed. Nu ben ik ineens bang dat hij mij veel te hoog heeft ingeschat en dat zijn vriendelijkheid en broederliefde wellicht wat bekoelt als ik hem vertel dat ik alleen maar kennis aan het vergaren ben. Dat mijn wroeterijtjes en handeltjes niet voor de knikkers zijn. Alleen maar om het spel te leren kennen. Toch zeg ik het, in het midden latend of er niet op lange termijn iets moois zou kunnen bloeien.
Dit vat Stsjoertsjie Man op als een sein dat hij niet ver genoeg is gegaan in de uitleg van zijn positie. Ik heb hier in Jinja de tenders van beide markten en van de taxiparkeerplaats, legt hij uit. Het duurt even voor ik begrijp wat een tender is. Het is wat wij in de zeventiende eeuw ook hadden: iemand koopt voor een bepaald bedrag van de gemeente het recht om een jaar lang naar eigen goeddunken belasting te heffen. De magistraten zijn van het gedonder af en moeten alleen in de gaten houden of ze niet te weinig vragen. Dat kan door telkenjare biedingen op de tenders te laten uitbrengen. Hij had ze dus allemaal in Jinja. Alleen de markten al hebben duizenden kraamhuurders. Hij heeft een hoofdinspecteur en die heeft vier inners. Nu zie ik ineens dat kast en buitendeur van zijn hokje van onbehoorlijk dik staal zijn. Hij had de tenders al onder de vorige burgemeester Kafuko. Die was echter geleidelijk zo door zijn achterban uitgeperst dat hij geen geld meer had voor de reparatie van de wegen zodat hij duidelijk de verkiezingen zou gaan verliezen. Stsjoertsjie Man had dat zien aankomen en op tijd v��r de verkiezingen de tegenkandidaat zijn steun aangeboden in ruil voor drie nieuwe tenders. Zo was alles toch weer goed gekomen. Het valt niet mee om burgemeester te worden en te blijven in Jinja. Dat brengt wat op, maar het kost ook veel geld. Je moet wel rekenen en op wat langere termijn rekenen ook nog. Dat is in Afrika een exorbitante eis. Ze verslikken zich en komen dan bij Stsjoertsjie Man lenen en daar doet hij nooit moeilijk over als er wat tegenover staat.
Ik zeg dat het goed is dat hij me dit vertelt want nu kan ik er thuis eens mijn gedachten over laten gaan.
Dat lijkt hem een goed idee.
Nu gaan we bidden, stelt hij voor.
Dat lijkt mij een prima idee.
Wij vouwen de handen en daar gaat hij.
God, ik bid voor mij broer Bert, dat hij veilig thuis zal komen, dat het hem goed zal gaan, dat wij een vruchtbare vriendschap zullen hebben enzovoort enzovoort enzovoort en zo gaat hij nog een flinke tijd door, amen.
Ik bid: God, ik weet dat mijn vriend Peter hier veel problemen primadelux op zijn eentje kan oplossen, maar mocht het nu toch gebeuren dat hij door een of andere omstandigheid ondanks alles uw hulp toch een beetje nodig heeft, geeft u dat dan alstublieft en maak dat ik hem in goede gezondheid en welvaart in december hier weer achter zijn horlogereparatiekastje aantref, amen halleluja.