Tweede reis, juli 1998
waarin ik als Afrikaan de puberleeftijd bereik, wilde haren krijg en zelf de wijde wereld intrek.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, vrijdag 24 juli 1998
Ik heb je verwaarloosd, lezer, sorry. Ik zit alweer op de evenaar in de avondschemer onder een paarsblauwgouden hemel vol piepvogeltjes aan de cola te relaxen.
Sinds de laatste keer dat ik iets schreef is er ook niet veel bijzonders gebeurd. Ik ben het alleen steeds gekker gaan
vinden dat ze bij ons in Europa eerst dioxine en BSE-virussen in je eten smeren en dan een
stickertje op je sigaar plakken dat hij slecht is voor je gezondheid, en veertig euro
boete als je autogordels niet draagt want oei dat is zo gevaarlijk. En als je aan het eind
van je leven tevreden dood wil gaan gaan ze enorme bedragen uitgeven en verdienen om je
leven rekken. En alles voor het goeie doel vanzelf, je mocht eens denken dat het om de
centen gaat. Mijn charmante doch heetgebakerde, jeugdige Slavische voormalige echtgenote
Olga, met wie ik in een dramatische scheiding lig met veel Russische vuur- en
vlamverschijnselen blijft klieren, de schone jongeling van het toch gerenommeerde-
detectivebureau kwam met vage brabbels van de allure van een paranormaal begaafde
glazenbollengluurder, is gedechargeerd en waarschijnlijk nu op eigen kosten met het door
mij in het vooruitzicht gestelde straatwerk bezig, de vijfde colonne in mijn faculteit
ook: men heeft niet gereageerd op mijn brief maar bedacht met mij een formele "personeelsbeoordeling" aan de broek te doen. Dat
gesprek, aan beide zijden natuurlijk zorgvuldig voorbereid, is op mijn verzoek door
voorzitter Zedelijk geschorst op grond van beoordelingsreglement artikel zoveel: bij
gerezen meningsverschillen mag je nieuwe informanten vragen of zoiets, maar ik ontving
toch de volgende dag een opgemaakt beoordelingsformulier, op mijn huisadres nog wel, niet
in een bruine envelop, edoch in een witte, waarin ik, kort samengevat blijk niets te
weten, niets te kunnen, niets te doen, een rotvent te zijn en nog te liegen ook.
Een stortvloed van leugens, schrijft Admiraaltje als eerste beoordelaar.
Zedelijk tekent als decaan en tweede beoordelaar.
Zelfs de personeelsfunctionaresse hebben ze door haar onervarenheid zover gekregen dat ze
haar handtekening er bij heeft gezet.
Of ik even, zoals het reglement dat wil, voor gezien wilde tekenen.
Het lijkt mij toch dat ik dat niet wil. Zij gaan met die beoordeling de wereld der
formaliteiten en reglementen in, noodgedwongen moet ik tijd besteden daar studie van te
maken, alsof ik niets beters te doen heb, en dan houden ze zich er zelf niet aan! Ik heb
het, nadat ik de aard van de energie die men aan het schimpen had besteed goed tot mij
door had laten dringen, eerst aan mijn advocaat laten lezen.
De Secretaris hield sinds begin van het jaar mijn aanvragen voor kostenvergoedingen
dreigend in de la, zoals hij dat gewend is bij stafleden met wie hij een appeltje heeft te
schillen, maar toen ik niet ch�peau bas langs bleek te komen gingen ze hem daar
branden en op een goede middag in april had ik de vier aanvragen die hij geleidelijk van
me had gekregen terug in mijn postvak: alle vier afgewezen. Koster
zou tevreden over mij zijn: reserve kweken, blijven ademen, goed blijven uitkijken en laat
de tegenstander komen!
Intussen blijken de heren van de faculteit inderdaad definitief de stap te hebben gezet
schrijvens aan mij niet langer in bruine enveloppen in mijn interne postvak, maar in witte
enveloppen met de PTT-postbode thuis te laten bezorgen. Wat dat precies betekent weet ik
niet, maar ik heb de indruk dat het voor hen een nieuw hoofdstuk opent. Er was nog ��n
keer een uitzondering namelijk toen ik na een week mijn beoordelingsformulier nog niet
voor gezien getekend en teruggestuurd had. Toen kreeg ik op zaterdagochtend een aanmaning
van De Secretaris thuis. Wel een witte (geen bruine) envelop, wel thuis,
maar niet van de PTT, maar van een wat dik meisje op een scooter met een bekraste
gele helm op. Na een koene sprong uit de douche ving ik, drijfnat en splinternaakt boven
vanuit de het badkamerraam nog juist een glimp van haar op. De Secretaris had duidelijk
hele hoge nood gehad. Maar hij zou het fel begeerde formulier niet uit mijn la krijgen.
Over die extra kosten van thuisbezorging hoeft de belastingbetaler zich overigens geen
zorgen te maken. Gemiddeld kosten die brieven tussen de 100 en 500 euro, heb ik
uitgerekend, dus die 20 � 40 cent en die envelop zit in de foutenmarge.
Zo wordt het steeds interessanter.
Ondertussen heb ik ook beter leren vliegen maar ik moet nog een hoop leren voor ik echt loos kan met dat zeil, ik leer het niet in het tempo van zo'n jong vogeltje die uit zijn nest springt. Hoe centraal de betekenis van dat vliegen ook voor mij wordt, daar vertel ik later nog wel eens over want het grote moment is nu daar: eergisteravond kwam ik aan op Entebbe en inmiddels bevind ik mij in precies net zon huisje als Piet Korse heeft, twintig meter verderop, leeg met uitzondering van enige kleren van een onduidelijk relatie van secretaris der bisschop en beheerder van dit logeerhuis father Vincent. Ik begon rustig naar zijn welbevinden te vragen vanzelf, we zijn in Afrika, hem bij mij thuis in Nederland uit te nodigen en daarna pas kandideerde ik als huurder van een kamer in dit huisje. De gastvrijheid was bijkans absoluut, de schaarse spullen van de toch volgens hem zelden aanwezige relatie werden uit de grote kamer geschopt. Van betalen kon geen sprake zijn.
De Stichting Mind heeft inmiddels een boekhouding. Met inkomsten. Voorshands zonder uitgaven. Maar dat zal nu wel gaan veranderen, want ik ben weer in een fatsoenlijk land, Uganda! Behoudens slaap-, zit- en opbergmeubelen en een goddank werkend elektrisch fornuis, is hier geheel niets (geen keuken- of eetgerei, pannen, ijskast). De douche is koud maar geeft water! Met een van Piet geleend pannetje kan ik drinkwater koken, thee en koffie zetten.
In tegenstelling tot de vorige keer lijkt de overgang naar Afrika soepel te lopen.
Reeds thuis bij het inpakken van mijn koffer vloeide de spanning uit mij weg. Die kwam
niet terug toen op Entebbe de Sheratonbus een kogelgat in de voorruit bleek te hebben en
er een meneer met een geweer naast de bestuurder plaatsnam toen we wegreden. Inmiddels had
ik geruchten vernomen over toegenomen armoede (er moet haast ook wel minder te eten zijn
na al die regen).
Aangekomen in het hotel bleken de Ugandese meisjes talrijker, mooier en eleganter gekleed
dan ooit.
De volgende ochtend las ik dat er in Sheraton die avond weer een nationale missverkiezing
was geweest.
Piet is weer gestresst en boos op al die halve zolen die niet komen opdagen bij afspraken,
liggen te pitten, zijn werkvloer zo verven dat de werkster het er in ��n streek weer
afveegt, zes lege plastic olieflessen voor zijn huis wegkeilen als ze toch even bij hem
halt houden om hem iets te vragen, man, man, man wat een land
Ik sprak gisteren met Vincent af vandaag langs te zullen komen voor de sleutel. Trots op
mijzelf dat ik zorgvuldig vermeden had een uur overeen te komen fietste ik (ja de fiets was er nog!) de heuvel op. Vincent bewaakte als
altijd van achter zijn bureau de toegangsdeur naar de kamer van de bisschop. Die was er
niet en hij moest toch naar beneden. Kon hij mij meteen even de sleutel geven. Good luck!
Zo doe je dat in Afrika! (Tot het niet lukt natuurlijk
).
Ik zit er niet om te springen onmiddellijk naar Miss
Margaret te gaat en mijd Main Street om buiten de blikken van haar netwerk te blijven. Ik
moest naar het postkantoor om boeken van Edith in iemands postbus te laten leggen. Dat
heeft voeten in de aarde, Piet had voor Ediths eerste stapeltje gisteren normale
pakketporto moeten betalen want dit was beslist post, het tarief is over heel Uganda
gelijk en geldt ook, zo betoogde de lokettiste met succes, voor post die van het loket
naar de postbus drie meter verderop gaat. Aangezien de tweede stapel boeken als
"post" bijna een tientje zou gaan kosten had Piet van aanbieding afgezien. Nu
ik! Meteen alweer mijn eerste sociale experiment! Ik zou betogen dat ik deze boeken zelf
geheel uit Nederland had meegenomen en derhalve eigenlijk door de post betaald zou moeten
worden omdat ik hen zo veel werk uit handen had genomen. Ik zou vertrouwelijker worden en
vragen wat ze zouden doen als ik bijvoorbeeld een broer van hen zou zijn. En als dat nog
niet hielp zou ik tenslotte zou ik per ongeluk een dollar laten vallen die ze dan zou
mogen houden. Als een blok beton en tot de tanden gewapend met argumenten uit alle
culturen trad ik het postkantoor binnen. Volgens de afspraak met mijzelf zou ik aan het
begin van mijn zorgvuldig ingestudeerde act het postbusnummer voorop duidelijk aanwijzen
en quasi argeloos vragen of ze de boeken daar "even" in wilde leggen.
"OK", zegt ze.
Het hele interieur van het postgebouw begint voor mijn ogen te draaien en ik kan nog juist
uitbrengen: "..en geef mij twintig postzegels voor ansichtkaarten
.". Nadat
zij met een lichte bezorgdheid had ge�nformeerd of ik me wel goed voelde ontving en
betaalde ik met bevende handen de postzegels. Scheldend op mezelf ("wie brengt nu op
dergelijke wijze zijn gezondheid in gevaar voor een tientje") naar de markt.
Kunststof sandalen kopen. Van 5 euro krijg ik de vrouw terug naar 4, ik blijf op 3 hangen.
Het is ook mijn maat niet, betoog ik en mijn favoriete kleuren komen in het aangeboden
spectrum niet voor, zucht ik teleurgesteld. Na enkele keren mijn rugzak te hebben
opgenomen, "please give me money" betoog ik dat 7 een goede prijs is en omdat ik
haar aardig vindt doe ik er nog een bij. Akkoord. En meteen aan natuurlijk. Moderne
kleefbandsluitingen op wreef en met een hakband op de enkel, met kleefband, prachtig
donkergrijs, dikke zool, kan jaren mee, denk ik althans op dat moment nog. Mijn fiets
staat als vanouds bewaakt bij het straattafeltje van mijn vriend de horlogeman v��r de
winkel van de textiel wholesale Indi�r. De laatste, mijn eerste Indische relatie, blijkt
terug naar zijn vaderland. De horlogemaker schat desgevraagd mijn schoenen op 5 euro.
Oppassen dat ik er niet naast ga lopen.
Piet heeft last van een aap. Die wurgt voor de lol kippen en blijkt ook een liefhebber van levend plukken. Eten doet hij ze niet. Bij de buren gaat hij om de kop met los bungelende armen net buiten bereik van de honden hangen. Het geblaf is niet van de lucht. Het kolerebeest dient naar de andere wereld zo is besloten. Hij is op zijn eentje en het zal ook wel niet voor niets zijn dat zijn aanwezigheid, gelijk die van Spinoza of Napoleon -maar wij lijken meer met de Markies de Sade te doen te hebben-, door de zijnen niet meer op prijs wordt gesteld. Van de vergiftigde banaan eet hij alleen de goede stukjes. Dat wordt zo niets. We besluiten dat Piet eerst vrede met hem gaat sluiten door hem op een vast uur een banaan te geven en dat hij dan de banaan een keer in een konijnenhok legt dat schuin staat door een stok opgehouden die door een lang touw verbonden is met ondergetekende. Ik heb vroeger vaak zat een portemonnee aan een draadje op straat gelegd om er goede vinders mee te vangen dus dit is kansrijk besluiten we.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, zaterdag 25 juli 1998
De avond valt. Ik ben net terug van een heftige dag in Kamuli, 80 km landinwaarts. De
douche druppelt een minuutje en houdt er dan mee op. Geen water. Kan gebeuren, een
kilometer van het grootste brandschone zoetwatermeer van de wereld. Ook mijn wasje kan dus
niet doorgaan, gelukkig heb ik nog een fles zelfgekookt drinkwater van gisteren waar ik
een kopje koffie van kan zetten want er is stroom. Eten doen we morgen weer want voor
boodschappen was geen tijd. Enig geluid uit mijn tuin verleidt mij tot een schuwe blik uit
het keukenraam. In mijn tuin staat een soldaat met een vervaarlijk rondzwaaiende
Kalashnikov. Hij kijkt oplettend in bomen die absoluut geen dief kunnen herbergen. Ik was
sowieso van plan te doen alsof ik hier niets mee te maken heb en ga er ter eigen
geruststelling vanuit dat de buurt bij de jacht op de aap de hulp van het leger heeft
ingeroepen.
Vanochtend bij het ontbijt bestudeerde ik op Piets verzoek de kalender van de
kwaliteitskrant New Vision. Bij de nummering van oktober wordt op de eerste nieuwe regel
de maandag overgeslagen. De volgende dagen hebben dus hun datum min een. De millenniumbug
slaat in Uganda dus op zondagnacht 4 oktober 1998 toe. De volgende dag heeft Piet de
kalender van "English and American Tobacco Company" erbij geplakt want daar
ontbreekt het getal 31 bij de laatste maandag van oktober. De New Vision geeft, als
uitgelegd, 30 op deze dag. Voor je op die dagen met de lijnbus gaat eerst vragen welke
kalender ze aan de muur hebben.
De tocht vandaag ging naar een school waar een cultureel
evenement werd georganiseerd van een mij inmiddels bekend type: de jeugd vermaakt zich met
zang en dans voor een jury genietend van zijn eigen belangrijkheid, met bril, gewichtige
papieren en het bekende colaflesje waar tegenaan getikt wordt als begonnen mag worden.
Voor elck wat wils. Hier werd de vorm bij de solo tot het uiterste doorgevoerd: een
brilddragende hoogwaardigheidsbekleder jaagt de andere deelnemers er uit want dat is
afkijken. Dan gaan pupil en leraar nederig voor hem staan en vraagt hij Naam? De leraar
zegt de naam van zijn pupil. Dan: Instrument? De leraar zegt de naam van het instrument
dat de pupil voornemens is te bespelen. De pupil heeft het natuurlijk reeds duidelijk
zichtbaar in zijn handen, maar dat mag de pret niet drukken. Dan: Naam van het stuk. Dit
moet meestal enige keren worden herhaald omdat de bobo per lettergreep schrijft en na
voltooiing van een lettergreep de volgende gewoonlijk alweer vergeten is. Mij irriteert de
gang van zaken mateloos doch de goegemeenschap, pupil incluis, lijkt te genieten. Nooit
was spelen zo serieus. Het meest populair bij de bobos is: over de bril heenkijken.
Maakt niet uit dat er minglazen in zitten.
Het geheel mondt uit in eniglei vorm van trophee, als daar zijn, getuigschriften,
diploma's, oorkondes, medailles of zelfs prijzen.
Piet is er ook, met de "Spilletjes", een Noord-Hollandse familie met zoontje van
negen, dochter van twaalf en oma van tachtig. Dit scherp met de omgeving contrasterende
gezelschap loopt onvervaard in het gekrioel van het festival genietend rond alsof het de
Hoornse kermis is. Alleen dan chapatti van het kampvuur in plaats van kroket en een zelf
te slachten suikerrietstengel in plaats een suikerspin. De prijsinformatie wordt, alsof
gebaren hier de vanzelfsprekende voertaal zijn, met vingers uitgewisseld. Oma tijgt na
uitleg van een ingewijde naar het toilet, ik hou mijn hart vast, maar ze komt helemaal
enthousiast terug. Zo geweldig! Je hoeft helemaal nergens aan te komen, er zit gewoon een
gat in de vloer en er staat een bezem naast. Moet ook wel met al die ziektes hier, heel
verstandig.
Een man in een kleibesmeurde jas vraagt mij zijn groep te filmen.
Ik heb inmiddels vernomen dat de mugalabe, een staafvormige trom van minstens een meter
die je om je nek hangt, voor een tientje te koop is in Kamuli. Een deal lijkt mij: ik film
hem, hij brengt mij naar een te koop staande mugalabe. De man blijkt echter wat in de war.
Hij heeft helemaal geen groep, chartert een groep en wil nu mij filmen met de groep
zingend op de achtergrond. Dan ik met hem erop. Dan blijkt hij tenslotte helemaal geen
trommelwerkplaats te weten.
Even tevoren hadden tijdens een tukje van mij onder een boom drie meisjes van zestien
nieuwsgierig op de voorkap van de auto tegenover mij plaatsgenomen. Ik werd nauwkeurig
bestudeerden de blikken werden niet afgewend als ik terugkeek. Of ik Bert was. Ja dat was
ik. Een van de drie bleek Josephine, nichtje van Miss Margaret, met zeer kort haar deze
keer, dus niet herkend (anders misschien ook wel niet trouwens). Ik heb inmiddels mijn
halve meter donkerbruin rasta verruild voor ultrakort rossig dus zij durfden eerst ook
niets te vragen. Mugalabes wisten zij ook wel te koop. Of ik Josephine daarna ook naar
huis zou brengen, nee want dan was ik zelf niet voor donker thuis. Achteraf bleek dat ze
mij niet als minibuspassagier doch als autorijder hadden ingeschat en ja dat was dan
natuurlijk kicken geweest voor de meisjes. Ik betaal hun bodaboda taxifiets naar de weg en
hun plaats in de minibus en niet lang daarna treden wij een winkel van sinkel binnen waar
inderdaad een drum staat. De foute. Jammer.
Wat ik nu voor h��r ging kopen, vroeg Josephine.
Nou een cola en voor de anderen ook, zei ik, haar zeurstem imiterend.
Teleurgestelde blik.
Ik toch met mijn dames naar een hok met leunstoelen voor de soda. Allemaal een andere.
Of ik ook van dansen hield.
Jazeker, ik liet ons niet al te zeker ontworpen bankstel vast een beetje op de maat van de
kroegmuziek zwiepen. Gingen ze naar school?
Nee, het geld was even op. Of ik nou bij haar Moeder (tantes zijn allemaal ook moeders)
ging slapen.
Nee.
Ze genieten van het steeds terugdraaien en kijken naar zichzelf op mijn video. Bij het
afrekenen besluit ik de 50 cent niet te vragen die in het wisselgeld ontbreekt. Buiten de
dames gerekend! Die hebben goed meegeteld, er ontspint zich een stevige discussie en de
vijftig cent komt boven tafel. Ik wilde juist zeggen dat Josephine die wel mocht houden
toen ik haar knuistje er zo stevig om ontwaarde dat ik, blij dat het geen lichaamsdeel van
mij was, besloot er het zwijgen toe te doen.
In de bus bekende zij nog dringend een rokje nodig te hebben maar
geen geld en hoe het nu nog goed kon komen met haar.
Ik zei het veel leuker te vinden haar nog eens een foto te sturen.
En nog een piek erbij kreeg ze ook niet eens?
Nee.
Er werd niet meer teleurgesteld gekeken. Voor het stukje minibus naar hun dorp hield ik ze
vrij. Daaag! Maar ze waren al weg.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, Maandag 27 juli 1998
Gisterochtend naar Miss Margaret. Zij vertoonde zich niet ondanks open deuren. Ik zette
mijn fiets vast en toog op advies van buren naar de (Anglicaanse) kathedraal. Daar was
mijn vreselijke vriend de bisschop elect aan het
brallen. Bij de liedjes speelden twee "vaders" (ooms) van Miss Margaret orgel
respectievelijk viool. Na afloop kreeg de vioolvader de door mij meegenomen snaren.
Applaus. Of ik even op het orgel wou. Ik kan het niet laten een eigen nummertje, "De
Zee" [videoclip: De Kathedraal van
Bugembe.htm] heeft dus nu op een helling hoog boven het Victoriameer in de Anglicaanse
Kathedraal van Bugembe geklonken.
Terug beneden bleek Miss Margaret op het zicht van mijn
fiets van haar griepbed te zijn opgestaan. Ik werd als vanouds hartelijk omhelsd, ook door
Jackie waar ik nauwelijks meer bij kon omdat haar borsten inmiddels toch wel
onwaarschijnlijk ver van haar soepele slanke lichaam af lijken te springen. Er volgt een
mat gesprekje. Waar is Davies? In de videobioscoop natuurlijk want daar is het weer oorlog
ratatatata boem boem. Hij is nu vier. Margaret plukt hem eruit, ik maak mij plat achter de
deur, hij loopt vijf meter weg, wordt omgedraaid, kijkt een tijdje onbegrijpend en als ik
vraag wie ik ben zegt hij als vanouds: "Berrelt". Dan til ik hem boven mijn
hoofd en verschijnt een lichte glimlach. Het is duidelijk. "We" hebben vandaag
helemaal niet zon geweldig humeur met zijn allen hier in huis. Heerlijk toch om dat
dan tenminste samen niet te hebben. Maar daar zijn mijn cadeaus! Een tamagotsji voor
Davies (dit levert een geheel ongeregisseerd "Thank you Berrelt" op),
vanilleparfum ("perfume!" roept Davies als Margaret openmaakt) met lichtgroen
flesje in de vorm van een dame in avondjurk, banden met gekopieerde Ugandese muziek voor
Margaret en twee flesje neutrale oogdruppels in de hoop dat ze geen troep meer in haar
ogen smeert. Nu komt een lastig moment want Davies is
vier en tamagotsjis zijn vanaf vijf en, vermoed ik zo, niet voor boven de dertig en ik heb
het cursusboek nog niet bestudeerd. Met hulp van Davies ben ik er snel uit, het is een
snoopie-achtig hondje, we geven hem eten, drinken, ruimen poep op, spelen en brengen hem
naar bed hoewel hij wel, teken van verwaarlozing, na een uur de knapzak over de schouder
legt, zwaait en in marspas links afgaat waarna een zwart geplooid gordijn op het scherm
neerdaalt. Nou ja ik heb Margaret op het hart gedrukt de papieren te bewaren. Als hij
overmorgen nog niet opnieuw geboren is zal ik daar de knop van zoeken.
Plots moet Davies naar buiten voor zaken. Hij ziet echter dat ik alleen ben, pakt zijn
kleurboek, geeft dit ter verstrooiing aan mij en zegt: "Mammie komt zo".
Buiten blijkt het buurjongetje bezig met het maken van muizetrapjes uit kleurige rietjes.
Ze worden mij ten geschenke aangeboden. Ik informeer of ze ook aan elkaar kunnen. Jazeker
dat kan. Een half uurtje later verschijnt hij met alles aaneen, hangend aan een katoenen
koordje, kan zo om de nek, ik doe hem trots om. Davies bleek een tijdje geleden bij
thuiskomst van Margaret een "brief" aan mij geschreven te hebben in een mengsel
van echte en fantasieletters [plaatje: briefdavies.jpg
brief van Davies). Hij deelde Margaret mede mij geschreven te hebben dat ik terug
moest komen en dan een fiets voor hem meenemen. Zulks was mogelijk op dinsdag donderdag en
vrijdag.
En daar is de tilapia (Nijlbaars) met rijst want het was onthouden dat ik van rijst houd.
Alles klaargemaakt door Jackie wiens langzamerhand toch wel zeer opwindende verschijning
mij grotendeels onthouden blijft. Ik loop naar het vuurtje achter huis om haar het voor
haar meegebrachte zakmes te geven. Ze reageert er nauwelijks op. Margaret ziet het.
"Ze heeft het te druk", zegt ze. Op meesterlijke wijze kiest Margaret de
volgorde en tempo van haar vragen zo dat ik er niet omheen kan te bekennen dat ik eerst
rustig een kamer wou zoeken voor ik haar zou zien. Dat zij mij vergeven, zegt ze, mijn
blik van lichte schaamte ontging haar ook niet. Samen naar haar Oma achter Kaliro, is haar
wens want die moet voor ze dood is uitgebreid op video. We gaan daar slapen. Dat lijkt me
wel tien bandjes waard. Er moet langduriger batterijvoeding voor mijn video geregeld
worden want er is daar geen stroom.
Vandaag aapvangdag. Ook Jos van de
achterburen spreekt inmiddels nadrukkelijk over vergif, Piet heeft al een poging tot moord
gedaan, hier ligt voor een heer een mooie taak: aap vangen en wegbrengen naar bos zonder
missionarissen. Een konijnenkooi van Piet met een houtje op scherp, banaan erin, achter
het raam en trekken aan het touwtje als de aap zich er in waagt. Om 06:39 uur benadert de
aap vrijwel meteen de kooi, pakt het dunne stukje banaan dat voor het zicht bovenop ligt,
friemelt wat door het gaas bovenop, constateert dat hij niet bij de dikke banaan daaronder
kan, pauzeert, kijkt mij voor mijn gevoel recht in de ogen en zet bedaard zijn tocht voort
naar de kippen een tuin verder waar enige seconden later een geweldig kabaal uitbreekt.
Nu was ik al voorwerp van spot ("de professor wil een aap vangen") dus dit is
onaanvaardbaar. De vangkooi gaat naast het hondehok want daar staat een boom van waaruit
hij graag de honden pest die dan gaan blaffen, zo heet het. De twee honden staan lichtjes
jankend op strakke poten te kijken naar mijn bloedeigen dak veertig meter verderop waar de
aap zich liggend uitrekt en nog eens omdraait. Een uur gaat voorbij, dan lawaai op het dak
boven mijn zitplaats. De aap springt in de doelboom. Honden eronder, springen er piepend
tegenop. Dan legt de aap zich ter ruste en de honden eronder ook. Het is duidelijk: dit
zijn dikke vrienden, ze wilden gewoon dat hij gezellig kwam. Er wordt ook niet agressief
geblaft. Misschien doen ze wel eens een spelletje en dan wordt er natuurlijk geblaft. Dat
doen de honden ook als ze een spelletje met mensen doen. Dat hij kippen wurgt en levend
plukt mag waar wezen, dat van dat hondenpesten is pure kwaadsprekerij van missionarissen
die een reden willen hebben om vergif op een banaan te doen. Een aap is tog ook 1 sgepsel
Chots, niet dan? Wie zegt dat de aarde eerst opgeruimd moet voor hij bekeerd kan worden?
Daar zit ik dan. Op drie meter van de aap. Hij heeft een
lichtbruine vacht, zijn "haar" menselijk gesproken, hoofdhaar en baard
dus- is zwart. Omvang van een middelgrote hond met tweemaal zo lange staart, een knalrood
piemeltje en hemelsblauwe ballen. Serieus. Hij heeft gaatjes in de vacht, van toen hij het
leiderschap verloren heeft, fantaseer ik. Deze aap is volstrekt overbodig in de natuur net
als ik. En ze willen hem niet. Net als mij. Hoewel onze soort, die van deze aap en mij,
zich niet van ouder op kind voortplant blijft hij toch voortbestaan. Ehhh...niet
voortplant? Deze aap kan er heel goed door de sterkste zoon uit zijn talrijk kroost
uitgestampt zijn. Ik heb bij mijn weten geen kroost. Ik zoek hem op in de encyclopedie.
Een soort makaak (velvet monkey), Cercopithecus aethiops.
Gelukkig ben ik een fervent kijker naar Animal Doctor op Discovery Channel en heb daar
meermaals de nekstrop aan de stok gezien waarmee je de kop van een beest kunt vangen en
hem op stoklengte afstand van je kunt houden. En gelukkig zit ik in het werkhok. In deze
dode uren met twee slapende honden en een aap wiens kopje alleen af en toe fel opschokt
als er een vogeltje vlak langs vliegt blijkt mijn versie van de nekstrop uiteindelijk een
lat van anderhalve meter te zijn met aan het eind twee rondgevijlde gaten waar een
aapvriendelijk touw soepel door heen en weer kan. Hij wordt goedkeurend uitgeprobeerd door
een tuinarbeider die mij nog de tip geeft later gauw een lus om zijn buik te doen zodat je
hem van de grond kunt tillen als hij zich schrap zet. Die handeling zou ik persoonlijk
liever aan een ander overlaten. Na zes uur, de reservebanaan was reeds lang door mijzelve
genuttigd, moet ik opgeven wegens slaap en een ondraaglijke behoefte eens een ander
uitzicht te hebben. Ik verlaat mijn slapende kameraden onder troostende woorden van met
mij zeer sympathiserende tuinarbeiders die zeiden dat ik dit goed deed en dat ik hem
vanavond best wel zou krijgen. Dat is nog eens wat anders dan die lachende missionarissen.
Puh!
Bij terugkeer voor de tweede poging om vijf uur zie ik Jos,
en groet hem. Hij loopt gewoon door. Ik haal hem in en vertel dat ik het weer ga proberen.
Maar Jos had de boel afgesloten want dit werd toch niks.
Ik duidde zijn botheid altijd als een imitatie van Pierre, maar ook nu die weg is blijft
hij er meester in een mens zich lastig en overbodig te laten voelen. Trouwens,
langzamerhand geloof ik dat Jos ook in de tijd van Pierre hier alle touwtjes in handen
had, op de manier zoals dat hoort: onopvallend. Jos ziet, weet, hoort en kan alles maar
houdt niet van toespraken en heeft er een hekel aan voor Sinterklaas te spelen. Daar zijn
anderen voor, maar nu was ik toevallig even ergens waar hij geen pipo heeft om zich achter
te verschuilen, dus deed hij het even zelf.
Goed, dan haal ik de kooi wel op zeg ik ontspannen en opgeruimd, in een temperatuur geheel
verschillend van mijn kokende inwendige. Maar Jos, de boef, heeft het door, ik voel het.
Hoe kan het ook anders, Jos betrapt zelfs Afrikanen op diefstal en bedrog!
Kooi, paw paws bananen en draad torsend verlaat ik als marskramer met geheven hoofd
de compound van het Mill Hill Formation House om er niet meer terug te keren voor ik die
verdomde aap heb. Nu is mijn volledige prestige en ego in het geding. Dat ik geen filosoof en geen muzikant ben, niet aan mijn
functie-eisen voldoe qua wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en collegialiteit, en mij
te buiten ga aan een stortvloed van leugens, dat mag iedereen allemaal vinden, Admiraaltje en Zedelijk
al helemaal, maar dat ik geen aap kan vangen dat gaat me te ver. Wat denken ze wel!
Tot het duister beproef ik een nieuwe opstelling onder de boom naast mijn eigen kamer want
daar heb ik hem vaak gezien vandaag: het langwerpige konijnenhok rechtop zodat het fruit
onbelemmerd door gaas zichtbaar is vanuit de boom, het staaldraad bovenop vast naar mijn
raam waar een handvat voor een uiterst krachtige ruk is bevestigd [Plaatje: dutroux.jpg].
De soldaat van gisteren komt binnen. Hij adviseert de zes bananen en anderhalve paw paw
wat minder geordend neer te leggen en vermoedt dat het wantrouwen van de aap door de draad
zal worden gewekt. Even later echter blijkt de aap bij Piet waar de hele tuin vol
waslijnen hangt het duivenhok in te zijn gegaan om daar de kuikens te onthoofden en de
eieren stuk te slaan. Twee nesten verloren. Weliswaar vind ik het bij Piet achter een
beetje een stronttroep worden met al die kippen en duiven dus ik kan wel een beetje
begrijpen dat die aap daar wel weer eens wat gras wil zien en er wat aan doet, maar hij
moet natuurlijk niet mijn Piet gaan pesten. Ik trof de vier familieleden van Piet alleen
in de tuin aan. Zij hadden wat schrik van de aap gehad. Piet was even binnen zijn pillen
aan het innemen. Mijn sympathie voor de aap, merk ik, begint iets te bekoelen. Ik noem hem
Dutroux.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, dinsdag 28 juli 1998
Dutroux heeft een spannende dag gehad. Ikzelf bijvoorbeeld had
de wekker te zijner ere op half zes. Om kwart over vijf werd ik wakker omdat er van
buitenaf hevig aan de staaldraad werd getrokken die van de op scherp staande val naar mijn
kamerraam gaat. Bij het nabengelen van de staaldraad tikte het losse uiteinde nog lang na
tegen de ruit. Dutroux? Die vleerkatten hier zijn allemaal uitgerust met radar. Een vogel
die ten onrechte meende een late nachtvlucht te kunnen uitvoeren wegens overbekendheid met
het luchtruim? De laatste ronde van de nachtwaker met geweer? Dan moet ik blij wezen
dattie niet afging. Met een uit Nederland meegebrachte Lapsang Soesjong zet ik mij aan het
raam. Van alles, maar geen Dutroux. De soldaat meldt dat er weer kuikens worden gewurgd
bij de afwezige Piet en dat hij geen sleutel heeft. Na een uur of drie verschijnt Dutroux,
daalt na het zien van het aas uit de boom en gaat op de voor mij juiste plaats staan. Ik
trek. Gelijk een bliksem staat hij er een meter naast. Er schijnt wel eens vaker iets vlak
bij hem neer te komen want hij kijkt vanaf die meter rustig om en wandelt zijn boom in.
Vloekend en tierend loop ik de voordeur uit om twee hoeken naar de val, waar ik voor
Dutroux een geheel niets met het voorgaande te maken hebbende verschijning blijk die van
het dak nieuwsgierig wordt bestudeerd. Ik zwaai uitgebreid met de bananen in zijn
richting, smakkende geluiden makend, herstel de val en ga af. Dutroux wandelt uit zijn
boom naar beneden, grijpt de banaan en RAM! De meter is nu weliswaar teruggebracht tot
tien centimeter, maar ik raakte zelfs zijn lange staart niet eens. Dit blijkt voor Dutroux
toch wel het sein om ergens anders vermaak te gaan zoeken. Ik geef mijn rechtopstaande
stelling op en val terug op een schuin stellen van de konijnenkooi op een stoeptegel die
aan mijn draad gaat, zorg dat het aas aan een kant ligt waar hij niet van buiten bij kan,
houd een oefening en meen nu mijn ultieme val te hebben. Daar is de hele buurt het mee
eens behalve Piet natuurlijk die uit hoofde van zijn status als ervaren Za�rees apejager
nog een kritische vraag had die de lezer als leek zeker boven de pet zal gaan waar ik hem
dus niet mee zal vermoeien behoudens dan de vermelding dat ik weerwoord had. Dutroux
echter vertoont zich niet meer. Hij is bij de buren en daar is het spannend want die zijn
met gifpijl en boog op hem aan het schieten. Als een volleerd geheim agent trekt Dutroux
zich achterwaarts lopend op het dak terug, af en toe snel rechts en links omkijkend of dit
geen truc is waarbij hij tenslotte van achteren gepakt wordt en tevens nauwkeurig de
richtingen in de gaten houdend van de hem bekende wegen waar hij na omdraaien in de
hoogste versnelling vooruit kan vluchten. Dit is een afgezette leider. Dat kan niet
anders. Hier kunnen de bestuurderen van mijn faculteit absoluut niet tegenop. Bij het
schieten blijkt even later in de richting van mijn huis gericht te moeten worden. "Is
there anybody?", is men wel zo netjes te vragen. Ramen dicht.
Zo wordt het elf uur, het wordt warm en dat is voor Dutroux het sein in de boom een tukje
te gaan doen. Ik begeef mij naar Jinja voor de boodschappen. Krijg daar al pratende
zon verstandige indruk van de man van de elektronicaspeciaalzaak dan ik het aandurf
de 6 V spanningskabel van mijn videocamera in zijn aanwezigheid door te knippen en het
solderen van de gewenste nieuwe contacten voor langdurig video�n op dikke batterijen aan
hem over te laten. Drie stekkertjes 3 euro, vooruitbetaald, arbeidsloon ��nvijftig
achteraf. Een zaklamp van twee piek voor vier 1.5 V batterijen van de markt gaat in plaats
van een 6 Volt lamp mijn videocamera voeden. Voor nog geen 5 piek kan ik het ineens
wekenlang in de bush volhouden met een doos van de gewoonste batterijen die er zijn! Als
het morgen inderdaad geregeld blijkt natuurlijk
.Verder schaf ik mij als, zoals nu
blijkt, kamerbewoner enige uiterst elementaire huishoudelijke artikelen aan zodat ik boter
op brood kan smeren en avocado, paw paw, banaan en ananas kan eten. Lijkt me niet dat ik
dan ongezond leef. Krijg ik er genoeg van dan is het
pizza voor vier piek bij de Sailing Club, bij de gedachte waaraan ik meteen de daad bij
het woord voeg. Die blijken daar, ik had het al gehoord, te zijn overvallen. Zoiets moet
je natuurlijk direct horen van de bewaker die had gezien hoe zijn collega en de dame met
het geld voor de bank die afgezaagde Kalashnikov onder de neus kregen
.de hoofdboef
die er met het geld vandoor ging vluchtte de grotten bij de Nijlbron in, snachts
durft de politie er daar niet achteraan, men trachtte hem daar uit te roken, hij ontsnapte
over de spoorbrug, twee bewakers ontwapenend en die wapens weggooiend, alleen om het
aantal achtervolgende geweren en kogels te drukken. Profis. Geld weg, niemand
gewond.
De avond valt. Ik zit weer uren achter mijn ultieme val. Dutroux verschijnt een keer boven
de heg vanwaar hij op mijn boom springt, kijkt neer in mijn zijtuin, de moed zinkt hem in
de schoenen en hij gaat weer met de honden spelen. Father Vincent is zeer tevreden,
"well-conceived" zegt hij, over mijn val. Zo ga ik hem pakken verzekert hij want
hij komt vanavond want dat doet hij altijd.
Dutroux komt niet. Tot in het duister hoor ik de honden piepen die voor deze keer zelfs
voor de nacht hun stamgast niet hoeven te missen.
Vijf uur wachten op iets spannends dat elk moment kan gebeuren is
absoluut niet vervelend. Er is geen tikkend horloge. Er is een aap. Die kan elk moment
komen. Dat is het tijdsgevoel van een hinderlaag: spannend, je weet niet hoe lang het gaat
duren. Wachten op de start van een race is ook spannend, maar dat gaat op een klok: nog 23
minuten en dan... Je lichaam wil al weg, edoch... er is een klok die zegt dat het nog niet
mag. Een klok, dat is dode tijd. Met die aap hier wacht ik niet tot een zich mechanisch
bewegende wijzer boven een bepaald streepje is aangekomen, ik wacht op Dutroux. Geen dode
kloktijd maar levende aaptijd. Wie in hinderlaag zit en dus niet in kloktijd maar in
aaptijd leeft zoals ik hier, verveelt zich niet. Je kunt er ook niets bij doen. Ik zit in
rust, vaak leunt mijn hoofd op de vensterbank, af en toe sluiten zich mijn ogen die weer
open gaan als de honden blaffen of vogels bij mij in de buurt onrustig worden. Dan
verschijnt ineens de aap, de alertheid raakt zijn zenith, dan gaat de aap op de tak boven
de val liggen slapen en ik neem het er ook weer een beetje van.
Aaptijd, hinderlaagtijd, of hoe je het wil noemen, is een tijdstoestand waar Afrikanen
vaak in verkeren. Je hebt ook het wachten op minder spannende dingen dan het vangen van
iets of iemand. Zoals met name het wachten op regen. Net als de aap laat de regen zich
weinig gelegen liggen aan klokken en kalenders. "Regentijd". Wachtend op de
regentijd bevindt de Afrikaan zich voor zijn idee dan ook niet in de dode kloktijd, waar
westerlingen in leven als zij wachten op de paasvakantie, of op een trein, maar in de
levende tijd. Regen is leven. Het weer is leven. De hele natuur is leven. De tijd ook, dus
ieder moment is alles mogelijk. De tijd is een kracht, net als andere krachten zoals apen,
regenwolken en vallen makende filosofen. Die andere krachten duwen tegen de tijd aan en
worden, omgekeerd door tijd-plaats krachten geduwd waardoor ze op een gegeven moment
ergens zijn en niet ergens anders. Dat doen kuntu-krachten, zegt Kagam�, in La
philosophie Bantu Rwandaise de l'�tre. Veel Bantu talen hebben voor die krachten een
aparte woordklasse met speciale voorvoegsels, net zoals alles wat met mensen te maken
heeft in enkelvoud met (o)mu- begint en in meervoud met (a)ba-. Het barst van die
plaats-tijd krachten. De westerse klok zit er niet bij.
Denk eens aan wachten, in de westerse dode klok-kalendertijd, op de bus of op vijf uur
want dan mag je naar huis. Nog drie kwartier. Het ergste wat er is. Waarom? Omdat jij en
die chauffeur, of die baas van jou, allebei een horloge hebben. Een regelmatig bewegend
ding dat wij gedwongen zijn als de maatslag voor ons handelen te nemen. Elk uur weer
precies die stomme 3600 seconden. Iets dat minder fantasie heeft dan een horloge moet nog
gemaakt worden. Wij zijn geboren in een wereld met horloges. Het horloge is een poging van
de mens om zijn eigen natuur geweld aan te doen. De mens is geschapen voor de levende
tijd, de aaptijd en de regentijd. De sportman wordt bijkans gek omdat het zijn (dode) tijd
nog niet is. Nog zoveel minuten voor de start. De buspassagier omdat hij nog niet weg kan.
Nog zoveel minuten. Dat zijn eigenlijk geen toestanden voor mensen om in te verkeren. Het
horloge heeft de tijd van charme beroofd, de radar van ons instinct. Het horloge is het
kale uitgebeten doodshoofd op de afvalhoop van de westerse beschaving. Ook bij ons in het
westen kun je alleen d��r echt iets zijn waar je de kracht hebt gevonden je aan het
horloge te ontworstelen. Daar hoor je met name westerse artiesten (ik bedoel echte
kunstenaars) wel eens iets over zeggen. Die hebben de kracht gehad zich dat aan te leren:
je werk "zijn eigen tijd" laten duren. Daarom zijn westerse kunstenaars zijn in
de ogen van fatsoenlijke westerse mensen hele aparte types waar je je dochter toch niet
graag mee ziet uitgaan.
Met de haast zit het, voel ik aan ongeveer hetzelfde, maar dat kan ik nog niet goed onder
woorden brengen. Toch zie ik de theorie van de haast binnenkort ook wel in dit theater
verschijnen. Wij geven, gelouterd door het aapvangen, de haast natuurlijk rustig de
gelegenheid tot ons te komen wanneer het zijn tijd is.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, woensdag 29 juli 1998
De bisschop wil een aap. Dit zou ten zeerste mijn motivatie
verhogen als deze niet al op maximaal was opengedraaid. De bisschop wil hem aan een
touwtje de andere apen die op hun (de bisschop spreekt als bekend stelselmatig over
zichzelf in meervoud) mangoboom afkomen laten wegjagen. In hun wanhoop schijnen zij zelf
al eens met een katapult aan de gang te zijn geweest waarbij de steen van de tak
terugstuitte op het bot juist naast hun oog. Het schokkende visuele resultaat veroorzaakte
algemene bekendheid van dit wel zeer onwaarschijnlijke incident. De gedachte dat Dutroux
onder de hoede van de bisschop komt trekt mij aan want die zullen met zijn verdorvenheid
toch wel weg weten, daar hebben zij immers voor doorgeleerd.
Dutroux verscheen vanmorgen niet, hij mag vanavond en morgenochtend vrij onder uit de kooi
eten om van de schrik van gisteren te bekomen. Niet dat hij dat doet, vanzelf. Alleen de
buiten bovenop gelegde banaan is weg. Dutroux? Er zijn er hier wel meer die banaan lusten.
Er loopt hier ook een "monitor lizzard", een hagedis die ik de grootte van een
kat had toegedacht maar de breedgespreide armen van Piet wezen vanavond als maximale
grootte toch wel zon 1.75 m aan. Hij wil me vast bang maken. Die van ons hier in de
buurt is gelukkig nog wat kleiner. Hoe het ook zij, de heren doen maar, ik slaap uit
morgenochtend.
Het videovoedingsavontuur. Bij een eerste bezoek aan mijn elektrowinkel trof ik een
jonge man met een slechte en lege blik in de ogen. Hij kende geen oudere man die voor mij
iets gesoldeerd zou hebben. Ik was verkeerd. Na lang nadenken vroeg hij of ik een klein
vet kereltje bedoelde oh, die technicus, zei hij, alsof het een zwerver was. Nee die is er
niet, misschien later. Hoe hij heette, hij moest lang nadenken. Fred. Ik verliet het stuk
ongeluk ge�rgerd en ging terug naar huis. Wie half zes opstaat voor een aap mag tenslotte
best om twaalf uur aan zijn si�sta beginnen. s Middags poging twee en daar was
Fred, met draden, een plustekentje netjes op de stekkertjes ingesmolten. De Voltmeter
erop, ja de batterijen gaven de vereiste 6 Volt dus groen licht voor het griezeligste
moment: de plug in mijn digitale videocamera van 3000 ballen. Afspelen deed hij, maar
opnemen niet. Onvoldoende Amp�re? Het leek erop. Terug naar huis voor de transformator
waarmee hij wel werkt en die dus als maatstaf kan dienen. Bij het doormeten van de
transformator begon het stopcontact van de winkel te haperen. Het stopcontact van de
elektronicaspeciaalzaak van Jinja! Voortdurend friemelen om 220 te krijgen en te houden.
Nu ging het lichtje van de transformator niet meer aan. Dan eerst met de stroommeter
controleren of de draad tussen stopcontact en transformator wel stroom heeft. Pats! Alle
lichten in de winkel uit. Per ongeluk even op de multimeter voor amp�res meten ingeplugd
en te lage weerstand gekozen. Ik neem mij voor hier nu toch zo snel mogelijk weg te gaan
en in ieder geval mijn Fred behalve draden niets in handen te geven.
Er komt een besnijdenis [plaatje: besnijdenis.jpg] voorbij: trommelaars
met dansers die de ogen met speelse dreiging sperren en een jongen wiens piemel zometeen
na onzachte aanraking met een niet al te schoon en waarschijnlijk roestig mes zal bloeden
als een rund. Rukken en hakken, zo gaat het ongeveer (en die mensen in Nederland maar
zielig doen over de besneden meisjes hier, want die enge zwarte mannen die hebben daar
natuurlijk de macht
nou ze zouden de meisjes moeten zien die hier met agressief
gesperde ogen in de optocht meelopen, opgetogen over wat komen gaat, hallo moreel
Nederland, ik weet uit eerste hand dat er hier regelmatig jongens sterven aan infecties na
hun besnijdenis [plaatje: piemels.jpg]).
Iedereen moet geld geven. Na met de door de
etiquette voorgeschreven aggressieve blik en het fortuin van twee�ndertig cent tussen
mijn tanden de winkel uitgedanst te zijn naar degene die mij de penningmeester leek,
ondertussen een schietgebedje loslatend voor het nog olijk kijkende slachtoffer in spe
draai ik mij om. Fred heeft juist de schroefjes van mijn transformator los. Ho Fred! Die
zat niet in het kortgesloten circuit, daar is niks mis mee! Fred friemelt weer even aan
zijn winkelstopcontact en ja, het lampje brandt weer. Keurig draait hij de schroefjes er
weer in. Dat was dus bijna einde verhaal video voor deze reis want zonder die
transformator heb ik geen enkele voeding, ik laad de lithiumbatterijen er ook mee op.
Fred, ik dacht dat we even niks meer gingen meten. Ik ga eerst de sterkste batterijen
halen die er te koop zijn. Fred is de straat al op en komt met vier alkalinebatterijen
terug. Twintig euro. (even eerder had ik een aardige dame de opdracht gegund om voor
mijzelf voor hetzelfde bedrag een keurige zondagse broek te naaien).
Waar Fred?
Fred wijst.
Ik naar die winkel met de batterijen waar ik na een absoluut eindbod van f25,-
onverrichterzake vertrek. Aan de overkant is dat de vraagprijs, niet verder zeiken, kopen,
terug naar Fred, batterijen erin, inmiddels brandt het licht weer in de winkel en nu doet
mijn video het zelfs in de opnamestand!
V��r iemand er nog met zijn tengels aan kan komen schuif ik mijn oogst in mijn rugzak,
tracht nog tevergeefs af te rekenen met de te slappe maar wel splinternieuwe batterijen
die ik nu over heb en fiets naar Bugembe waar Miss Margaret afwezig is. Met twee cola bij de Total bijkomend van de klim zie ik een
jongetje een half litertje petroleum kopen voor de maaltijd vanavond, er zijn nogal wat
petroleumbranders want hij is niet de eerste. Hij komt op mij af en zegt: zal ik je roepen
als mammie thuis is? Neefje van Miss Margaret en wel die van mijn muizetrapjeshalsketting,
totaal niet herkend, lijkt ineens veel kleiner. Hij zal zes wezen. Begrijpt het probleem
en legt uit wie hij is. Sam. Sam krijgt een briefje mee met een uitnodiging aan Miss
Margaret voor het toneelstuk dat blijkens een spandoek in Jinja zondag door de
"Ebonies" wordt vertolkt: "Daisy". Of hij de volgende keer ook
zon horloge krijgt als Davies. Nou en of! Rustig loopt Sam weg met geld en mijn
briefje in de linker- en het benzinetankje in de rechterhand. Vlak voor de trap spreiden
zich de armpjes met hun last als vleugels en rent hij zo na een vreugdeslinger als van een
scorende voetballer de trap op.
In de schemer naar huis fietsend kom ik Ivan tegen, van een jaar of acht, uit het dorp van
Mamadeo. Hij had tevergeefs thuis naar mij gezocht want hij had geen boeken in zijn
postvak gevonden. De enige drie meter tussen Nijmegen en een dorpje richting Kamuli die
niet door eigen mensen kon worden verzorgd, namelijk de drie meter tussen het loket en het
postvak op het postkantoor van Jinja, is ons dus fataal geworden. Ivan krijgt boeken. Kom
vrijdag maar terug. Als ik ze niet uit het postkantoor wring ga ik gewoon andere in
Kampala voor je kopen. Zijn ze nou een haartje bedonderd!
Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 30 juli 1998
Het Mbiko pinkstergemeentekoor dat zo mooi had gezongen de vorige keer bij de trouwerij
van Mamadeo moest nog steeds de video band van het eigen optreden hebben. Ik had mij
uitgebreid de weg laten wijzen en toog op de motor over de Nijl naar Mbiko. Linksaf
bochtje rechts, bochtje links en dan volgende bocht rechts in de buitenbocht staat de
kerk, ze hadden elke dag wel een dienst
ja! Ik hoorde ze al zingen. Het bekende
houten ding met lemen vloer en golfplaten dak, geen deuren maar gaten waardoor een
zingende meute mij nieuwsgierig monsterde. Gauw de motor uit. Bescheiden en aarzelend naar
de opening lopend werd ik binnengenood en op een ereplaats gezet. Na het zingen was men
nog even doende bij de Heer enige verzoeken in te dienen, waarna kennelijk ruimte was voor
improvisatie, want ik werd verzocht tegen over de honderden gelovigen het woord te nemen
om hen in te lichten over het doel van mijn komst. Ik begon een gloedvol betoog over hun
koor, dat zo prachtig gezongen had en dat ik dat allemaal op video had gezet om die nu aan
hen te geven, doch bij de duizendkoppige menigte wilde het kwartje niet vallen. Tenslotte
sprak de catechist het verlossende woord: ik was in de verkeerde kerk. Dit was niet
Pentecostal, dit was Children of God. Begrijpend legde men mij uit waar ik moest zijn. Ik
verliet glimlachend en wuivend het gebouw, God be with you, God be with you, het gezang
hernam ziin loop en ik startte de motor.
Voor wie het weten wil: ik heb het later nog gevonden.
Mijn laptopaccu hield thuis te vroeg op met laden. Zat dan nog maar 40% vol. De truc was: stekker eruit en dan weer erin. Dan ging hij door met laden. Hier is de stroomvoorziening nogal schokkerig, de meeste mensen kopen een stabilisator om hun apparaten heel te houden. Daar ben ik goed mee geholpen: hij laadt hier zonder mankeren op.
Dutroux blijkt, hoor ik nu, bij het boogschieten zelfs nog tijd
te hebben plagerig zijn kopje uit te steken, zo van schiet maar. De schietende tuinnegers
van hierachter geloven nu dat hij een verwilderde huisaap is. Om vergif eet hij immer
netjes heen. Vanochtend kwamen twee studenten uit Kameroen waar apen voor de maaltijd
worden gevangen. Toen was Dutroux spoorloos. Zou hij zelfs kunnen zien wie er uit Kameroen
komt? Zijn eerdaags favoriete si�staplekje op mijn keukendak heeft hij afgeschaft. Ik ben
niet te vertrouwen. Het draadtrekken in de duisternis s ochtends kwart over vijf
heeft zich niet meer voorgedaan. Ik spendeer hele trossen bananen (zon tros kost wel
32 cent) om hem weer naar mijn boom te lokken. Met de ladder van de buren lei ik een tros
over de rand op de hoek van het keukendak, over 270 graden tot in de verre omtrek te zien.
De tuinnegers kwamen de ladder weer halen om een van hun pijlen van het dak van mijn
overbuurman father Joseph te halen. Een ding is dit: ik ben hier nog een maand en dood
krijgen ze hem niet zo makkelijk. Mijn taak is voorlopig weinig intensief: bananen voeren
en de normale verhoudingen herstellen. Dat was dus heerlijk uitslapen vanmorgen. Ik bleek
mij als vanzelf in een rustig dagje aan huis te bevinden. Nu is de keuken schoon. Mijn
wasmethode geperfectioneerd met een gevonden boender op de ribbels van het aanrecht.
Vlekken weg. Twee plastic zakken hangen op de binnenplaats: konijnenvoer en diversen. De
laatste gaat naar de mestvaalt waar een loslopende geit en af en toe een sjofele neger er
nog enig onderzoek in doet.
In Bugembe koop ik twee paw paws zo groot als de locale maagdenborsten.
Ik eet hier ook graag tomaat, want zulke krijg je niet in Nederland. Ananas is mij te zoet
en te zwaar, paw paw is heerlijk, maar avocado, dat is het. Van mijn honderd kilo zijn er,
grap ik altijd, negentig gemaakt van kaas, maar het kaas-gedeelte wordt nu bij verbruik
aangevuld met avocado.
Wat die maagdenborsten betreft: dat is dus niet niks hier, en wordt
ook geapprecieerd, zoals ik zie aan de vrouwenbeeldjes die ze hier maken [plaatje: venus van b.jpg). Een goed meisje
heeft flinke memmen. Niet omdat dat seksueel opwindend is voor mannen, maar omdat het de
toekomstige toevoerslangen voor de vloeibare babyvoeding zijn. Na ��n kind zijn het ook
werkelijk slap naar beneden hangende lange slangen. En dat geeft niets in Afrika. Het is
zelfs mooi. Ik heb hier nog geen treffende kunstwerken gezien ter viering van deze vorm
van schoonheid, maar ik heb het al gehad over de Venus van Willendorf, en 22 000 jaar geleden
deden ze het in Frankrijk ook, daar hingen de zegenrijke memmen zelfs ter hoogte van de
kont, dus het zal ook in Afrika wel bestaan [plaatje: venus.jpg]
Maar de meisjes die in Sheraton Kampala aan die bij mijn aankomst aan
schoonheidswedstrijden meededen voldeden niet aan dit schoonheidsideaal. Dat zullen dus
wel een wervingsacties zijn geweest van kapitaalkrachtige westerse modellenbureaus. En ik
heb ook al een een foto in de krant gezien van een dik schoolmeisje in het ziekenhuis met
borsten flink beschadigd door permanent insnoeren omdat ze op school voor
"Frisian" (Friese koe, die heb je hier veel) werd uitgescholden. De beschaving
is dus wel degelijk onderweg, besnijdenis en clitorectomie zijn gedoemd plaats te maken
voor plastische chirurgie [plaatje: westerse besnijdenis.jpg].
Jinja Rubaga, Mwangu Close, zaterdag 1 augustus 1998
Het is vroege ochtend. Niet veel tijd sinds ik bovenstaande schreef maar ik heb toch het gevoel dat ik ernstig achterloop. Dat is zoals gebruikelijk te merken aan een gevoel dat je eigenlijk niets te zeggen hebt. Er is toch niet "bijzonders" gebeurd? Het bekende gevaar van de insluipende vanzelfsprekendheid. De cultuurverschillen dreigen naar het ruggemerg te gaan en daar kun je ze als filosoof niet meer zien.
Dutroux is terug. Hij is ver weggejaagd, beschoten en wat niet
al maar de bananentros is van de hoek van mijn dak en ook in mijn boom gelegde bananen
verdwijnen weer. Zelfs bananen uit de kooi verdwijnen. Ik weet nog niet of Dutroux dat
hoogstpersoonlijk doet. Ik bekeek hem altijd vanuit mijn raam als hij vijftig meter
verderop in de tuin van de achterburen bij de honden zat, menende dat hij mij dan niet
bekeek. Ik denk achteraf dat ik altijd al gezien was en nu bekend, ge�dentificeerd en
geclassificeerd als "uiterst gevaarlijk" (wellicht, maar dat zou wel krenkend
zijn, als "klein beetje voor oppassen"). Vanochtend kijk ik zonder veel hoop of
hij langskomt of er zelfs onder kruipt. Uiteindelijk zal mijn ultieme val zo nodig
voorzien worden van een kuikentje aan een touwtje.
Gisteren speelde ik in de tuin op mijn blokraan, een blokfluit waaraan Bram, mijn
saxofoonreparateur in Nederland, die altijd hoofdschuddend mijn vreemde wensen vervult,
een pijpje heeft gemaakt zodat het mondstuk van mijn sopraansax erop past. Zuiver spelen
gaat niet maar mijn embouchurespieren blijven ermee in shape en het is echt leuk om te
doen. Ik word beter. Het ding slaat geen octaven maar kwinten omhoog als een klarinet. De
kalkoen van de buren kan ik al heel goed nadoen. Hij reageert er ook op. Ik heb de
video op de driepoot gezet en we hebben een prachtig duet gespeeld. Af en toe leek het
even alsof we een canon begonnen [video: kalkoenduet.avi].
Bij het eerste huis op de weg naar beneden staat s
avonds een mooi meisje met grote wakkere ogen op huiswaarts lopende kennissen te wachten
voor een kleine nieuwsuitwisseling. Ze blijkt een zus te zijn van Piets tuinjongen voor
wie ik vorig jaar Piets slasher (eenhands tuinzeisje) had geslepen. Ook haar twee broers
staan hier s avonds op een babbeltje te wachten. Hoewel ik duidelijk meer tot haar
aangetrokken ben is het duidelijk dat ik bij de broers moet staan en zij een metertje
verderop. Maar ik mag wel vragen. Ze is klaar met school, wil rechten gaan studeren in Dar
es Salaam, nu nog 700 euro vinden. Er is nog niets. De moeder verschijnt. Een hartelijke
maar toch wel statige, welgevulde maar toch stevige dame die roept: en niemand die tegen
jou zegt dat je gerust binnen kan komen? Ik vertel haar dat de stadsgeheimen hier voorbij
komen. Heeft de stad dan geheimen, vraagt ze quasi verbaasd. Ja zeg ik, iedereen zegt dat
er geheimen zijn maar niemand vertelt ze aan mij.
Dit valt in goede aarde. Ze werkt bij de bisschop. Een vader is er niet, ik vraag
natuurlijk niets. Mijn vriendin blijkt Proviah te heten en ze is al achttien geworden. Ze
is soms ineens vol aandacht, op haar afstand van de jongens waar ik bij sta, maar meestal
helemaal niet. Tussenin is niets. Ik blijk eieren te kunnen kopen aan de overkant. Laat
mij de weg uitleggen. Dan zegt Proviah volkomen uit het niets: ik ga met je mee. We gaan.
Mama grapt mij na: nou jong, je hebt het goed voor mekaar!
Ja zeg ik, eieren kopen met een toekomstig juriste!
Dat was eergisteren. Gisteravond op weg voor boodschappen stond het hele spul er weer. Nu
was ik er met mijn fiets. Iets beters bleek ik niet te hebben kunnen verzinnen. Proviah
streelde het zadel en kneep in de remmen. Ze zou mij wel even naar de stad rijden. Haar
broers lachen. Ik zeg: rij eerst eens een stukje om te zien of je het kunt. De oudste
broer zegt: ze kan alleen koken en TV kijken, dat wordt niks. In Uganda is de fiets een
statussymbool voor mannen zoals een jaar of twintig geleden bij ons de auto, de
bijbehorende flauwekul over "vrouwen achter het stuur" ontbreekt ook hier niet
waar het fietsen aangaat.
Maar Proviah heeft inderdaad weinig oefening. Ze slingert vijftig meter naar beneden, moet
afstappen om om te draaien en komt omhoog niet meer op gang. Dit is niet fietsen, dit is
lopen naast de fiets, zeg ik.
De broers lachen.
Proviah echter meent bewezen te hebben dat ze met mij achterop beneden komt.
Nou goed. Broer pompt de achterband wat bij.
Ze mag in haar eentje op gang komen en ik spring zo mooi mogelijk achterop. De snelheid
wordt wat hoog. Angstig knijp ik in haar stevige billen. Weet je hoe je moet remmen?
Ja ik rem al zegt ze rustig, jammer dat ik nog niet full speed kan. Bij het zien van de
eerste scherpe bocht stelt ze voor toch te wisselen.
Ik voer het tempo goed op want dat zal wel de bedoeling zijn. Achterop wordt duidelijk met
volle teugen genoten. Dit is bijna net zo leuk als rechten studeren.
Dat winkelt gerieflijk met iemand die de weg weet. Ze vond ik was al gespot- mijn
rasta van vorig jaar mooi staan (zelf heeft ze het ook, halflang), dat moest ik weer laten
doen.
Goed, halflang rasta net als jij en dan samen op de foto.
Zij bestelt voor mij het kunsthaar, kan ik morgen ophalen. Er wordt niet om jurkjes
gezeurd zoals Josephine.
We zijn klaar. Naar huis dan maar, zegt ze.
Of ze haast heeft?
Nee. Een colaatje? Geen bezwaar.
Bij de Silver Touch zingt Nat King Cole "When I fall in Love". Proviah houdt
meer van snelle muziek.
Ik kijk de lieve mollige Indische eigenaresse aan die vorige keer nog eens een dag op mijn
fiets heeft gepast en die zet keihard een vroege LP van de Beatles op. Love, Love me do.
Ik krimp van de knetterende herrie en vervloek mijn galance.
Terug bergop moet ik tweehonderd meter voor haar huis, twintig meter voor de plek waar
bodaboda taxifietsen met mij als passagier instorten, opgeven.
Nou dat is ook niet veel soeps, vindt Proviah. Haar (45 kilo) brengen ze altijd naar de
deur.
Gekrenkt tel ik hardop het gewicht van haar, mij, zes avocados, bananen, WC papier,
verlengsnoer, mijn afhaalmaaltijd en de twee colas in onze buiken op en kom tot
honderdvijfenzestig. Haar bodabodafietser en zij samen zijn misschien net honderd. Of ze
het verschil eens wil optillen?
Ze gelooft me en wil computerles.
Gisternacht sliep ik elf uur waarna ik niet goed wakker werd, geen orde kon scheppen in mijn gedachten en nergens zin in had. Echte depressieverschijnselen. Ik las door in het boek "Abessijnse kronieken" van Moses Isegawa, een Ugandees die nu in Nederland woont. Ik ben al op veel gelijksoortige en zelfs dezelfde plekken geweest als hij en lees nu hoe een Ugandees tegen zulke plekken aankijkt. Niet zonder trots constateer ik dat het allemaal bepaald niet vreemd meer voor me is waar hij over begint. Maar er staan ook prachtige dingen in die ik nog niet heb mogen meemaken, zoals de tienjarige Moses die zijn als "de schijters" aangeduide vijf jongere broertjes en zusjes op een krant zet om te poepen, hijzelf als een sergeant ervoor, ingrijpend wanneer er eentje van zijn krant dreigt te lopen (waarop natuurlijk de uitleg aan de lezer volgt van het verschil tussen een resulterende droge Goddank!- en een natte o, mijn God!- krant). Tevens echter lees ik hoe hij reeds ongeveer op diezelfde leeftijd van zijn grootvader, afgezette clanleider, de interactie van de belangengroeperingen in de Ugandese politiek moet leren en vervolgens t.a.v. een bepaalde kwestie het Britse, het Aziatische en het Afrikaanse standpunt onder woorden moet brengen. Weet hij wel dat de meeste kinderen in Nederland dankzij het "moderne onderwijs" aan zulke dingen hun hele leven niet toe komen? Maakt niet uit, hij heeft het opgeschreven, en het ligt te lezen in de Nederlandse boekwinkels.
Ivan, uit het dorp van Mamadeo, is al dertien. Hij verschijnt
voor mijn deur. Hij zou immers komen. Of die boeken nog gevonden waren. Ik had niet
verwacht dat hij nog een keer een dag en twee piek zou spenderen op helemaal van zijn dorp
naar mij zou komen. Was ook niet meer naar de post geweest. Zag daar ook eigenlijk niets
in. Nee, zei ik, de boeken zijn weg. Ik ga boeken voor je kopen in Kampala.
Hij zit niet meer op school want er was geen geld. Dat verhaal hoor ik overal, dus ik
vraag hem of hij iets lust en wijs naar mijn uitstalling banaan, avocado, eieren, paw paw,
tomaat, koffie en thee.
Eieren en koffie.
Hoeveel eieren?
Drie.
Hard of zacht?
Hard.
Verder niets?
Verder niets.
Hoeveel boeken heb je al gelezen?
Vijf.
Welke titels?
Er wordt lang aan het hoofd gekrabd. Tenslotte kwam er iets onverstaanbaars uit met een
zwaan of zo. Hij zat tot voor kort in de eerste klas middelbare school. Dat was zo gegaan,
vertelt hij op zeer matte toon zon beetje naar mijn schouder kijkend met doffe ogen:
hij had zijn vader gezegd dat hij daarheen wou. Toen had zijn vader gezegd: dan wil ik
vanaf nu alleen achten zien. Hij had zich de pestpokken gewerkt (terwijl hij uitlegt hoe
hij zichzelf onder handen had genomen sloeg hij, om de toen gemaakte voornemens te
benadrukken telkens met zijn wijsvinger op de rand van mijn tafel) en het was gelukt. Toen
moest er geld komen en hebben mijn vader en ik een HEEL ERG GROOT ma�sveld gespit. Voor
het eerst verheft Ivan zijn stem, die bij "heel erg groot" zelfs even schalt in
de kamer. Toen de ma�s rijp was werd het verkocht voor tweehonderdzes euro. Daarvan werd
een matras (het is een boarding school), kleren en boeken gekocht en was er 50 euro voor
het schoolgeld over. Dat was 53 euro te weinig. Hij was toch toegelaten want de
koffieoogst was aanstaande en dan zouden ze de rest betalen. Op school ging het goed sinds
februari. Een jongen van het dorp zat in de vierde, die heeft hem alle regels en gevaren
uitgelegd en zo zat hij prima, tot deze maand bleek dat de koffiebonen te laat rijp zullen
zijn. Niet genoeg regen. Nu moesten ze de resterende 53 euro eerst lenen. Dat wou niemand.
In september zal de koffie zeker verkocht zijn en was het geld er. Inmiddels zat hij weer
thuis. Hij bijt op zijn lip maar begint niet te huilen.
Nou wat denken jullie, wat heeft deze Hollandse jongen gedaan? Goede werken!
Nou vooruit ik ga je dat geld lenen.
Ik heb op dat moment geen enkele verandering aan Ivans gezichtsuitdrukking gezien.
Helemaal niets. Ik pakte een servetje en zei schrijf op: Ik
.en dan je naam
.heb
geleend van
En daar schreef ik mijn naam. De som van
eerst in schrijfletters.
Dan nog eens in cijfers. Er is geen rente. Ik betaal terug op
..Wanneer kun je
terugbetalen? 1 oktober. Weet je dat nou wel zeker? Dan begint de nieuwe schoolperiode en
moet je weer nieuw schoolgeld betalen. Kun je dan mij en de school tegelijk betalen? Ja
koffie zat. OK 1 oktober via father Piet.
Na nog wat blokfluitles zette ik hem eruit, ik moest boodschappen doen. Ik wist ook niet
of hij van zichzelf moest wachten tot ik het sein gaf.
Ben je blij? Vraag ik, bedelend om de emotionele beloning voor de goede gever (althans van
de rente en het buitengewoon hoge risico).
Ja, zegt hij met zijn pokerface.
En ik moet mij tevreden stellen met de wijsvingertikjes op de tafel en het HEEL ERG GROTE
ma�sveld. Dat is eerlijk gezegd eigenlijk ook absoluut geen moeite. Zou hij eenmaal uit
mijn zicht net als Sam van vreugde een rennende
vogel worden?
Waarom leen ik het? Waarom geef ik het niet? Nou daar vind ik niks aan. Dan komen ze terug
om meer te vragen. Nu komen ze niet terug, dan leer ik iets of ze komen terug om te
betalen en dan heb ik een relatie opgebouwd. Daar heb ik dus gewoon meer aan. Er zit voor
mij geen opvoedende motivatie bij. Ik wil alleen weten wie zijn woord houdt en wie niet.
En bij Ivan is mijn verwachting, door de stemverheffing en het wijsvingertje niet laag.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, zondag 2 augustus 1998
Zondag. Get nee, niet naar de mis. Trouwens ik word
weer niet goed wakker. Er is aan de bananen in de val gezeten maar er ontbreekt er
geeneen. Dat was dus zeker niet Dutroux. Ik had stevige buikpijn vannacht na het nemen van
alle malaria pillen. Zeker te weinig in de maag. Of enge ziekte. Tot overmaat van ramp heb
ik met mijn niet goed wakker worden alle verschijnselen van missionaris Kaanders in het
boek van Moses Isegawa die slaapziekte had opgelopen, nota bene in Jinja: "Het
afgeleefde lichaam van Kaanders droeg de littekens van zijn lange strijd met de
polygamisten van het bisdom Jinja. In het heetst van de strijd tegen het heidendom, de
polygamie (... even tussendoor: Moses schrijft elders dat hij zelf in die tijd drie
vrouwen wilde...) en de onnozelheid aan de oostelijke, door tseetseevliegen geplaagde
oevers van het Victoriameer, had hij slaapziekte gekregen." (Abessijnse Kronieken. p. 258).
Ja, ja, dat was toen inderdaad niet niks. Geen mens woonde er meer aan het begin van de
twintigste eeuw langs een 80 km lange strook aan de kust, veertig km diep. De provincie
Noord Holland. Iedereen dood of weggetrokken. En nu nog hangen overal zenuwachtige van
muskiettennet gespannen kooitjes om ze te vangen en de ontwikkeing van de populatie bij te
houden.
Zou ik ook
? Ach nee, de oevers bij Jinja zijn ook niet de oostelijke maar de
noordelijke oevers van het Victoriameer en ze zijn hier heel wat snuggerder dan de auteur
van Abbessijnse Kronieken, namelijk ongeveer zo snugger als deze auteur zichzelf
afschildert. Als het waar is van al die slaag die Moses schrijft gekregen te hebben vraag
je je af waarom er niet meer verstand uit zijn wonden is gekomen. Welke Afrikaan gaat er
nu een BOEK schrijven. Mensen tegen een symbolische vergoeding in je kaarten laten kijken,
het stomste dat er is. Vooral als je duidelijk je echte kaarten wil verbergen en dat door
je ijdelheid niet lukt. Kortom, hij mag dan Ugandees zijn, bij mij uit de buurt van Jinja
komt Moses Isegawa duidelijk niet.
Gisteravond naar Miss Margaret voor de afspraak straks: toneel, de "Ebonies"
spelen "Daisy". Er is een dikke taart van een dikke dertig. Cousin sister
Elizabeth, dochter van zoiets als een ex koning van Busoga. Moet ik nog precies navragen.
Als een zak aardappelen die toch korte pootjes heeft waarmee ze citroen met water en
bananen met notensaus naar haar mondopening brengt hangt ze achterover in een zwoegende
leunstoel. Wij Nederlanders konden goed kaas maken, had ze gehoord.
Ja, zei ik geanimeerd, daar zijn wij (ik moest even aan de bisschop denken) vreselijk goed in.
We zitten. Zo gaat dat. De (wegens verwaarlozing
"weggelopen") tamagotsji van Davies was buiten al afgepakt geweest en weer
terugveroverd door Margaret. Hij is rood besmeurd met klei. Ik slaag er met behulp van het
cursusboek in hem opnieuw en in de lokale tijd geboren te laten worden. Hij pliengelt
"Happy birthday to you" en we kunnen hem weer voeren en stront ruimen. Vooral
dat reukloze strontruimen zou voor Moses Isegawa iets geweldigs zijn. Hij moet een
therapeutische tamagotsji krijgen.
Als ik begin te verlangen naar iets spannenders dan dit gezit vraag ik Miss Margaret of ze
morgen kan, zonder het haar reeds bekende doel te noemen.
Ja.
Ik sta op. Nu staat de aardappelzak ook op. We gaan naar mijn fiets op de veranda.
Margaret haalt een sprei met kussens op de veranda waar de aardappelzak op neerzijgt. Dan
staan we ineens weer binnen en krijg ik een baseballpet van structuurstof in een van de
kleuren van mijn bloes. Er verschijnt ineens een kolossaal rood overhemd, voor wie in
Godsnaam gemaakt? Uit Canada, op haar verzoek voor mij meegenomen door haar broer. Hij
gaat aan en past. Ik laat haar mijn nieuwe donkerrode zondagse broek zien van veertien
euro veertig, net uit Main Street opgehaald. Ze vond hem net zo mooi als father Brian maar
die had tot mijn verwondering versteld gestaan van de prijs en de kwaliteit.
Waar? Vroeg hij.
Nou het sterft toch overal van die naaimachines, zeg ik.
Ik schat hem zeker zeventig en hij is zijn hele leven in Afrika geweest. De broeken van de
meeste missionarissen komen uit Europa, meest spijkerbroeken met een te laag kruis. Jeans
worden hier voornamelijk door hoeren gedragen.
Tien uur. De broer van Proviah meldt zich voor een praatje. Hij had al om computerles
gevraagd. Ik zie nog niet wat hij mij te bieden heeft en hij houdt zich zelf ook niet met
die vraag bezig, dus heb ik er geen zin in. Ik moet hem natuurlijk niet tegen me krijgen,
dus ik wil hem mijn tijd geven en hem de hoop niet laten verliezen. Gelukkig komt even
later Proviah zelf ook aanhuppelen en kan ik vertellen dat buiten haar aanwezigheid de
prijs van het voor mijn staartjes bestelde kunsthaar was vervijfvoudigd. We moesten er
maar even samen heen dacht ik. Proviah rent in haar klofje naar huis en komt weer buiten
in een prachtige nauwe lange rok met dito hooggesloten bovenstukje, zeer licht grijs met
zwarte motiefjes.
Onderweg naar beneden even een lastige vraag: of ik ook ging bidden (in de kerk bedoelde
ze).
Nou niet in de kerk, hoogstens op mezelf, zei ik behoedzaam, in de hoop het zo voor de
dochter van een bisschoppelijk functionaresse niet zo erg te maken dat ik buiten de markt
terecht kom.
Nou zij ging nooit, op haar school was het elke dag raak en daar was ze strontziek van
geworden. Ze deed er niet meer aan.
Van de haarprijs ging niets af, maar er kwam wel Keltenrossig kunsthaar boven tafel dus
dat wordt wat morgen bij de overbuurvrouw. Proviah zal er ook zijn want het moet
natuurlijk worden zoals zij het wil. Mijn d�confiture gisteren heuvelop bleek achteraf
aan een heftig aanlopen van de achteras te hebben gelegen, inmiddels hersteld en op de
fiets terug naar boven haal ik zonder dit probleem niet alleen de plek waar mijn bodaboda
taxifietser altijd instort maar ook onze zijweg die zelf weer ietsje afloopt en kan nu
freewheelend en uithijgend langs mijn neus weg over de blokkade van eergisteravond
spreken. Mijn imago, niet in de laatste plaats ten opzichte van mijzelf, hersteld.
Of Proviah computerles nu wil?
Ja.
Er valt niets te douchen voor ik naast haar ga zitten want er is even geen water.
De start.
Het lijkt erop dat ik alles maar ��n keer hoef uit te leggen behalve het bevestigen met
Enter. Dat is iets vreemds: telkens yes I want this zeggen.
Haar eerste oefentekst in MSWord:
The world seems crazy enough
But life goes on.
Bij de volgende les, het overschrijven van een bestaande file met een nieuwe versie, wordt dit aangevuld tot:
The world seems crazy enough
But life goes on.
Bert Hamminga is a very nice tall man.
Proviah says this.
Uit mijn hoofd, vingers, schouders, overal beginnen ineens prachtige bloemen te
groeien. Ik leg nog uit dat over het touchpad geen kleine veegjes gedaan moeten worden
zoals bij het bezemen van een vloer maar een eenparig rechtlijnige streelbeweging met de
wijsvinger op het doel af. Als je er bent geef je een goedkeurend klopje, bijvoorbeeld
File/Save. Daar blijkt ze heel goed in. Dan moet ze naar huis. Haar hand gaat omhoog voor
zo'n klap als wij van onze schaatstrainers kennen als hun pupil na de finish tevreden
langs komt glijden, maar als vanzelf pak ik de prachtige bruine hand en geef er een kusje
op. Morgen negen uur vervolg?
Ja en daarna samen naar de overkant voor mijn staartjes. Dan rent ze weg.
Doet de rest van Afrika er nog toe?
De Ebonies spelen Daisy. Ze komen op het schoolterrein aan met prima autos, hun
logo erop en hun e-mail en website adres. Mijn fiets lijkt me daar niet safe. Geroutineerd
tijg ik naar het eerste woonhuis, schudt de handen van alle vijftien gezinsleden, leg
rustig tien keer mijn situatie uit zodat zij rustig tien keer kunnen zeggen dat ik vanzelf
best hier mijn fiets mag zetten en ik zet hem neer, op slot tegen hun regenpijp.
Naast het toneel staat een TV scherm waarop een voorprogramma draait met passages uit hun
soap serie op Uganda TV en reclame voor in de kranten als dubieus gekenmerkte banken en
huidzalfjes. Er staan microfoons op het podium, dat moet ook wel want er kunnen 1500 man
in de platte zaal. De uitversterking is lang niet slecht. Margaret is een uur te laat, het
begint een half uur te laat en dan is de zaal halfvol. Dat vind ik gezien de prijzen toch
nog aardig, want een kaartje kost vijf euro, de waarde van eenderde zondagse broek
bijvoorbeeld oftewel dertien caf�colaatjes. De bar achterin blijft tijdens de
voorstelling gewoon open. Dat mag ook wel want pauzes zijn er niet en de voorstelling
duurt vier en een half uur. Ik weet al hoe moeilijk ze kunnen doen over filmen dus meld
mij en vertel over onze internationale festivals en toon mij, boef, bereid hun te
promoten. Zelfs nu moet nog ruggespraak worden gepleegd. Het is goed, al word ik later
nogmaals door een meisje op agententoon over mijn video aangesproken, zij wordt echter tot
de orde geroepen. Na het eerste uur is de zaal helemaal vol, het gaat dus net als in de
kerk.
De tijd is van gelei. Een Ugandese zuster, net in Engeland
geweest, zat voor het begin naast mij onder de boom te wachten. Wij bespraken het
regentonprobleem (waarom maakt bijna niemand een regenton, het is toch een groot gemak en
weinig werk). Zij bleek de gedachte van de verschillen in tijdhorizon heel goed te
begrijpen: het werk is nu, het gemak is later. En nu is nu, en later is veel later dan in
Europa.
Ik vroeg haar: ��n Ugandese week, hoeveel Londense weken is dat?
Zonder aarzelen zegt ze: zes.
De toneelvoorstelling van vanmiddag zou dan voor een Ugandees
27 Engelse uren hebben geduurd! Maar het zou ook betekenen dat een Ugandees voor zijn
gevoel in een "Londens" uur zes uur werkt. Aan de andere kant: als hij een dag
vrij heeft, heeft hij ook zes keer zo lang vrij. Niet alleen is het verdriet van werken is
hier dus veel groter en de vreugde van niets doen ook, maar de vreugde van het resultaat
van je werk is zes keer zo ver weg. Om voor iets dat zo ver weg is nu te gaan
sappelen...en daar komt nog bij dat de traditionele blik op de natuur inhoud dat je
omringt bent door krachten die veel sterker zijn dan jij, dus wat verbeeldt jij je wel met
je muggenmacht te kunnen bereiken! Je kunt zelfs de grote krachten met die arrogantie
verstoren en dan zijn de rapen gaar! Werken voor een resultaat is dus volstrekt
irrationeel. Als het dak lekt verzet je je bed, als je water nodig hebt ga je het halen,
een regenton? Een waterput? Allemaal gevaarlijke arrogantie en nog vermoeiend ook.
Met mijn ��n op zes sommen voer ik natuurlijk wel lineaire berekeningen uit en ik denk
dat dat niet mag. De tijd in Afrika is net zoiets als de aarde voor de angstige matrozen
van Columbus: je kunt een eind zeilen en dan val je er af. Voor vele Ugandezen is het eind
van de tijd een dag of twee, drie. Hoewel ik tegen Ugandezen vaak met daverend succes de
anekdote vertel dat ze mij op mijn 25e bij mijn eerste baantje vertelden wat mijn pensioen
zou zijn denk ik dat wij westerlingen in de praktijk ook niet veel verder dan een jaar
gaan met dan nog wel enkele algemene zelfbeperkingen strekkende tot een redelijke
reservepositie aan het eind van dat jaar. Zelfs westerse bedrijven denken nooit veel
verder dan vier jaar vooruit, althans niet precies. Tussen de
binnendruppelende mensen een bruine edelsteen: Jackie, met Davies. Of ik even wil betalen.
Jackie ziet er weer prachtig uit, een lange dunne rok en een lang rood jasje er boven.
Veel kleiner dan ik is ze niet meer. Ik ga af en toe naar de Starcom om te zien of er een
fax voor mij is en voor elke dag staat er wel een fax genoteerd voor Jackie Nankya van ene
Richard. De bofkont. Ze komt niet helemaal dagelijks ophalen blijkens haar handtekeningen
maar toch wel vaak.
Dit gezelschap kent de Koot en Bie truc van praten tegen jezelf: het scherm wordt ook
tijdens de voorstelling gebruikt, bijvoorbeeld om de persoon aan de andere kant van de
telefoonlijn te tonen, om even te laten zien hoe iemand op pad gaat ergens naartoe en als
tijdelijke audiovisuele voortzetting bij het wisselen van d�cor. Dit alles technisch zeer
aanvaardbaar. De spelers zijn natuurlijk beter dan de Nederlandse maar dat is niets
bijzonders, dat is op de hele wereld zo: het Calvinisme heeft het toneel uit het
Nederlandse sociale leven verbannen en als in het leven zelf niet en masse geoefend wordt
kan er ook nooit echt iets bijzonders komen bovendrijven. Als je alleen al kleine Davies
Nankya van vier zogenaamd wakker ziet worden nadat hij middels geveinsde slaap heeft
getracht aan het innemen van medicijnen te ontkomen!
Themas: een arme sloeber wordt slecht behandeld in een ziekenhuis en blijkt achteraf
een rijke zakenman die zijn beroving tot op het vel als een goede aanleiding voor dit
experiment had gezien.
Een vrouw wordt blind bij de moord op haar man. Familie van stad en platteland tracht haar
bezittingen te bemachtigen met list en bedrog. Uiteindelijk blijkt haar blindheid
voorgewend.
Voor wat er Afrikaans aan is moet je naar de invulling
gaan kijken, bijvoorbeeld het probleem van naar de stad getrokken en rijk(er) geworden
mensen met de op het platteland achtergebleven familie levert regelmatig gejoel van
herkenning op: stadmigranten willen hun "rijkdom" niet delen met de
plattelandsfamilie en houden met slimme truuks hun welvaart geheim. De plattelandstak
wordt boos en zet witchcraft in (hier wordt de heks aangedikt -letterlijk, namelijk met
kranten in de broek- als een achterlijk mens waar lekker om gelachen kan worden).
De arme vrouwen van het platteland hebben steevast dikke billen en grote borsten, de
stadsmensen voldoen aan het westerse vormenpalet. Maar op themaniveau is er niets wat voor
ons een probleem is. Ze kunnen zo naar Nederland. Het zou voor Nederlanders ook leerzaam
zijn van de sociale vaardigheden van de Afrikanen kennis te nemen. Afrikanen hebben daar
een duidelijke voorsprong in ten opzichte van de gemiddelde westerling. Dat is natuurlijk
ook geen eerlijke vergelijking. Afrikanen hebben er, omdat ze minder tijd besteden aan het
leren van technische vaardigheden, veel meer tijd voor. Wat doen ze in de tijd dat wij
westerlingen ons bezighouden met het verwerven van technische vaardigheden in hogere
opleidingen? Ze zitten bij elkaar. Dat levert wel degelijk iets op. Bij sociale
vaardigheden gaat het, zoals iedereen weet, om het kunnen spelen van rollen, het
ontwikkelen van communicatief gedrag dat het doel van persoonlijk expressie ontstijgt en
een nauwkeurig beoogd effect heeft op de ander en het is logisch dat de Afrikaan daarin de
meeste westerlingen met gemak verslaat. Ik had zoiets vroeger al eens gelezen bij Hobbes, maar ik vond het zo idioot dat ik het niet wou
geloven: iedereen brengt een ongeveer gelijk deel van de dag wakend door, de hoeveelheid
die je leert kun je alleen meten in uren dus iederen waar ook ter wereld leert per dag
even veel. Alleen niet hetzelfde...
Er wordt in het theater ook veel gezongen en geswongen maar dat is allemaal playback met
overigens uitstekende geluidskwaliteit.
Er wordt niet alleen naar de bar gelopen, ook wordt luid de naam van iemand geroepen waar
een acteur krachtens zijn rol niet op behoort te kunnen komen en wordt iemand van achteren
belaagd dan zijn de waarschuwingskreten niet van de lucht.
Margaret wil een cake bakken en na afloop van de toneelvoorstelling zouden we de
ingredi�nten kopen. Mijn fiets staat er nog met een plastic zak, over het zadel gedaan
vanwege de regenbui! Dit brengt mij op enkele gerelateerde gebeurtenissen die ik vergeten
ben op te schrijven: bij een aankoop in een winkel aan Main Street dreigde mijn hele
portemonnee op tafel te blijven liggen. Ik werd mooi wel gewaarschuwd. Ik moet aannemen
dat die vrouw ook wel besefte dat er heel goed een jaarsalaris voor haar in zou kunnen
zitten. Of niet? Ook vergat ik echt helemaal- mijn
rugzak bij de vrouw die mijn broek zou gaan maken. Die sprong achter de naaimachine
vandaan en sprintte met de rugzak achter mij aan. Als bij deze mensen de knop goed staat
en dat is meestal het probleem is dat die enkele keer van het tegendeel zoveel
indruk maakt-, zijn ze echt geweldig lief. Dan hoor je bij hen, ook al kennen ze je nog
maar net. Als je er hier bij hoort is dat een dermate onvoorwaardelijk als eigen beschouwd
worden dat je als bleke een onbeschrijflijke gelukzaligheid ervaart van iets dat wij
misschien ook ooit gehad hebben maar wat bij ons volkomen verloren is gegaan. Ja ik weet
het, ze schieten je ook dood voor een piek maar daar heb ik het nu even niet over. Ik heb
het nu even over de in een Europese stad dolende eenzame die nergens onvoorwaardelijk
welkom is, altijd op zijn tellen moet passen en die zich hier met een aanloop en een luide
krijs van babygeluk op andermans bed laat vallen.
Ik schud weer een heleboel handen u�bale (dankjewel) en het muzungu avontuur is voor de
familie voorbij.
Bij het binnentreden van supermarkt Laki Modja komt het gesprek op mijn Keltenrasta die in
de planning ligt. Het gezicht van Miss Margaret betrekt. Ze blijft in de ingang van de
winkel staan, Jackie en Davies geduldig achter haar in de rij, om uit te leggen dat ik nu
zo mooi ben en zelfs Jackie vindt dit mooier. Nu weet ik stiekem dat haar vijftienjarige
slanke boomlange zelfgekweekte langbenige rondborstige zwartbruine perzik-Miss Busoga
maagd geen enkele interesse in mij toont en dagelijks naar de Starcom loopt voor faxen van
haar Richard. Jackie aankijkend zeg ik tegen Miss Margaret dat dit een boeiend onderwerp
is maar dat we nu eerst boodschappen gaan doen. Jackie laat al haar hagelwitte tanden
zien, boven en beneden, van uiterst links, via het midden, tot het achterste eind van de
rechterkant.
De "cake-ingredi�nten" van Margaret blijken
bij elkaar flink prijzig. Nou ja alle voorraden weer aangevuld. Ook wat waard. Dag Davies,
dag Margaret, dag Jackie. Het wangschurken. Heerlijk, als je er eenmaal aan gewend bent.
O, o, Jackie.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, dinsdag 4 augustus 1998
Ik zit al sinds de ochtendschemering op de loer voor Dutroux die nu toch uit mijn val gegeten lijkt te hebben. De door mij bij Kafuko pleegzoon Kiganda bestelde ladder die mij de toegang verschaft tot Dutrouxs riante dakslaapplaats met uitzicht op Victoriameer, gisterenavond nog niet aanwezig, blijkt nu in de tuin te liggen. Loodzwaar, maar mijn vrees voor gewoon opgespijkerde sporten bleek niet bewaarheid: nette, zelfs ietsje klemmende kepen doen de sporten half in de keurig evenwijdige lengtebalken vallen. Op ��n van de twee uiteinden staat hij zelfs loodrecht. Natuurlijk ga ik pas op Dutrouxs plaats si�sta houden als ik hem gevangen heb want als ik er nu verschijn krijgt hij de schrik van zijn leven.
Gisterochtend versliep ik mij en werd pas een half uur voor de afgesproken computerles
van Proviah wakker. Toen ik met mijn thee uit de keuken kwam zat ze al aan mijn tafel. Ik
meende er goed aan te doen de betovering van de Encyclopedia Britannica in stelling te
brengen. We starten. Wat wilde ze weten?
Ze wist niks te weten.
Ik zeg, typ maar eens in "Dar es Salaam". Zo gaan we verder waarbij ze gelukkig
weer fout met haar wijsvinger over het touchpad bezemt zodat dit even rustig op de
binnenkant van mijn onderarm moet worden geoefend. Ze maakt snel vooruitgang dus na een
minuutje of tien intensief oefenen heeft ze het onder de knie. Zelf dacht ze het al eerder
te kunnen. Er zijn evenwel nu eenmaal dingen die je meteen vanaf het begin helemaal goed
moet leren doen om er later niet mee in de problemen te komen. Ik moet bekennen dat ik me
niet helemaal kan herinneren wat ze verder nog in de encyclopedie heeft opgezocht maar dra
zei ze dat het tien uur was, tijd om naar de overkant te gaan voor mijn Keltenvlechtjes.
Verrek! Asterix! Daar had ik nog helemaal niet aan gedacht!
Onze vlechtster bleek naar het ziekenhuis met een "gebroken pink". Dat bleek
gelukkig later wat minder erg: een verstuikte wijsvinger. Proviah stelt voor mij meteen
naar een vlechtster in de stad te brengen en mij dan aan het eind weer op te komen halen.
De gedachte om Proviah, mijn beoogd gezelschap tijdens de barre urenlange zit, tevens
bijsturend zodra het niet naar haar zin zou worden, het hele middenstuk van de vlechterij
te moeten missen doet mij de moed in de schoenen zinken. Zullen we het niet morgen doen?
Stel ik voor. Vandaag kan ik met Piet en zijn
familie mee naar een stukje oerwoud dat nog over is langs de weg naar Kampala, en voor het
toerisme is opengesteld. Alle grote wilde zoogdieren zijn er reeds lang genuttigd, maar er
zijn wel prachtige vogels, vlinders en
paaltjes met rode, groene en blauwe pijltjes.
Toegang zonder Ugandees paspoort: vier euro (dat staat gelijk aan acht dagen zolang het
licht is, dus twaalf uur per dag, werken aan de nieuwe dam bij Jinja). Prijzige paaltjes.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, Woensdag 5 augustus 1998
Goedemorgen! Om vijf uur in het pikkedonker rammelt de val stevig. Dutroux? Ik had geen
ochtendwake gepland want gisteren was Dutroux de hele periode tussen 05:30 uur en 09:00
uur niet verschenen. Dit moet haast wel Dutroux zijn geweest, constateer ik na uitgeslapen
te zijn: alle bananen weg. Als het licht is laat hij ze liggen, hij heeft kennelijk nu het
plan opgevat gewoon in het donker van mijn bananen te gaan ontbijten. Tsja, daar kan ik
niet voor gaan zitten s ochtends want als hij ze om vijf uur pakt zie ik nog geen
hand voor ogen.
Het schrijven valt mij moeilijk, ik word gestoord door een heftig circulerende
hormoonhuishouding. De lezer zal onmiddellijk begrijpen dat het er dus nog niet van
gekomen is. Tevens twijfel ik of Proviah zich wenst te begeven in verdere
proefondervindelijkheden met haar nice tall man. Niets is lastiger dan, eenmaal op koers,
het geloof in de kust aan de horizon op te geven. En dat terwijl het me zonder haar op
deze fantastische oceaan zo goed beviel.
Gisteren dus half zes op, geen Dutroux, om negen uur volgens afspraak naar Proviah wegens
de Keltenvlechtjes. Ze moet nog even afstrijken. Ik krijg de fotos. Ik houd de
mooiste van haar tegen mijn wang. O die drukken we wel even af. Ik vergeet hem, maar ze
blijkt hem later zelf in haar zak te hebben gestoken. We gaan met Proviahs zus Grace, journaliste bij het Jinja bureau van de New Vision, absoluut
prijscontact dus, de stad in en de dames geraken in onderhandeling met een vrouw die zij
niet kennen en tegen wie zij na enige tijd wantrouwen opvatten. Giechelend willen ze hem
stiekem drukken terwijl de invalide vrouw haar inderdaad merkwaardig aandoende zaakjes aan
het regelen is en bij de bodaboda klaar staat op mee naar mijn huis te gaan want dit is
zwart. Ik stel voor dat ik haar gewoon zeg dat ons plan veranderd is, zo gezegd zo gedaan
en Grace weet wel iets beters, hetgeen mijn vlechthok van de vorige keer in de nis blijkt
te zijn. We krijgen in behendige onderhandelingen slechts 25% korting ten opzichte van de
vorige keer hoewel het nu veel korter wordt. "We are professionals so we
chaaaaaahrge", zegt de zakelijk leidster, Grace aankijkend met zon mooie
overtuigd klinkende lange a bij charge dat ik slechts een korte stilte laat vallen, mijn
oor in het gat naar de belendende bulderende videobioscoop alsof ik van de daar fluitende
kogels advies ontvang en akkoord ga.
Ik heb weer dezelfde vlechtster, wederom stopt ze niet tot het af is, dat is dus deze keer
vier uur volcontinu want, roep ik trots door de nis, ik ben nu ook professional, dus
opstaan voor een rekoefening uit mijn zit op de grond tussen de dijen van de achter mij op
een krukje zittende vlechtster is nu beneden mijn stand. Proviah hecht geen kunsthaar aan
want dat is waar het echt op aan komt. Wel gaat ze meehelpen vlechten. Naast mij zit een
vrouw op de grond met de benen onder zich gevouwen naar haar vlechtster toe, het hoofd op
haar dijen, de ogen half gesloten. Dat wordt een soort aspergeakker, telkens een scheiding
waar de hoofdhuid zichtbaar is en dan weer een rug met kunsthaar bijeengevlochten haar. De
drie dames hebben vier uur voor mij nodig, dus eigenlijk zestien uur werk. Grace vertelt
dat de dames bezoek zelfs krijgen van parlementsleden die ervoor uit Kampala komen. Dit
wil er voor mij zelfs van een New Vision journaliste niet in. Dan kunnen ze toch verhuizen
uit dit vanaf de straat een bezemhok lijkend afgebladderde alkoofje van anderhalf bij
vier, gelegen naast een half afgebroken schuur en een braakliggend terrein? Nee daar
zitten ze voor de lage gemeentebelasting. Ik verklaar Grace dat het me nog niet helemaal
lukt haar te geloven maar dat ik eraan werk. De staatsgeheimen van Uganda in de hoofden
die alhier urenlang vaak zelfs twee dagen aaneen op de dijen van de vlechtsters gevleid
liggen? Of moet ik mijn idee over Ugandese parlementsleden bijstellen? Zouden ze meer op
die onbenullen en tuthola's in het Nederlandse parlement lijken? Ik wilde er de eerste
keer heen om eens te zien wat dit is en ik lijkt boter bij de vis te hebben gekregen.
Grace is naar de New Vision vlakbij, Proviah heeft de foto al weggebracht en komt terug
met ijsjes.
Het haar wordt iets boven de schouders afgeknipt, puntjes versmolten met heet water en ik
loop naar de spiegel.
Dit is eh... vreselijk. Heeeel vreselijk. Het roodbruine kunsthaar blijkt bij vlechting de
okerkleur te krijgen van de koorden van die sjieke gordijnen die in Franse paleizen
hangen. Met haar heeft dit van honderd meter al niets meer te maken. Ik ben gestoffeerd!
Mijn God, ik word de ris� van de stad!
Het zij zo. Ik heb immers Proviah en die vind het mooi geworden. Wat kan het verder
schelen? Zullen we naar de Sailing Club?
OK.
We lopen. Ik wil haar hand nemen maar in de hand aan mijn kant heeft ze steeds een
zakdoek. Slim dat is wel aardig, maar anderzijds slecht voor mijn ego natuurlijk.
Op het gras onder de boom van de Sailing Club gaat ze met een verveeld
gezicht met de rug naar het meer zitten. Dit is hier een pokketent, vindt ze. Ze komen het
eten niet eens meteen brengen en er zijn geen hekken voor het meer dus als iedereen
s avonds bij het dansen dronken is flikkeren ze in het water. Ik zit tegenover haar,
gezicht naar het meer. Ze kijkt systematisch somber langs mij heen, ongeduldig. Ik, mij
plots een oude snoeper voelend, wat ik tenslotte in wezen ook ben, buig mij vaderlijk over
de erg brede tafel, vat in een voor een bejaarde als ik verre reik haar aldaar net op de
rand liggende armpjes verbeeld ik het? Of maken ze nog een terugtrekkende beweging
ook?-en zeg: het gaat geloof ik ietsje minder met Proviah vandaag.
Nee, het ging uit-ste-kend. Alleen wat lang moeten wachten bij het vlechten. Ze blijft
langs mij heen kijken.
Ik verzin van alles, tot en met de gedachte dat ze de pest heeft aan rijke blanke lullen
die zich op hun actie voorbereiden door de meisjes eerst naar deze plek te brengen,
bastion van blanke rijkdom. Een grijze zware stolp wordt door een God die mij kennelijk,
en waarschijnlijk terecht voor overjarige kaas houdt over mij heen geplaatst. De lucht
binnen wordt snel benauwd, de boel beslaat en daar zit ik, een onvrijwillig Turks bad. Ik
wil naar Nederland, naar mijn geleende hangmat die sinds de diefstal van mijn mooie bank
door mijn charmante doch heetgebakerde, jeugdige Slavische voormalige echtgenote Olga, met
wie ik in een dramatische scheiding lig met veel Russische vuur- en vlamverschijnselen,
mijn zitkamer vult. Op bed liggen TV kijken. Wat moet ik hier in Afrika. Ik wil de ster
van de show zijn en niet voor Piet Jan snot met die maffe Keltenvlechtjes tegenover een
stuurs bakvisje zitten. Clair, oobster van de Sailing Club, komt het eten brengen.
You did it again?
Ze wist het nog van de vorige keer. Clair is voor haar doen uiterst formeel en kijkt mij
ook niet aan met haar vrolijke ogen zoals ze anders altijd doet. Tsja meneer heeft een
meisje meegenomen.
Ja hoe vind je het? Klinkt ik hol vanuit mijn stolp.
Het "youre smart" is kennelijk onder deze omstandigheden te intiem. Haar
korte plichtmatig positieve reactie met afgewende ogen kan ik mij niet meer herinneren.
In een poging uit mijn stolp te breken zeg ik met een moeizaam op mijn gezicht
geboetseerde lach: je meent er niets van.
Geen sjoegen. Er wordt niet eens teruggelachen.
Belcampos einde der tijden, de hel van Dante, allemaal kinderspel bij wat mij hier
overkomt. Mijn spel is uit. Ik heb hier op aarde niets meer te zoeken. Ik zit hier voor
paal. Absoluut in de zin van Hegel.
Wij rekenen af en lopen de steile oever op naar de plaats waar de bodabodas wachten.
Who takes us to town? Vraag ik.
Duizend shilling, zegt er een brutaal, een opslag van 230%.
Ik ram nogmaals tegen de binnenkant van mijn stolp: voor jou honderd, zeg ik. Ik richt mij
tot de jongen naast hem en ik zeg: voor jou tweehonderd.
Men mompelt zachtjes muzungu tegen Proviah en de hele club blijft eensgezind op duizend
staan.
Ik giet valse kracht in mijn stem, bonkend tegen mijn stolp: dan gaan we lopen!
Gewoontegetrouw zet ik de twee passen richting reisdoel die genoeg horen te zijn voor een
tegenbod van vijfhonderd zodat we op de marktprijs van driehonderd kunnen afmaken.
Maar ze laten ons lopen. Riskeert die muzungu ruzie met zijn meisje?
Wel degelijk, mijne heren!
Haha! Weg stolp!
Met een stevige pas erin, Proviah een halve meter achter mij aan lopen we naar Main
Street. We komen een colonne gehandboeide jongens onder leiding van hun
gevangenisbewaarders tegen.
Het is maar vijf minuten, roept Proviah opgewekt als we er zijn.
Proviah, hier is geld voor de bodaboda naar huis, ik moet nog even naar Bugembe.
Nee we moeten langs de fotozaak want je foto is klaar.
Ik krijg haar foto, o, o, wat ben je mooi, voel de stolp weer aankomen en berg hem zo snel
mogelijk weg.
Haar eigen formaat had ze niet groot genoeg gevonden voor mij, ze had hem flink laten
vergroten. Ik naar het busstation. Ze wil mee. De kip met friet die ze over heeft wordt
eerst naar Grace gebracht maar die is erop uitgestuurd. In een winkel zitten kennelijk de
familieleden die er als eerstvolgende voor in aanmerking komen. Ze gaat nog helemaal mee
door een lange steeg waarachter het busstation zichtbaar is, zegt dag op drie meter
afstand, draait zich om, ik ook en vraagt in deze ruggelingse positie: hoe laat ben je
thuis?
Op weg naar het busstation vraag ik mij af of dit wel in mijn dagboek kan. Hoe moet dat nu
met mijn imago? Nu ik dit schrijf moet ik zeggen dat het erg meevalt.
Voor 32 cent ben je in Bugembe, blijkt. Dus dat geld
vragen "voor de taxi" van Miss Margaret was ook meer symbolisch. Geld vragen
moet voor "iets" zijn. Dat "iets" dient aan bepaalde eisen van
beleefdheid te voldoen: de kamunje (minibus) als je moet reizen naar de plek waar je bent
uitgenodigd (opslag 400%), de cake die je gaat bakken (opslag 500%). Jackie en Davies
hebben allebei van mij "schoolgeld" gekregen. Toch voel ik me er niet zeker van
dat Davies echt op een school zit. Elders constateer ik dat men het debiteren van zielige
verhalen tot in de puntjes beheerst: schoonzuster doodziek en geen geld voor de
medicijnen, of overleden en geen geld voor de begrafenis. Een verfraaing van het geheel is
dan bijvoorbeeld dat het geld er wel was geweest maar op weg van de bank naar huis,
apotheek of begrafenisondernemer was men jammerlijk beroofd. Op dit punt zoekt men gewoon
de grenzen die de muzungu stelt. Kleintjes die het spel nog moeten leren gaan op een
holletje naar hem toe en roepen eenvoudigweg "gimmiemoney!". De muzungu is bang
dat hij een harteloze krent zal worden gevonden. Maar daar hoeft hij niet bang voor te
zijn, want dat gebeurt niet. Er wordt gewoon geconstateerd: o, hij wil het niet geven. En
dat schijnt net zoiets te zijn als dat het ophoudt met regenen. Het kan toch ook niet
altijd regenen.
Dit besef heeft mij op het spoor gezet van een nieuwe politiek: ik klaag dat ik blut ben
wegens alle advocaten die ik in Nederland moet betalen om mij te verweren tegen mijn
belagers van alle kanten. Dat is een goed vol te houden smoes. Je kunt hem, indien
opportuun, zoals met name wanneer een gesprekspartner zich in een geldvraag met lange
aanloop begeeft, geheel volgens de gewoonte op de vereiste lengte brengen door naar
believen te detailleren met quasi vertrouwelijke krullen.
Pas als ik denk dat iemand ook iets voor mij doet betaal ik. Dat doe ik dan in verhouding,
hun verhouding, te weten, niet mijn verhouding. Als ik leen, leen ik alleen aan personen
waar ik de kans op terugbetaling serieus hoger inschat dan 50% en renteloos. Voor rente en
risico wens ik een resultaat in de vorm van bijvoorbeeld kennis en relaties of andere
emolumenten. Beide partijen dienen voordeel te hebben, ik voer geen eendjes meer.
Met haar liefste glimlach komt Margaret mij tegemoet en drukt zich tegen mij aan. Ben
je niet boos om mijn haar?
Natuurlijk niet!
Theater. Ik herinner mij haar harde kinspiertjes bij de ingang van de Laki Modja.
Zoals gewoonlijk mag ik gaan zitten en verdwijnt ze naar achteren. Ik krijg cake met
limonade van eigen citroenen, Jackie komt van school en loopt zoals gewoonlijk snel door
naar achteren met een plichtmatig "youre smart!" en dan moet Miss Margaret
naar de Total Pomp voor een telefoontje uit Parijs. Dit ken ik, ik ga lekker plat op de
bank en doe een tukje, af en toe gewekt door Davies die een nieuwtje heeft of een praatje
wil maken. Jackie komt nog even terug om voor zichzelf een kopje thee in te schenken. Als
ze schuin van mij af staat, de schenkschouder hoog, met dat prachtige zwarte boonvormige
hoofd, realiseer ik me dat die slanke vrouwensilhouetten van de batikkunstenaars misschien
gestileerd lijken maar het helemaal niet zijn. [plaatje: dansbatik.jpg]
Margaret komt na een hele tijd terug en er verschijnt
een oude man die thee met cake krijgt en met brede gebaren en duidelijk scherpe
bewoordingen spreekt duidelijk over een politieke kwestie. Ik versta er niets van. Het
lijkt erop dat hij over een doortrapte schurk spreekt die heel slim iets voor elkaar
probeert te krijgen en wij moeten de handen ineen slaan om hier een stokje voor te steken.
Soms spreekt hij luid, zijn wijsvinger met gestrekte arm naar buiten prikkend, dan weer
zacht, naar ik vermoed kond doend van wat de schurk achter onze ruggen doet. Daarbij maakt
hij dan vaak een ��nhands gebaar van geldtellen om zijn woorden kracht bij te zetten. De
vijand drukt geld achterover, of koopt stemmen, zoveel is duidelijk.
Hij weet van geen ophouden. Ik vind het een zak. Hij lijkt me minstens even lelijk als de
types waar hij over praat. Er spreekt geen enkele levensvreugde uit de verkramptheid van
zijn voortdurend gespannen kankerende lichaam. Kan deze man slapen zonder tien borrels? Na
drie kwartier begin ik naar mijn eigen huisje te verlangen en pak mijn rugzak.
Margaret zegt blijf, hij gaat zo weg. Dat ken ik maar ik blijf. Als hij eindelijk weg is
krijg ik twee grote trommels vol cake. Banaan en chocola. De man is ouderling van achter
Iganga en het ging over de bisschop ad interim, een Griek, werkend voor de CIA.
Hoe weet je dat?
Dat weet iedereen.
De Griek verduistert collectegeld, staat een oplossing voor de benoeming van de nieuwe
bisschop van Busoga (of Bugembe? ik moet dat nog uitzoeken) in de weg, opereert zelf
handig om de credits te krijgen voor de goede dingen die hier toch ondanks alles nog door
anderen, zoals deze goede ouderling, tot stand worden gebracht.
Zo. De zak was dus tegen Miss Margaret met zijn carri�re bezig
en zij leent hem haar oor. Ook de vreselijke Rev. Lubogo,
bishop elect, de braller die mij op fluistertoon een studiebeurs voor hemzelf naar
Nederland vroeg, en anders geld "voor de studie van zijn zoon" en anders vijftig
piek en anders vijfentwintig piek en die naar mijn idee niet erg begaan is met het wel en
wee van kathedraal en gemeente, staat bij Miss Margaret goed aangeschreven. Hij geeft de
zielen der mensen rust en dat zonder salaris (althans dit geloven mensen waaronder Miss
Margaret). Maar goed, Lubogo zit zeker niet bij de CIA, dat leert al de eerste blik die
men op zijn bolle gelaat en zijn afgesloten telefoon werpt. Miss Margaret zit in de
kerkeraad vandaar dat zij voorwerp van de lobby van spraakmans was. Gatverdamme.
Ik vertrek met de minibus. De eerstvertrekkende mag ik niet
in van Margaret want ��n van de jongens had zachtjes in Lusoga iets h��l lelijks over
mij gezegd. De hele bus blijft staan en er volgt overleg tussen Margaret en de chauffeur.
De jongen wordt door de chauffeur weggestuurd en ik moet binnenkomen. Hiermee kan Margaret
akkoord gaan. Dreigde ik slachtoffer te worden van rassendiscriminatie? Haat tegen
buitenlanders? Wat spannend!
Die jongen is niet voor mijn geld weggestuurd, want er is ��n plek waar absoluut geen
aparte muzunguprijzen zijn: de bus. Terwijl die kamune-busjes toch, net als de private
hire taxis, waar je wel je afspraak door een neger moet laten maken, priv� eigendom zijn.
De zaak werd dus ook door de chauffeur op andere gronden dan het verlies van een klant als
onaanvaardbaar beschouwd.
Wat zei die, sis ik begerig.
Margaret wil het niet zeggen.
Ik kom smerig en plakkerig thuis. De douche heeft geen druk. De andere kraan werkt wel, ik
vul een teil en was me erin. Ik kijk nog eens in de spiegel. Eigenlijk valt het wel mee.
Beetje zoals die Egyptische sarcofagen er uit zien maar dan oker. Zonder bril staat het
misschien beter. Ik doe mijn lenzen in en kijk nog eens. Helemaal niet gek eigenlijk. Ik
trek mijn nieuwe broek aan, doe mijn vorstelijke nieuwe ketenge erover en daar staat een
Egyptische prins [plaatje: prins.jpg].
Zo. Maar eens kijken hoe erg mijn was ligt te broeien die vanmorgen bij Piet in de machine
is gedaan. Natuurlijk moet ik mij keurig opnieuw aan iedereen voorstellen want iedereen
houdt stug vol mij niet te herkennen. Nou niks broeien, Piet heeft mijn was opgehangen,
Piets familie, op vakantie en te gast, hebben gevouwen en het ligt keurig klaar. Ik kan
daar gelukkig meteen de cake van Miss Margaret tegenover stellen.
Dan geheel in stijl naar de familie van Proviah op de hoek want daar staat nog mijn fiets.
Bij binnenkomst ben ik een groot succes bij de aanwezige drie broers en drie zussen en
moeder Mary. Ga zitten wat wil je? Koffie zegt Proviah. Er ontspint zich een levendig
gesprek over Afrika en Europa tussen Grace, Mary en mij, de rest luistert. Grace, de
journaliste, zit naast mij op de bank en slaat steeds op mijn dij om haar woorden kracht
bij te zetten. Ze had me v��r het ontstaan van mijn contact met de familie reeds bij een
groenteboer zestig cent te veel zien betalen voor de margarine. Ik herinner mij de
situatie maar niet haar aanwezigheid.
Mary tovert twee identieke exemplaren van Mbitis African Religion and Philosophy uit
haar kast waaruit Grace zich s ochtends had herinnerd enkele hoofdstukken gelezen te
hebben. Wij zijn het er allemaal over eens: je moet niet in Europa wonen maar in Afrika,
omdat hier de mensen tijd voor elkaar hebben. Daarom zijn ze vaak te laat en minder rijk.
Dat hebben wij er allemaal graag voor over.
Proviah zit eerst ver weg voor de televisie, komt later aan de overkant van mij in de
kring, zegt niets. Houdt zich voornamelijk bezig met giechelen als haar moeder iets zegt.
Als ik vraag waarom, zegt ze dat haar moeder praat over dingen die toch niet kunnen zoals
hier en daar een beetje meer "Europese" organisatie in deze contreien. Grace en
Mary begrijpen precies met wat voor problemen ik mij bezighoud. Ze denken er duidelijk
zelf ook over na. In een keer voel ik me vreselijk thuis in deze familie. Met mijn neus in
de boter: een journaliste bij de New Vision, een belangrijke vrouw, wat precies weet ik
nog niet, van het diocees, een timmerman en een
nou ja Proviah
Als ik s avonds het plaatje bekijk van mezelf met mijn nieuwe haar in mijn nieuwe
pak doet het me denken aan dat prachtige stripboek waarin Obelix verliefd wordt. Die zag
er ook absoluut niet uit. Maar op wie ben ik verliefd? Het is een diffuus gevoel. Ik ben
verliefd op Afrika. Het heeft, als ik naar mijn plaatje kijk, dezelfde idiote gevolgen als
verliefdheid op een vrouw, maar net als dan zal me dat ook nu worst wezen.
Het incident vanmorgen om vijf uur betrof het volgende: Dutroux
had het deurtje van het konijnenhok in mijn tuin gevonden en de konijnen losgelaten. Die
deur zit onder twee lappen welke door hem waren opgetild. De grendels waren open maar dat
maakt niet uit, hij weet toch waarschijnlijk al wel wat een grendel is want hij drinkt
inmiddels ook gewoon uit de kraan. Heeft hij ons zien doen. Hij doet hem ook weer dicht,
zeggen ze. Broodje aap?
Dit incident vond dus in het stikdonker plaats. Tot mijn verbazing word ik gewezen op een
TL buis aan de gevel waaraan mijn val gelegen is, zoek en vind binnen de schakelaar.
Vannacht de definitieve(??) campagne: nachtwake met TL!
Daar is Proviah. Ze gaat zitten. Waarom ik de buitendeur s nachts niet op slot
doe. Doe ik wel maar mijn huisgenoot is minder in sluiting ge�nteresseerd, zeg ik. Ze had
het in de buurt gehoord. Het is wel duidelijk: iedereen weet hier nu precies wat ik
allemaal heb, hoe duur het is en welke deuren ik wanneer wel en wanneer niet op slot heb.
De vraag is wanneer deze informatie bij de verkeerde types terechtkomt.
Proviah, ik heb last van mijn rug, zeg ik. Kun je masseren.
Nee. Ze wijst op mijn kaart van Jinja de sauna aan. Daar kunnen ze alles.
Ai ai en mij zeggen ze altijd dat de meisjes zo gemakkelijk zijn in Uganda. Ik krijg mijn
nek niet eens gemasseerd. Ik voel duivelshoorntjes tussen mijn Keltenvlechtjes uitgroeien.
Ik heb toch zakmessen meegenomen uit Nederland. Kom op, dan krijg je van mij een zakmes,
knijp ik uit mijn keel.
Nou, dat moet ik dan eerst laten zien. Ze bekijkt het aan alle kanten en vraagt hoe het
werkt.
Nee eerst mijn nek.
Nou, goed dan. Ze kan er inderdaad niets van maar vindt nota bene onder mijn eigen bed een
minuscuul blikje Tjing Fung Yu Essential Balm, in te wrijven op pijnlijke spieren, ze
smeert het snel uit en dan vind ze het wel genoeg: ze moet weer gaan meehelpen de door
Dutroux bevrijde konijnen te vangen.
Ik til haar even op.
Dat vindt ze helemaal niet leuk.
Tot straks.
Ik hoop dat ik haar niet aan het schrikken heb gebracht. Ach, was ze maar lelijk.
s Avonds gluur ik nog een keer om de hoek of ze aan de avondsoci�teit deelneemt
maar nee. Ik krijg Nederlandse visioenen van een klein donker meisje dat ergens in een
donker hoekje van angst zit te bibberen voor die enge muzungu en de deur niet meer uit
durft. Als ze er niet uit komt zal ik nooit kunnen zeggen dat het me spijt.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 6 augustus 1998
Mbiti begint in zijn boek uit te leggen wat tijd is in Afrika.
Ik maak er vermengd met mijn eigen ervaringen dit van: ten eerste is er geen horloge. Om
"tijd" uit te leggen moet je anders beginnen: de dingen gebeuren niet zomaar. Ze
gebeuren in een volgorde. Er is dus zoiets als A gebeurde v��r B, tijdens B of na B. Van
"hoeveel" v��r is een getrapt besef in de trant van vlakbij, erna, flink erna
en v�����l later. Dat is voor westerlingen niet vreemd want in onze herinnering gaat
dat ook zo. Westerlingen schrijven daarnaast alles op een kalender waar zij heen kunnen
lopen als zij iets "precies" willen weten. Zij denken dat het horloge en de
kalender "precies" zijn. Want zij willen treinen laten lopen en naar de maan
vliegen. Dat willen Afrikanen niet. Wat Afrikanen willen?
Leven.
Er is geen vooruitgang, er zijn geen grote ambities. Afrikanen hebben een andere precisie:
emotionele precisie. Het verleden is een volgorde van gebeurtenissen. Net als wanneer je
een verre reis door de bossen, meren en rivieren maakt zijn er herkenningspunten: je zus
kreeg haar eerste kind. Overgrootvader ging dood. De oogst verbrand. Die helpen de mens
orde te scheppen in het landschap van het verleden. Dat zijn de hele uren van een
Afrikaan. Westerlingen zouden zeggen dat die "uren" niet allemaal gelijke lang
zijn. Maar Afrikanen hebben traditioneel geen boodschap aan het westerse horloge. Zij
kappen een ruwhouten tijd die goed aanvoelt. Waar je lekker in ligt. Westerlingen rennen
hijgend als slaven achter hun zelfgemaakt tijd aan.
Zoals bekend gaan er ongeveer 12.35 volle manen in een jaar. Dit is, getuige de
geschiedenis van de Europese kalender en het van hot naar haar springen van Pasen en
Pinksteren voor westerlingen een enorm probleem geweest. Niet in Afrika! Relax! Het komt
wel weer goed! We slaan eentje over of we vergeten te tellen. Wat bomt het als augustus
niet altijd precies op dezelfde manier over de regentijd ligt! Die regen komt vroeg of
laat toch wel en neemt het ook niet zo nauw. Zie je? Hun tijd is verbonden met de natuur,
net als onze tijd. Alleen het anker ligt op een andere plek, niet in de theoretische
natuurkunde maar in het leven zelf.
Uren, dagen, maanden, jaren. Ze liggen hier veel lekkerder. Als je dat wilt bereiken moet
je ze niet precies even lang maken. Je moet je gevoel gebruiken. De Duitsers bouwden
Griekse tempels na. Waarom werden dat zulke doodse bakbeesten? Later zijn ze er achter
gekomen: de pilaren van Griekse tempels staan helemaal niet "recht". Hoe ze
staan, hangt af van de kant vanwaar er het meest naar gekeken wordt. De pilaren van
Griekse tempels staan niet recht. Ze staan elegant. In de Duitse, met de meetlat gebouwde
rechte tempels heb je hier ruimte "tekort" en daar weer ruimte "over".
Zoals wij ook tijd tekort (haast) en tijd over ("wachten" tot een bekend
tijdstip) hebben. De Afrikanen hebben nergens "tijd tekort" of "tijd
over" want ze verbinden alle gebeurtenissen. Over "tijd over" heb ik bij de
theorie van het aapvangen al gesproken. "Tijd te kort" komt nog. Ik voel het al
komen maar het is er nog niet helemaal.
En dan nu het moeilijkste van de Afrikaanse tijd: het nu en de toekomst. Wij komen uit het
verleden. Het verleden is, als gezegd, een lekker liggend ruwhouten bouwwerk waarvan de
grote gebeurtenissen de pilaren (de "uren", "jaren" etc.) zijn.
Daar kwamen wij uitgekropen en nu zijn wij hier. Wat is hier? Hier zijn mensen bezig
verder te bouwen. Ze bouwen soms met een doel: spitten voor de ma�s, je vrouwen opnieuw
zwanger maken. Soms krijgen ze stukken hout opgedrongen die in het bouwwerk een plaats
moeten krijgen: een misoogst, een stammenstrijd, ziekte. Dat worden vaak de zwaarste
pilaren want juist de afwijkingen van het jaarlijkse patroon zijn daarvoor het meest
geschikt. Nu, in het nu, staan we aan de rand van het bouwwerk en wat er niet is, dat
is er niet!
Dus: de toekomst is er (nog) niet want die moeten we immers nog maken! De toekomst is niet
een gespit ma�sveld dat wij zullen gaan zaaien want ook het spitten moet nog gebeuren. Er
is helemaal nog geen veld! Voor westerlingen is de toekomst al netjes met een liniaal in
uren dagen maanden jaren uitgezet (over
ja waarover eigenlijk??), als de horden die
de atleet voor zich ziet voor het startschot klinkt. Dat zou lachen zijn als er ineens bij
het startschot precies daar een scheur in de aarde zou ontstaan! De Afrikaan gelooft niet
in die tijdhorden voor hij werkelijk op eentje stoot. Een dergelijk geloof zou hij, zo het
hem al onder de pet geschoten kan worden, belachelijk, vermoeiend, overbodig en gevaarlijk
vinden. Je kunt de dag beter anders besteden, vindt hij: maak het nu. Want het nu wordt
gemaakt. Dat klinkt toch al weer ten onrechte wat naar "handen uit de mouwen"
dus nu moet ik weer zeggen: maken geschiedt voornamelijk tijdens sociale activiteiten.
Zoals lekker samen rustig zitten bij een pot bier. Het directe gevoel van het moment
bepaalt de vorm van het nu dat we maken.
Bij die pot bier kunnen wij bezig zijn met hoe het zo gekomen is. Dan
zitten wij in de Zamani, zegt Mbiti. Er zijn bijvoorbeeld in het Gikuyu vijf verleden
tijden voor: zonet, vandaag, gisteren, v��r gisteren en lang geleden. We
kunnen ook een plan maken of een in de toekomst te verwachten gebeurtenis bespreken.
Dan doen v��r gisteren en lang geleden niet mee. We zitten in het Sasa, dat begint met
gisteren, vandaag, zonet, nu, zometeen, straks, dan. Dat laatste "dan" kan
volgens Mbiti gaan over 2 tot 6 maanden na nu.
Hoe dan ook, hier, bij deze pot bier, wordt de tijd gemaakt. Er worden, overdrachtelijk
gesproken, stammetjes gepakt, gebeurtenissen van gisteren, vandaag, zonet, nut, zometeen
enz., ze worden bekeken, afgepast, nog eens anders neergezet, er worden eens gekeken of ze
goed op het bouwwerk van het verleden aansluiten of je er weer een beetje jofel verder
tegen zou kunnen bouwen of je er lekker op kunt liggen en dan krijgen ze hun plaats.
Wat toekomst betreft is dit alles wat er is. Verder is er niets. Dus zeker niets om je
druk over te maken. Vooral ook niet: het einde der tijden, Armageddon, je zieleheil in het
licht der eeuwigheid en dat soort zaken. Wie de Afrikaan daarmee begooit gooit er heel
gewoon volkomen naast. Het christelijke en islamitische Laatste Oordeel ligt te ver in de
toekomst om tot de verbeelding te spreken. Ze zijn dus cultureel immuun voor de semitische
godsdiensten. Maar geef je ze NU iets, dan willen ze zich best als christen of islamiet
afficheren. Dat kost immers niets.
Interessant: voor die vroeg middeleeuwse volksverhuizers in Europa, die zo op het eerste
oog net zo leefden als de laatste overgebleven primitieve stammen hier in Afrika, lag het
Laatste Oordeel niet te ver in de toekomst om tot de verbeelding te spreken. De Germanen
konden de Semieten wel begrijpen en namen hun christelijke toekomstbeeld over. Eeuwig
zonde.
Daar staat ineens Proviah in mijn kamer. Er valt een complete zak
aardappelen van me af. Proviah! Ik dacht dat ik je bang had gemaakt en dat zat me zwaar te
spijten!
Bang? Hoe kom ik erbij. Ze heeft nu een New Vision instructielijst krantenkopij in
WordPerfect 5.1 van haar zus mee. Als we dat eens door gingen nemen?
Ik leer haar alle handelingen in Microsoft Word, Bill mag ik even vangen?
Alles goed en wel maar dat wachten op Dutroux breng ik toch steeds slechter op. Ik heb nu een fles om de kop als steun die de val op scherp zet. Een dun touwtje gaat van de fles voor de bananen langs. Er hangt een takje met een stukje plastic zak over. Ik hoop dat Dutroux aanvoelt dat het vanaf heden zelfbediening is. Vannacht, ik overwoog immers een nachtwake, is hij niet geweest. Bof ik even dat ik dat had afgeblazen. Blijft hij langer weg dan gaat er een kuikentje aan een touwtje in. Father Joseph, opzichter Diocesane landerijen, gaat mijn valontwerp ook gebruiken, een eer natuurlijk. Liever dan eer heb ik echter die aap.
Haast. Ik zei het al, de haast komt er aan. Veel rustiger dan ik
dacht, maar toch. Afrikanen hebben wel eens haast, bijvoorbeeld om bij een incident snel
vooraan te staan om er niets van te missen. Dat is evenwel een heel ander soort haast dan
de westerse.
Haast. Haast is, dat geldt overal, een afstemmingsprobleem van iets wat jij doet met iets
wat gebeurt en waar jij geen macht over hebt. Haast wegens een bekend tijdstip waarop iets
gedaan moet zijn noemen ik maar even "Deadline", haast om zonder vastgestelde
eindtijd gewoon zo snel mogelijk te zijn noemen ik "Race".
"Deadline" en "Race" zijn populair in Europa. Vooral een Race met een
startschot vinden we in Europa bijna net zo lekker als neuken. Vreugde als je wint,
verbeten woede als je verliest. Alleen al je identificeren met een ander die het als
topsporter doet is zo'n vreugde dat aan die behoefte miljarden worden verdiend. Ook de
"Deadline" vinden we terug in veelbekeken televisiespelletjes waaraan miljoenen
worden verdiend, gauw gauw gauw anders is het te laat, heerlijk! Records. Het horloge.
Tegen de klok! Honderdsten van seconden scheiden ons van een glimmende beker! Glorie!
"Deadline" geeft ook vorm aan onze westerse afgod De Arbeid. Het werk moet af.
Als je jezelf niet opjut om de afgesproken prestatie binnen de gestelde tijd te leveren
huren de bovenbazen wel iemand om je achter de vodden te zitten. "Deadline"
geeft stress, vaders en moeders die 's avonds laat thuiskomen en 's morgens vroeg weer
vertrekken, hallo dag, ik ben je moeder. Is er even geen deadline dan maakt je baas die
wel voor je want tijd is geld en als de klus vanochtend afkan, kunnen we vanmiddag aan de
volgende beginnen. "Race" is kostenminimalisatie, tijd is geld!
Afrikanen doen niet erg aan deadlines. Overal kan altijd iets tussen komen en alles duurt
zo lang als het zelf op eigen kracht duurt hun "levende" tijd. De Europese
koortsige veelal stoer gevonden vreugdevol-gestresste "Race"-verslaving kennen
zij ook niet. Wel hebben zij er plezier in, zoals ik ook in het boek van Moses Isegawa
lees, zo snel mogelijk met oude fietsen van een berg af te rijden en dan te kijken wie het
eerst beneden is (over zo snel mogelijk omhoog de berg op wil ik maar geen berichten
krijgen). Nu het autotijdperk is aangebroken lijkt voor vele Afrikanen het weggebruik een
wedstrijd in roekeloosheid. Doordat zij minder het gevoel hebben greep te hebben op de
gebeurtenissen (alles hangt voor jou af van de kruimels die de grote krachten laten
vallen, van "good luck" en "bad luck") denken zij net zo goed het
gaspedaal tot de vloer in te kunnen drukken, zij hebben hun lot immers toch niet in
handen. In zijn beroemde boek The Africans, verwondert
David Lamb zich over het contrast tussen het geduld in de lange wachtrij bij het
ziekenhuis en de haast op de weg. Dat vindt de lezende gemeenschap rond het Bisdom Jinja
een goede vondst van Lamb, hoor ik tijdens de borrel. Ikzelf zie voorlopig het contrast,
of de inconsistentie niet. Het kamikaze racen op de openbare weg in Afrika is niet, zoals
in Europa, een gestresste bezigheid met verhoogd gevaar voor hartklachten, een
er-godverdorie-nou-nog-steeds-niet-zijn, doch meer zoiets als een kermiskick waarbij de
aankomst eerder spijtig is en er opnieuw naar kleingeld wordt gezocht. Zo van zullen we
nog een rondje? Racen op de weg, daar heeft men, westers gesproken "alle tijd
voor", net als wachten bij het ziekenhuis, net als... voor alles.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, maandag 10 augustus 1998
Ik kwam gisteravond bij zonsondergang terug van twee dagen binnenlanden met Miss
Margaret, waarover straks. Terwijl ik bij mijn pas ontdekte winkeltje bij het legerkamp,
waarvoor ik was gewaarschuwd maar dat toch door velen ongevaarlijk blijkt te worden
geacht, wat tomaten en eieren koop, komt Proviah voorbij achterop de bodaboda. Welcome!
Kijk, dat zeggen ze op mijn streekje nou allemaal als je een hele dag of meer weg bent
geweest. Dan ontmoet je iedereen weer op weg naar huis, je staat overal even stil.
You caught Dutroux, zegt father Vincent.
Ik grijp naar mijn hartstreek. Echt?
Nee het bleek slechts een vraag. Dutroux had de val weer netjes leeggehaald, ook de
bananen die tussen de valtouwtjes waren geklemd foutloos verwijderd. Het is duidelijk. Wij
doen een spel. Maar zijn inzet is wel groter. Dutroux speelt met mij zoals ik thuis met de
bestuurderen van mijn universiteit: ik wind mij op maar mij kan niets overkomen, hem wel.
Het enige verschil is dat zijn speelkameraad een mens is die hem van boze gifmengers wil
redden, terwijl mijn belagers in de faculteit echte gifmengers zonder mededogen zijn (ook
wat minder slim gelukkig). Ik ga er inmiddels vanuit dat Dutroux precies weet hoe de man
van de bananenval eruit ziet, zelfs dat hij zoiets heeft gedacht als verrek wat heeft hij
nu ineens rare vlechtjes, dat hij weet wanneer de man thuis is en wat hij wil. Met een
beetje pech kent hij zelfs mijn naam. Daar moet ik dan in berusten. Zolang hij met mij
blijft spelen houd ik een kans. Ik beschouw het langzamerhand als een eer dat ik nog
steeds interessant ben. Hoewel: misschien tellen alleen mijn bananen. Aan de andere kant
zou hij mij ook kunnen beledigen door gewoon elders de rijkelijk aanwezige bananen te gaan
halen. En dat doet hij toch mooi niet, vlei ik mijzelf. Ik ben liever interessant voor
Dutroux dan voor de hele internationale top van de filosofie. Vergeleken
met Dutroux zijn dat toch B-types. Die zouden al de eerste dag onder mijn konijnenhok
hebben gelegen, de leesneuzen. Dat is wat boeken doen: ze stompen de zintuigen af. Ik was
als student ongelofelijk fanatiek. Zelfs in de vakantie bleef ik thuis om te studeren.
Daardoor heb ik in die tijd bijna niets geleerd. Gelukkig staat daar een premie op in
Nederland: ze nemen je aan op de universiteit. Daar hebben ze van die blinde, dove
wijsneuzen nodig. Die maken het helemaal daar. Binnensmonds mompelen ze rond in de
gevangenis van hun eigen gedachten. Wat had ik toen een geluk dat er universiteiten waren,
anders was ik in de goot beland. Later heb ik pas goed begrepen wat Thomas Hobbes bedoelde
toen een medehoveling hem vroeg of hij dit of dat boek gelezen had en hij antwoordde:
meneer, als ik even veel gelezen had als u had ik even weinig geweten. Aan dit adagium
heeft Dutroux zich altijd gehouden en dat is aan hem te merken.
Maar wat nog een veel groter geluk dat, veel te laat maar toch, mijn dichte academische
babyoogjes zich uiteindelijk heel langzaam openden en in de wereld begonnen te kijken! Dat
de verbindingen tussen mijn lichaam en de wereld zich uiteindelijk toch begonnen te
ontwikkelen! En wat een combinatie is nu geresulteerd, zon wanstaltig overontwikkeld
hersencircuit met een zintuigstelsel dat desondanks zijn vegetatieve automatismen een
beetje hervonden heeft. Dat ik daarmee nog een tijdje op deze wereld mag rondlopen. Na
alle ellende die ik heb beleefd. Wie wil dan nog een Porsche? Ik word natuurlijk nooit
meer als Dutroux maar ik ben toch zover dat wij elkaar zijn tegengekomen op deze wereld.
Dat iemand als Dutroux mij als speelkameraad neemt. Haha!
Het opschrijven van alles kost tijd. Ik moet dus nu twee dagen thuisblijven om alles op te schrijven wat ik in de laatste drie dagen heb beleefd. Dat zouden veel mensen en dieren hier onzin vinden. Waarom zou je. Voor iemand met mijn cerebrale waterhoofd is dat nou juist leuk: gewoon thuis zitten achter een laptop, het gebeurde kopi�ren in woorden en in die vorm opbergen op de harde schijf en niet te vergeten: in het hoofd. Ik wil niet ontkennen dat het al in het hoofd zat, maar als je het opschrijft droog je het als vis zodat het niet wegrot tot je met de graten overblijft. De hersenkamer waar de droge vis wordt bewaard zit ook op een andere plek: meer aan de bovenrand, tegen de schedel. En op een of andere manier blijkt na het drogen de natte vis ook nog te bestaan en helpt de droge vis bij het goed houden van de natte. Een lezer komt slechts met de droge vis in aanraking. Daarom is lezen ook zo slecht als je nooit naar de plekken gaat waar de bijbehorende levende vis gevangen wordt. En het schadelijkst voor een mens in schrijven over wat je vindt van wat je gelezen hebt. Dat is zoiets als gedroogde vis drogen. Slechte filosofen drogen vis die al twee of drie keer gedroogd is.
Donderdagavond trekt Proviah mij mee naar de buren schuin
tegenover haar. Een van hun jonge hondjes mag ze hebben. Ze zijn een paar weken oud en
liggen verspreid over de compound met hun eigen staartjes te spelen. Ik pak het voor
Proviah bestemde hondje en wij gaan er, ik al aaiend mee naar huis. Zijn moeder vindt het
best. Denkt misschien dat we hem wel zullen terugbrengen.
Eenmaal thuis blijkt de aandacht voor het hondje al ras iets
minder dan wij in Nederland gewend zijn. Er wordt niet geprojecteerd, een hond is een hond
en geen mens. Moses Isegawa in Abessijnse
Kronieken: "we sloegen onze koeien of lieten dat de herdersjongen doen als ze
afdwaalden; we gaven de varkens er met de stamper van langs of sneden hun keel door om ze
klaar te maken voor de pan; we zaten achter eekhoorns aan omdat ze onze apenoten opaten;
we maakten ratten af met gif en vallen; we joegen honden met hun vlooien de deur uit; we
hadden een haat-liefde verhouding met apen en als zij aan de dood ontsnapten na het
plunderen van onze teelt, dan hadden ze dat te danken aan hun eigen slimheid. Beesten
waren beesten voor ons." (Moses p.330)
Karen Blixen zegt ook herhaaldelijk in Out of Africa dat
inlanders weinig kaas gegeten hebben van dieren. Van dieren blijft ook na hun dood niets
over in de ogen van een Afrikaan, terwijl mensen hun bestaan als dode gewoon voortzetten.
Voor Afrikanen zijn dieren, om het westers te zeggen, "dingen". Daar
klopt toch iets niet, want een Afrikaan is een goede jager en dan moet je je toch in de
prooi kunnen inleven en als ik een Afrikaan een geit een trap zie geven, ja, dan
zie ik wel dat het beest totaal niet begrijpt waar het dat aan verdient, maar die
Afrikaan, ja, die moet op zo'n moment toch duidelijk iets menselijks kwijt en reageert dat
af op een
beest! Waarom neemt hij daar een beest voor? Zo'n beest lijkt dus kennelijk
genoeg op een mens om als bliksemafleider te kunnen dienen, maar tegelijk niet gevaarlijk
genoeg om je te dwingen je af te vragen wat het beest terug zal gaan doen. En dan klopt er
nog iets niet: Afrikaanse volksverhalen gaan vaak over meneer de haas en meneer het
luipaard, de heren schildpad, nijlpaard en olifant, etc. etc. Deze "heren"
hebben gewoonlijk behalve hun lichaam niets dierlijks. Ze hebben een "huis", ze
drinken bier, ze leiden elkaar gewiekst om de tuin en nemen op intelligente wijze wraak.
Wat zijn dat voor "dieren"? Waarom hebben deze mensen voor het verhaal
dierenlichamen nodig? En dan is het, tenslotte, ook nog eens zo dat geesten vaak dieren
gebruiken om missies te volbrengen: die moeten dan naar iemand toe om een teken te geven.
Als gevolg daarvan zijn er nogal wat, om in westerse termen te spreken "heilige"
dieren. Luipaarden, ja, zelfs soms slangen, die een Afrikaan bijvoorbeeld zelfs met gevaar
voor eigen leven gaat redden als ze ergens in verstrikt zijn geraakt.
Als we hem een voorlopig eens in de container (van zon containerschip, om
onverklaarbare redenen in gebruik als schuur c.q. brandkast bij de familie van Proviah)
stopten, stelde Proviahs broer voor. Dan kreeg hij ook geen teken en tenslotte
waakte hij nu toch nog niet en tegen de tijd dat hij dan begon te blaffen zou hij wel
lekker vals zijn.
Vals maar ongelukkig, vul ik aan.
Ongelukkig maar vals, zegt broerlief nogmaals peinzend.
Proviah, een pak van mijn hart, blijkt een mand te hebben waar zelfs nog een oude broek in
gaat ook. Om als heer nog verder goed te doen dring ik ter bevordering van de projectie
aan op naamgeving (dat doen ze daar niet, het is gewoon een hond) en stel "Bert"
voor. Daarmee wordt ingestemd en ik hoop zo in stilte, althans vrijwel stilte en geheel
belangeloos enige waarborgen te hebben geschapen voor het levensgeluk van dit sympathieke
medeschepsel. Hij piepte nog drie dagen en rolt sindsdien vrolijk op zijn rug naast
Proviah die op de veranda het boek leest dat ik in plaats van dat andere boek aan haar
moeder gaf omdat die dat andere volgens haar al gelezen zou hebben. Een Nederlands
tafereeltje in het verre Afrika. Het ziet er heel gek uit.
Vrijdag naar Kampala. Proviah schrijft zich toch ook
maar in voor de Makerere universiteit, wie weet is er straks net niet genoeg geld voor Dar
es Salaam en net wel voor Kampala. Op zich is dat ook een interessant gebeuren: er wordt
niet gezegd: "we zijn bezig met een aanvraag voor schoolgeld", of "we zijn
geld aan het zoeken", nee: "we wachten op geld" ("we are waiting for
money"). Dat blijkt zo te gaan: je zegt tegen iedereen dat je op geld aan het wachten
bent en dan ga je zitten in de hoop dat het komt. Ook de De Bisschop was reeds ter ore
gekomen of gebracht dat men bij de Kafuko's aan het "wachten" was.
Tsja, zo gaat dat toch niet, dat kun je lang wachten, zegt De Bisschop mij later, maar hij
wekt niet de indruk dat dit "wachten" een hem onbekend verschijnsel is.
Maar in de bus naar Kampala zegt Proviah: ik betaal nu wel dan betaal jij de terugweg.
De campus is heel wat groter dan die van Harvard. De inschrijving begint in het
monumentale hoofdgebouw waar in een zaal op het podium (met doek) twee personen aan een
tafel zitten geflankeerd door drie soldaten met kolossale automatische geweren. Hier
betaal je je registratiegeld (dus nog geen collegegeld) in ruil voor een briefje op naam
waarmee je je elders kun inschrijven. De queue is als volgt georganiseerd: rij 1 t/m 4 in
de zaal is vol, je gaat op de eerstvolgende lege plek zitten, is er iemand klaar dan
schuiven we allemaal een kontje op, rij 1 naar rechts, rij twee naar links, rij 3 naar
rechts, rij vier naar links. Zo slalom je in een uurtje op je doel af. Vooral die ene
gezette vrouwelijke soldaat jaagt mij de stuipen op het lijf omdat zij haar loodzware
geweer bungelend in ��n hand draagt met de vinger aan de trekker. Er zal wel een
vergrendeling op zitten, stel ik mij herhaaldelijk gerust, zonder veel succes. Ik ga
achter de queuende Proviah zitten, voor de kordate soldate ben ik iemand die mogelijk een
bijzondere behandeling verdient. Zij komt op mij af, ik zeg dat ik Proviah begeleid en zij
meldt dit de inschrijvers. Had ik anders tegen viervoudig tarief voorrang gekregen?
Vervolgens laat ik Proviah begaan als zij zich in de werkelijke aanmelding stort en ik ga
de boekhandels in. En mooie geografische atlas van Uganda, stammen, districten, bestuur,
wegen, productie, bevolking. Er blijken bijvoorbeeld twee maal zoveel kinderen tussen 0-14
jaar te zijn als tussen 15-29 en dat is weer het dubbele van het aantal mensen tussen
30-44. Het aantal mensen ouder dan 44 is statistisch verwaarloosbaar. Dat levert maar voor
een klein gedeelte bevolkingsgroei op. Het is vooral een kwestie van snel sterven. Geen
wonder dat de stam meer telt dan de mens. Geen wonder dat de toekomst onrealistisch ver
weg is. Dan nog iets verrassends: de Kenyanen onder de volgens velen
"incapabele" Arap Moi verdienen per hoofd van de bevolking acht maal zoveel
dollars aan export als de Ugandezen onder de geprezen Museveni. Dan is er nog een prachtig
boekje van iemand die zo ongeveer alle gezaghebbende litteratuur over de Afrikaanse
filosofie heeft gelezen en samenvat. Geweldig. Kan ik met die onzin goede sier maken
zonder het zelf te hoeven lezen. Want de meeste schrijvers op het terrein van Afrikaanse
filosofie blijken net als de moderne Europese filosofen droge vis drogers. Wat is het dan
toch boffen dat er zon Mbiti tussen zit!
Voor de lunch ga ik naar een Parijs' ingerichte pizzahut met espresso. Nee geen pizza
vandaag. Ik pak verstoord de kaart en vind na lang zoeken iets anders: kaassandwiches. Nee
niets met kaas vandaag. Zwijgend denkend aan mijn Rusland ervaringen (1. Verse Vis, 2.
Zeer verse vis, 3. Vis van vandaag, 4. Nee meneer, we hebben vandaag helaas geen vis) smak
ik de kaart ge�rgerd op tafel en been weg. In het Afrikaanse restaurant waar ik na
inspectie van de betegelde citroenfrisse WC met zitpot en schone bril en vervolgens hoog
optasten van een subliem buffet met matoke, rijst, pindasaus, tilapia, kip, geit, dodo
(spinazieachtig), poscho (polenta), Ierse aardappelen en zoete aardappel, onbeperkt voor
vier euro, neerplof, zit een Noors meisje met wit haar en een zwarte bril. Zon 23.
Ze geeft les. Engels. Lagere school.
Daar mag ze me natuurlijk alles van vertellen. Aanvang, pauzes en uren staan vast. Tussen
de uren wordt besloten welke leraar met welke klas naar welk lokaal gaat. Ze zit dus soms
uren te wachten tot ze mag lesgeven. Zo gaat dat. Leraren komen ook niet allemaal op een
vaste tijd opdagen. Ze heeft de leerlingen uitgelegd dat zij niet slaat want Europese
leraren vinden dat dat niet hoort. Dat levert toch wel aanzienlijke ordeproblemen op.
Tsja zegt ze met enige humor want denk je dat er gebeurt als ik zeg als je nu niet ophoudt
ga ik je verschrikkelijk uitschelden.
Ik heb hier nog nooit wangedrag van een kind gezien maar ik heb dan ook nog nooit een
blanke hier les zien geven.
Ze zit in de zesde maand. Nog twee en dan naar huis. Daar verlangt ze ook wel naar maar ze
had dit echt nooit willen missen. Ze kan nog steeds niet aan voelen komen of ze het
volgende uur les zal geven of niet. Ze leeft en woont met uitsluitend Afrikanen maar ze
beseft dat ze het nooit echt zal begrijpen. Is dus erg ver gevorderd.
Proviah zal ik weer ontmoeten in een soort openluchtbedrijfskantine van het complex waar
haar zus Evelyn namens een architect de bedrijfsleider is over een kantoortje bouwkundig
tekenaars. Mijn aankomst daar om twee uur leek me wat laat. Edoch, geen Proviah. Dat zou
de hele middag zo blijven maar ik had mijn boeken! Aan het eind van de middag komt Evelyn
kijken, nee nog geen Proviah, ik bied een drankje aan. Daar is geen sprake van, die is van
haar.
Doordat onze kennis groeit, groeit onze macht. Maar niet
onze macht over de natuur. Wij zijn slaaf van de natuur want als wij iets te weten komen
moet de mogelijkheid en het ontstaan van die kennis uit de natuur worden verklaard. Wij
zijn er immers deel van. Is onze macht groter geworden dan is tegelijk de natuur die ons
deze macht geeft groter geworden. En de natuur is dan zelfs meer gegroeid dan onze macht
want niet alleen heeft zij dan onze nieuwe macht gemaakt maar ook alle ons onbekende
diepere krachten die voor het cre�ren van onze macht noodzakelijk waren. Het vreemde is
dat dit besef voor de instandhouding van de soort niet noodzakelijk is, ja zelfs
bedreigend: wij zijn geschapen om ons prettiger te voelen bij de wangedachte dat wij onze
macht over de natuur aan het vergroten zijn terwijl we in feite de ontwikkeling van de
natuur op geen stukken na bij kunnen houden. God wilde het ons niet te moeilijk maken.
Een voorbeeld: de dinosaurus kreeg veren, leerde fladderen en uiteindelijk zelfs vliegen.
Meer macht over de natuur? Nee meer natuur: de vogels kwamen erbij. Zo is het ook als wij
iets leren. Begreep de dinosaurus wat er gebeurde toen hij vliegen leerde, jazeker, maar
zeer gedeeltelijk, een neurale versterking van het mechanisme dat snelheidsverhoging bij
het ergens heen willen koppelt aan harder wieperen. Er hoefden geen a�rodynamische
inzichten door te breken en de mechanica van gewrichten, peesaanhechtingspunten en
spiercontractie in vlucht, destijds nieuw in de natuur, en door de westerse wetenschap
later, zij het nog rudimentair, in kaart gebrachte verklaring, het waarom, ging volledig
langs het wieperende beest zelf heen vanzelf.
Dat is voor menigeen vanzelfspreken. Moeilijker wordt het als je bedenkt dat het net zo
was toen wij naar de maan leerden vliegen. We hebben, gesproken vanuit het
perspectiefverschil tussen mens en vliegende dino, hoewel we naar de maan kunnen vliegen
slechts een zeer beperkt benul waarom wij daartoe in staat zijn. De echte reden waarom het
kan hoeven wij niet te weten, we komen er toch wel, het is precies hetzelfde als bij de
dino: "als ik wieper ga ik harder". Dan heeft de natuur iets nieuws:
maanvliegers. Wij ook, maar dat is slechts het beperkte benul van maanvliegen dat voor ons
voldoende is om er te komen. Dat is weliswaar een uitbreiding van ons maar daarmee ook van
de natuur dus we raken alleen maar verder achter bij de ontwikkeling van de natuur. Wie de
achterstand tot de natuur klein wil houden kan dus beter met blote handen in het oerwoud
eten blijven zoeken. Kort gezegd: in de evolutie van het heelal zijn de losse dingen
voortdurend aan de verliezende hand ten opzichte van het geheel. Dat is trouwens geen
eigenschap van het heelal "zelf" want van de kennis van wat dat woord te maken
heeft met alles wat er "werkelijk" is, daar komen wij dus steeds verder af. Het
is een eigenschap van ons denken, het is het wezen van onze bewuste kennis.
Dit zei de oma van Miss Margaret niet precies zo geloof ik, maar ze kwam er als ik haar
klassieke Lusoga zo hoorde, wel verrekte dicht bij. Hoe ik dat weet? Dat voel ik! Helaas
verstond ik natuurlijk niets van wat ze zei, maar ik zal bij het begin beginnen.
Op zaterdagochtend wordt er zachtjes geklopt. Het is nog niet helemaal licht. Dan harder.
Ja, roep ik zo wakker mogelijk door mijn hor.
Margaret. We gaan vandaag. Om tien uur komt tantes vier � zeszits pick-up langs Bugembe
en dan kunnen we mee naar haar Oma. Zo gaat dat in Afrika, good luck begint al voor je
goed wakker bent.
Margaret spoedt zich naar Bugembe om te pakken en ik heb twee uur om rustig de reis voor
te bereiden en mijn nieuwe videobatterijensysteem nog eens na te lopen. Om tien uur tref
ik Margaret bij de Total pomp, wachtend op een telefoontje uit Parijs, ze wacht al sinds
aankomst en heeft nog niet gepakt. Zenuwachtig kijkt ze naar een eventueel aankomende
pick-up van tante. Ik ga
.zitten. Laad batterijen nog
eens bij en koop reserve, gewone, aan de overkant, hopende dat ze in ieder geval het
leeglopen van de lithiumbatterijen zullen vertragen. Er zijn er van 15 en van 20 cent.
Welke gebruikt de verkoper zelf?
Die van 20 cent. Hij raadt ze me zeer aan want die laden zichzelf weer op.
Hoe?
Nou gewoon, je legt ze een tijdje weg en als je ze dan weer pakt zijn ze weer opgeladen.
En als ze dat niet doen, krijg ik dan nieuwe van je?
Nee, dat niet. Goed, zeg ik, geef me acht van die van 20 cent. Krijg je van mij ��n
veertig zeg ik slim.
Nee, vindt mijn verkoper: je betaalt 80 cent. Ze blijken 20 cent per paar en dat is dus
inderdaad 80 cent.
Hou je niet van geld? Vraag ik verbaasd, als ik het misverstand door krijg.
Ja dat wel, maar alleen op een eerlijke manier. En deze zelfopladende batterijen kosten nu
eenmaal niet meer. Hij is Church of Uganda, dit zaakje is sinds vorige week open, hij komt
hier niet vandaan.
Hoofdschuddend keer ik met mijn "zelfopladende" batterijen terug naar de Total
pomp.
Ga nou pakken, zeg ik tegen Margaret, als ze bellen roep ik je wel.
Nieuwsgierig gadegeslagen door Edward, de manager van de pomp en een oudere man in wie ik
veel te laat Margarets vader ontdek, organiseer ik mijn videokoffer. Mijn pasgesoldeerde
uit een zaklamp gemaakte batterijhouder is gloeiend heet. De vier seriegelegde alkalines
hebben een korte weg gevonden van de plus naar de min. Jonglerend met de gloeiende staaf
in een zakdoek slaag ik erin de koker te openen en de half gesmolten alkalinebatterijen te
verwijderen. Ik vervloek Fred, ik wens hem twaalf doorgeslagen stoppen met zijn kutmeter.
Na nog een koude cola en met alle lithiumbatterijen opgeladen tijg ik naar Margarets huis
want er komt hier toch geen telefoon. Een pick-up komt trouwens ook niet. Ik leg mij,
zoals gewoonlijk in dit soort situaties, te ruste.
Om kwart voor twee komt Miss Margaret op het idee dat de enige bus door de laatste tien
kilometer moeras om twee uur uit Kaliro vertrekt. Dat halen we dus nooit meer.
We gaan nu vertrekken per openbaar vervoer, is haar idee.
Davies wil van het begin af aan mee en dat is van het begin af aan geweigerd. Dat moet
vre-se-lijk over worden gehuild. Tot overmaat van ramp ziet hij slippers de tas van
Margaret in gaan en hij weet wat dat betekent: logeren. Er wordt hem een logeerpartij door
de neus geboord en hij wordt ook nog met een nacht zonder mammie opgezadeld. Ik koop hem
om met cola en pas mijn beste truc toe tegen zijn pruilpartijen: mijn lippen onder zijn
oor en dan toeteren als op een trompet. Iedereen houdt van hem, weet hij dat wel? Bert,
Mammie, Jackie, iedereen. Ja, het lukt en dat is niet niks want Jackie zit bij een
vriendin te studeren, dus Sammie van tien is oppas en die slaat. Maar Sam is mijn vrienden
als hij slaat krijgt hij de volgende keer niet in het vooruitzicht gestelde tamagotsji van
mij. Muzungugeld als vredebrengende factor in een onstabiele regio.
Een minibus brengt ons met mijn geld naar Iganga waar Miss
Margaret geen haast heeft en eerst met mijn geld wat vlees gaat kopen voor de gastvrouw.
Hoe ze denkt er te komen nu we te laat zullen zijn voor de bus het moeras in is mij een
raadsel.
Dan per minibus naar Kaliro. Daar staat de moerasbus met precies twee uur en twee-endertig
minuten vertraging gereed, de motor wordt juist gestart en er zijn nog precies twee
plaatsen. Margarets loodzware megareistas gaat het dak op en zijzelf gaat met haar forse
beautycase gevuld met tientallen flesjes en potjes op schoot zitten, big smile. Zo doe je
dat in Afrika! Onmiddellijk rijdt de bus weg. In plaats van die twee uur slaap bij
Margaret had ik dus ook met "vooruitziende" blik op tijd kunnen zijn en twee uur
in een stikhete volle bus kunnen zitten wachten. Tevens had Margaret onderweg de pick-up
gezien, die, naar wij later hoorden, even v��r wij vertrokken uit Bugembe zonder stoppen
langs Margarets huis was geraasd want wij zouden immers toch al wel lang besloten hebben
op eigen gelegenheid te gaan. Nu was de pick-up weer achter want als je reist dien je bij
alle familieleden te stoppen voor een praatje. Doe je het bij de een wel en bij de ander
niet dan krijg je daar vreselijk gedonder mee.
Op de slechtste plek duikt de bus als een boot in en uit natte modderkuilen waar kinderen
uitgekrompen komen die daarin zelfs rechtopstaand nog onzichtbaar zijn. De meelbalen en
reistassen bovenop zwaaien naar links en rechts, zonder tussen de belendende waterlelies
in het moeras terecht te komen. Als ik denk dat we nog middenin de kuil zitten weet
chauffeur dat we al op weg eruit zijn en heeft hem al weer lachend en koutend in de twee.
Een supertalent.
Stroom en telefoon steken het moeras niet over. Ook jerrycans niet veel. Het water wordt
veel gedragen in grote ronde aarden potten. Ze blijken verbazend licht. Het ziet er ook
beter uit, nu zijn we weer bij Homerus Nausikaa. Het blijft dicht bevolkt. Op de
drogere gedeelten dan. Er zijn veel malariamuggen. Geen groot wild behalve nog een paar
hyenas die s nachts huilen, soms een geit, hond of koeieuier pakken en een
mens op een kilometer ruiken.
Oma is wat rillerig vandaag, ze ligt, een iel lijffie met
alleen nog voortanden, in bed met een pyjama en een gebreide lange kamerjas. [plaatje: omamargaret.jpg] Ze heet Loes
(schrijf: Ruth). De benen gaan naast het bed als wij binnenkomen. Ooooh, jojojojojojojo!
roept ze vol verbazing als ze mijn hand pakt. Tsja zon witte man, breed en nog bijna
twee meter ook, dat wil zon mensje van ��nvijftig wel verbazen. Ze wil eigenlijk
niet zeggen hoe oud ze is want dan zegt iedereen jij bent zo oud waarom sterf je niet?
Maar wij krijgen omdat wij het zijn een numerieke datum die zou betekenen dat ze 84 is.
Margaret schat haar ouder. Als meisje droeg ze alleen soms doek van boombast
("barkcloth") dat je ook onder je legde als je sliep. Maar bij haar huwelijk
waren inmiddels kleren beschikbaar. Dat was iets heel bijzonders.
Ze werd lerares. God hield zo van haar daarom was ze zo oud geworden, ze bad elke dag heel
veel. Heerlijk.
Hoe ziet de hemel eruit, vraag ik? Gras? Wolken? Krijg je te eten?
Nee, geen eten, bidden, altijd bidden, heerlijk! Verder moest je
haar niets vragen, ze was er immers nooit geweest! Oma leest zelfs bij kaarslicht nog de
bijbel, catechismus en psalmenboeken, trots komen ze onder het kussen vandaan, gekaft in
krant. Er wordt een psalm opgeslagen en die wordt met de vinger op de bladzij uit
volstrekt onverwacht volle borst aangeheven, ik schiet bijna in tranen van ontroering,
Margaret verplaatst even de vinger want Oma kent de psalm en wijst iets anders aan.
Deze kleinkinderen van haar zijn geweldig, zegt ze want ze doen alles voor haar, wassen,
eten koken, alles. [plaatje: keuken in nawaikoke.jpg]
De broer van Margaret lijkt mij tegen de zestig, zijn vrouw achter in de twintig, er lopen
een stuk of tien kinderen rond, ten dele wellicht van overleden of weggelopen eerdere
vrouwen? Moet ik navragen. Oma hoopt dat ze nog heel lang leeft. Ik tape alles dan kan ik
later altijd nog vragen wat ze gezegd heeft.
Dan krijgen we ma�s en Margaret vindt dat de kinderen nu de gasten met zang en dans
moeten vermaken. Daar komt niets van terecht, ze gaan allemaal voor ons staan maar ze
weten niks. Margaret probeert het Busoga volkslied, ze beginnen er dapper aan maar het
loopt al snel in de soep. Nee ze hebben het niet goed geleerd, zucht Margaret. Er is geen
papier van, alleen een cassettebandje.
Moet iedereen het op school leren? vraag ik.
Ja in Busoga (het land van de Basoga, Margaret is immers een Musoga)
wel, zegt Margaret. Dat is sinds op 11 februari 1996 his Royal Highness Henry Wako Muloki
is gekroond tot koning van Busoga.
Waarom heb ik hier nooit eerder van gehoord? We hebben een koning! President Museveni en
zijn hele kabinet waren aanwezig geweest en koning Henry had van hem een dikke trooper
onder zijn kont gekregen.
Woont hij een beetje ruim, vraag ik Margaret.
Nou niet speciaal, het is gewoon een goed huis.
Plots denkend aan Marnix van Sint Aldegonde vraag ik: wie heeft dat nieuwe volkslied
geschreven?
Ik, zegt Margaret.
Bij donker gaan we naar een andere broer van Miss Margaret, Philip Sabakaky, wiens
aanpak in originaliteit en systematiek sterk verschilt van de lokale gewoonten: hij heeft,
zou je bijna zeggen, een soort ranch. Een enorm stuk grond, door hem persoonlijk beplant
en gewied en bijgehouden. Vier hectare of zoiets. Sinaasappel shambas, citroen,
cassave, wortelen, kool, bananen, de jonge wortelen en kool gaan eerst onder een
rietschermpje tegen verbranding door de zon en worden dan overgeplant naar hun akker, hij
heeft de koeienschuur al klaar en spaart voor koeien (Friese wil hij, 500 euro per stuk),
een voorraadschuur met een vloer een meter van de grond is in aanbouw, balken kaarsrecht
met kepen, een kippenveld met een goed sluitend hek. Hij is aan het uitbreiden zodat de
kippen zelf eten kunnen zoeken zonder weg te lopen. er staat drie meter hoog olifantengras
voor de koeien straks, te groot en dik voor andere beesten zodat het niet wordt opgegeten.
Hij vraagt zich af hoeveel koeien ik denk dat van dit gras kunnen leven, wat of ik denk?
In het aangrenzende moeras stroomt het. Daar moet een dam komen waarlangs water naar zijn
boerderij kan komen. Hij is eigenlijk ingenieur maar dit is een beter leven, hij werkt
alleen, soms heeft hij bij drukte wat geld voor dagloners.
Wie bij hem komt rijdt langs zijn heg tot de spiegelgladde brede oprijlaan van hard zand,
links en rechts een groot grasveld [plaatje: sabakaky.jpg] met een bordje met zijn naam en de vermelding dat dit
bedrijf medicinale kruiden teelt, dit is een plan. Vandaar dat hij alvast met een bord
begonnen was. [plaatje: uncle
nawaikoke plan.jpg] Dan is daar zijn huis. Geen bijhuisjes zoals overal. Alles in
��n, houten palen, klei ertussen en daar cement over. Op het dak eerst golfplaat van een
soort bethume, dan metalen golfplaat, dan riet, ik neem aan tegen de hitte. Geen veranda,
je loopt zo naar de deur. De veranda is een los overdekt terras naast huis met uitzicht op
het grote grasveld, rondom open zodat de wind er doorwaait. Dit heeft deze Philip
Sabakaky, ook tegen de zestig, allemaal zelf bedacht want dat heb je hier nergens zo. Hij
heeft ��n vrouw. Die is voor onderzoek naar duizeligheid in Kampala. Er is een tante die
kookt voor hem en de rondriegelende kindertjes.
Van dit alles zag ik niets toen ik om 21:00 uur in het donker aankwam. Achter de voordeur
begon een wereld van vaag schijnsel van kaarsen en olielampen. Een hal, vier bij vijf, met
zetels voor het antichambreren, links onze logeerkamer, rechts de zit-eetkamer van drie
bij zes vol stoelen langs beide lange kanten als een kolossale treincoup�. De volgende
kamer achter de eetkamer is de echtelijke slaapkamer, die bereikt wordt door een tweede
halletje achter de antichambreerhal. Daar komt ook het slaapkamertje van de kinderen en
een tante op uit. Daar liggen dus een stuk of vijf, de lappen polyethyleen worden overdag
opgeruimd. Tante zal anders wel in onze logeerkamer liggen. Dan kom je in de keuken, een
half onbedekte kookplaats waar een pan matoke op drie stenen op het houtvuur staat te
garen en ons Igangavlees in de hete olie ligt. Het is 22:00 uur en we gaan eten. De
missionarissen noemt hun avondeten om zes uur "supper". Dat wordt nu
begrijpelijk: Afrikanen eten s ochtends bij zonsopgang en s avonds om tien
uur. Verder alleen tussendoortjes: ma�s van de babacue, thee met cake, een banaantje,
ananas. Dat is geen eten. Dus zij kennen twee woorden: breakfast en supper. De
missionarissen hebben zich met hun terminologische lot verzoend en zijn met
"supper" akkoord gegaan onder voorwaarde dat het om zes uur is.
Achter de keuken bevindt zich de WC. Binnen! Nou ja, aan een kant van
de keuken die geen dak heeft. Keurig met cement afgestreken, brandschoon, een deksel op
een staalomrand gat van tien (!) meter diep. Je ruikt niets. Nadat je je drol het
luchtruim voelt kiezen hoor je even niets waarna uit de diepte een doffe plof oprijst. De
douche doet er niets voor onder: brandschoon cement, met putje, met ijzeren plaatje met
gaatjes voor de haren, een krukje voor je spullen, alleen bij ontstentenis van stromend
water krijg je een grote plastic teil warm water.
Het land waar het leven goed is! Op een paar muskieten na. Heerlijk schoon, heerlijk
gegeten.
Margarets Entebbe-cousin-sister was ergens halverwege dermate verzonken geraakt in de
familierelaties dat zij door haar broer was achtergelaten. De pick-up blijkt een
gloednieuwe Mitshubishi double cabin pickup. Deze neef van Margaret stelt mij bij het eten
westerse vragen in een westers tempo. Ook praten wij weer over de cultuurverschillen, met
name de tijd. Wellicht daarom wilde hij mij een lesje leren: Margarets verzoek tot een
bezoekje aan het grote meer (Kyoga) wordt ingewilligd de volgende ochtend, maar niet na
een onderhandeling over brandstof en v��r het ontbijt want we hadden veel te doen en dat
ontbijt was toch nog niet klaar. Ongedurig als Schumacher in pole position staat hij bij
de auto en scheurt weg. Met zijn veiligheidsgordel om! Dat heb ik hier nog nooit gezien.
Wij stuiven het dorp Nawaikoke uit, het laatste dorp met een dokter. Met tachtig daveren
we toeterend over de kuilige kleiweg, kindjes, oude mensen, fietsers, alles stuift het
moeras in. Soms is de auto met vier wielen van de grond te zijn en omdat er dan toch niets
te sturen is kijkt neef even op zijn horloge. Ik acht het mijn taak dit volkomen normaal
te vinden en zet mij rechtopzittend met mijn hoofd klem tegen het plafond. Is hij zo of is
dit show?
Een rotsheuvel met prachtig uitzicht over het Oost-West langgerekte, honderden kilometers
lange Kyoga (spreek uit Tsjioga) meer blijkt vakantieoord voor de omgeving: men gaat er in
grote getale dagenlang kamperen om er thuis ingestudeerde toneel- en muziekstukken voor
elkaar op te voeren met de hele familie. Maar nu, nu komen de radios. Het einde van
de cultuur. Gelukkig zijn de batterijen nog meestal op.
Het stikt er van de vis. Vanaf de heuvel zie je overal
compounds met een stuk of tien kleihutjes, ��n voor elke volwassen vrouw waar zij met
haar kinderen slaapt. Waar zij slaapt als haar man vindt dat ze aan de beurt is weet ik
nog niet. Moses Isegawa schrijft dat hij stadse verhalen over arme mensen die neuken in
het zicht van de kinderen als onbegrijpelijk dierlijk beschouwde. Dus dat doen ze vast
niet. De meisjes gaan over naar de compound van de man van wie ze worden, de mannen bouwen
op de compound van hun familie nieuwe hutten voor nieuwe meisjes en hop daar loopt er weer
een met zon lief knuffeltje op de rug. Geen dokters. Hoezo
dokters. Is de boom ziek als hij groeit en groeit en er blaadjes af vallen? Als er
volop vis is en banaan en ananas en mango en avocado en dodo en cassave en zelfs kalkoen
en geitevlees? Wat is er zo erg aan om een paar extra kinderen te voeden die weer dood
gaan als er volop eten is zonder kleurstoffen en conserveringsmiddelen, vers van het mes
en dan bedoel ik dus: vers van het mes? Wie heeft er hier zoals in Europa en Davies in die
stinkzooi aan de lijzijde van de weg langs Bugembe astma? bronchitis? Wie heeft er hier
eczeem? Niemand! Ja een rotbacterie of virus en iemand kan er snel geweest zijn want
dokters hebben we niet. Zo is dat nu eenmaal. Trouwens wie houdt zich nu met dergelijke
idiote vragen bezig?
Ineens moet ik denken aan een verhaal dat ik eens heb gelezen, ik weet verdorie niet meer
waar. Een stam was volledig omgekomen in de oorlog, op enkele vrouwen met kleine kinderen
na. Soldaten naderen. Laat ons leven zodat onze stam tenminste blijft bestaan. De heren
denken even na en bergen hun wapens weer op. Het punt van de dames heeft hen getroffen.
Een hele stam met wortel en tak uitroeien is voor een Afrikaan van een andere orde dan
eens even flink snoeien.
Terug naar ons ontbijt moeten we nog even een tovenaarswonder bezoeken. Deze man deed
overal maar ��n wonder (het is hier in Afrika, zoals de lezer inmiddels ruimschoots
bekend, niet de gewoonte te overdrijven). Hier was dat het achterlaten van twee
voetstappen in de rots alsof hij in nat cement had gestaan. Zeker in het vorige dorp net
over hete kolen gelopen. Er wordt even serieus in geloofd ook Margaret en haar neef
de horlogeracer hebben duidelijk een positieve grondhouding- als mijn oprechte Church of
Uganda leverancier in zelf opladende batterijen.
Terug op de veranda staat ons ontbijt klaar, er zijn gasten. Sommigen mogen op de veranda
zitten maar krijgen geen eten, anderen er zes meter naast, in de schaduw van de zijmuur
van het huis. Het doet me wat denken aan een TV-programma over een Duitser die wolven
houdt. De alfas regelen de afstand die de b�tas moeten aanhouden, de
betas die van de gammas enz.
Ik blijk b�ta, want ik mag op de veranda. Ik krijg gekookte eieren met zout, paw paw,
mandarijn, pindas, thee met melk en suiker en water met citroen en suiker. De wind
waait heerlijk door mijn kleren. Ik leg Philip het lage satelietennet uit: direct
telefoneren over de hele wereld. Als we goedkoop over de satellieten kunnen werken, ook
met internet, vertel ik, kan ik hier ook komen wonen maar dan we hebben wel 220 Volt
nodig.
Philip weet wel grond voor mij. Hij wil stroom op zon.
Ik weet niet of dat wel genoeg oplevert maar we kunnen er voor nood een dieselaggregaatje
bij nemen.
Wat ga ik dan doen? Wil Philip weten.
Niets, zeg ik, de reacties nieuwsgierig afwachtend.
Nou dat vinden ze toch te weinig. Ze hebben een nieuwe school gepland maar kunnen geen
leerkrachten betalen.
Ik beloof dat ik leerkrachten zal opleiden en dan mijn bril zal opzetten als ik ze naar
mijn huis zie komen.
God bless us, roept een gast in een lang wit gewaad die op de veranda mag.
En mij ook, grap ik maar ik krijg te horen dat ik al in het "us" was opgenomen.
Margaret zal, wordt nu bedacht, met me meegaan. Dus het eten is perfect verzorgd. Dat kost
hier nog geen fractie van Jinja. Met mijn huidige vermogen kan ik hier nu gaan wonen en
zelfs nog een flinke erfenis achterlaten voor de kinderen van al mijn vrouwen. Want denk
erom: vrouwen kosten weinig: geef ze een stukje land en ze gaan het bebouwen, s
avonds koken ze voor je en zodra hun baby-tje van de rug kan komen ze om een nieuwe vragen
en dat gaat steeds sneller want het volgende baby-tje gaat op de rug van de vorige
.
Het aparte huis voor de man, iets waar Philip in zijn bouwplan van heeft afgezien, zal in
mijn opzet zorgvuldig behouden blijven. Daar zit ik, 220 Volt, met mijn boeken, mijn PC en
mijn laptop, hallo graag even mijn server in Nederland, dag ABNAMRO, kunnen jullie even
wat verkopen? Dankje! Boeken koop ik met Nederlandse credit card bij de Amazone Bookshop
op internet, P.O. Box Kaliro en per e-mail praat ik elke dag met wie ik wil waar ook ter
wereld.
Maar ik durf nog niet. Trouwens ik moet eerst nog goed leren paragliden en dan op Mount
Elgon gaan zitten. Dan zit ik met Miss Margaret fout want dat is daar een andere stam en
dat kan het vreselijkste gedonder geven. Het is daar w�l koeler en dichter bij de
satellieten. Je kunt niet zonder fourwheel en die is duur. Nee, dan kan ik beter zon
motorpropellertje voor op de rug bij de paraglider kopen en hier naar Nawaikoke brengen.
s Ochtends vroeg met windstilte naar Kampala en s middags met de door
verhitting van het land opgestoken Zuidewind met een noodgang weer naar huis. De aankopen
in Kampala zet je op transport, in de kist waarin je de verkochte producten van het land
hebt laten aanvoeren. Ongeveer zoals de Belgische jazzpianist
Jack van Poll vertelde, die dagen in de bus zat als pianist van de band van Lionell Hampton terwijl meneer zelf een vliegticket nam. Alleen
de sleutel van de container zit in de zak van mijn vliegpak. Eeeeeeh Sebo!!
Terug naar huis, na het ontbijt, met de hoogopgetaste pick-up: houtskool en ma�s voor de
familie in Entebbe, koffers en tassen. Tante is s ochtends weer boven water gekomen
met twee zoons van Martin de horlogeracer. Hun moeder overleed in mei, ruim drie maanden
geleden dus, onverwacht, vader en zoons lopen vrolijk rond alsof het leven doodgewoon is.
Ook twee andere familieleden willen mee, plus Margaret en ik. Dan komt er nog een oudere
man aanlopen. Dat wordt de dikke tante en de jongste zoon voorin, vier op de achterbank,
oudste zoon en oude man achter op de bagageberg en hop door de moeraskuilen, eventuele
problematiek buiten achter wordt doorgegeven via klopsignalen, het linkerglas waait uit de
zonnebril van de buitenzoon. Hij kan er om lachen.
Je kunt niet langs familie rijden zonder een praatje te maken. Ook niet als ze ver van de
weg wonen. Wat volgt is een eindeloze serie hobbeltochten heen en weer op zijwegen naar
moeilijk vindbare compounds waar handen worden geschud, vriendelijke glimlachen worden
uitgewisseld, even schaterlachen om een grap en wuivend naar de volgende. Je kunt echt
veel beter met de bus maar zoiets moet je eens meegemaakt hebben. Dit moet. Denk niet dat
ze dit allemaal voor de lol doen. Je kunt het gewoon niet maken om het anders te doen.
Ik stel Margaret voor dat ik bij Iganga uitstap
om naar Bufulubi te gaan waar het schijnt te sterven van mugalabe-trommelmakers.
Eerst lijkt het haar niks omdat ik afgezet zal worden. Als dat geen steek blijkt te houden
komt het eerlijke woord eruit: samen uit samen thuis.
Daar kan ik inkomen en stel mij in op voortzetting van dit boemelgebeuren.
Bij de meelfabriek, nou ja een huis waarin iedereen wit uitgeslagen van de meel rond een
roestige maalmachine loopt, wordt nog na een tijdrovende overlegprocedure een zak meel van
zeker tachtig kilo dichtgenaaid en opgetast. Een eindje verderop gaat het net zo met de
ma�s. Alles is hier goedkoper dan in Entebbe en we zijn hier nu toch met de pick-up.
Bij Iganga blijkt Moeder, duizelig, niet als verwacht naar het ziekenhuis van Kampala te
zijn gegaan maar naar hier en ze moet nu mee naar Kampala. Zo verliezen Margaret en ik
onverwacht onze rechten op een plaats in de pick-up.
Appelmoes! Good luck!
Ik krijg Margaret zonder moeite mee naar Bufulubi, ver op een zijweg. Een meer dan
slooprijpe minibus zet ons op een heet kruispunt af waar wij van het lokale schoolhoofd te
horen krijgen dat er een trommelmaker is waar eigenlijk iedereen heen zou moeten gaan en
die woont ver maar
.laat juist drie huizen verder zijn fiets laten repareren! Good
luck is in Afrika overvloedig aanwezig. In optocht, Nandala Erizafan de trommelmaker,
bodabodaer met mij, bodabodaer met Margaret en schoolhoofd kiezen wij de
bushpaden, allen behalve ik halfdronken van de winstverwachtingen: Margaret krijgt van mij
ook zon trommel, het schoolhoofd rekent op een percentage en de bodabodaers
rekenen op fietsgeld plus een percentage. Vriend Erizafan de trommelmaker vreest
natuurlijk deze drie bezoekjes achteraf maar stelt zich er waarschijnlijk mee gerust dat
er genoeg zal zijn voor iedereen. Niemand behalve ik weet niemand dat ik op de marktprijs
van vier euro zal blijven zitten als een olifant. Mocht ik meer geven, dan alleen achteraf
aan de vader zelf en zonder dat dit bekend wordt bij anderen. Bij aankomst van deze
bovenmaatse muzungu rennen ook nog twee zoons op vader af om hem te vertellen dat de prijs
omhoog moet, althans dat blijkt later na uitleg van Margaret. Nu komt een kleine kink in
de kabel: er zijn geen trommels. Maar dat is geen probleem: die kunnen we maken!, klinkt
het uit inmiddels zes kelen. Allen kijken naar vader, zeg ja, zeg ja!
Jazeker, zegt Nandala Erizafan, zeg maar hoe je ze hebben wilt.
Ik leg uit dat ik echt niet ga bestellen. Ik wil ze horen voor
ik beslis.
Dat is akkoord want dit is hier de plek waar heel Iganga trommels koopt dus daar zijn we
niet bang voor. Goed, een middenmaat voor Margaret en twee grote, ��n voor deze muzungu
hier en ��n als bijdrage van de Stichting Mind voor de kleine permanente expositie het
Cultural Research Centre. Allemaal basgestemd? Als dat het laagste is ja. De mugalabe is
niet boem boem. De mugalabe is bem bem. Op de meeste trommels zit koeievel, boem boem.
Door al die Friese koeievellen op de trommels begint het mij voor het eerst van mijn leven
met een zekere trots te vervullen dat ik half Fries ben en vraag ik mij af hoe ik het op
een trommel zou doen. Voor de mugalabe wordt echter een reuzenhagedis omgelegd, bem bem.
Er zijn drie vellen in voorraad, verzekert men ons. Bij ontstentenis daarvan zou immers de
zin van onze afspraak vrijdag a.s. afhangen van het succes van de jacht. Ja ja dat zit
allemaal in die acht piek. En denk niet dat je zon beest zomaar hebt. Piet is al
maanden tevergeefs op zon eiereter aan het jagen, zijn hol al twee keer met benzine
in brand gestoken (hij heeft tenslotte geen trommelvellen nodig). Meneer loopt nog vrolijk
rond.
Aldus besloten. Margaret, die zelf de prijs niet wist, zorgt er nog handig voor dat een
paar mensen weten dat de muzungu de prijs kent zodat de collectieve teleurstelling beleefd
kan worden v��r wij vrijdag weer met de halve of hele dorpsgemeenschap gaan
socialiseren.
Terug naar huis, naar Bugembe. Davies komt bij terugkeer stikblij uit de videohal rennen
om vervolgens onmiddellijk een pruillip op te zetten want Jackie had zijn colageld
ingepikt. Leuk dat jullie terug zijn maar ter zake!
Bij het afscheid vraagt Margaret nogmaals om veertien euro voor fotokopie�n waar ze het
al eerder over gehad had. Toen heb ik haar uitgelegd dat dat bij bevriende relaties voor
zo ongeveer niets zou kunnen. De order bleek al uit. Mede dankzij de onzinnigheid van deze
voor Ugandese begrippen enorme uitgave slaagde ik erin mijn nieuwe politiek voor het eerst
op een moeilijk moment vol te houden: nee die trommel zou ze krijgen maar dit was me te
duur, ik ben te veel geld kwijt aan advocaten, etc. Etc. etc. etc. etc. etc. Etc. etc.
etc. Etc. etc. etc. etc. etc. Ik weet het wel, ik heb het ook al geschreven, ze zijn nooit
boos als je weigert maar ik blijft er toch bang voor. Oefenen in de toepassing van de
wetten van vraag en aanbod, dienst en wederdienst. Geen eendjes voeren.
Na al dat watertanden van die heerlijke gewassen bij Philip Sabakaky raak ik nieuwsgierig
naar de herkomst. Ik lees de Times Illustrated History of the World.
Voor Afrika staat er verder niets.
Dat kwam dus allemaal pas met de eerste wereldreizigers/handelaars in Afrika, dat waren Arabieren en Indi�rs.
Koeien Europa?? Neem me even niet kwalijk, stammen niet alleen de Friese, maar alle
koeien in Uganda af van een Europese Adam 1 en Eva 1? De Times Illustrated History of
the World heeft op de herkomstenkaart alleen op Europa een koe-tekentje. Dat is toch
een serieuze publicatie op duur, glimmend papier met een overdaad aan fraaie illustraties.
Nee, die bruine Nilotic koeien met die reusachtige horens, die, nee, dat kan ik niet
geloven, dat die uit Europa komen. Ook de Times Illustrated History of the World kan
ook niet altijd zijn huiswerk goed doen, stel ik mijzelf gerust. Maar het blijft knagen.
Goed, een flinke tijd na de Indi�rs en Arabieren komen er ook Europeanen in Afrika
aanzetten, dus die kunnen dat allemaal mee hebben genomen. Eventueel zou de koe al eerder
door de Arabieren uit Europa kunnen zijn gehaald en hier heen gebracht.
Maar die Europeanen zijn dan nog niet in Amerika geweest. En ik lees hier:
Dit is toch lichtelijk verbluffend. Wat waren dan die vruchten die de Afrikaan v��r
het contact met de andere beschavingen naar de algemene opinie zo spreekwoordelijk in de
mond vielen? De watermeloen dus. En de paw paw natuurlijk, die in Times History of the
World wordt overgeslagen, schande! Maar dat weet ik niet eens zeker omdat ik niet weet
in welke talen die vrucht "paw paw" heet en dat woord in de woordenboeken niet
voorkomt, zelfs niet in het :Lusoga woordenboek in wording van Piet.
Merkwaardig. Men at wellicht aap, olifant, gazelle e.d., maar vang die maar eens met
speren, pijlen en strikken. Een heel werk: rennen en zweten. Het leven van een
jager-krijger lijkt nog het meest op bij ons dat van een beroepsvoetballer. Keihard
trainen, twee maal drie kwartier "pressievoebal" kunnen spelen, tot voorbij het
gaatje kunnen gaan als het nodig is om te scoren. Tussen het trainen en de wedstrijden
door lig je voor pampus, dat is zo, maar je kunt van zon beroepsvoetballer toch niet
zeggen van Gottogottogot wat leeft die toch relaxed. En zo is het leven van een
jager-krijger ook. Echt niet iets om zittende op je gemakje te doen. Ik heb toch
langzamerhand uiterst frustrerende ervaringen met het vangen van beesten, als ik er voor
mijn eten afhankelijk van was geweest was ik nu dood. Wanneer hebben die Afrikanen hun
relaxte levenshouding opgedaan? Beetje meelopen met de koeien (Europa)? Met de mond
open onder een mangoboom (Amerika) gaan liggen? Kipje en banaantje (Azi�)
grijpen? Zou uitheems zaad van Afrika pas van een jacht-vecht wereld tot een relaxed
luilekkerland hebben gemaakt? Is dat dan wel ecologisch verantwoord? Is die vervreemding
der Afrikaan van zijn oorspronkelijke middelen van bestaan niet veel slopender geweest dan
het hele kolonialisme? Enz. Een interessant pad dat een rechtgeaarde romanticus ook eens
zou moeten aflopen om te kijken waar je uit komt.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, dinsdag 11 augustus 1998
Het is niet meer bij te houden. Gisteren had ik al een gebeurtenissenstop ingesteld: de deur niet meer uit voor het dagboek bijgewerkt is. Dat is me niet gelukt en nu ben ik nog hopelozer achter.
Dutroux, de hemelsblauwe klootzak, heeft de ene puppy van de
achterbuurhonden die hij nog niet kapot had nu ook de strot doorgebeten. Dit bleek al
eergisteren te zijn gebeurd. Nu begrijp ik waarom de honden al twee nachten huilen. Piet
heeft achter de bosjes op drie meter gestaan met gespannen boog. Hij wilde toch nog iets
meer spannen. Toen was er ineens geen Dutroux meer. Ik ben inmiddels nu zover dat ik het
niet meer erg zou vinden als Dutroux omgelegd wordt. Ik denk dat hij vanuit de bosplek
waar ik hem heen had willen voeren ook weer op de mensen af zou gaan om zijn sadistische
onheil aan te richten. Ik denk bij onverhoopte vangst nu toch eerder aan koele moord met
een pijl van Piet waarna villen en roosteren op een door mij aan te richten buurtfeest.
Mijn nieuwste valversie (met bananen nu aan een ijzerdraadje vast aan de valdraad die naar
de op scherp staande fles loopt) bejegende hij aldus: hij heeft voorzichtig de
ijzerdraadjes losgemaakt van de valdraad, de bananen opgegeten en de draadjes keurig naast
elkaar klaargelegd voor mij want hij wil best meer banaan van die aapvangprofessor. Ook de
banaan op de fles-omtrekkende ratteval is verwijderd, echter met groot beleid, dus de
ratteval is niet afgegaan. Ach, helemaal vergeten dat hij net zulke handjes heeft als ik,
alleen kleiner dus handiger voor dit soort dingen.
s Ochtends open ik in mijn blote niks de achterdeur naar de binnenplaats om naar de
douche te gaan. Daar staat Dutroux. Binnen twee meter. Hij kijkt gebiologeerd naar mijn
witte kruis. Met een duik riskeer ik ernstige schaafwonden. Geen apebeet want ik maak geen
schijn van kans al duikende op minder dan een meter te komen. Na zorgvuldige inspectie van
mijn genitali�n besluit Dutroux aarzelend, toch nog weer eens kijkend, dan zich weer
draaiend, te gaan.
De volgende banaan zit in een grootmazig netje aan een wollen draadje vastgeknoopt,
knoopje zwaar vastgesnoerd, aan de valdraad. Tevens is daaraan thans bevestigd een stukje
gebroken spiegel waarin het spiegelbeeld van de banaan te zien is en tevens op het uur U,
naar ik hoop, Dutroux eigen tronie. Als er iets is waarop ik hem kan pakken is dat
immers zijn wetenschappelijke instelling.
Mij lijkt de tijd gekomen voor het zoeken van enige lichamelijke dienstverlening want
dat wordt niks met Proviah en ik heb geen zin om de hele tijd door haar aanwezigheid in
lichamelijke toestanden te komen waarin ik mijzelf tegen moet houden. Het sauna-fitness
centrum waar Proviah mij voor massage naar verwees ziet er proper en georganiseerd uit. In
de praatruimte ligt de mooiste tegelvloer van Jinja. Voor de massage meldt zich een meisje
van begin twintig met het voor haar beroep karakteristieke geestelijke overwicht: kleed je
uit, hier is een handdoek, ga naar de douche en kom dan hier terug. Ik krijg mijn broek
bijna niet uit van de erectie en dat zal hier toch wel niet de bedoeling zijn, knoop
haastig de handdoek om en hoop op het beste. Ik douche koud na, hetgeen enig soulaas
biedt, leg mij op mijn buik op de massagetafel. De erectie komt terug en mijn masseuse
komt binnen. Omdraaien!, klinkt het gebiedend. Ik gehoorzaam. Aan de mast wordt geen
enkele aandacht geschonken. We beginnen met de tenen. E�n voor ��n knakken ze hevig en
ik hoef me meteen nergens meer voor te schamen. Langs de benen gaat het omhoog, ze kneedt
zwaar met gespierde vingers, om vervolgens over te gaan tot karateachtige hakbewegingen
met beide vlakke handen als bijlen. Bij het kneden van de dijspier gaat de rug van haar
hand regelmatig licht langs mijn ballen en hup, het is weer raak. Ik kijk haar wat
gegeneerd aan. Its all right, zegt ze geruststellend zonder op te houden. Ik laat
mijn zorgen varen en de zaak verder naar believen op en neer gaan hetgeen bij de massage
van de buikspieren nogmaals tot een nationale feestdag leidt. Merkwaardig, dan ineens weer
de armen, beginnend bij de hand. Ik dacht dat we daar al voorbij waren. Afstand en
nabijheid voelen voor een tactiel gedepriveerde muzungu geheel anders dan voor de zwarte
vrouw die hem aan het omploegen is. Voor haar ben ik gewoon een akker die van achter naar
voren omgaat, voor haar is het middenstuk niets bijzonders behalve dan dat daar een
uitsteeksel zit zonder spier waar je omheen moet.
Omdraaien. De wervelkolom, de nek en tenslotte gaat ze aan mijn hoofdeind staan, mijn
hoofd tegen haar buik (waar een functioneel hagelwit schortje voor hangt) en krijgen mijn
haarwortels zo ongeveer ��n voor ��n een beurt. Nou als ze dit in de hemel niet hebben
hoef ik er niet heen. Acht piek. Ik vraag of er ook supplementaire vormen zijn waarbij het
spierloze uitsteeksel is inbegrepen. Nee, dat is niet professioneel.
Klaar of beter: afgelopen. Ik mag lekker blijven liggen, de olie trekt er in en hoeft niet
afgewassen, afrekenen bij de meneer achter de tap.
Bij de uitgang zit ze buiten op de veranda met twee andere meisjes en een baby. Ze zijn
net aan haar haar begonnen. Vlechtjes, net als ik. Nee, vanavond zal het zeker niet
afkomen. Misschien morgen, als ze doorwerken. Wanneer of ik terugkom. Weet ik niet. Ik
denk wel dat je me weerziet. Dankjewel. Bye!
In het duister verlaat ik het clubterrein en realiseer me vlak bij de het grote Hotel
Crested Crane te zijn, door sommigen aangeduid als hoerenkot. Kijken kan altijd.
En ja, als ik het niet dacht, daar zijn de mannen van de
dam! De Italianen die een zijkanaal met een tweede dam aan het maken zijn en een vette
weinig elegant gebrilde Engelsman van veertig jaren, zijn honderdvijftig kilo gedrapeerd
in een sportbroek en T-shirt. Hij repareert de bestaande turbines bij storing op
contractbasis. Bij elke storing wordt opnieuw de reparatie aangenomen tegen een telkenmale
opnieuw uit te onderhandelen prijs en je begrijpt, als de elektriciteit in half Uganda en
hoofdcontractant Kenya plat ligt dan willen die Ugandezen wel betalen! Een Italiaanse
zestiger zit aan de bar. Tussen zijn knie�n staat een volslank giechelig huppeltje van
twintig tegen hem aan in een soort trainingspak, een visueel niet zo opwindend kledingstuk
maar hij kan zo wel overal makkelijk onder en dat vindt ze helemaal niet erg, integendeel.
Intussen wisselt ze grappen uit met andere meisjes, die met elegante kleding de
aantrekkelijke delen van hun lichaam tonen en verhullen, tot ze aan de beurt is voor het
minipool, met gele ballen voor de ��n, rode voor de ander en een zwarte voor het laatst.
Ik weet dat afstoten vrij hard moet gebeuren. Dat het zo hard kon zonder dat de boel gaat
stuiteren was mij niet bekend. Dit meisje heeft de ballen hier onder controle, dat is
duidelijk.
De Engelse reparateur Nick heeft een "girlfriend" (ja ja, denk ik) met prachtige
donkerbruine gespierde benen uit een zwart mini-jurkje, zij heet Rossie, ziet er uit als
achttien. Ze blijkt 23. Zij zijn hier met Rossies vriendin Annette, die geen
"boyfriend" (ja ja, denk ik) heeft. Annette is van oorsprong Tanzaniaanse, haar
ogen en jukbeenderen staan wat Aziatisch, ze is prachtig Bantubruin. Ze lijkt ook
achttien. Is ook 23. Waarom geef ik niet eerst eens een rondje. Nou vooruit. Annette
blijkt een dochtertje van zes te hebben dat bij haar moeder woont. De Davies-constructie.
Rossie idem dito. Die woont bij haar en Nick.
Woont???
Ja, ze zijn nu in het dorp van haar ouders geweest en nu zijn ze officieel samen.
Binnenkort gaan ze samen naar Engeland om daar te wonen. Kindje van zes gaat mee.
Nu begin ik te twijfelen aan mijn interpretatie van de omgeving. Wie is hier nu hoer en
wie niet?
Tussen Rossie en Annette zit een slanke mooie dame van tegen de dertig, in een prachtig
bloemig toiletje met een handsfree. Deze hield ik voor de hostess-co�rdinatrice van
Rossie en Annette maar blijkt slechts een andere stamgast en daardoor goede bekende.
De ober herkent mij en herinnert zich terecht dat ik de vorige keer (netjes overdag met
father Peter) heb vergeten te betalen.
Turbine-Nick knoopt na mijn aangeboden pilsje een praatje aan en nodigt mij uit voor zijn
feestje volgende week.
De dame met de handsfree komt van de overkant terug met de boodschap dat daar iemand zit
die ik ken. De vrouw blijkt de "moeder" (tante) van Proviah die bij ontstentenis
van Grace de van de Sailing Club overgeschoten kip met friet haar halfduistere winkeltje
ingeschoven had gekregen. Ik zag niks maar ja, zon spierwit levend monument voor de
gevallen soldaat als ik vergeet zon mens natuurlijk nooit.
Nu wil Annette nog poolen ook! Het trainingspakhuppeltje maakt van Annettes concentratie
op het biljart en de sanitaire pauze van haar bijkans pensioengerechtigde Italiaan (hoor
je het me zeggen? Ik ben natuurlijk een jonge gast huh huh) gebruik om eens door mijn
Keltenrasta te komen woelen en mij te bekennen dat ze helemaal wild is van Nederlanders.
Nederlanders! Hoe weet ze dat nou weer?
Dan moet Annette ook nog met mij poolen. Ik pook mijn ballen er veel te snel in en laat
haar uiterst ongalant met bijna al de hare achter.
Onder het motto "Ist bezahlt, soll herunter" kleunt ze nog een tijd met Rossie
de ballen rond tot ze door de gaatjes gevallen zijn.
De conversatie (met Annette) loopt wat stroef: op vragen krijg ik bondige antwoorden
waarna ik een vervolgvraag moet stellen die ze net zo goed met wat meer spraakwater zou
kunnen voorkomen. Zelf vraagt ze niets. Het voelt wat afstandelijk aan. Dat hoeft het niet
te zijn want iedereen is hier hoewel supersociaal en aardig, bepaald niet snel
persoonlijk. Ik overwin mijn g�ne en vraag door, zeker nadat blijkt dat de bondigheid van
haar antwoorden niet betekent dat ze wil dat ik ophoud.
Ze woont alleen in een kamer in een buitenwijk van Kampala, haar moeder woont twee
kilometer verderop met Annettes dochtertje van inmiddels zes. Meestal gaat ze er in het
weekend heen.
Houdt haar moeder van haar dochtertje?
Nu schiet ze in de lach, ja nat��rlijk, heel erg. Ze had eerst drie jaar met baby en
moeder gewoond. Het werd daar te klein want moeder is gescheiden en de twee zonen zijn in
de lange schoolvakanties ook bij moeder. De school is in Tanzania, in de buurt van vader.
Annette kookt in haar kamer op een petroleumstel met van die kousjes, ze heeft een
zwart-wit TV die het niet doet want de juiste stekker ontbreekt.
Annette verdient als vlechtster. Mijn vlechten, komt er op mijn vraag wat besmuikt uit,
zitten niet meer goed. Ze ziet dat er al veel uit zijn gevallen en de rest is al een stuk
afgegleden. Als ik ergens een kam leen haalt ze ze er wel even uit. Na een half uurtje ben
ik Kelt-af.
Nog weet ik niet zeker of haar aanwezigheid in de Crested Crane vriendenbezoek of
tenminste ook nering behelst. Ik moet zeggen dat haar broek en haar truitje, hoewel ze er
lekker in uitziet, haar tenminste minder duidelijk als neringzoekende herkenbaar maken.
Ik breng haar weg. Is dit Main Street? Ja dit is Main Street. Dan moet je rechtdoor.
Helemaal aan het andere eind van Main Street vraagt ze me ineens te stoppen. Waar ze
heengaat is duidelijk niet mijn zaak.
Ik overweeg nog even een schaduwactie. Schiet in de lach als ik me realiseer dat ik even
heb gedacht dat een lichtgevende reclamezuil als ik zoiets in Jinja zou kunnen.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag13 augustus 1998
Mijn ultieme val is nog uitgerust met onverwijderbare banaan
aan de ratteklem: eerst de ragdunne losse vezeltjes van afgevallen Keltenvlechten erom,
dan gerold in een elastiekje, vervolgens een ijzerdraadje met haakje onder haar en
elastiek door en terug erin vastgetrokken. Tenslotte dat ijzerdraadje aan de ratteklem die
de fles moet omtrekken.
Voor de nacht viel was de banaan al weg.
Mieren? Dit kan toch niet? De haarvezeltjes met elastiek liggen nog aan het haakje, tien
centimeter verderop. Dat kunnen mieren niet.
Ik weet houten bananen te koop in de stad. Gaatje boren, valtouwtje vast, insmeren met
echte banaan. Nu moet ik, dit is de Afrikaanse essentie van deze onderneming "good
luck" hebben. Zonder dat zal het niet gaan.
Ontgoocheld ga ik uit eten, ik had buurman father Vincent uitgenodigd. Als we met zijn
auto ons zijpaadje uitrijden roept hij onze wachtsoldaat weg bij de bodabodaers. Die
hangen aan de overkant bij de uitgang van Jinja college op een late klant te wachten. Onze
soldaat wordt in Lusoga tot de orde geroepen. Niet met die lui praten!
Ja meneer.
Daar zitten veel dieven bij, legt Vincent uit. Die willen weten wat er allemaal in welk
huis staat. Tsja, je laat je buren je computer en videocamera zien, die vragen wat het
kost, praten met de soldaat en
men komt het ophalen. African security! Onze soldaat
kan zijn babbeltje overigens geheel te goeder trouw maken. Vincent schijnt daar vanuit te
gaan. Er zijn echter heel wat voorbeelden van het tegendeel.
Vincent is, Rome Urbaniana, gepromoveerd op polygamie! En in
mijn stijl: als ze hem vroegen waar hij het vandaan had zei hij dat hij dat wist uit zijn
clan en hij kon niemand citeren want nog niemand had het opgeschreven. Maar als hij het nu
als eerste opschreef dat konden anderen hem misschien citeren en was dat citeringsprobleem
ook weer opgelost, had hij gezegd!
Dat is uit mijn hart gegrepen. Als zon uitspraak in mijn omgeving bekend zou worden
zou iedereen denken dat hij van mij af kwam.
Vincent weet het: een interessant proefschrift verdient de voorkeur boven een academisch
verantwoord proefschrift en een tussenweg is er niet. Dan maar wat gesodemieter met de
hoogleraren.
Vincents probleem was dit: de heidenen kon je vroeger
niets kwalijk nemen. Dopen en trouwen voor de kerk kon. Dan moest je je leven
"beteren" ��n van je vrouwen als je vrouw uitkiezen en de rest kon je wel
blijven onderhouden maar aankomen was er niet meer bij. OK zeiden ze dan. Zo wordt er al
honderd jaar driftig gedoopt en getrouwd en worden babies gedoopt die weer trouwen. En de
mannen komen bij de priester komen met de huwelijkswens. Wie is de gelukkige? Nou deze en
deze en deze. En misschien die ook, daar moeten we nog even over praten. Dit zijn gedoopte
christenen! Het lijkt herderlijk niet goed een clanlid om voor hem sociaal niet
hanteerbare redenen gewichtige emolumenten te ontzeggen zoals het eten van een ouwel. Een
clanlid heeft een specifieke plaats in de clan. Als hij belangrijk is wordt de hele stam
misschien wel moslim. De priester alhier zit tussen twee vuren: de mores van de clan en de
kerkelijke wet.
De tweede vrouw is ook vaak resultaat van het lokale systeem van
sociale zekerheid: gaat je broer dood dan besluit de clan, jij wordt zelf ook gehoord, dat
jij zijn vrouw er bij neemt. Goed maar dan wel afblijven? Met wie moet ze dan? Niemand? En
geen kinderen meer? De leer van kerk brengt mensen in de ergste problemen die er in het
leven zijn. Gelukkig wordt de soep niet zo heet gegeten, want herders en kudde hebben er
leefbare omgangsvormen voor ontwikkeld.
Er zijn hier wel dingen die vanuit de Afrikaanse traditie
absoluut niet kunnen: vaders en ooms (ook "vaders")
van een gestorven zoon ("zoon") kunnen niet van hem "erven" dus ook
niet zijn vrouw. Als vrouw raak je je schoonvader en schoon"vaders" niet aan, je
geeft nooit een hand, je blijft op twee meter, zo niet dan kun je een kip boete krijgen.
Met de broers ga je gemoedelijk om, maar er mee vreemd gaan staat voor die broer al gauw
op verbanning. Dit geldt mutatus mutandis voor een zoon met zijn schoonmoeder en
schoon"moeders". Het komt vaak voor dat een schoon"moeder" of
schoon"vader" van jouw leeftijd is of zelfs jonger, dan is het zaak de regels
niet te vergeten. In de volgepropte minibusjes wordt vaak kontjes opgeschoven en van
plaats geruild. Iedereen weet dan wat er aan de hand is, er hoeft niets te worden
uitgelegd: het schoonvaderprobleem. Zo is het althans bij de Basoga hier en bij de Basamia
in het oosten, Vincent is een Musamia.
In het westen, zegt Margaret, zijn stammen waar de gast voor de nacht ��n der vrouwen
krijgt aangeboden.
Hetgeen het voorgaande niet uitsluit, realiseer ik mij ineens. Waarom maak ik die fout?
Het blijft verleidelijk te denken dat als ergens iets mag wat bij ons niet hoort daar dan
"alles" mag. De "zedeloze" wilden. Vergeet het maar. Voor je hier de
etiquette te pakken hebt ben je langer bezig dan bij ons. Wij Europeanen doen maar: komen
iemand tegen in de kroeg, trouwen ermee en gaan er kinderen mee krijgen. Wat een
zedeloosheid! Ik herinner mij nog dat ik, barbaar, tegen Margarets "Father"
Joseph de vioolspeler zei: je bent al de tweede! En wie is nu de echte?
Hij mocht helemaal niet tegen mij zeggen dat hij "maar" een oom en dus niet de
"echte" father is! Dat zou een geit kosten! Dat zou een zware belediging voor
Margaret zijn! Maar hij dacht ook aan mij: als hij het mij niet zou uitleggen zou ik het
niet begrijpen. Daarom wachtte hij tot Margaret de kamer uit was, zei te begrijpen dat ik
vreemdeling was en lei de zaak uit met geit en al.
Ik leen father Vincents proefschrift. Hoewel hij schrijft met veel begrip voor de lokale
gewoonten durf ik hem toch niet te vertellen dat het mij wel wat lijkt, de polygamie.
Teddy, ��n der trendy geklede meisjes van de Starcom
weet mij onder de pet te schieten waarom voor een vrouw juist haar schoonvader zon
gevaarlijk contact is: haar schoonvader wordt bij de verbintenis met haar man haar
"vader". Als hij dood is bijvoorbeeld, bidt ze ook tot hem als overleden vader
om iets geregeld te krijgen. Seks met je vader is incest vanzelf. Bij je "echte"
vader zullen je hormonen niet zo snel in stroomversnelling raken maar bij een
"onechte" vader
de cultuur moet de natuur een handje helpen: afstand.
Bij je zwagers is dat anders, die zijn "als een echtgenoot" voor je, qua
bescherming en zorg. Tevens kun je heel goed in de armen van ��n van hen worden gelegd
door de clan als je man sterft. Je gaat er niet vreemd mee maar als je het zou doen zou
het geen "incest" zijn. Hartstikke logisch! Een beetje kroelen met je zwager,
ach waarom niet, je weet nooit, misschien wordt je nog eens zijn vrouw: de mogelijkheid is
re�el en hij is het meest waarschijnlijke alternatief. Worden jij en je man allebei heel
oud dan wordt je kleinzoon je beschermer. Die wordt door Oma dan ook vaak schertsend als
"mijn man" aangeduid en daar beginnen ze al mee v��r hun eigen man dood is (de Oma van Moses
Isegawa noemde hem, schrijft hij, als klein jongetje al "mijn man", welke
stam dat is weet ik niet en of het hier bij de Basoga ook zo is, dat moet ik nog vragen,
in het geval van deze Moses was het ook nog eens een uitstekend "huwelijk",
hoewel hij voor de rol van beschermer wat te jong was).
Jinja Rubaga, Mwangu Close, vrijdag 14 augustus 1998
Ik grapte er met Margaret op weg naar onze nieuwe trommels al over: straks zijn de
lizzards niet gevangen. En inderdaad. Trouwens, er was ook nog niet afgeschuurd en de zeer
belangrijke nonchalant aangebrachte kruisjes ontbraken dus ook nog. E�n lizzard was
gevangen. Dus ��n trommel af. Hij klinkt fantastisch. De zoon heeft ze gemaakt, hij
blijkt de specialist. Hij wil 22 000 (16,-) per stuk. Een school betaalt, is mij
door verschillende onafhankelijke bronnen opgegeven 4,-. Sorry maar dan kost
zon ding dat. Ik wil ook wel meer betalen, maar dan moet daar iets anders tegenover
staan. Volgens mij hebben ze me hier verder niets te bieden en voorlopig, laat ik via
Margaret weten, valt er nog nergens over te praten want de rotzooi zou af zijn, er was ook
gelogen dat de vellen er al waren en ging hij me het geld voor de vergeefse reis van
vandaag betalen? Nee zeker.
Inderdaad.
Ten tweede: ik weet nog niet of ik koop, dat hangt van het eindresultaat af. En als ik
koop, niet voor meer dan vier piek per stuk.
Zonder dat ik bereidheid ontwaar ("o, o wat is het hout tegenwoordig duur en die
lizzardvangers vragen zulke exorbitante prijzen") hierin te berusten komen wij
overeen over een week nog eens te komen.
Ik weet Margaret op de terugweg het geheim te ontfutselen over de op zachte toon
geventileerde belediging van die minibusjongen aan mijn adres een paar dagen geleden. Het
was een Lusogawoord dat zoiets als "junk", betekent of liever "hashrokende
homo" want rastadragers (popzangers, diviners) schijnen hier een dergelijk imago te
hebben. Helaas, mijn roomblanke huid of vreemdelingenstatus was dus niet het voorwerp van
spot. Homo is overigens in Uganda een zeer zware beschuldiging want homofilie is hier
wettelijk verboden. En als iets in Afrika verboden is dan bestaat het. Waarom zou je
anders al dat vreselijke werk doen voor het uitvaardigen van een verbod? Uit de maat der
verkochte condooms had ik de maat der Ugandese penis reeds afgeleid. Nu kan ik thuis eens
rustig die van de Ugandese heren-anus gaan overdenken. Of zou dat een rekbaar begrip zijn?
Jinja Rubaga, Mwangu Close, maandag 17 augustus 1998
Het is vandaag een huishoudelijke dag: drinkwater koken. Dan wassen. Omo wast door en door schoon, ��n handje per teil, staat op het pak ze doen hier niet aan maatbekers in de gebruiksaanwijzing want ze weten dat die hier niet zijn. Dan een uurtje wachten, dan soppen en goed uitspoelen. Daarna ook je handjes goed wassen. Zo was je in Afrika. En moet je zien hoe kreukloos friskleurig ze er elke dag bij lopen! Strijken met kooltjes in het strijkijzer. Dat zie ik trouwens ook volwassen mannen doen. Uitzonderingen? Ik zag inmiddels ook al een paar keer een vrouw op een fiets. Nood breekt wet misschien. Veel van deze wassers zouden jaloers zijn als ze mij de was zagen borstelen op mijn roestvrij blikken ribbeltjesaanrecht. Ik ben natuurlijk gek want ik kan die was in alle buurhuizen voor vijftig cent laten doen. En beter dan ik het zelf doe. Proviah wil waarschijnlijk zelfs niet eens geld. Maar je moet het eerst een paar keer zelf gedaan hebben om te weten welke klus je uitbesteedt. Dan: batterijen opladen, en dan moet ik nog even mijn twee weken geleden gekochte kunststof slippers, o wat was ik trots op de aankoop, op zeven plaatsen laten repareren. Tenslotte: dagboek bijhouden. De oversturende radios van de buren dringen als kermis mijn huis binnen. Nee hier wil ik niet wonen. Dat is hier net zo uitkijken als in Nederland. Of alleen buren zonder geld voor stroom of batterijen. Of alleen buren met waardering voor het geluid van de wind, blaadjes en vogels.
Ik was het hele weekend op stap met Faith,
secretaresse, eigenlijk meer vliegende keep bij de Kamuli Polytechnic. Are you a father?
No I am not a father, had ik haar in januari geantwoord na afloop van het openingsfeest
van de kapel in Kamuli. Haar had ik de videoband gestuurd van het feest die als gevolg van
de mislukking van het werk van het professionele audiovisuele team met loodzware
schoudercamera met grote vreugde was begroet. De band wordt momenteel vertoond in Polen
waar de keyboardknieveerpater Waldemar er zijn
thuisfront mee heeft verrast.
Bij vertrek s ochtends blijkt mijn val ten tweeden male een
beest te hebben gevangen (gisteren als eerste collateral damage twee kippen in ��n
keer!- met excuus aan eigenaar Father Joseph teruggebracht
[plaatje: val10.JPG]). Nu
een beest dat kan goed kan graven want de keiharde leem is losgewoeld op een hoeken door
een klein kuiltje is hij (?) ontsnapt. Een lizzard? Die kunnen graven. Apen niet, zeggen
alle Afrikanen. Piet zegt ijskoud: het is hem geweest. In dat geval is het einde verhaal
aapvangen. Dan trapt hij er echt nooit meer in. Ik geloof dat het toch niet Dutroux was. Wegens al deze onbedoelde beestenvangerij en
het gevaar dat Dutroux bij vangst toch onverhoopt aan het graven slaat, gaat de val naar
mijn cementen binnenplaatsje dat meneer immers regelmatig bezoekt in verband met zijn onderzoek naar de genitali�n van de homo sapiens.
Voor zijn gemak plaats ik de ladder tegen de muur op de plaats vanwaar hij geacht wordt de
val te betreden. Ook denk ik nu dat men binnen een uur na vangst ter plekke moet zijn want
hij gaat het hout op een der plekken met begin van rotting per splinter wegbijten met zijn
scherpe tandjes. Optillen zal niet lukken met twee bakstenen op elke hoek. Hij placht
inmiddels te ontbijten met ei van de kippen van Piet en Piet zet nu de wekker iets eerder
om hem v��r te zijn. Dat zal Dutroux spijten en doen zoeken dus leg ik er ook een eitje
bij. De ruim dertig jongens van het formation house zijn terug dus de achterburen zijn
minder aantrekkelijk geworden. Piet heeft een van zijn bananen met het vierde type vergif
(ingespoten) teruggevonden, de niet door het vergif bereikte plekken waren er netjes
afgegeten.
Met de val aldus op weg naar de stad. Proviah zegt dat bodaboda
naar het postkantoor veertig cent is. Een hele aardige jongen fietst mij erheen. Daar moet
een artikel voor een boek op de bus naar Australi�. De deadline is eergisteren. Alles
dicht. Ik oefen wachtende wat Lusoga met mijn aardige taxifietser. Het postkantoor gaat om
8:15 een kwartiertje te laat open maar het EMS personeel laat zich ook dan nog geheel niet
zien dus het wordt gewoon expresse. Op weg naar de bus zegt mijn aardige jongen in een
"I am going to chaaahrge you". Dat wordt wat mij betreft een rel. Ik begin eens
te zeggen: jazeker je krijgt van mij veel te veel. Hoeveel? Vraagt hij. Duizend
(0,70). Aaaaah nee! Dat is nog niet eens een fooi! Tweeduizend! Bij aankomst op het
busstation geef ik hem duizend. Hij neemt er geen genoegen mee. Ja, een rel. Is hij nou
bedonderd! Luid zeg ik: jij weet heel goed wat de prijs is! Ik betaal je al veel te veel.
Een flinke menigte vormt zich rond ons. Over elk van ons beider schouders hangen enkele
kinnen. Zo. Nu kan het beginnen. Hij: ik ben toch je vriend, geef me nog duizend. Ik houd
mijn gezicht vlak voor de zijne en zeg: als ik die extra duizend geef, wat doe je dan? Dan
draai je je om en je lacht met je vrienden die muzungu uit die zo stom was meer dan het
dubbele te betalen. En je vindt jezelf heel slim. Ben ik dan je vriend? De menigte
buldert. Die slag is voor mij. De lezer zal begrijpen, het gaat hier niet om 0,70,
het gaat hier om de vraag of ik al dan niet word toegelaten tot de gelederen.
Hij laat zich niet geheel uit het veld slaan, zakt tot een aanvullende vijfhonderd. Nu ben
ik dus een halve muzungu. Ik kan mij nu omdraaien dan heb ik mijn geld, maar hij moet zich
omdraaien, niet ik vanzelf. Wij wisselen nog wat spitsvondigheden uit die ik mij helaas
niet meer herinner en dan zeg ik: je krijgt 500 bij maar niet voor het fietsen maar voor
de Lusogales! Bodabodamans pakt aan, draait zich om en met een brede zwaai richt ik mij
tot de achterblijvende menigte: iedereen weet toch dat het 500 is van Rubaga naar het
postkantoor! En van het postkantoor naar hier is nog niet eens de helft. Dat is dus 750!
Nu heb ik 1500 betaald!
Hij is echt jouw vriend, zegt een oude man met diepe verontwaardiging. Als je een
personenwagen als priv�-taxi naar de stad neemt betaal je vijfduizend.
Hij is toch geen personenwagen, roep ik. En wie gaat er nou met een auto?
Nou als je gaat lopen is dat een heel gedoe, repliceert de oude man.
En als jij gaat lopen dan? Is dat voor jou geen gedoe? En jij betaalt toch ook 750 voor
zon akkefietje?
Ja maar een muzungu niet. Het komt er met overtuigde verontwaardiging uit.
Ik lach schamper. Ik zal wel zwarte verf kopen, roep ik.
Doe dat maar, zegt de oude man.
Het debat lijkt onbeslist door de welgemeendheid van zijn verontwaardiging die tegen de
mijne op lijkt te kunnen in de ogen van de toeschouwers. Ik kan nog roepen dat minibusjes
ook geen aparte prijzen voor Bazungu hebben, ik zou nog
.Er valt hier niets meer te
bereiken. Vuile racist! Ik zeg het niet. Bij mijn volgende rel probeer ik het uit.
De bus in.
Die vertrekt pas na een hele tijd zodat ik drie kwartier te laat in Kamuli ben. Faith
heeft de big smile van Miss Margaret toen wij te veel laat in Kaliro kwamen en de
aansluitende bus daar nog net stond. Good luck! Ze had al gedacht dat ik niet meer zou
verschijnen. Naar school per bodaboda. En door naar Oma, echtgenote van the late Mr A.B.
Mulungwa, Butansi Development Farm, een uur bodaboda-en westelijk van de asfaltweg
Jinja-Kamuli.
De lage stukken gaan door onbewoond moeras. De moerassen staan hier hoog want Lake Kyoga,
in het Noorden waar de Nijl door stroomt, heeft een met drijvende eilanden verstopte
afvoer. Dat vinden wij hier in Uganda niet leuk maar wij doen er niets aan: dat kent u van
ons. Je kunt wel iets gaan doen, maar je weet nooit zeker of het helpt dus waarom zou je
er aan beginnen want het is een heel gedoe. De Egyptenaren willen evenwel over een paar
maanden ook regelmatig Nijlwater en niet een tijdje niets en daarna een overstroming. Of
ze even langs mogen komen met hun ingenieurs en wat dynamiet.
President Museveni vindt het goed. Hij, held, redt de mensen hier van het verder
onderlopen van land. Die Museveni kun je een boodschap laten doen.
De boerderij van de familie Mulungwa heeft geschilderde muren! De onderste meter
donkergroen, daarboven cr�me. Dat hadden de meisjes (10 stuks waaronder Faith) eens
gedaan. In ��n dag. Mzee (Opa), nu anderhalf jaar dood, had veel bomen geplant rondom.
Voor de vruchten en ook omdat hij van alle boomsoorten er minstens ��n om zijn huis
wilde. Bij de dood van Mzee kreeg niet Oma, maar de oudste niet naar Kampala vertrokken
zoon Steven de "verantwoordelijkheid".
Dat schijnt vreselijk zwaar te zijn. Daar kun je verder absoluut niets bij doen. Je zit
maar onder je verantwoordelijkheid te zuchten onder een boom terwijl het eten voor je
wordt aangesleept. Het vier meter brede pad naar de boerderij wordt nog wel schoon en vlak
gehouden maar het gras links en rechts daarvan heeft het pleit al verloren tegen het
onkruid. Ze zuchten over geldgebrek maar er is wel iemand afgehuurd om de koeien te weiden
want daar is met al die verantwoordelijkheid natuurlijk geen tijd voor. Oma, moeder van
vijftien inmiddels volwassen kinderen en voor haar niet meer te tellen kleinkinderen is
nog een drijvende kracht. Na haar zal deze familie drastisch teruggaan in de
levensstandaard.
Onder de boom krijgen Faith en ik een rijke warme lunch uit de keuken twintig meter
verderop. Wij praten met Steven. Hoe was het hier in 1986 (toen Museveni met zijn rebellen
de macht greep). Bij hen was het meegevallen. Alleen troepen soldaten die kwamen vertellen
dat er s avonds goed te eten moest zijn. Een eindje verderop waren wel doden
gevallen. Waar zat Faith toen? In Kampala op school, Senior 2. Je kon niet reizen, dat was
levensgevaarlijk, ze had dus lang haar familie niet gezien. Senior 2 is 14, dan is ze dus
nu 26. Als Steven even weg is vraag ik of Oma het Busoga T-shirt leuk zou vinden. Nee een
cadeau is voor de heer des huizes, legt Faith uit. Spijtig kijk ik in de verte naar de
kokende oma en geef het T-shirt aan Steven. Hij gaat het meteen aantrekken.
Wat kost nou een mugalabe? Vraag ik, mijn wel erg
uitlubberende bandbreedte tussen 5000 en 22000 bij mijn Bufulubi vrienden indachtig. Men
vindt: 20000. Wat nu? Na mijn uiteenzetting van de situatie wordt iemand naar de
plaatselijke reparateur gestuurd. Zelf maken doet hij niet. Na enkele uren is de
boodschap: 15000. Heb je het over een muzungu gehad? Ja dat had hij. Zo zijn we dus weer
geen steek verder. Nog enkele uren later verschijnt een oude mugalabe op het toneel.
Vraagprijs 15000. Ik hap want hebben is hebben, vrijdag kan in Bufulubi zomaar iedereen
naar een begrafenis zijn. vind ik later mooiere dan kan ik altijd doorverkopen.
Faith heeft een zoontje van vijf, Japhet en een aangenomen zoontje van vier, Shaim. Shaim
verschijnt na enige tijd. Was baby-gezeten in de buurt. Hij heeft niet veel tijd nodig om
aan mij te wennen. Dra zit hij bij mij, spreekt geen Engels, zegt wel how are you,
Im fine, wijst op de zwarte hoekige tas aan mijn riem en zegt "camera"
(terwijl ik altijd hoop dat zelfs de criminelen de tas voor een pistoolholster zien).
Pret-ogen. Toen Japhet ��n was ging Faiths man (vriend?) met een bus onder een trein.
Shaims moeder ging ook dood en zijn vader kort daarna ook, van "ellende" (AIDS?
Dan is de kans groot dat Shaim positief is). Volgens de "responsibility" regels
alhier zou zij hem normaliter over moeten nemen. Iedereen zei doe dat nou maar niet, je
hebt het al moeilijk genoeg. Maar ze had het toch gedaan en dra was het magere kereltje
een dikke baby geworden. Met genoegen toont ze me de fotos van zijn in de eerste
maanden steeds dikker wordende koppie. Aan de slapheid van haar tieten die ik s
avonds door mijn vingers kreeg leid ik af dat Shaim net als Davies bij Margaret ook gewoon
de borst kreeg maar dat moet ik nog vragen. Ik begrijp die verhalen niet, bij ons kan dat
toch niet, gewoon een baby aan de tiet voeden als je er zelf niet een aan het voeden bent
of pas gevoed hebt.
Ondertussen had Faith van haar Polytechnic baantje vierhonderd euro weten te sparen en er
voor zichzelf een stuk land van twee hectare voor gekocht met een oud, in haar ogen total
loss boerderijtje erop. In de buurt van Kamuli-dorp, met redelijk welvarende buren, dus
een kans op een gezamenlijk te sparen transformator en dan 220 Volt van het net! Mzee had
vijfenzeventig kleinkinderen en van haar had hij het meest gehouden. Ik kan Mzee wel
volgen, maar waarom heeft hij goddomme die kleinzoons niet beter op het leven voorbereid?
Waarom dit verval der zeden, waarom deze razendsnelle terugval naar dat achterlijke
Ugandese mannengedoe? Bij de rondleiding zag ik bij het moeras nog het inmiddels lege
hokje van de dieselpomp. Water tot bovenop de heuvel, regen of niet. Mzee! Maar de pomp
was er mee opgehouden en er had zich iemand voor de restanten gemeld.
We wandelen even naar een oom verderop die ziek is. Pijn ergens bij het middenrif en ook
nog een ontstoken oog. Hij gaat niet naar het ziekenhuis want dat is ver en de behandeling
kost toch waarschijnlijk meer dan hij mee kan nemen. Een "herbalist" uit de
buurt moet soelaas bieden. Faith stelt voor hem ��n of tweeduizend te geven. Dat doe ik.
Of ik hier wil slapen of bij haar thuis, vraagt Faith. De consequenties van deze
alternatieven zijn mij wat onduidelijk en na enig vissen blijkt Faith het hier als een
nadeel te beschouwen dat we dan elk in een hoek van het huis slapen en thuis dat father
Waldemar mij zou kunnen zien en als gast inpikken want die houdt erg van gasten.
Mijn voorstel is om op een zodanige tijd naar huis te gaan dat we in het donker aankomen.
Aangenomen.
De vrouwen protesteren: we hebben nog helemaal geen tijd gehad om met je te praten. Wij
gaan voor de keuken bij het vuur zitten, krijgen een pannetje gebakken spek toegeschoven
en dan komen de vragen: wat moeten we nou verbouwen. Hoe kunnen we nou een beetje
verdienen. Waarom heb je geen koffie, vraag ik. Ja daar wilden ze ook aan beginnen. En
waarom vraag je niet zon "agronomist"? Nou die willen niets zeggen voor je
betaalt.
Zo. Dus deze door de staat betaalde ambtenaren houden zich ermee bezig de erven van de
arme boeren voorbij te lopen met hun kennis stijf achter hun kiezen. Een rijke boer kan ze
betalen. Uganda vooruit! Ach zegt Piet later, die vrouwen weten het toch veel beter dan
die agronoom.
Ik ben nieuwsgierig naar het uitgavenpatroon, met name wat
m��r is: schoolgeld of de hele rest. Daar is de familie ook wel nieuwsgierig naar. Met
enthousiaste hulp maak ik mijn lijstje [plaatje: mulungwa.jpg][plaatje: prijzen
opschrijven bij mulungwa.jpg].
Ze hebben zes kinderen zes kinderen op school., dat is vrij normaal. Per maand blijken hun
uitgaven een kleine driehonderd euro (1000Ush = 70 cent), waarvan zo'n tweehondervijftig
schoolgeld is. Op de tweede plaats komt de tekenbestrijding bij de koeien met 15, ex
equo derde zijn zeep en batterijen voor de radio met elk 11. Die laatste twee vind
ik wel wat onbegrijpelijk veel, dus dat gooi ik maar eens in de groep, maar ze blijven er
bij. Een zeep-en batterijenkartel in Kamuli?
Ik ben vergeten te vragen wat de herder van de koeien krijgt. Het belangrijkste, het eten,
komt in het lijstje niet voor natuurlijk. Dat verbouw je immers zelf. Daarom doen westerse
economen meestal een bepaalde waardeschatting voor het eten. Dat heeft alleen zin voor
westerse mensen die op hun eigen manier willen begrijpen hoe het er hier toegaat en daar
begrijpen ze hier in Afrika weer niets van.
Dan nemen we afscheid, Faith vindt dat ik 10.000 USh (7,-) moet geven en in de
schemer onder geschal van de bas bariton kikkers in de rijst en af en toe wadend door het
riet worden we in een uurtje teruggefietst, ik met de ruim een meter lange, slanke
mugalabe op de schouder, naar de weg.
Bij het naderen van Kamuli stelt Faith voor eerst even iets te gaan drinken. Het is al wel
stikduister maar kennelijk op de compound nog niet geheel Waldemar-veilig. In het dorp mag
de mugalabe niet op mijn schouder. Hij moet netjes onder mijn arm. Uit balsturigheid over
dit burgerlijk gedoe zet ik hem rechtop op mijn hoofd. Bert! Behave! Roept Faith. Haar
reputatie lijkt in het geding.
Caf�. Bier.
Waarom neem ik cola en geen biertje?
Ik vertel het verhaal van mijn medicijnen die mij geen alcohol toestaan.
Faith is echt aangenaam gezelschap, ik begrijp haar zonder moeite, net als Margaret. We
hebben op verschillende continenten over hetzelfde nagedacht en we zijn erg vaak tot
dezelfde conclusies gekomen. Faith is een vrouw die land bezit! En nog wel twee hectare!
Dat zie je niet vaak. Een nieuwe beerput is al gegraven. Tien meter diep De jongens van
school hebben als proefwerk twee huizen voor haar getekend. All in zijn de bouwkosten
900 voor een zeskamerwoning met keuken. Ze heeft nu nog slechts zeventig euro over
en teert in door het schoolgeld.
Ze heeft behoefte aan
.privacy! Ronduit on-Afrikaans. Ze heeft de tekenjongens
uitgelegd dat zij niet direct aanspreekbaar wil zijn voor bezoekers van haar erf als ze
kookt of eet. Er moet aangeklopt moeten worden! Moet je geen kerel? "Its nice
to be alone", lacht ze. Faith heeft het wel in de gaten.
Een jaartje na de dood van Mzee verscheen hij drie maal in haar droom om haar te vertellen
dat er iets aan de hand was in het verlaten huis van een naar Kampala vertrokken oom. Ze
ging er met Steven heen. Cement was weggekrabt en er lag een baby begraven. Al een flinke
tijd want je zag slechts een geraamte.
Hoe denk je dat dat kan? Vraag ik.
Faith weet het niet.
Zou Mzee geen betere mededelingen voor je weten dan dit? Had hij niet beter iets kunnen
zeggen waar je een persoonlijk voordeel bij had?
Ja dat was wel zo.
Waarom zou Mzee op de wegrotting van het babyvlees hebben gewacht v��r haar te
waarschuwen? Wilde hij je de stank besparen?
Ja ook vreemd.
Wij spreken over dromen. Dat ze voortbouwen op ervaringen van de dag en ervaringen uit je
hele verleden. Dat je dingen kunt dromen die je je overdag niet kunt herinneren, gewoon
niet of omdat je ze eng vind. Dat je overdag dingen kunt horen waaruit je conclusies kunt
trekken die je zo eng vind dat je ze meteen weer vergeet en niet meer herinnert. Dat je
juist die enge dingen later vaak weer droomt. Daar had ze allemaal al wel eens over
nagedacht en ze was ook tot die conclusies gekomen.
Of bij haar Oma in de buurt v��r die enge dromen niet ooit vreemde gesprekken heeft
opgevangen.
Ze kijkt mij niet aan.
Ja dat zou kunnen.
Faith heeft een leuk koppie en een normaal postuur maar ze blijkt 92 kilo te zijn geweest.
De binnenkanten van haar dijen schuurden tegen elkaar open. Nee die fotos had ik
inderdaad niet gezien, die liggen bij haar moeder. Dieet en netball, een voornamelijk door
meisjes beoefend spel dat vrijwel gelijk is aan ons etnisch zuivere Nederlandse korfbal,
op de stalen ring die de korf vervangt na, hadden haar naar normaal gewicht teruggebracht.
Ze wist eerst niet wat je wel en niet moest eten. Kwam tenslotte toevallig een deskundige
tegen.
Ze had het niet voor de omgeving gedaan want een dikke vrouw straalt welvaart en dus
aanzien uit en dikke buiken zijn hier voor mannen zeer aantrekkelijk. Nee ze had gewoon de
pest gehad aan dat gezwoeg en gehijg.
Naar huis. De brommerjongens worden op de gebruikelijke manier om de tuin geleid: puur
zwarte onderhandelingen met de muzungu achter een pilaartje - waar deze ongelukkigerwijs
even met zijn blote voet in sandaal in een open riool ging staan.
Waldemar blijkt nog niet terug. Of ik v��r of na supper wil
douchen. O God, supper! Helemaal vergeten. Alweer eten! Eerst douchen.
Zelf gaat ze die douche niet meer in: ze heeft met vriendinnen een rieten schuttinkje op
het gras aan de andere kant van het huis gemaakt waar ze met de teil heengaat. Maar ja ik
zou wel een straal willen. Deze douche is een faciliteit die men deelt met enkele
mannelijke leraren van de Technische School. Hun politiek is: douchen en wegwezen. Dat
kunnen ze jaren volhouden. Elke spat droogt op tegen de wand en laat daar het zwarte vuil
van het vieze lijf als vettige vlek achter. Onder het niveau van een meter lijkt de douche
meer op een kolenpakhuis. Trouwens in de gang ervoor ligt een hoop houtskool, gewoon los,
voor de keuken. De vloer van de douche wordt nooit droog, is groen uitgeslagen en zeer
glibberig. In de afvoer ligt iets harigs wits klefs opgezwollens. In de kamer ernaast
staat een tafel met een typemachine. Verder niets, maar de vloer is bezaaid met
pindas, een enorme dode tor is geheel bedekt door achthonderdvierenvijftig
krioelende mieren. Vandaar loopt een zesbaans mierenpad door de belendende lege kamer naar
een scheur in het cement. Er is een zit-WC met een voorheen witte doch nu zwarte pot die
in geen jaren is schoongemaakt.
Na heerlijk gepoept en gedoucht te hebben -zoals mensen die mij kennen weten voel ik mij
altijd buitengewoon thuis in dergelijke sanitaire gelegenheden- ga ik geheel verfrist en
ontspannen naar de overkant. Daar zijn de drie propere kippehokjes van Faith, vlnr
slaapkamer, zitkamer en keuken, twee�neenhalf bij twee�neenhalf, die elk alleen door hun
eigen voordeur te betreden zijn. Drie voordeuren delen Faith!
Ik krijg nog wat matoke met vlees en dan is het slapen. Ik wordt meegenood door de meest
linkse voordeur. Tussen een bed en een tafeltje kun je net staan. Hoog in de achtermuur is
een ventilatieopening gevuld met bakstenen met luchtgaten. Er zit een hor voor tegen de
muggen. Tussen hor en bakstenen zit een vogelnestje. Ze slapen al, zegt Faith. Het zijn
best grote vogels, Faith snapt niet hoe ze door die kleine gaatjes kunnen. De vogels kozen
vrijwillig voor haar gezelschap en ze mogen blijven. Wij zijn dus zo ongeveer nummer zes
en zeven die hier gaan pitten.
Wil ik een pyjama? Nee, dan kan ik niet slapen. Faith staat na haar
"douche" met teil in rieten hokje in haar handdoek. Afrika is hard, zucht ze met
haar rug naar mij toe. Hoezo? Nou, om een condoom om te doen moet straks het licht weer
aan. Afrika is hard, voor mij het condoom, voor haar het licht. Wat haar betreft geheel
zonder reden, vind ik. En dat is gefundeerd want ik heb haar niet bekend dat ik een
condoom in het donker kan afstropen. Ook nu weer de conclusie: achter de taboes is alles
hetzelfde als bij ons. Ook hier, zegt Faith later, willen de meeste jongens hem er meteen
in en vinden de meisjes daar niets aan.
Het ontbijt is met omelet en heerlijke thee en of ik eens wil
ophouden met die trommel, het is nou mooi genoeg geweest, we gaan naar tante Frida. Dat is
nog eens diep het moeras door! Uiteindelijk zelfs een stuk waden. De bodaboda-ers met de
fiets op de rug, Faith had de strijd om mijn rugzak gewonnen, ontstaan wegens mijn mening
dat de mannen met de spullen horen te sjouwen en haar mening dat dat voor de vrouwen is.
En je wilt niet zo licht mogelijk lopen, maar het geluk proeven aan de normen van je
cultuur te voldoen. Enfin, ik heb Faith laten winnen, dus eigenlijk was ik toch galant. Ik
wel met mugalabe op de nek, sandalen in de hand, opgestroopte broek, die toch nat wordt.
[plaatje: moeras mugalabe.jpg]
Geen slangen. Bij ontmoetingen van bekende tegenliggers valt me op dat zonder te stoppen
ook na passering ruggelings zonder stemverheffing nog zo lang doorgeconverseerd wordt dat
ik zelf niet eens meer hoor dat er iets wordt teruggezegd, laat staan dat ik van de
betekenis iets zou kunnen maken. Ik herinner mij ineens weer hoe Proviah afscheid van mij
nam en op dezelfde ruggelingse houding op vijftien meter afstand in het volksgedruis vroeg
hoe laat ik thuis zou komen. Ik heb liplezend met geluid op een meter afstand al
problemen, dit zal ik nooit leren.
Tante Frida heeft een flink aantal kinderen, haar man heeft
ze er uitgezet met zijn tweede vrouw. Hij betaalt niets, maar zij heeft een goed stenen
huis aan hem overgehouden en een flink stuk land, zeker vijf hectare. Bij dageraad om half
zeven gaat ze werken tot een uur of tien, dan eten koken en voor kinderen zorgen, om drie
uur tot zonsondergang weer op het land. Van elk uur dat ze werkt is minstens drie kwartier
schoolgeld. De rest is eten voor haar en de kinderen en geld voor huishoudelijke
benodigdheden. Ze heeft een mooie schone wind- en waterdichte boerderij, prachtige
verweerde maar intacte cementen muren waaraan terecht geen versieringen zijn opgehangen
behoudens op ��n plaats een kalender met de Koning van de Busoga, of zoiets. Achter is
een ommuurde binnenplaats. Jammer dat die modderig is en dat er beesten staan. Als dat nou
eens gras was met een fonteintje dan waande je je in een paleisje. Er staat een ploeg!
Ploegen is zwaar mannenwerk met die ossen, ossen heeft ze wel, maar die mannen kan ze niet
betalen. Ook hier leegstaande buurhuizen van ooms die naar Kampala zijn gegaan. Ze telen
nog wel koffie telen en komen in het weekend. De pluk wordt uitbesteed aan familie of
dagloners. Tante Frida woont tussen verlaten plots van familie. Zelf heeft ze geen geld
voor batterijen.
Dus zelfs even geen radio! Hier is het stil. Wind! Vogels! Kikkers, af en toe een koe of
een huilende baby in de verte.
Frida ziet eruit als veertig maar toen ze trouwde was Faith nog lang niet geboren. Ja ik
kreeg vroeg kinderen en ben er ook vroeg mee opgehouden, dan blijf je er goed uitzien.
Geleidelijk begin ik te beseffen hoe dicht ik bij de landsfeer Nederland 1930 begin te
komen: de boeken die mijn ouders lazen in hun kindertijd over Friesland: de was boenen bij
de sloot op een ruwhouten tafel, regenton, melkbussen, ploegen met man en paard, geen
radio, het volgende dorp is ver, eten wat je verbouwt. Ook de inrichting van de eenvoudige
boerenkamer heeft sterke gelijkenis: stevige houten stoelen en fauteuils, een grote kist.
Zouden deze mensen, net als wij toen, ook 33 jaar verwijderd zijn van hun loonexplosie en
massaconsumptie? Als het aan de vrouwen ligt wel maar die kerels
.Of zouden ze daar
juist blij om moeten zijn? Ik vind het niet zo duidelijk wie het "beter" heeft,
wij of zij. Ik kan zelf natuurlijk niet meer ruilen, daarvoor ben ik te ver heen. Zou ik
met mezelf zoals ik nu ben hebben willen ruilen als ik hier mijn hele leven had gezeten?
Ze zijn op enkele punten verder dan wij in 1930: plastic keukengerei, emmers, teilen,
jerrycans en
kleurenfotos. Zoals al bij de bespreking van de totstandkoming van
het logo van het Cultural Research Centre beschreven is, is hun representatiebehoefte
geheel gericht op mensen. Fotos komen onmiddellijk op tafel als een nieuwe gast het
erf betreedt: de hele familie moet worden bekeken, in portret en tevens bij gedenkwaardige
gelegenheden zoals trouwerijen en diploma-uitreikingen. De familieboom, vroeger een
abstracte houten uit mensjes opgebouwde zuil is nu gepersonaliseerd in het fotoalbum. In
zon album is nooit iemand aan het ploegen, koken of wieden. Altijd feest. Ook zie je
nooit fotos van een huis of een mooie koe, een nieuwe fiets, een overstroming of een
brand.
Bij het afscheid nemen Frida en Faith op mijn verzoek zowel de hele begroetingsetiquette
als het afscheidsritueel voor mijn camera door. In het Lusoga natuurlijk. O, o, dag
tante, hoe is het met u, heel erg goed, dankjewel. Dan zegt de binnengekomene: mmmmm en
hoe is het met uw familie? Het mmmmm (op zachte hoge toon) betekent zoiets als "ik
hoor het en als het goed nieuws is- ben blij te horen c.q. -bij slecht nieuws- nee
toch wat vreselijk- maar ik ben blij dat ik er weer eens ben en leef erg mee". Met de
familie gaat het goed, dankjewel, mmmmmm, u moet de groeten hebben van
nu is de
gastvrouw aan de beurt voor een hoog zacht mmmmmmm enzovoort, tijdens dit ritueel zit de
laagste in de familierang op de knie�n, de volwassen mannen zijn altijd hoger dan
volwassen vrouwen, bij volwassenen van dezelfde sekse geldt de generatie ongeveer als
rangbepalend. Aan het eind herinnert de argeloze buitenstaander zich voornamelijk de grote
hoeveelheid uitgewisselde lieve hoge zachte mmmmms. Veel gegiechel van toekijkers
bij de opname. Ook Faith proest het uit na afloop van het afscheidsritueel. Dat laat ik
natuurlijk op de clip staan.[videoclip: begroeting.avi],
[videoclip: afscheid.avi].
Bij de weg waar onze minibussen elk een kant opgaan nemen we nog een sodaatje. Faith zal
me missen, zegt ze. Ik haar ook. Maar ja wat moet je. Ik kan vast voor mijn vertrek nog
een keer komen. Ik bel wel. Ze kijkt me met een blik aan alsof ze zich geestelijk geheel
uit haar gezichtspieren heeft teruggetrokken. Ik leg uit: telefoon. Oh dat. Wat had je dan
begrepen? Ze wil het niet zeggen.
Ze krijgt een zakmes en een T-shirt van Piet (met "Ik ben Musoga" erop en het
logo). Ik heb haar nog geen geld voor de minibus gegeven, zegt ze. Ik geef haar tien maal
de minibus. Ik overweeg om als ik in Nederland uit mijn juridische en financi�le
worstelingen ben haar het geld voor de bouw van het huis renteloos te lenen en
gedeeltelijk te betalen als contante waarde voor de huur van een kantoor voor de Kamuli
dependance van de Stichting MIND. Daar hou ik natuurlijk stijf mijn mond over.
Het stuk onbenul van mijn taxi vergeet bij het opbergen van mijn mugalabe achterin dat hij
hem met de klep heeft vastgedrukt zodat hij bij de volgende opening op het asfalt
klettert. Vloekend eis ik hem op mijn schoot. De bus wordt verder volgeduwd en met mij in
volstrekte ademnood achter mijn mugalabe geklemd stopt hij na een uur boemelen bij mijn
rotonde. Omdat ik achterin zit denken de zeven mensen v��r mij die achtereenvolgens
elkaars weg naar de uitgang versperren, waaronder twee moeders met baby, er even achter
elkaar uit te moeten. Deze kolossale muzungu geeft echter zijn mugalabe en rugzak uit de
achterklep aan een toeschouwer waarna hij zich langs dezelfde weg naar buiten wringt. De
zeven, die niet achterom kijken, worden vervuld van onbegrip weer in het busje gepropt.
Dinsdag augustus18, 1998
Dutroux is weg. Wij denken dat de komst van de dertig jongens hem heeft doen verkassen.
Net nu mijn val het stadium van absolute perfectie heeft bereikt en ik droomde van een
buurtfeest in mijn tuin met aap aan het spit.
Buurman Vincent heeft veel kinderen en jonge volwassenen op bezoek. Een weet hoe zijn
motor werkt en geeft de anderen les in starten en optrekken. Recht voor de veranda. Een
oorverdovend lawaai en de rook trekt mijn huis binnen. Ik kijk buiten door het gaas van
ons hek.
Are you teaching?
Yes, klinkt het stralend.
Ik heb dit huis van Vincent en ik woon hier voor niets, dus geen kapsones, Bert.
Vandaag had ik tijd voor de foto die ik beloofd heb van Grace temaken v��r het Jinja
kantoor van de New Vision. Waar gaan we een sodaatje halen? Bij de Sailing Club! Roept
Proviah. Denkend aan haar franterig smoeltje en hermetische kritiek op dit etablissement
de vorige keer ga ik er onbegrijpend toe over de meisjes van samen nog geen negentig kilo
te overtuigen dat ��n van hen achterop en de ander op mijn stang moet. Proviah heeft
echter geld op zak voor een bodaboda en weet zo mijn plannen te dwarsbomen.
Grace heeft vandaag geen assignment dus die kan weg, vindt ze. Ik blijk al enkele van haar
artikelen in de New Vision gelezen te hebben. Ze doet alles, specials (gezondheidszorg in
Jinja), human interest (jaloerse vrouw verdwijnt na verscheuring diplomas van man)
en hard stories (jongen in waterval verzopen, doodsoorzaak: natuurlijk). Nu heeft zij een
onderzoeker gevonden, zeg ik. Die vergelijkt de levensvisie van Europa en Afrika. Is dat
niets voor de New Vision? Dat zou wel eens kunnen.
Een emailpoging in Het Baptistenhotel God Bless You, met in de hal een grote poster met
bloedgeile roomblanke Spicegirls aan de muur strandt schromelijk op de kwaliteit van de
telefoonlijn naar de server in Kampala. Dan doe ik in de avondschemer boodschappen op de
markt met Proviah. Ze raakt gestresst van alle op mij gerichte blikken. Ik tracht haar uit
de plooi te krijgen door even mee te swingen met de muziek bij een kraampje, doch dit
brengt over de hele markt commotie teweeg en doet Proviah in afschuw sissen dat ik gewoon
moet doen dan doe ik al gek genoeg. Burgertrut.
Eenmaal op de heuvel word ik voor supper uitgenodigd. Moeder is niet thuis, Proviah staat
te koken, vader blijkt, nadat ik heb aangeboden de pindasaus te roeren, dertien jaar
geleden doodgeschoten door dieven, de kinderen zijn alle negen van dezelfde vader en de
jongste, de tweede onder Proviah, zat nog in de buik. Pa heeft dus snel en goed zijn best
gedaan voor hij de kogel kreeg. Hier vervolgens niet, zoals normaal, de grote broers die
voor kleine Proviah zorgden, maar kindermeisjes. Die verschenen dan na een vakantie niet
meer en dan kwam er een andere. Ze ziet er geen meer. Hun Moeder Mary doet sociaal werk
voor het diocees. Die is op cursus. Dit is de welvarendste zwarte familie die ik nu ken.
Huis met goede cementen vloeren, elektrisch fornuis, zithoek, eethoek, wel natuurlijk de
meisjes met hun drie�n en de jongens met hun vieren samen in een klein slaapkamertje,
maar wel kleurentelevisie met zelfs helemaal niet veel sneeuw, ze telen niets behalve wat
banaan, kopen alles op de markt. Het huis is van het diocees, natura-onderdeel van
Marys salaris. De jongens, voor zover van school, zijn werkloos of hebben
rotbaantjes, oudste dochter Elizabeth is manager van een tekenkantoor van een architect in
Kampala. Dan komt Grace, op de journalistenschool in Tanzania en nu als vakantiebaan
journaliste bij de New Vision dus dat wordt wat, dan een heel mooi meisje dat zo weinig
zegt dat ik haar naam niet eens weet, ik noem haar het Stille Stuk en dan Proviah, net van
school, wil rechten studeren, de kans dat dat gaat lukken is klein. Het gaat zo, was mij
op de Sailing Club eindelijk behoorlijk door Grace uitgelegd: een gedeelte van de
studieplaatsen is collegegeldplichtig. Wie geld heeft kan studeren. Voor een ander
gedeelte worden middelbare scholieren geselecteerd op grond van hun cijfers. Die betalen
alleen boeken, kamer en eten. Wie door de Makerere Universiteit (Kampala) wordt
geselecteerd en naar de Universiteit van Dar es Salaam wil kan dan onder dezelfde
condities naar Dar es Salaam in het kader van een uitwisselingsregeling. Het aantal
goedkope plaatsen is de laatste jaren gereduceerd, het aantal betaalde plaatsen
uitgebreid. De kans op selectie voor een goedkope studieplaats is kleiner geworden, met
name bij gewilde opleidingen zoals Proviahs
rechtenstudie, die volgens iedereen uitzicht geeft op banen waar je met corruptie flink
wat binnen kunt halen. Wie weet wordt ze uitgenodigd voor geschiedenis of litteratuur maar
dat noemt Grace "flat courses", er wordt weinig aandacht aan besteed en het
levert geen positie op de arbeidsmarkt.
Er blijken nog twee jongetjes onder Proviah te zitten, op de boarding school. Komen
binnenkort thuis voor vakantie.
Koken kunnen ze allemaal, dus heerlijk gegeten.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 20 augustus 1998
Dutroux is wel weer gesignaleerd maar heeft zijn dagelijkse beweging wat verlegd. Hij raakt zelfs geen bananen meer aan die buiten de kooi liggen dus ik begin Piet te geloven die zegt dat hij de ontsnapte graver is. Het is 06:00 uur, er zit een krant voor mijn raam geplakt met een gat erin en vlak voor mijn raam liggen twee grote bananen. Gisteren heb ik geoefend met boogschieten. Overal staan streepjes: op de boog, op het touwen op de pijl. De pijl heb ik scherpgevijld. Vanaf drie meter heb ik inmiddels een standaarddeviatie van een centimeter of acht. Dat lijkt me een procent of vijftig kans op een dodelijke treffer. Mijn bananen liggen nu zelfs dichter bij. Dutroux vermaakt zich bij de honden. Ik typ achter mijn hor aan mijn dagboek. De boog ligt met pijl streep op streep op de grond klaar. Ik moet tien centimeter rechts erboven mikken.
Paul, oudere broer van Proviah is gistermiddag teruggekomen van
Makerere met uit de hand lopende malaria. Om een uur of zes gingen ze naar het ziekenhuis.
Ze betaalden, men gaf hem water. Geen infuus of andere medicijnen. Bent u een dokter?
Vroeg Grace wantrouwend. Jazeker alles onder controle. Na een uur gelooft Grace niet meer
dat het een dokter is. Ze eist haar geld terug om op zoek naar een ander ziekenhuis te
gaan. Na veel soebatten krijgen ze het. Grace hoort bij vertrek ergens nog iemand zacht
sissen: zie je wel? Nu zijn we een klant kwijt!
Toen was het elf uur. Met een half omvallende Paul in nachtelijk Jinja, de kans op dokters
inmiddels erg klein geworden. Uiteindelijk gaat hij in het Islamic Hospital, een voor
Jinjajenese begrippen schoongehouden oude villa, op een riant gazon, op een bed met
gewassen lakens die zelfs nog bijna geen scheuren vertonen aan het infuus. s
Ochtends er geen malaria meer meetbaar, maar als ik hem bezoek brand ik mijn hand bijna
aan de zijne. Tyfus. Daarmee voelt hij zich al een stuk beter, zegt hij.
Ik wil naar Father Brugman in Kisumu, een Kenyaans havenstadje
aan de Noordoostkant van het Vistoriameer. Na het ziekenhuis rijd ik door naar het
reisbureau (ja ja, met een counter, een zitje, posters en, uniek, behang op de muren,
hoewel drie verschillende soorten en niet helemaal overal). Er zijn twee meisjes. E�n die
weet hoe alles moet en een ander die een klant vraagt wat hij wil en dan telkens dat
andere meisje stoort om uit te leggen wat de vraag van haar klant is en te vragen wat ze
moet zeggen. vrijdagochtend met de Gateway bus naar Kisumu? OK dan moet je nu betalen.
Ik betaal en kan morgen het ticket komen halen want dat gaan zij in Kampala voor mij
kopen.
Krijg ik geen briefje mee?
Nee morgen het ticket.
Ik schrijf op een briefje: Bert Hamminga heeft ons betaald
. Voor een ticket
vrijdagochtend naar Kisumu. Nu moet je hier tekenen, zeg ik.
Dat wil ze wel.
Dan zeg ik: waar stap ik in?
Bij de Esso.
Ik vertel haar dat er geen Esso meer is in Jinja, er was vroeger een Esso, die heet nu
Gapco.
Bedoel je die?
Ja.
Hoe laat?
Acht uur.
Kijk dat schrijf je er dan onder, leg ik uit, dan heeft zon klant alles bij elkaar
op een briefje.
Achter mij staat een jonge man de counterfolders te ordenen en vraagt hoe ik aan dat
"Ik ben Musoga" T-shirt kom. Hij blijkt Richard, minister van informatie van
Busoga en al twee keer bij Piets Cultural Research Centre, dicht wegens vakantie zonder
briefje, geweest.
Ik duid hem ons streekje. Kijk zon T-shirt is toch een heel goed idee. Het lukt mij
trouwens heel aardig om sommige gezichten op lichte scepsis te krijgen als ik beweer dat
er in Nederland een hele kleine blanke Busoga stam is waar ik van ben, dit onder
hilariteit kracht bijzettende met alle Lusoga kreten die ik ken.
s Avonds kom ik eindelijk de belofte na
aan horlogemaker Peter, die bij de markt altijd op mijn fiets past, om voor hem eens een
biertje te kopen. In de halfduisternis van het groene licht van zijn stamcaf� vertelt hij
dat hij politieman is geweest en nu voorzitter van het horlogemakersgilde van Jinja, dat
op elke hoek van de straat voor op de stoep over een glazen kastje zit te loeren en
onderling collecteert voor als er een ziek is. De politie had hem ontslagen omdat hij
steeds bij de markt horloges zat te repareren. Dat hij daardoor alles wist wat in de stad
niet pluis was speelde geen rol want het argument van zijn nevenverdiensten diende een
rivaal die op zijn baantje aasde. Peter zei, laat die politiefooi maar zitten, ik repareer
wel horloges. Ondertussen blijft hij met zijn ogennetwerk van horlogemakers boeven
vangen.voor particulieren. In zijn buurt, geplaagd door jonge boefjes, zegt hij, alsof het
konijntjes zijn, noemt men hem geen Peter. Ik moet vragen naar Stsjoertsjie Man (security
man). Bij het aan de orde stellen van de lichte Yamaha 125 motor die father Vincent mij
aanbeval maakt hij een van zich afgooiend gebaar. Verbruikt olie. Ik moet een Honda 125 CG
hebben, niet de BD want dat is ook prak. Koop hem desnoods tweedehands. Die dingen rijden
altijd. Nooit gedwongen olie verversen, alleen wanner je toevallig ergens goede olie ziet.
Is het litteken op zijn hoofd van een motorongeluk? Nee dat was een zwager die wou boksen.
Nou had hij gezegd, de regels van boksen ken ik. Zwager had een deukje in het voorhoofd
van Stsjoertsjie Man weten te poken voor hij zelf plat ging. Daarna had Stsjoertsjie Man
hem bij diens baas laten ontslaan wegens overtreding van boksregels in een door hemzelf
voorgesteld boksgevecht. Maar die boven de wenkbrauw, die was wel van de motor. Hij was
met duopassagier onderuit gegaan achter zijn motor aan de bush ingegleden waarna motor,
berijder en passagier tegen een boom weer bij elkaar waren gekomen. Van zijn kleren was
weinig meer over geweest, hij had de motor gepakt (Honda 125 CG, alles kapot maar de motor
liep natuurlijk nog), had de resten van zijn kleren zoveel mogelijk voor zijn edele delen
gedrapeerd en gezegd: come we go! Zijn duopassagier moest daarna steeds vreselijk huilen.
Op zijn vraag bleek hij niets te hebben. Na een half uur rijden kwam het eruit: zijn
gezelschap huilde om het angstwekkende uitzicht: Stsjoertsjie Mans eigen hoofd lag boven
de wenkbrauw volkomen open. Er hing een hele lap af alsof men was begonnen hem te villen
en hij bloedde als een rund, druppels waaiden over de schouder achter de duopassagier op
het asfalt. Waarom heb je dat niet eerder gezegd? Geen hechting, tegen elkaar gedrukt en
bananenblad er onheen gebonden. Dat is stevig spul. Drie dagen het gezicht nauwkeurig in
de plooi gehouden. Niemand mocht een mop vertellen. Ik had bij zijn wenkbrauw nooit iets
gezien in zie nog niets.
Nadat we, tussendoor van onze opgetogenheid
blijkgevend dat wij elkaar hebben ontmoet, onze littekens en bijbehorende indianenverhalen
uitputtend hebben doorgenomen -ik moet als filosoof natuurlijk wat aandikken om mee te
kunnen- blijk ik niet meer dan 7000 te moeten betalen voor die mugalabes, er volgt een
technisch betoog over handel in mugalabes. Hij zal ook nog even informeren. Hij is 44, schat mij 30, haha ik ben drie jaar ouder
dan jij, heeft een vrouw en misschien nu nog een. Daar heeft hij niet om gevraagd. Dat is
zo gegaan: zijn eerste een vrouw deed stenen in zijn eten, de tweede bewaarde zijn geld
niet en met de derde was ook iets. Die laatste was het nichtje van een goede vriend die
hem uit de nood wilde helpen, hij was heel ongelukkig geweest na die twee eerste vrouwen,
hij dronk wel een kratje pils per dag. Zijn vriend zei: go to my brother and take that
girl. Hij ging kijken. Het bleek een leuk meisje en hij zei tegen haar: dit gaat niet van
mij uit. Mijn vriend zei ga erheen. Jij kent mij niet, ik ken jou niet dus wat doen we? Ze
zei: waarom neem je me niet ("why dont you take me"). Verstandig meisje,
naar mijn bescheiden mening.
Waarom ze weer wegging weet ik nog niet, maar daarna had hij begrepen dat het zo zat in de
wereld: je had God en je had de Duivelse krachten. En je moest bidden. Hij voelde zich
weer sterk worden als vroeger. Zijn eerste vrouw kwam terug. Hij liet haar binnen. Maar nu
wou zijn tweede vrouw, policewoman, ook terugkomen. Als ik zondag langskwam was zij bij
hem op bezoek en kon ik ze alle twee zien. Hier had hij niet om gevraagd maar als het dan
zo was dan was het zo. Als ik zijn eerste vrouw was zou ik maar akkoord gaan. Wat wil je
nog meer dan twee scherpschutters in het gezin.
De kracht van een man komt van God, zegt Peter maar hij kan het kwijtraken en daarbij zijn
vooral vrouwen gevaarlijk. Dat kan ik natuurlijk gretig beamen mede namens de dienstdoende
President van Amerika.
Peter zei nog veel andere dingen die ik niet begreep. Ik ga als kind te werk, stel mij
tevreden met al het nieuws dat ik w�l begrijp, sla mij niet voor het hoofd over het
missen van dingen en ga dan ook niet onmiddellijk krampachtig verduidelijking vragen. Die
kwesties komen vanzelf terug. Hij biedt aan mij naar Rubaga te begeleiden. Daar weet ik
hem vanaf te brengen door op lichtelijk overdreven wijze de angstige reacties van mijn
medeweggebruikers op mijn in de nacht voor hun begrippen gigantische lichtgevende lichaam
te schilderen. Bij het afscheid druk ik mij een grinnikende Stsjoertsjie Man aan de borst.
Tot zondag.
Voor Grace had ik s ochtends al een stukje geschreven over mijn onderzoek voor eventueel een artikeltje:
Comparative Economic Rationality
A research project by Bert Hamminga
I am a philosopher from the Netherlands doing research into the differences between European and African philosophy.
In both continents, philosophy is much more than academic. It is the way in which all people in a culture look at life generally. When people grow up they learn about such things as life, death, man, woman, relations, truth, good, bad, time, respect, knowledge, work, money and many more. European children learn sometimes the same but sometimes also very different ideas. It is impossible to decide which of the two is better. Both philosophies grew in their own environment and perhaps both Europe and Africa are best off with their own philosophies.
But Europeans and Africans can learn from each other. I for instance learned from Ugandans to sometimes be a little late because I met a relation whom I paid attention to. That is "bad" according to European philosophy: to Europeans the watch is the absolute master that should be obeyed at all times from rising to sleeping with minute preciseness. Two minutes late at work will cause you frowned faces. Europeans often "have no time" for friends, greet quickly and pass. Perhaps that is why they are richer but much lonelier. To compensate their loneliness they get anxious to have bigger cars and larger houses and work almost every minute of the day to get them. Once they bought them they will take no time to enjoy because they continue working for more and more. It is nice to have good things but Europeans made it into their religion. And many suffer from that. They are not happy. There is not always reason to envy them for what they have because they paid a very heavy price.
The most important difference between the Ugandans and the Dutch is what they answer to the question: what do you have? The Dutch will say: I have a car, house, TV set, on the bank I have so and so much money, etc. De Ugandan will say: I have a husband and I have four children and I have a mother, a grandmother, four uncles and six aunts.
Though I am a Dutchman I am not a normal Dutchman because I myself do very much prefer the Ugandan answer. That is why I think Europeans can learn a lot from Africans to regain important values Europeans lost: time, that is attention, for the people around them. As a result of too much working in order to produce and purchase all kinds of commodities pollution is a big problem in Europe. By relaxing a little bit and pay more attention to relations and relatives Europe could become happier and cleaner.
On the other hand Ugandans could learn from Europeans. In Uganda many things could be improved very easily provided people would be a little bit more conscious about time and future, to make agreements more precise and fulfill them more exactly. That is in my opinion the strong point of most Europeans: if they have agreed with me to supply bricks at 7:30 AM so that my workers can start at dawn to make my wall, the bricks will not be there at 7:31 AM but at 7:30 AM! A very precise agreement was made about something to happen at a point of time in the future, the future was kept firmly in mind and the agreement was fulfilled exactly.
Other differences between Holland and Uganda concern responsibility and respect. In Uganda, like in Holland, those who have responsibility have respect. But in Holland everybody with responsibility should earn his respect every day by doing what he or she is supposed to do. In Uganda, responsibility often seems so heavy to carry that you can do absolutely nothing besides carrying it! In Holland, someone merely carrying responsibility without doing something would very quickly loose both responsibility and respect to another who is more active in working at the problems he is supposed to solve. Though in both countries there are many exceptions to the rule in Holland respect is gained by working hard and having results and in Uganda respect is often gained by mere responsibility.
Uganda could do better if its best minds would not be judged by the responsibility they acquired but by the results they booked. A poor man who succeeded to make a rain gauge to reduce the time his children carry water en thus increase the time they can work for school deserves respect though he may have little responsibility. A high civil servant only delivering boring and long speeches about things he says are important though everybody knows he is not going to anything about them, has a lot of responsibility but does not deserve respect. Once everybody feels that respect comes from results, the good people will slowly get at the right positions in society. Democracy and free press are very important to spread knowledge about results people achieved and failures people made. The effect of truly free information to the people on the wealth of everyone is tremendous. When you see people withholding information you can always be sure this is good for a few but detrimental to the general welfare of the country.
Careers of the good minds in Uganda are responsibility-directed rather than result-directed. As a result too many people aspire university education and Uganda lacks people who can improve the technical problems in the country: respect deserves the worker who can repair the electricity net in such a way that it will not break again in the next storm. Respect deserves the worker who succeeds in keeping telephone switches working all day every day of the week. Respect deserves the woman who digs the land in time to grow the crop for the school fees. Respect deserves the worker who keeps the water pump going, who builds and repairs the sewage that saves the children from dying. If such people get they respect they deserve there will soon be many more of them. Who will prefer unemployment after an academic graduation with a handsome hat and dress but no acquirement of useful capabilities to such beneficial technical professions? Such a preference can only result from an improper distribution of respect in a society. And respect is made not by leaders but by all people. Respect is part of the philosophy of life in a culture.
"Future" is a word that both Europeans and Africans know. I have learnt from the African philosopher John S. Mbiti how the African "future" differs from the European one. Mbiti successfully explained it to me in his book "African religions and Philosophy" because he took the trouble of learning the European concept of time and thus understood how to explain the African concept of time to Europeans. A very good result deserving respect!
To Europeans time is a set of stripes drawn on the tarmac that is on the road on which we drive. We drive at exactly constant speed so we know exactly when we will cross these stripes. There is one big stripe every hour, a small one every minute, a very small one every second, and so on. Europeans feel sure the road is straight, regular and goes on forever. Their journey stops when they die but dying soon is not a real possibility to most of them. Their agreements with each other, for instance about future deliveries and payments are very precisely drawn on this tarmac. If they fail to pay or deliver at the moment the vehicle of time is on the agreed tarmac stripe they are in big trouble and probably loose their customer and all his friends. So agreements made often cause Europeans to be very nervous.
Africans have no such unshakeable belief in the future. Constant speed over regular tarmac might be possible but the car might as well break down, floods could take the road and a relative might be met. Africans do not like to waste much attention to the future. They regard that as speculation. The chance of the future being what we expect is considered low. Why loose energy to such hypothetical considerations! Instead of hours and numerical dates Africans traditionally rely on emotional marks of time, like when you were born, when you married, when you had you first child, when there was a war. But as far as the future is concerned these marks are still to be made and the African typically considers his or her influence on that as small.
As a result of its hypothetical nature, to Africans a certain future point in time seems further away than to a European. Waiting for the start of a play by the Ebonies in Jinja I met a Ugandan sister who just returned from her first visit to London. I asked her: one Ugandan week, how many London weeks would it be. She immediately understood my question, did not think long and said: six.
This would have tremendous consequences: it means that in one weeks hard work a Ugandan suffers six times as much as a Londoner. If he is free for one week he enjoys six times as much as a Londoner. If the number six would be a reasonable estimate, which I would be inclined to think, it would be very irrational for a Ugandan to work as hard as a Londoner especially when you add that the Londoner feels sure about the future enjoyment of his working results and to the Ugandan the future is very unsure and hypothetical.
Whether six or another number, to a Ugandan as compared to a European the present is larger and the future is smaller. Future enjoyment is more real to a European and he is willing to work now in order to fill his future with enjoyment. This future is "big" to him and he likes it to be filled with enjoyment. To a Ugandan the same work, requiring the same number of hours, occupies his present which is something very large. The sacrifice is very high. The reward, filling his future with enjoyment, is low because his future is small.
That explains why we do not see enough rain gauges, proper sewage, people sitting before houses that have roofs with wholes (in some African languages, "living" and "sitting" are denoted by one and the same word!).
If you have money you could save by living as if you were poor. If you are poor you could save by living as if you were very poor. But you would suffer in your present, which is much bigger than that of saving Europeans (or for that matter, Indians, who should be mentioned because many of them got rich after starting with very little, yet not consuming, but investing it), and enjoy in the future which is much smaller than that of the enjoying Europeans and Indians. All this means that for an African who adheres to his culture, to take it more easy in life than a European or Indian is understandable and rational.
Growth of wealth is mainly determined by saving and using your savings to buy and make durable equipment that permanently increase the result of your work, like improving your garden, the equipment and medicine to keep your cows in shape, all kinds of improvements of your house en household equipment that increase health and security. Then more children will survive. Then people will have less children. Then children will expect a bigger future before them and their present will shrink. Then they will feel the personal advantage to save more and work harder for their future. Then they might become like Europeans, if they want.
I hope they will be a very little bit more like Europeans in cherishing the future somewhat more and planning it somewhat more precisely but will not go as far as Europeans to concentrate almost exclusively on the acquirement of commodities, neglecting the people surrounding them.
De familie Kafuko vindt het verhaaltje wel duidelijk. Grace komt laat thuis van de malariabroer in het Islamic Hospital, leest het hangend over de eettafel bij het licht van de televisie en zegt al een idee voor een artikel te hebben. Ik moet nog even vertellen waar ik overal geweest ben. Gelukkig dat ik al die namen altijd vraag en opschrijf.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, zondag 23 augustus 1998
Wederom dient een zwaar gat in het dagboek gevuld. Dutroux komt
niet meer bij mij. Zelfs naast de val op de binnenplaats en ook voor mijn raam pakt hij
geen bananen meer. Nu heb ik achterin de hoek van tuin waar de achtermuur en zijheg bij
elkaar komen een schiethut gemaakt met uitzicht op de honden van het Mill Hill Formation
House. Zodra Dutroux daar verscheen werd hij weggejaagd door de tuinnegers aldaar,
zogenaamd om een nieuwe val te maken, maar dat hadden ze de hele dag al kunnen doen en met
Dutroux als pottenkijker maak je niet snel iets waar hij intrapt. Dat dat was het niet. De
werkelijke reden is dat Formation House beheerder Jos inmiddels een prijs op het hoofd van
Dutroux gezet heeft. Ik ben nu hun concurrent. Liever Dutroux alive and kicking dan door
mij omgelegd.
Bij donker ben ik nog bij de familie Kafuko waar zich
een schitterend fel gesprek ontwikkelt over werk en business. Een van de jongens wil in
het parlement. Ik zeg: dat willen er zoveel, zou het niet beter voor Uganda zijn iets te
doen waar een ander te beroerd voor is? Er zijn te weinig riolen, de waterleiding en de
stroom vallen vaak uit, de wegen zitten vol gaten, de mensen hebben van alles niet. Waarom
wil je in zon situatie nou in het parlement gaan zitten lullen?
Grote adhesie van de dames, moeder incluis.
De heren gaan zich verdedigen: je moet goede diplomas hebben en dan kun je een
verantwoordelijke baan krijgen bij een instelling met reputatie.
De dames vinden dat je gewoon iets moet kunnen en dan je eigen klanten zoeken die betalen.
De ellende in Uganda begint juist bij werken bij een baas want die baas die zit geld op te
strijken zonder er iets voor te doen. Self employment, dat is het.
Ik ontpop mij hier, een beetje tot mijn eigen verbazing, als een propagandist van de
burgerlijke maatschappij en stel dat een land ook politiek stabieler wordt als er meer
mensen komen met een eigen zaak. Die willen geen politici met allerlei fantasieverhalen,
die willen geen overheid die zich de hoeder van het volk waant, die willen gewoon een
overheid die een goede conci�rge is voor het huis Uganda, zonder kapsones. Niet die
operetteachtige vaderlandsliefde. Nee! Wegen repareren, niet het geld uit alle
ondernemingen persen waarvan je ontdekt dat ze een winstgevende activiteit hebben
verzonnen, maar de ondernemers zelf het geld laten houden om opnieuw winstgevende dingen
mee te doen. De mensen zelf hun land laten opbouwen in plaats van er speeches over te
houden en vervolgens het ervoor bestemde geld zelf in je zak steken. Kijk die Indi�rs
roep ik, die kunnen het!
Nu krijg ik de jongens over me heen: die Indi�rs isoleren zich. Ze willen geen deel
uitmaken van de gemeenschap. Ze verdienen aan ons door duur te verkopen en ons voor een
hongerloon te laten werken.
Moeder hakt een flinke bres: waarom worden ze niet als voorbeeld genomen? Waarom gaan
Ugandezen zelden als Indi�rs te werk? Ugandezen willen toch net zo goed rijk zijn? Van
Indi�rs kun je wat leren!
Nu willen de jongens wel even zeggen dat ze helemaal niks tegen Indi�rs hebben
maar
.ze profiteren zonder deel te worden van de samenleving.
Ik toon mij eens met de gedachte dat Indi�rs beter zouden moeten beseffen dat het
gevaarlijk is als zoveel mensen geen flauw benul hebben van de volstrekt onmisbare functie
van de Indi�rs in de samenleving. Dat Ugandezen dat pas hebben begrepen toen er een jaar
na het wegsturen van de Indi�rs door Amin niets meer te krijgen was, alles smerig, grijs
en grauw werd, ging stinken en lekken.
Dan komen we te praten over hoe een mens verandert als hij zelf een zaak begint. Dat je
dat niet leert bij al die cursussen "Business Administration" waar je aan het
eind met een mooi pak en een vierkante pet een diploma van krijgt. Dat leer je door te
doen. Dat leert een Indi�r in de zaak van zijn vader waar hij eerst een klant helpt, dan
mee inkopen gaat doen, dan gaat helpen personeel te begeleiden met productie en verkoop en
tenslotte meepraat over eventuele nieuwe plannen en veranderingen. Je kunt als Ugandees
met al je diplomas business administration de buurman van een Indi�r zijn zonder
een flauw idee te hebben hoe zo iemand eigenlijk denkt. Hij kan geld verdienen en jij hebt
alleen maar een diploma.
Dit zijn lastige dingen voor de heren want hun waardenpatroon en ambities zijn anders
uitgekristalliseerd.
Moeder en Grace blijken echter zelf al veel beter opgelet te hebben als er Indi�rs in de
buurt waren.
Als ik het extreem stel is het mannelijk ideaal in Uganda om na het behalen van enkele
prestigieuze diplomas aangenomen te worden hetgeen inhoudt: een stoel, een tafel om
je krant op te leggen en een salaris. Liefst ook nog wat collegas voor de
gezelligheid. Je belangrijkheid meet je af aan de hoeveelheid geld die je priv� in je zak
steekt bij elk contract dat je namens je werkgever afsluit. Het is geen probleem als af en
toe een bevel moet worden gegeven of een toespraak moet worden gehouden, maar werken, dat
wil je niet en daarom ga je juist studeren, toch?
Vrouwen zijn gericht op het bereiken van praktische doelen: iets doen waar iemand wat aan
heeft, die daarvoor betaalt zodat jij met het geld weer iets kunt doen waar jij wat aan
hebt.
Waar dit verbluffende verschil ontstaat is mij nog niet geheel duidelijk want tot je
twaalfde is je geslacht nauwelijks van belang bij de aard van je activiteiten,
huishoudelijk en op school, al worden meisjes gauwer van school gehaald bij toename van de
huishoudelijke taken.
Hoe dan ook, van zijn vrouwen moet Uganda het grotendeels hebben. Ze zijn ook
betrouwbaarder met afspraken. Maken vaders schoolgeldschulden dan zie je daar in principe
niets van terug, vertelde een zuster van de White Fathers die een schooladministratie
voert, doen moeders het dan heb je een hele goede kans dat ze op een goede dag met het
geld aangelopen komen. Uit onderzoek blijkt dat landbouwhuishoudens (het modale huishouden
in Uganda) het beter doen als door enigerlei oorzaak een vrouw de leiding heeft. Het lijkt
in eerste instantie ook een goed idee van Museveni om vrouwen in de politiek te
propageren, alleen blijkt dat types uit te lokken die het mannelijk rolmodel volgen en dat
dan juist vanwege hun vrouwzijn zo mogelijk nog dieper tot in het stadium van de parodie
overdrijven dan de mannen zelf al doen. Als je die vette
zwartgebrilde met gesperde ogen rondkijkende teringwijven in hun soepjurken op TV ziet
ben je al kotsmisselijk voor ze hun arrogante rotbek open hebben getrokken. Eentje had met
een presentator van UgandaTV afgesproken en was niet verschenen waarop de brave, op het
vertederende af sympathieke man naar huis gegaan. Twee uur te laat verscheen Madame de
Minister, constateerde zijn afwezigheid en liet hem op staande voet ontslaan. Dat was de
volgende dag omgezet in "suspension", het regent ingezonden brieven, op verzoek
van Grace ook een van mij die ik Goddank nog niet in de New Vision heb gezien en het
schijnt dat mevrouw even moet begrijpen dat sinds Amin in Uganda iets veranderd is. Als
een vrouw hier "man" wil zijn (een "man" gaat diplomas halen en
dan zitten lullen en ondergeschikten koeioneren) berg je! Voor wie Moses Isegawa heeft gelezen: beware of Hangslot.
En toen vrijdag naar Kisumu waar Hans Burgman, auteur van een geweldig artikel over
Afrikaans denken dat ik eind vorig jaar van Father Willem van Achelet te lezen kreeg
waarna wij in zijn fourwheel drive naar het volgende dorp zijn gesukkeld om er voor mij
een fotokopie van te maken. Het artikel heb ik inmiddels laten publiceren op internet maar
die hele Hans had ik nog nooit gezien!
De bus van acht uur bij de Esso die nu Gapco heet kwam keurig
om kwart voor negen, zette de blik op het oneindige Oosten, trok op naar ruim 120 om daar
zelden meer beneden te komen, potholes, dorpjes en
heuvelop meezwoegende vrachtwagens ten spijt. We doen niet aan schokbrekers dus je voelt
je als op een boot in de deining. Vanaf de oude gerieflijke stoel met lange rugsteun,
zelfs mijn hoofd kan erop, lees ik de waarschuwing geen voedsel van medepassagiers aan te
nemen want dit blijkt soms gedrogeerd. Buurman heeft vervolgens alle tijd om jou v��r
Nairobi in vredig slapende toestand te controleren op zaken van economische waarde.
De grens. Met hoge hekken ervoor na ieder voertuig weer
worden gesloten. Ik moet "solliciteren" naar een visum. Mijn dertig euro tarief
is goedkoop zie ik op de handgeschreven prijslijst die mij verboden wordt te filmen. De
Britten betalen honderd "on the basis of reciprocity". Vele Europese landen
tussen de zeventig en tachtig. Als dank voor de ontwikkelingshulp. Muzungu price: voor een
Ugandees betekent dat twee maanden twaalf uur per dag werken aan de dam.
Dan ga ik buiten de vlag filmen. "Dont do that!" , klinkt het als
gebruikelijk. Veel negers denken een centje te kunnen verdienen door een muzungu te
verbieden te filmen tenzij hij even betaalt. Mijn beproefde reactie is het gedrag na te
bootsen van de negers door wie dergelijke mensen gekoeioneerd plegen te worden: "You
shut up!" zeg ik hard zonder mijn oog uit mijn camera te halen.
De menigte omstanders barst uit in een lachsalvo.
Mr Dont-Do-That beent gekwetst naar het immigration hokje en komt terug met een
korporaal.
Of hun vlag geheim is, vraag ik.
Discussies doen we op het bureau is de repliek.
Voorop de korporaal, dan ik, dan Mr Dont-Do-That, naar wie ik woedend achterom kijk
en sis "Ill find you".
Dat vindt hij duidelijk niet leuk.
De korporaal en ik zijn buitengewoon vriendelijk tegen elkaar. Mijn paspoortnummer en naam
worden in een "gasten"boek geschreven.
Is Kenya een vrij land, vraag ik belangstellend.
Buitengewoon vrij, verzekert de korporaal, maar die lui die de Amerikaanse ambassade een
paar weken terug hadden gebombardeerd hadden een dag eerder ook staan te filmen. Geen
overheidsgebouwen filmen, adviseert hij.
Nu komt Mr Dont-Do-That uit eigen beweging met een plastic kaartje tevoorschijn met
naam en nummer, hij vindt zichzelf "officer".
Ik bestudeer het nauwkeurig doch hij trekt het telkens weg voor ik het lange nummer geheel
in mij heb opgenomen.
Ik geef mijn korporaal een hand en dan ook Mr Dont-Do-That. Zeg de volgende keer
eerst dat je een officer bent voor je mij wat gaat verbieden.
Zeg de volgende keer niet you shut up, repliceert hij.
Als ik over de drempel ben roept de korporaal nog eens mijn paspoortnaam: Lambertus!
Ik draai me om en hij maakt een verzoenend gebaar.
Ik voel het: wij gaan elkaar verder geen last bezorgen.
Op weg naar de parochie van Hans Burgman lopen mannen
over een kruispunt met ��nassige handkarren ter grote van een serieuze aanhangwagen met
vrachtautoassen en dito banden eronder. Uit de grote ijzeren bal in het midden van de as
komt soms een stuk aandrijfstang dat nog meedraait.
"What are you doing?" Vraagt een man mij.
Voorzichtig geworden vraag ik: "Who are you?".
Hij specificeert slechts zijn vraag: "Are you filming this building?".
Ik zeg dat ik om security reasons nooit informatie geef aan personen die zich niet bekend
willen maken.
Hij zegt dat ik hier moet blijven en verdwijnt om de hoek.
Ik bestudeer het gebouw. Het ziet er goed uit. Een eindje verderop staat een soldaat met
een geweer bij een deur. Ik besluit dat ik beter niet kan doorlopen. Ik acht een
tegeninitiatief kansrijk en in ieder geval interessant. Als iedereen hier iedereen mag
aangeven mag ik dat tenslotte ook. Ik loop naar de soldaat en begin: meneer ik wil u iets
verdachts melden: ik stond hier op het kruispunt twee karren te filmen toen ik door een
meneer werd aangesproken die niet wilde zeggen wie hij was en mij allerlei vragen ging
stellen over mijn eventuele relatie met dit gebouw. Ik ruik ernstig gevaar voor de
veiligheid van Kenya, en de goede betrekkingen met de bevriende naties. Het lijkt mij van
groot belang om het verdachte sujet onverwijld te arresteren en aan een stevige
ondervraging te onderwerpen .
Mr What-Are-You-Doing komt van binnen met een sergeant. De door mij verontruste soldaat
had al iemand aan de telefoon maar dat bleek slechts een constable te zijn. Een minuut
sneller en ik was in dezelfde hi�rarchische laag geweest, maar nu moet ik uit een ander
vaatje gaan tappen, want ik wordt mee naar binnen genomen en voorgeleid voor de korporaal.
Onderweg zeg ik karren te hebben gefilmd terwijl Mr What-Are-You-Doing zweert dat ik het
gebouw filmde. Ik zeg dat Mr What-Are-You-Doing nu in de problemen gaat komen want ik ga
mijn bandje voor de korporaal afspelen.
Mr What-Are-You-Doing wordt nerveus maar weet gezien het stadium waarin we nu zijn niets
beters te doen dan volhouden: hij weet het zeker, ik heb het gebouw gefilmd.
Ik ben er niet helemaal gerust op of er niet toch een veegje gebouw op staat want ik stel
altijd de camera met de rug naar het doel af om geen reacties te weeg te brengen.
De korporaal geleidt mij verder over het terrein van wat een gebouw van de Centrale Bank
van Kenya blijkt, daarbij vriendelijk al mijn vragen over functie en indeling van het
gebouw beantwoordend, zoals of er ook goud is en waar zich dat dan precies bevindt. Hij
wijst met de vinger door het raam de goudopslag aan.
Ik laat mij ontspannen babbelend lovend uit over de orde en netheid van Kisumu waar ik
zojuist was gearriveerd ter bezoek van een vriend. Dan is het moment aangebroken waarop ik
in het bureau de film terugspoel. Terugspoelend met beeld zie ik dat er inderdaad geen
spatje bank opstaat doch wel de film van de grenspost met een stop-filmen gebaar van Mr
Dont-Do-That (later thuis blijkt ook het Dont Do That van Mr
Dont-Do-That en vooral het You Shut Up van Mr You-Shut-Up er buitengewoon helder op
te staan maar geluid is gelukkig niet reproduceerbaar direct van de camera.). Ik wacht dus
maar even tot dat stukje weer voorbij is, gelukkig staat er nog een stukje bus tussen dat
aantoont dat ik geen censuur op de te onderzoeken passage toepas.
De korporaal is geheel bevredigd. Nu komt zijn baas erbij. Die wil het ook zien. Is ook
geheel bevredigd.
Dan diens baas. Ook geheel bevredigd.
Als ik gretig aanbied mijn kunsten voor nog meer bazen van bazen aan te bieden in de hoop
de directeur van de Centrale Bank van Kenya waar ik toch nog slechts een enkele
bestuurslaag vanaf kan zijn te spreken te krijgen worden mij tal van handen geschud. Mijn
naam en paspoortnummer gaan op een kladblok.
Nu is deze man in de problemen, zeg ik, wijzend naar Mr What-Are-You-Doing. Hij wist zeker
dat ik het gebouw heb gefilmd.
Nee nou moet ik ophouden, er stond tenslotte toch een stukje prikkeldraad op de film dat
eigenlijk nog bij de bank hoort dus dat had hij moeten hij rapporteren, "you must
forgive him".
Ik geeft Mr What-Are-You-Doing een hand en sluit hem vervolgens onder goedkeurend gelach
in mijn armen en geheel verbroederd met de Centrale Bank van Kenya neem ik afscheid zonder
overigens een broodje goud mee te krijgen waar ik toch geleidelijk wel een beetje op was
gaan rekenen.
"Mr Burgman I presume?", grap ik als ik
als ik mij onaangekondigd bij de parochie vervoeg. Hans is even wat verlegen met mij want
het is druk, er is een dode en vanmiddag geeft hij cursus. Ik stel hem gerust: ik heb hier
een hele stad die ik nog moet filmen en dat wordt een tijdrovende zaak want voor elke
halve minuut film sta je een uur onder arrest.
Pas maar op, zegt Hans.
Wij spreken af bij de avondmaaltijd en ik mag blijven slapen.
Het wordt tijd voor een colaatje met chapatti-kip. Ik heb
echter nog geen Kenya shillings en dat blijkt bij de bank hier heel wat voeten in de aarde
te hebben. Eerst wordt mijn $20 biljet uitgebreid op echtheid onderzocht. Dan ontrolt zich
een ingewikkeld proces waarbij iemand een briefje schrijft, dat bij een ander inlevert,
daarvoor weer een briefje krijgt, dat weer bij een volgende inlevert etc. In de loop
daarvan krijg ik een kopie van ��n der briefjes. Blij tijg ik naar de kassier, daar
liggen enorme stapels biljetten en twee ramen daarachter worden hele koffers bankbiljetten
geleegd en geteld maar "mijn" geld is er nog niet. Na ruim een half uur is
"mijn" geld er, met het origineel van het briefje waarvan ik de kopie heb en ik
kan naar mijn restaurant. Het geheel begrijp ik slecht. Het doet me denken aan hoe ik een
trui kocht in Tiruvanantapuram, Kirala, Zuid India: dame 1 overlegde met mij over het
juiste truitje, gaf mij een bon mee voor het truitje waarmee ik betaalde bij dame 2 die
mij daarvoor een andere bon gaf waarmee ik bij dame 3 de trui in ontvangst nam.
Ondertussen waren overal doorslagen gemaakt die s avonds naar ik aanneem zijn
vergeleken. Indi�rs weten het: onbetrouwbaar personeel betaal je een derde, je neemt er
drie en die zet je tegen elkaar klem. En ondertussen kan de klant ook weinig anders meer
doen dan betalen voor hij met de waar het pand verlaat.
Bij mijn chapatti kip krijg ik bezoek van mijn bankpolitiekorporaal, de bovenbaas van Mr
What-Are-You-Doing, buiten dienst in burger.
Of hij een biertje lust.
Wis en zeker.
Wanneer is men korporaal alhier?
Als men het kleinste takje van 75 meter van de boom schiet.
Wanneer is men sergeant?
Als men vanaf vijfentwintig meter het kleinste takje van de boom schiet.
En daaronder, wat heb je daar?
Constables. Een korporaal heeft twee sergeanten en dertig constables.
Ik opper dat de hogeren wellicht preciezer moeten kunnen schieten omdat ze altijd verder
van de vijand af blijven staan.
Dit wordt ontkend.
Wat of ik wil doen.
Rondkijken. In de haven bijvoorbeeld.
OK hij gaat wel even mee.
Handen schuddend passeren wij zonder het betalen van de blijkens het bord voor bezoekers
vereiste veertig cent de bewaking. Daar liggen de schepen, vooral naar Tanzania. Plastic
huishoudelijke artikelen, olie, zeep gaat er weg. Mijn korporaal gelooft dat er niet veel
terugkomt. De matrozen spreken over lappen katoen. De "tankers" voor Tanzania
zijn tegen de twintig meter lange houten Giethoornse punters met een soort vrachtwagen
olietransporttank erin en twee van de grootste Johnson aanhangmotoren er achter. Zeep gaat
per zeilboot, latijns getuigd, goed onderhouden, maatje forse Lemsteraak. Er is zelfs een
boottrein! De diesellocomotief die de goederenwagons erop rangeert is evenals de
vrachtzeilboten bontgeschilderd in rood, geel, blauw en groen.
Verder ligt er nog een afgeschreven schip van het begin van de eeuw te roesten, twee
andere grote schepen zijn lang geleden voor de kade gezonken en liggen daar nog. Ik film
dat het een lieve lust is en de korporaal kijkt dreigend naar eenieder die daar bezwaar
tegen lijkt te willen gaan maken.
Wat gaat de korporaal met mijn naam en paspoortnummer doen?
Nou wegflikkeren. Maar die lui moeten toch het gevoel houden dat ze zinvol bezig zijn.
Ik neem afscheid van mijn korporaal die ter voorbereiding van zijn nachtdienst wat gaat
slapen en loop door de stad. In een moderne shopping mall zoals je in Kampala niet eens
treft word ik door een gewapende "officer" gemaand niet te filmen wegen security
en
..ter bescherming van het auteursrecht van de architect!
Ik schiet verder uit de heup. Dat hebben ze in de security opleiding niet gehad.
Een twaalf verdiepingenflat van een verzekeringsmaatschappij
doet mij besluiten de portiers te vragen of ik naar boven mag voor het uitzicht.
Nee zeker niet: security h�?
Ik kan hun kosten vergoeden, opper ik.
Hoeveel ik had gedacht.
Twee piek.
Doe vier.
Nee ik heb twee. OK daar is de lift.
Bovenop het gebouw film ik de baai bij zonsondergang, de shopping mall in alle details,
voor de verkoop en, niet te vergeten, het hele complex van de Centrale Bank van boven in
elk detail.
Met father Hans ga ik na het eten in het donker
voor het eerst de shanty town in waar in hun kapel een vrouw van dertig ligt opgebaard,
ongetrouwde moeder van vijf kinderen, allemaal "onderweg opgepikt", zoals Hans
het noemt. Na drie had ze al een serieuze geslachtsziekte op grond waarvan haar eileiders
verwijderd waren en vlak daarna had ze dus nog even die tweeling gekregen.
Een hele lieve vrouw, zegt Hans, ook de ouders zijn heel actief in de kerk. Normaal ligt
een vrouw bij de familie van haar man opgebaard maar omdat die er niet is weet men zich
geen raad en ligt zij in de kapel. Ook het begraven dient in aarde van haar man te
gebeuren en omdat die er niet is dreigt het een plekje langs de weg te worden. De enige
bekende uitweg is om een man met het lijk gemeenschap te laten hebben. Daarna kan het in
zijn grond begraven worden. En de pest is, zegt Hans, ze houden zich verder nooit precies
aan welke regel dan ook maar hier kunnen ze niet omheen, vinden ze.
We worden volkomen murwgestoken in de TL-verlichte kapel met wagenwijd open deuren en
ramen. Hans doet zijn clubsjaal om, pakt de afwasborstel en maakt alles verder in het Luo
voor de overleden en overlevende ziel in orde.
Kom we gaan, zegt hij.
We hobbelen de shanty town weer uit naar zijn Club waarvoor hij net de contributie heeft
betaald. Eerst even naar huis want hij gaat niet graag uit drinken "met die heilige
spullen in de auto".
Hoewel zijn club is te goedkoop is voor de Indi�rs zitten wij duidelijk tussen de betere
negers bij ping pong tafel en wedstrijdsnookertafel met tribune.
Echt vrij ben je als je goed in je hoofd houdt wat je zou kunnen doen, wat je wellicht van
jezelf op dat gebied verwacht of wat anderen van je verwachten en dat dan niet doen,
betoogt Hans. Die dag dat je iets zou doen dat s ochtends blijkt helaas niet door te
kunnen gaan, dat is pas een echte vrije dag. En het zwakke van de Europeaan is dat hem dat
genoegen alleen smaakt als een actie door omstandigheden buiten zijn macht moet worden
afgeblazen, terwijl het sterke van de Afrikaan is dat hij evenveel bevrediging put uit het
eigenmachtig afgelasten van handelingen. De grote bijdrage van ons Europeanen aan het
welzijn der Afrikanen, vervolgt hij, is dat wij hen op een enorm aantal dingen hebben
gewezen die je zou kunnen doen. Het afzien van al deze voordien onbekende opties tot actie
levert de Afrikaan een enorm extra welbehagen dat zonder Europeanen niet zou hebben
bestaan. Verrek wat heerlijk dat we dat ook allemaal niet zullen gaan doen!
Houd je spullen goed bij elkaar, zegt Hans de volgende dag,
vooral ook de videocamera want ook al begrijpen ze niet wat iets is, als het wellicht iets
zou kunnen zijn voelen ze zich toch zeker verplicht het te stelen.
Blij met elk blijken van plichtsbesef toon ik mij onder de indruk en haal mijn overhemd
over de camera aan mijn riem.
Hans wijst op een curieuze ijzeren constructie op de veranda. Die was van de week gestolen
bij ��n van hun centra. De dieven waren door buurtbewoners achtervolgd, gepakt en
daarbij werden zoals gewoonlijk (ook in Uganda) zo ongeveer al hun botten en gewrichten
kapotgeslagen. Daarna ging de zaak bij de politie op rapport, voor wie zoiets routine is.
Toch ontstond een serieus probleem, namelijk toen de naam van het ding in het rapport
moest. De boevenvangers en eigenrichters wisten het niet wat het was. Men ondervroeg het
gedeelte der boeven dat het bewustzijn nog niet verloren had. Ook zij moesten het antwoord
schuldig blijven. Father Hans werd erbij gehaald en kon het verlossende woord spreken: het
was een vruchtenpers.
Het loven en bieden is ook iets waar de creatieve muzungu veel kan bereiken. Jan van Laar,
ook daar van de parochie, wilde bij een vrouw een paar borden kopen. Wat moet je ervoor
hebben. Tien euro, zei ze verwachtingsvol. Neeee, zegt Jan tegen haar, zo doe je dat niet.
Jij begint bijvoorbeeld viereneenhalf te vragen, dan zeg ik twee en uiteindelijk spreken
we dan drie�neenhalf af. Zo gezegd zo gedaan. Ze was heel tevreden. Deze benadering ga ik
zeker in mijn repertoire opnemen.
Indi�rs. Een van de aantrekkelijkheden van een bezoek aan
Kisumu is dat de Indi�rs daar niet zijn weggejaagd zoals Amin in Uganda heeft gedaan.
Kisumu zou derhalve een stad moeten zijn zoals als die oorspronkelijk in Uganda ook
allemaal waren: gebouwd door Indi�rs voor Indi�rs met Afrikanen als grotendeels elders
of tenminste in eigen wijken wonend personeel. En zo is het ook. Ik wist al dat een
"Afrikaanse" stad nooit Afrikaans is. In Jinja en Kampala wonen er echter
Afrikanen in de zwartgeblakerde naar onze maatstaven onbewoonbare resten van de huizen der
vertrokken Indi�rs zodat je begint te verlangen naar een plek waar je de oorspronkelijk
toestand van die steden een beetje kunt zien. En dat kan inderdaad in Kisumu. Het ligt aan
het Victoriameer, net als Kampala en Jinja, er is een spoorlijn naar Nairobi (twee uur) en
is dus geschikt voor handel en industrie. Dat regelen Indi�rs. Zij bezitten de winkels,
banken en woonhuizen in het centrum en een uitgestrekte buitenwijk vol fantastische
villas met hoge hekken, security (maar dan serieus), grote schotelantennes en dito
BMWs en Mercedessen. s Nachts staan daar ook hun vrachtwagens. Heel wat mooier
dan Wassenaar. Veel van die huizen waren vroeger voor mensen van de regering, zeggen de
taxichauffeurs maar die kunnen het niet meer betalen. Trouwens de Indi�rs helpen in Kenya
graag een handje mee met regeren, voorzover het ze interesseert dan tenminste. En ik heb
niet de indruk dat ze wachten tot hun iets wordt gevraagd. Hun stemmenaantal is natuurlijk
verwaarloosbaar maar dat schijnt helemaal geen probleem te zijn. Verder blijven ze, zo
lijkt het, zo ongeveer in het kastensysteem denken en hier in Afrika is de kaste van hun
personeel alleen makkelijker aan de kleur te herkennen. In India krijg je als
buitenstaander in je dagelijkse strijd om je hotel en je treinkaartje van de Indi�r de
indruk van een bedriegertjes die steeds maar krampachtig slim proberen te zijn. Hier in
Afrika zijn het de doordouwers en mannetjesputters en, niet te vergeten, de slimmeriken
die van achteruit de zaak alles wakker en scherp in de gaten zitten te houden terwijl
iedereen zich uit de naad werkt. Met een Indi�r kun je praten, een afspraak maken, zaken
doen. Zijn er Indi�rs dan komt er wat tot stand. Geen geintjes, geen gelul.
Het is verbluffend om de Indi�rs te
vergelijken met de blanke ontwikkelingswerkers. Er is een overeenkomst: ze doen allebei
iets met geld en negers. Maar dan houdt het ook op, met name omdat de ontwikkelingswerker
er geld instopt en de Indi�r het er juist uit haalt. Voor de
ontwikkelingswerker/missionaris is zijn geld iets waarmee hij goed wil doen. Hij betaalt
een ruime prijs voor de arbeid en het product van de neger en wordt daar achter zijn rug
door de neger om uitgelachen. Het ontwikkelingsgeld is voor de ontwikkelingswerker een
soft drug waarmee hij het contact met de werkelijkheid verliest. Hij wordt verneukt en
laat het er bij, want die mensen hebben het ook niet makkelijk, ze moeten het leren, ze
hebben het geld nodig en zulk soort flauwekulredeneringen. Dan gaan ze, dat is hier de
kreet, "income generating projects" opstarten: een beetje timmeren, metselen,
kleren maken. En dat gaat dan verlies lijden want het loopt niet en er wordt gefraudeerd.
Als het "project" weer in dreigt te storten gaan ze weer naar Europa om de wilde
ganzen te laten vliegen. Hoofdschuddend geven ze dan de negers de schuld.
Nee, dan de Indi�rs! In hun kapitale villas verdiend met de arbeid van negers. Die
zijn hier al honderd jaar bezig met "income generating projects"! Voor zichzelf
dan wel te verstaan. Ze betalen de neger zo weinig mogelijk en die minimumgrens weten ze
precies. Ze benutten werkelijk alle talenten die zon neger heeft en zij kennen de
talenten van de neger precies. Heeft een neger in Kisumu een talent dan kun je er vrijwel
zeker van zijn dat dat door een Indi�r wordt ontdekt en ten nutte gemaakt. Wat de neger
er zelf voor voordeel van heeft hangt van zijn eigen slimheid af. Frauderen bij een
Indische baas? Geen schijn van kans! Je mag het nog proberen ook, je zult er niet eens
voor worden ontslagen want een visser gooit toch geen vis weg als die uit het vet probeert
te springen! De Indi�rs zijn de werkelijke ontwikkelingswerkers in Afrika. Waar geld bij
de Europese "ontwikkelingswerker" een drogeermiddel is dat het contact met de
werkelijkheid verstoort is voor een Indi�r zijn geld niets anders dan zijn contact met de
werkelijkheid. Zijn geld is het licht waarmee hij ziet. En waarmee de neger hem ziet. Een
neger weet precies wat het verschil is tussen een Indi�r en een westerling: voor een
Indi�r moet je je loonkosten werkelijk terugverdienen. De Indi�r laat het zien: je kunt
met het opzetten van eerlijke handel en industrie, door inkoop en verkoop in binnen- en
buitenland allemachtig veel kapitaal vormen en investeren in Afrika. Dat is het
echte ontwikkelingswerk.
Zijn alle mensen gelijk zoals de missionarissen beweren? Dan kunnen dus alle mensen dat.
Ook negers. Komt u maar met de lijst van smoezen waarom het allemaal niet zo eenvoudig is
als het lijkt. Dan zullen we al uw argumenten eens ��n voor ��n nauwkeurig bekijken!
Diplomas? Omdat hun moeders zo aan opleiding hechten dat ze voor schoolgeld op het
land werken zolang de zon schijnt zitten er overal veel meer negers niets te doen met
diplomas dan Indi�rs ermee werken. Indi�rs hechten niet zo aan opleiding. Het zijn
praktijkmensen. Trouwens blanke "ontwikkelingswerkers" staan al helemaal stijf
van de peperdure opleidingen, en die verliezen alleen maar geld in Afrika (dat gelukkig in
de kringloop snel bij de Indi�rs terecht komt die er de economie mee opjagen).
Diplomas zijn dus duidelijk geen verklaring en al dat gebedel van negers om
schoolgeld ontstaat omdat het universitaire diploma door hen wordt gezien als een elegante
vorm van vervroegde pensionering.
Laten we iets anders proberen. Geen kapitaal? Dat is net zo goed een kutsmoes. Er beginnen
jaarlijks vele Indi�rs zonder geld en veel daarvan zijn verbazend snel redelijk boven
Jan. En kijk eens naar die ontwikkelingswerkers! Die krijgen voortdurend gratis kapitaal
en raken dat binnen de kortste keren kwijt. Nee aan wel of geen kapitaal ligt het niet.
Iedereen kan zo beginnen. Er zijn in zon pokkestadje als Kisumu zeker honderdvijftig
Indische families rijker dan al mijn Nederlandse kennissen bij elkaar en die rijkdom is
verworven door dingen in te kopen en te maken voor de inwoners van hun land waar die
inwoners vrijwillig de prijs voor hebben betaald die ervoor gevraagd werd. Het is gemaakt
en verkocht door inwoners van hun land die daarvoor een loon hebben ontvangen waarvoor ze
bereid waren het werk te doen. En dat kapitaal stoppen ze in fabrieken, machines,
vrachtwagens en handelsvoorraden. Zo is dat. En niet anders.
"Ontwikkelingsgeld" zou je aan de Indi�rs moeten geven. Maar die komen het niet
vragen. Ze hebben het niet nodig. Ze zouden het niet eens begrijpen, die nonsens. Zij
verdienen aan de mensen zelf. E�n bestedingsronde verder is een gedeelte van het
ontwikkelingsgeld terug bij het "donorland", en voor wat Afrika betreft dus in
het putje: benzine mee verstookt, nulbrillen en dure personenauto's van gekocht,
maar een ander gedeelte is beland in de kassen van de Indi�rs die iets begerenswaardigs
voor de prot�g�s van de ontvangende instanties te koop hadden. En die Indi�rs gaan er
dan zonder dat het waar dan ook in een ontwikkelingsrapport terechtkomt nuttigs mee
doen voor de Afrikaanse economie.
Een missionaris vertelde mij van een gesprek tussen twee
jongetjes van negen die hij achterin de auto had. De een zei dat hij eigenlijk best een
mujindi (Indi�r) zou willen zijn, want dat had je een groot huis, een winkel en een
truck. Zijn vriendje wilde toch liever muzungu zijn, want dat was je minstens even rijk
maar je hoefde er niet voor te werken.
Geen wonder dat Amin de Indi�rs buitenflikkerde.
In de zestiger jaren hadden de Indische ouders van Hasmukh Dawda,
13 jaar en de oudste van elf (!), geen geld meer voor school. Dawda kreeg wat emaille
borden en koppen mee van zijn moeder en moest zichzelf gaan redden. Hij verkocht ze en
kocht er snoep voor.
De eerste dag had hij 10 cent winst.
Eerst ging het langzaam want de snoepverkoper wilde niet poffen. Maar toen hij bleef
terugkomen werd hij kredietwaardig beschouwd en hoefde hij minder vaak heen en weer te
lopen tussen zijn snoepdoos en zijn "grossier". Hij nam er lucifers er bij,
zeep, naalden en zout. Oude dames raakten in zijn ban en liepen voor hem om.
Nu bestaat het "House of Dawda" uit zo'n tien grote bedrijven, drie
katoenfabrieken, Britania Food Ltd. maakt vruchtensappen en ketchup, Uganda
Pharmaceuticals kan van alle soorten medicijnen tabletten, capsules, cr�mes en siropen
maken, een cosmeticafabiek, een zoutfabriek in Mombasa, babyvoeding, een fabiek voor snoep
en koekjes, handelsfirma's en nog zo het een en ander.
Dawda leende me wat video's die waren gemaakt bij het opzetten van een katoenfabriek in
Soroti, Noordoost Uganda.
Voor de fabriek had hij $4mln nodig en wat specialisten. Eitje.
Het probleem was om het aanbod van katoen in de streek, Teso, op peil te krijgen.
Hij voelde niet voor een plantage met loonarbeiders. In plaats daarvan moedigde hij de
boeren aan gratis katoenzaad bij hem op te halen, bij zwaar ontginningswerk om zijn
trekkers te komen vragen, waar nodig, met hulp van Indische specialisten een slim
irrigatiesysteem te graven en te rekenen op een gegarandeerde prijs per kilo.
Dat lijkt vanuit westers standpunt toch genoeg. Maar niet in Afrika en zeker niet daar in
Teso. Want die zien echt niet meteen dat het verwachte inkomen alle moeite en werk van het
graven, planten, wieden en oogsten waard is.
Men is niet naar school geweest, men drinkt van de vroege morgen tot de late avond de
eigen gemaakte "local brew", men verbouwt precies wat men persoonlijk nodig
heeft, zelfs de oudjes moeten zich vaak maar zien te redden, men is niet ge�nteresseerd
in zelfs maar een beter mes, schoenen, slippers of kleren die niet kapot zijn, en men
maakt de hele tijd maar kinderen die er vervolgens voor pietje en marietje snot bij lopen
terwijl de ouders met de rug naar hen toe aan het zuipen zijn. Wie toch een zeker
verlangen voelt naar iets meer wordt met fraaie beloftes overgehaald zich bij de
"rebellen" (struikrovers) te voegen. Dat heet "de bush in gaan".
Nou, en daar zet Dawda dan een glimmende nieuwe brandschone katoenfabriek tussen.
Want hij wil daar eens flink gaan verdienen.
Dus die Teso moeten eerst behoeften krijgen.
Dawda gaat er voor staan: zouden jullie dan geen kleren willen hebben zonder gaten? En een
goeie hoed? En goeie schoenen? Als je goed uitrekent wat je aan mij zou kunnen verdienen
dan kom je erop uit dat je na een jaar een motorfiets kunt kopen! Wil je dan geen
motorfiets.
Ja, eigenlijk willen ze best een motorfiets.
En zou je niet beter willen kunnen zorgen voor je ouders? Zou je die niet willen zien
lachen? En zou je je kinderen niet op school willen hebben? We praten niet over
fantasie�n hoor! Dit kun je gewoon bereiken!
Dawda zoekt Bateso die wat Engels kennen en een beetje kunnen rekenen. Die moeten zijn
verhaal verder vertellen, zijn aanbevelingen voor de werkwijze uitproberen en modelboeren
worden. Dawda blinkt uit in het vinden van de mensen die net wat helderder in hun hoofd
zijn dan de anderen en ook in het vinden van mensen die zulke mensen voor hem kunnen
vinden. In elk dorpje roept hij tegen de slimste: "you are my man!". Die krijgt
les, en dan beloning voor werving en instructie. De rest komt niet bij hem in dienst, maar
gaat gewoon zijn eigen stukje land op, voor die slippers, die kleren, die hoed, die
motorfiets.
Je moet serieus zijn! Dat roept Dawda de hele tijd. Dat betekent: niet alleen denken dat
iets wel een goed idee is, maar het ook gaan doen. Planning, rekenen, werken. Een andere
omgang met de tijd: leren hoe lang bepaalde activiteiten duren, en onderscheid maken
tussen arbeidstijd en andere tijd.
Maar dat doet hij gelukkig niet zoals dat in de Industri�le Revolutie in Europa is
gebeurd, door de mensen van het land naar de stad te jagen en ze daar, behalve de
hongerdood, geen andere optie te laten dan loonarbeid van zeven tot vierentwintig in
een fabriek. In Teso is een arbeider-vriendelijke industri�le revolutie gestart.
Dawda moet het vertrouwen wekken dat een bepaalde minimum oogst altijd gehaald gaat
worden, dus wat de inkomsten minimaal zeker zullen zijn, als je elke dag werkt en blijft
werken, dus als je "serieus" bent. Zo stimuleert hij een ander, cerebraler soort
bewustzijn (rekenen, plannen, een langere tijdhorizon). Als hij daar vurig over spreekt
wijst hij vaak met een wijsvinger naar zijn slaap, of zelfs met beide wijsvingers naar
beide slapen: d��r zit iets, mensen, probeer het maar eens!
Dan komt Dawda nog met zijn bonus artikelen: ik ga
jullie beerputten leren maken die niet lekken (choleragevaar) en die biogas produceren om
op te koken, zodat de laatste bomen mogen blijven staan, de dichtheid van de waterputten
verhogen tot een put per 10 are, zaad voor betere mangobomen dan die hier staan, en hij
zal de mango's kopen om er vruchtensap van te maken, deskundig advies bij de verbouwing
van de gewassen waar de katoen mee roteert, zoals mais en pinda's, elektriciteit, en 10%
van Dawda's winst gaat in een fonds voor opvang van ouderen, wezen en scholen.
En, roept Dawda, gaan we morgen van dit drankhuis een school
maken?
Ja, ja, roept iedereen.
En gaan we morgen niet meteen drinken maar eerst naar het land?
Gejuich.
En wat doen we met de mensen die toch meteen willen gaan drinken?
Die trekken we mee!
Enzovoort.
E�n van Dawda's favoriete riedels is: wil je "to the bush?"
(struikrover worden). Ik stuur je naar de bush. Met een panga, een hoe en een ploeg.
Schoonmaken die handel! Zet er katoen op!
Vooral de dames fleuren er van op. Die zijn al heel wat zonen kwijtgeraakt daar in de
bush.
Deze riedel is een oude bekende in de geschiedenis van het ontstaan van de moderne
westerse economie: in de 17e en 18e eeuw hamerden de
verniewers, die uiteindelijk in de Franse Revolutie pas echt ruimte kregen, erop dat net
als oorlog, de in die tijd normale verrijkingsmethode, de vrije markt verrijkt, maar dat
de marktpartijen in vrede leven en er allemaal beter van worden. De markt is een oorlog
zonder doden, zelfs zonder verliezers!
Dawda gaat winst draaien in Teso, daar kun je van op aan. En die motorfietsen komen er
ook, en die biogaslatrines, en die scholen. En er gaat minder gezopen worden. Echte
ontwikkelinghulp, maar dan betaald door de mensen zelf, met hun eigen arbeid. En
ondertussen is Dawda zelf ook nog eens multimiljonair. Maar dat geld staat overal geld te
verdienen. Het maakt Uganda een machtiger land. Het gaat niet zoals de westerse
"ontwikkelingssamenwerking" in het putje van de corruptie ten behoeve van de
broodnodige "vinger in de pap", de economische en politieke beinvloeding en
onderdrukking .
Jinja Rubaga, Mwangu Close, woensdag 26 augustus 1998
Ik ben al zondagavond teruggekomen in Jinja maar zit nog steeds te schrijven over
Kisumu.
Father Hans Burgman leidt een project bij de slums. Pandipieri. Een team van mensen is
bezig straatkinderen aan te spreken, de ouders te zoeken, te proberen de situatie thuis te
herstellen zodat ze terug kunnen en zo niet, ze het adres van het centrum te geven. Als ze
dan uit eigen beweging komen geven ze blijk van motivatie. Ze gaan dan eerst naar een
soort v��rschooltje voor het leren van de meest noodzakelijke sociale vaardigheden.
Daarna komen ze hier bij de andere kinderen op een matje in een grote zaal slapen die
overdag weer wordt uitgeruimd voor les en dans. Ze leren kleren maken, metselen of
timmeren in de ateliers die draaien met apparatuur en gereedschap uit Nederland. Ze hebben
corvees. Ze worden een familie. En soms verdwijnt er eentje weer naar de straat.
Joseph, Afrikaan, doodaardige veertiger, met bril, is de administrateur. Hij heeft
boekhoudles gehad van een bezoekende Nederlander. Father Hans komt in een financieel
gesprek nog wel eens aan met zulke dingen als "debet" en "credit" maar
Joseph zegt dat hij het inmiddels anders heeft geleerd. Father Hans zegt dan maar niets
meer want hij is tenslotte ook geen deskundige op dat terrein. Joseph is nu ook bank: wie
geld brengt krijgt rente, wie leent betaalt rente, ietsje meer. Zijn kantoor is een kamer
in zijn huis en als ik daar zijn dochtertje van vier zie rondbanjeren moet ik ineens aan
mezelf denken toen ik vier was en mijn vader als kleine directeur de bank ook aan huis had
in de Groningse veenkoloni�n. "Streng verboden toegang", riep hij dan als de
deur naar kantoor per ongeluk openstond en ik nieuwsgierig binnenhompelde. Ik begreep uit
de toon waarop deze hoogst onbegrijpelijke formule werd uitgesproken dat ik geacht werd op
mijn schreden terug te keren.
Ik vertel het aan Joseph. Hier is het anders: bij onze ontmoeting zat hij met zijn
dochtertje, aandachtig en stil op de gastenstoel, zwaaiend met de beentjes en nieuwsgierig
naar de bewegende pen kijkend, gezellig de boekhouding te doen. Bank en "income
generating projects" (metselen, timmeren, kleren maken en tot ze ondeugdelijk bleken,
dakpannen persen) lijden verlies. Er is geld nodig want ze hadden hun eigen dakpannen
overal gebruikt en die moeten nu worden vervangen door dakplaten van Indi�rs. Het verlies
wordt niet helemaal begrepen. Verdwijnt er ook ergens iets? Men weet het niet en denkt van
wel.
Hans is zeventig en loopt als hij vrij is tochten van duizenden kilometers. Zoals
Mombassa-Kampala en Hengelo-Santiago de Compostela (Noordwesthoek van Spanje) en over
Itali� en Zwitserland en Duitsland weer terug. Elke dag twintig kilometer waarna
boodschappen doen, kleren wassen en schrijven voor zichzelf en voor de krant.
Als ik iets heb bereikt dan is dat het redden van dit
huis, zegt hij. Zijn parochiehuis, het Bishop Brandsma House anno 1923 stond op de
nominatie tegen de vlakte te gaan. Fantastisch hoge plafonds en, zoals in Kenya
gebruikelijk, een veranda afgesloten met zwaar ijzeren gaaswerk. In die veranda hangen
spreuken van de omliggende stammen, en ook van Hans zelf. Die zijn hem door zijn omgeving,
duidelijk oplettend en goed van memorie, eens ingelijst aangeboden:
Vechten tegen corruptie door het invoeren van regels |
Sekstaboes, dat is net zoiets als |
Iedereen heeft recht |
Zijn maat Jan van Laar had niet hoeven zoeken. Als leraar werd hij, zoals in de
Nederlandse omstandigheden gebruikelijk, tegen zijn vijftigste overspannen, zijn
leerresultaten gingen achteruit doordat hij stencils en fotokopie�n ging uitdelen in de
tijd dat leerlingen dat begonnen te verwachten. Die werden dan niet gelezen en hij ging
zijn energie opschroeven om zijn vroegere schoolresultaten te evenaren tot het mis was
gegaan. Zij hoefden hem eigenlijk niet terug werd hem wel zon beetje duidelijk
gemaakt. Hij stapte uit. Toen kreeg zijn vrouw kreeg kanker en twee jaar later zat hij
alleen. Na weer twee jaar ging hij naar Afrika en werkt nu als "leek", zoals dat
heet, in het project. De "leek" gaf handenarbeid p school dus hij geeft nu
leiding aan zo ongeveer alles wat er praktisch gebeurt. Hij zwoegt vol vreugde rond tot
het zweet op zijn gezicht staat, vol onbegrip kijken de Afrikanen om hem heen toe. Maar
hij krijgt ze ook mee, bijvoorbeeld met het eindeloos kleistenen persen voor de muren van
nieuwe gebouwen.
In de kerk naast de parochie hoor ik plotseling een koor een
vreselijk spannende chromatische lijn zingen Orff, Strawinsky?
Het klinkt prachtig al moeten ze duidelijk nog oefenen. Ik vraag het Hans. H�ndel, zegt
Hans. Ja daar reageren ze dodekafonisch op. Ze zijn buiten hun eigen pentatoniek, ze horen
alleen hoger en lager en maken overal halve noten van. Het schijnt zo te blijven als de
stemmen bij elkaar komen. Ik vind de "mislukte H�ndel" geweldig! De vraag is of
het chromatiseringsproces beheersbaar is of dat het elke keer weer anders uitpakt. Hoe dan
ook, ik heb een oefenstukje op tape en neem de volgende keer mijn minidiskrecorder mee om
in Kisumu een twaalftonige H�ndel volledig digitaal de registreren v��r ze er een plaat
van te pakken krijgen want die zingen ze meteen perfect na en dan is het natuurlijk
afgelopen.
Bij het vertrek naar huis blijkt mijn Perry Sport pet verdwenen. Ik wijt het al prompt aan
mezelf. Jan van Laar maant mij niet te gaan zoeken. Zal wel verdwenen zijn. Er verdwijnt
zo vaak wat. Dat kunnen maar een stuk of zes mensen hebben gedaan, zeg ik verbaasd. Dat
weet Jan, maar je komt er toch niet achter. Er is een soort tolerantiedrempel waarboven
men er aandacht aan gaat schenken. Ik krijg een pet van hem mee, hij houdt toch niet van
zon ding dat om je voorhoofd geklemd zit.
Ik neem afscheid van de heren [plaatje: burgman.jpg].
Hun gezelschap, deel ik mede, was mij natuurlijk aangenaam was en ik wil er nog bij zeggen
dat dat ook echt zo was.
Dan loop ik s ochtends om acht uur, door de stad naar de matatus, geen minibusjes
hier, maar pick-ups met een laag koetsje opgelast waarin mensen op lengtebankjes zitten
met hun rug tegen de randen, vervolgens wordt dan de middenruimte volgepropt en dan is het
om beurten elkanders lucht inademen. Ik zit niet in het koetsje, maar breeduit voor naast
de bestuurder. Tot de grens tel ik zeven politieroadblocks waar we telkens na onderzoek
als dikke vrinden afscheid van nemen. Vorig jaar was er een matatustaking geweest omdat de
politie echt te veel geld begon te vragen. Men was uit elkaar geslagen en had het bevel
gekregen de diensten te hervatten. Zelfstandige ondernemers! Nu is de belasting alweer te
hoog, maar met de regering kan niet meer worden gesproken want die heeft hun organisatie
verboden. Opgelucht haal ik adem als ik weer in Uganda ben. Welcome in Uganda, staat er op
hun grenshokje. Iets vergelijkbaars is aan de Kenyase kant in geen velden of wegen te
bekennen. Later hoor ik dat Miss Margaret inkocht in Kenya en dan soms werd afgeperst of
uit haar hotel werd gezet omdat het vol was en er nog een Kenyaan arriveerde. De Kenyanen,
zegt de bankjuffrouw bij wie ik altijd wissel en over geld praat, de Kenyanen hebben
haast, net als jullie. Het is puur tuig dat slechts voor ��n ding terugschrikt:
Indi�rs.
Ik ben weer in Uganda, dermate opgelucht dat ik bij het
verlaten van een proper cafetariaatje mijn rugzak vergeet die mij vijfhonderd meter
verderop door de ober, die ik geen enkele fooi had gegeven, weer in handen werd gedrukt.
Ik ben zo bedremmeld dat ik helemaal vergeet dat ik nog een kado-zakmes bij me heb dat ik
hem had kunnen geven. Twee fout acht. In de minibus naar Iganga val ik in slaap onder het
geluid van de wegens stank buiten in de wind aan de antenne tegen elkaar klapperende
nijlbaarzen van de passagier achter mij. Slaperig uitstappend vergeet ik mijn pet en ook
die wordt mij keurig aangereikt. Ik ga wat kip met rijst eten in restaurant Arafa, een
krot met wrak meubilair, vuile gordijnen en verrotte muren waar de menukaart maar net aan
blijft hangen, een keuken als een kolenhok en in de hoek op tafel een mooi ongelakt
geschuurd houten kistje waar met een bijtel de woorden
in gegutst zijn. Ondanks dit alles durf ik te bestellen want het is er vol en de mensen
zijn aardig. Het geroezemoes in het restaurant is voor mij even onverstaanbaar als in
Kisumu maar ik hoor al weer Lusoga en dat geeft mij toch het gevoel dat we weer onder
elkaar zijn.
Mijn plan is om de zijweg op naar Bufulubi te gaan om
die mugalabes te kopen. Dan naar Margaret om de hare af te leveren, dan naar Stsjoertsjie
Man voor de middagafspraak. Plannen en afspraken. De bekende fout. Na ruim anderhalf uur
op de achterbank zitten wachten en denken dat het busje naar Bufulubi binnenkort wel zal
gaan ga ik toch informeren wanneer het vertrek gepland is. Dat moet je nooit doen want ze
zeggen toch altijd "zometeen", maar na anderhalf uur wordt je een beetje
onverstandig. Tot mijn stomme verbazing luidt het antwoord: om vijf uur meneer.
Verbouwereerd stap ik uit, realiseer me dat ik nu overal te laat voor ben en laat me in
een hoofdwegbusje direct naar huis rijden.
De volgende dag, maandag, alsnog naar Bufulubi voor de
trommels. Piet voelt zich fit en hij heeft zijn nieuwe Mitshubishi double cabin fourwheel
drive opgehaald. Als Goden rauzen wij met tachtig over de wasborden van klei waarin
passagiers van op deze route volstrekt uit elkaar gerammelde minibusjes, naar ik uit eigen
ervaring weet, met twintig al gebroken worden. Vader Nandala Erizafan ontvangt ons
hartelijk op zijn compound. Hij heeft net een mooie engoma af en wij worden het snel eens
over 8000. Dat dient bezegeld te worden met een danscompetitie, een zoon meldt zich als
mijn tegenstander, ik ruk een bananenblad van de boom voor om mijn kont en win daarmee,
ondanks gebrekkige techniek volgens de hele compound binnen drie seconden van de zoon, die
bij nadere beschouwing stomdronken blijkt. [plaatje: dansen in bufulubi.jpg] Dan blijk ik meteen
al in de finale te zitten met vader zelf, ook dit win ik, maar nu trap ik er niet meer in.
Gasten horen te winnen, dat is duidelijk. Hoewel verkocht, vindt vader dat er nog een
hengsel aan moet want dat hoort. De lengte hangt nauwkeurig af van de diameter van de drum
die met bananenvezel wordt afgepast. Vader baalt want zijn balpen is kapot.
Heb ik er niet eentje voor hem.
Ik wel. Hij mag hem houden.
Op naar zoon Steven Balinaine Kaziba die de drie mugalabes
klaar heeft. Wij krijgen rondleiding en uitleg over het mugalabe maken, ik bied 1000 meer
dan ik de vorige keer gezegd had.
Hij herinnert mij eraan dat hij 22000 had gezegd.
Ik zeg dat 6000 ook al een prima prijs is maar hij heeft ons leuk ontvangen, vooruit,
7000.
Steven Balinaine Kaziba zakt naar 20000 en is nu dus op de toeristenprijs in de stad. Wij
zijn hier zelfs een uur van de weg!
Ik laat mijn aandacht wegglijden. Wij filmen nog wat drummende kinderen en hij komt weer
vragen. Nu vertel ik hem dat hij mij echt niets moet wijsmaken, ik ken de prijzen, ik weet
dat zes, goed is, zeven is puur winst en acht is echte vriendschap. Acht en niet meer.
Hij lacht of ik gek ben.
Nou dan is het afgelopen, zeg ik. Ik baal van de vergeefse moeite. Ik bied hem nog mijn
"Ik ben Musoga T-shirt".
Dat interesseert hem niet. Deze man ziet twee Bazungu in een nieuwe fourwheel double cabin
en kan niet aan de gedachte wennen dat als hij niet akkoord gaat met acht, dat hij er dan
mee blijft zitten en dat er echt niemand zo gek zal zijn om er acht voor te geven. Geheel
verblind door het geld dat hij niet krijgt drukt hij onze handen en wij vertrekken met de
zonen die ons naar Stevens plot hebben begeleid.
Wat is je conclusie, vragen ze.
Hij vraagt te veel, zeg ik. Wat kost een lizzard skin voor zon mugalabe?
5000.
En een koeievel voor een engoma?
10000.
Uit een flinke lizzard gaan meer trommelvellen want een engoma is geheel in koeievel
ingespannen toch?
Ja.
Hoeveel dagen werk je voor een engooma?
Vier.
En een mugalabe?
Zes.
Dus als dat klopt zou hij ongeveer de helft meer kunnen vragen als je vader voor deze
engooma?
Ja.
Hoeveel is dat?
Er wordt diep nagedacht. Twaalf.
Waar bleef hij op hangen?
Twintig. Deze broer kan inderdaad niet rekenen, geven de meegereisde broers toe.
Bovendien, zeg ik, jullie hebben geen koeien dus koeievel koop je. En lizzards?
Soms kopen, soms zelf vangen.
Toch waren het hele mooie, zegt Piet spijtig.
Ja zeg ik maar gelukkig verlaten deze twee Bazungu dit dorp zonder het economisch
evenwicht te hebben verstoord en tevens zonder achter hun rug uitgelachen te worden. Wij
zijn nu bezig echt contact te krijgen met deze familie want wij voeren geen eendjes, dat
weten ze nu.
De volgende dag tijg ik Jinja in voor enige diepgaande
gesprekken over de markt voor muziekinstrumenten in Uganda en die van mugalabes in het
bijzonder. Men blijft over het algemeen bij zijn standpunt en concludeert dat het Steven
Balinaine Kaziba het in het zicht van onze nieuwe auto in zijn bol was geslagen. Ik krijg
meer details en wel, hoe kan het ook anders, van een vrouw, het zusje van Moses van de
Busoga Craft Shop: er zit een jaarlijkse schommeling in de prijzen van muziekinstrumenten
want tegen mei gaan de scholen zich op de muziekcompetitie voorbereiden. Men wil winnen en
goede instrumenten zijn het halve werk. Men kent de kwaliteit van de makers, men weet waar
ze wonen en in mei, juni en begin juli stijgt te mugalabe prijs tot 10000. Dan gaan de
kinderen naar huis en is er ineens geen droog brood meer te verdienen met trommels en de
prijs van de mugalabe zakt tot 6000. Dat is dus nu!
Er zit maar ��n ding op concludeer ik. Er moet een bevriende pikzwarte neger heen. Maar
wie? Margaret kennen ze in mijn gezelschap. Peter ken ik nog maar zo kort. Niemand kan
voorschieten dus ik moet iemand het geld meegeven. Dat zal gauwer fout gaan dan goed.
Moses! Moses van de Busoga Craft Shop heeft van mij een videoband gekregen waarop hij met
zijn broer muziek maakt, ik koop veel bij ze en hij heeft daar ook vaak business, ik had
immers dat hele Bufulubi adres indertijd van hem. Ik stel Moses voor dat hij een van zijn
inkoopreizen een keer op mijn kosten doet en dan voor 8000 per stuk de drie mugalabes
meeneemt. Ik leg hem de gerezen situatie uit. Krijg je ze mee voor 8000? Zeker. Voor 6000?
Ik denk het wel. Jij krijgt 8000 en als je ze voor minder meekrijgt is het voor jou, zeg
ik. Hij lacht verheugd dus ik verwacht dat mijn Steven straks met 18000 voor drie
mugalabes in zijn grijpgrage klauwen staat als Moses weg is terwijl hij mij 22000 wilde
laten betalen per stuk. Net goed! Besteed je geld aan je vrienden, niet aan mensen die
denken slim te zijn! Maar
hoho, ik heb ze nog niet. Moses tekent een kwitantie waar
de afspraak netjes op staat, zal eentje bij Margaret afleveren en Piet komt volgende week
de andere twee ophalen. In het ergste geval ben ik de hele tweeentwintig euro kwijt. Dat
lijkt me toch heel onwaarschijnlijk. Trots geef ik de kwitantie aan Piet.
Het blijft zeuren in mijn hoofd: is het niet kinderachtig, dit gezeur om een paar centen?
Nee want het gaat niet om die centen, het gaat erom dat je erbij gaat horen. Dat je
serieus genomen wordt, dat de geintjes die ze op je proberen enig niveau hebben. Dan kom
je er tussen, dan leer je wat. En dat zij veel tijd besteden aan die paar centen meer of
minder, dat is gewoon zo. Als je wilt weten hoe ze dat doen moet je meedoen. En telkens
als je ergens niet intrapt voel je jezelf "vriend" worden en gaan de tongen
ietsje losser. De wereld heeft hier talloze dubbele bodems, een mens heeft hier vrienden.
En "vrienden". En ""vrienden"". En
"""vrienden""". Enzovoort. Hier is iedereen je vriend, tot
je ergste vijand toe. Alleen het aantal aanhalingstekens verschilt. En ik pas druk toe om
een paar (niet te veel) aanhalingstekens die om mij heen staan verwijderd te krijgen.
Proviah verwijderde toch even een stel aanhalingstekens teveel. Ze kwam wat zenuwachtig
binnen met een papiertje in haar hand. Ik gaf haar eerst het fraaie computerdiploma dat ik
voor haar uitgeprint had bij Piet. Dat was een groot succes en verdween meteen in een
grote envelop. Haar briefje moest ik later lezen. Eerst mijn werk afmaken. Daaaag! Het
bleek een verzoek om financi�le bijstand voor haar rechtenopleiding. Ze voelde zich
opgelaten, was blij dat het eruit was en ik moest mij helemaal vrij voelen in mijn
antwoord. Onmiddellijk schreef ik terug dat ik heel blij was dat zij mij beschouwde als
iemand met wie ze oplossingen voor problemen kon overwegen. Het zou jammer genoeg niet
gaan omdat ik nu zelf nogal wat geld kwijt was aan advocaten, dat ik toch hoopte dat zij
ooit nog eens mijn advocaat zou zijn en dat ik mijn vriendschap met haar zeer op prijs
stelde.
Miss Margaret verscheen natuurlijk een uur te laat voor onze afspraak bij de Sailing Club,
het bekende probleem, er was net bezoek gekomen toen ze weg wou. Ik
koop in de aanliggende Uganda bookshop het enige interessante boek, van de hand van
Ugandezen, deels met Indische namen, over de geschiedenis van de arbeid in Uganda. Vooral
het begin is mooi: Europeanen hadden arbeiders nodig en boden geld. Niemand kwam. Wat nu?
Een oplossing werd bedacht: het invoeren van hutbelasting. Je moest drie Rupees betalen
per hut. Ja dat gaat toch zomaar niet, zon hut, zeg nou zelf. Dat doet maar met die
hutten! Tsja vroegen die mensen, wat zijn dat, rupees en hoe komen we eraan? Dat wilde men
best even uitleggen: Roepies zijn stukjes papier en die krijg je als je bij een baas gaat
werken. Als mensen niet willen werken en geen geld nodig hebben dan moet je daar wat aan
doen, vanzelf!
Natuurlijk stonden er geleerde mensen aan
de universiteiten van Europa paraat (dat soort lui kom ik ook nu aan Nederlandse
universiteiten nog dagelijks tegen) om dit theoretisch te onderbouwen: Brown, G.J. The
African Labourer, Oxford University Press: "Het grootste deel van de
wereldbevolking moet hard werken voor zijn bestaan en er is geen reden waarom de
generositeit van een overvloedige natuur een excuus zou zijn voor de Afrikaan om zich
daaraan te onttrekken, werken is weldadig voor ieder en als de zwarte mens zich wil
verheffen boven zijn huidige niveau dan moet hij aangemoedigd worden, zonodig met lichte
druk, om zich wat te gaan inspannen en een hoger niveau van bestaan te bereiken."
Wat een kaffer!
Enfin, hutbelasting dus.
Stsjoertsjie Man woont in een dievenbuurt, zegt Margaret. Pas maar op. Bezoek hem alleen
onverwacht zodat hij niets kan voorbereiden. Denk erom, boeven kunnen goed praten. Als
Stsjoertsjie Man mij deze avond bij hem thuis blijkt te willen uitnodigen lijkt het mij
dat mijn veiligheid voldoende is gegarandeerd als ik hem vertel dat ik dat al aan mensen
heb verteld. Ze kennen hem want zij komen vaak langs hem op weg naar de markt.
Stsjoertsjie Man voelt de reden van dit babbeltje niet en is duidelijk zeer op zijn gemak.
Ik vertrouw hem, maar voorlopig vaar ik nog niet op dat vertrouwen. Achter het gebouw waar
zijn glazen horlogemakerskast voor staat is een binnenplaats. Er staat een houten hutje.
Kantine. Op de plaats komt een kantoortje van Stsjoertsjie Man uit. Daar zit een meisje,
ontsnapt aan een fusillade van noordelijke rebel Koni. Stsjoertsjie Man wijst het lichte
litteken aan op de plek waar de kogel haar hals in was gegaan. Droomde ze er nog van? Ja
dat wel. Werd het geleidelijk beter? Ja. Haar ogen laten zien dat ze het plezier in het
leven niet verloren is en dat zeg ik.
Op de binnenplaats worden onder een andere houten kap tweedehands ge�mporteerde kleren
geperst. Vochtig gemaakte broeken gaan onder een dikke lap en dan de kolenstrijkbout erop.
Dat moet heet, dus er zijn vier kolenstrijkbouten waarvan er telkens drie opengeklapt
staan te verhitten met een vijftien centimeter doorsnee asbest pijp erop waardoor de hete
lucht naar boven trekt, verse zuurstof voor het kolenvuur onder aanzuigend. Na elke broek
is de gebruikte strijkbout alweer te koud en wordt de volgende gepakt.
Wij komen tot de conclusie dat een bezoek aan Stsjoertsjie Man overdag toch leuker is want
dan kun je wat zien, zondag a.s. zou mooi zijn geweest want zijn tweede vrouw was
afgelopen zondag niet verschenen en zijn verwachting was dat ze deze zondag toch zou
verschijnen. Jammer dat ik al weg ben, dat wordt dan dus in december. Wij gaan dus gewoon
weer onze kroeg in. Mijn nieuwe Honda 125 CG kost 5 000 000 Uganda Shilling, dus 3600 euro
en ik zie mij in december daarop met mijn Stsjoertsjie Man achterop van hot naar haar
scheuren. Hij blijkt nu ook mensen te helpen die een huis hebben gekocht waar de bewoner
niet uit wil en daarbij de harde hand nooit te gebruiken. De vorige burgemeester kwam bij
bepaalde problemen wel eens bij hem achter praten en de huidige had hij met zijn achterban
gesteund bij de verkiezingen want er bleef in de gemeente toch langzamerhand wel erg veel
aan de strijkstok hangen. Ook de huidige burgemeester spreekt hem regelmatig. Is hij niet
bang in de politiek? Nee ten eerste had hij een militaire opleiding zoals ik wist en ten
tweede behandelde hij altijd iedereen goed, ook zijn tegenstanders. Dus ook zijn
tegenstanders kwamen bij hem terug als ze hem nodig hadden. Wees eerlijk en doe goed, net als Jezus en hou je
discipelen goed in de gaten. Hij werkte het liefst met oude mannen, dat had ik zeker al
wel gezien. Die waren altijd bij hem in de buurt en daar kon je van op aan. Die jonge
gasten kunnen je altijd ontglippen.
In het aardeduister fiets ik de stad uit in een file fietsers. Achter mij hoor ik ineens
de stem van Grace die mij enthousiast groet van achterop een bodaboda. Tsja ik ben de
enige fluorescerende fietser hier. Ons stukje "Comparative Economic Rationality"
over mijn onderzoek komt in de New Vision en is gisteren voorgelezen bij de BBC World
Service. Nou ja zeg. Grace kijkt of ze het doodnormaal vindt.
Thuis vertelt het nieuws dat er twee bussen te zijn
opgeblazen. De BBC houdt het op 128 doden, UgandaTV op 28. Het is het eerste nieuwsitem in
de uitzending, maar droog, kort en zonder beelden. Meteen volgt de gebruikelijke
uitgebreide samenvatting van de rede van "the first Lady Mrs Janet K. Museveni.
Museveni heeft het houden van toespraken aan zijn vrouw gedelegeerd. Alleen als de
buurlanden brutaal worden blaft hij nog wel eens zelf. Zijn vrouw heeft het altijd over
eerlijkheid, vrede en veiligheid, vooruitgang en welvaart, gezondheid en voorspoed.
Ik ga nu toch, vrees ik, vallen voor een bordje met een spreuk. Tot nu toe film ik ze
alleen. Maar deze slaat alles: de letters zijn geplakt met zaadjes en schelpjes en er
staat [plaatje: relax.jpg]
RELAX GOD IS IN CONTROL
Het wordt steeds moeilijker behoorlijke avocados te vinden. Ik vraag naar de
seizoenen. Het blijkt aan het aflopen. In januari begint het volgende avocadoseizoen.
Trouwens vandaag voor het eerst de hele dag bewolking en veel regen. Het wordt tijd om te
gaan.
Ik heb bijna al het pianowerk van Ernst Krenek bij me en speel het
van mijn laptop. Vooral de vroege stukken blijken populair bij bepaalde vogels. Men
verzamelt zich dan op mijn dak en begint mee te kwetteren.
Jinja Rubaga, Mwangu Close, donderdag 27 augustus 1998
Dit wordt mijn laatste nacht in Afrika.
Ik tref nog net op tijd de bisschop. Dit keer is hij goed gezond en opgeruimd, hij vertelt
over een klooster van de Zusters van Oudenbosch dat zich ge-Afrikaniseerd heeft. Nu de
zijn blanke zusters oud en gaan naar Nederland. Eigenlijk horen ze daar helemaal niet
meer. Ze willen een paar jonge zwarte zusters als steun en gezelschap hebben in dat
vreemde koude land van hun vroege jeugd. In Nederland blijken de moeder-oversten daar
bezwaar tegen te hebben. Iets tegen negers? Of bulkt Nederland soms van de jonge zusters?
Ik dacht dat ze zelfs voor het Amsterdams Academisch Ziekenhuis al begonnen waren in
Afrika te kijken.
Het gerucht ging al langer dat Dutroux tegenwoordig veel bij
de zusters aan de overkant was. Vanochtend echter hoorde ik dat hij altijd kwam mee-eten
met hun honden. Dat zal wel op vaste tijden zijn want zo zijn zusters. Ik besluit te gaan
informeren. Voorbij het hermetische hek, achter de hoge muur is een wijds niets van rode
klei. Men is aan het bouwen. De huizen zijn al klaar. Ze staan een meter of zestig
verderop in een hechte kring om een kapel. Ook het binnenterrein tussen huizenring en
kapel is weer met stevig traliewerk gesloten. Gelukkig lopen overal mannen met kruiwagens
de hekken open en dicht te doen. Een vriendelijke zuster legt uit waar precies om acht uur
s avonds de honden worden gevoerd en dat Dutroux daar sinds een week stelselmatig
bij van de partij is. Het is meer dan drie meter van het dichtstbijzijnde raam en na
voorgesteld te hebben de aap te schieten stel ik een lichte verplaatsing van de voederplek
richting raam voor. Dat is akkoord en we spreken af dat ik vanavond kom. Ik hervat de
schietoefeningen. De bananenboomstam die ik daarvoor had gebruikt was inmiddels deel
geworden van de schiethut bij de honden. Daar heb ik toch geen kans meer dus ik promoveer
hem weer tot schijf. Ondanks het feit dat ik dezelfde markeringen gebruik moet ik toch
anders mikken dan een paar dagen geleden. Het effect van de weersomslag op het hout? Na
een tijdje heb ik niet helemaal, maar toch bijna dezelfde precisie als een week eerder. Om
een uur of vijf slaag ik erin Piet zijn vijl af te bedelen, wat voor hem een heel offer is
want die zijn schaars in Afrika en zolang hij niet bij hem achter slot ligt slaat zijn
hart ietsje sneller. Ik vijl de pijl vlijmscherp. Nu mag ik er niet meer mee oefenen. Ik
heb nog een half uur. Te vroeg om te gaan. Tijdens het ijsberen en andere vormen van
geestelijke voorbereiding op de koele moord doe ik mijn lenzen in want het is donker en
minbrillen als de mijne nemen licht weg. Ik moet geen hond raken. Bovendien reduceer ik
het aantal reflecties dat Dutroux zou kunnen opvangen. Mijn boog gaat in de mouwen van een
donker overhemd want Dutroux weet heel goed wat een boog is. Zo loop ik in het duister
naar de zusters. Ik arriveer om tien voor acht. Het hek is dicht, de naar het hek
toegekeerde huizen zijn onverlicht. Alleen in de verte op het dak van de kapel straalt het
kruis. TL.
Is daar iemand? Roep ik bescheiden, hopend op een nachtwaker. Niets. Ik spoed mij terug
naar Piet die wellicht als vaste priester van de zusters een sleutel heeft. Piet heeft
zijn hek ook al afgesloten. Al zijn lichten branden, maar hoe ik ook schreeuw, geen Piet.
Vincent. Vincent zegt dat het wel niet zal gaan want er is geen vent en geen bel en de
zusters zitten heel ver van het hek. Dan geef ik het op, zeg ik. Toch ga ik nog even
terug. Het is ��n minuut voor acht. Is daar iemand!!! Hallo!!!
Heel even lijkt het TL-kruis in de verte op de punt van het dak van de kapel te knipperen.
Nog eens. Dutroux. Bij het kruis wacht hij op zijn portie hondebrood. Dan is het acht uur.
Het kruis brandt weer constant. Dutroux is afgedaald.
Vloekend loop ik naar huis. Die voor niets scherpgevijlde pijl kan nu natuurlijk net zo
goed dat overhemd uit. Ik trek. Met een ferme scheur in de mouw kom ik thuis voor mijn
laatste Afrikaanse nacht.
Vrijdag 28 augustus, 1998
Inpakken. Peter en Proviah verschijnen nieuwsgierig. Ze hebben alle tijd. Ik niet meer.
Ik bonjour ze de deur uit en zal straks afscheid komen nemen.
Dan staat ineens Faith voor de deur. Met een student. Ze wou toch even dag komen zeggen.
Vertrek. Blij en bedremmeld haar te zien zet ik koffie van mijn laatste Nescaf� goudmerk
uit Nederland.
Om vier uur vanmiddag moet ik bij de auto zijn die Kees Groenewoud van het vliegveld gaat
ophalen.
Ik heb een lijstje van dingen die moeten gebeuren. Een lijstje! Het is dus al weer mis. Ik
kijk er spijtig naar. In mijn boom landt een grote slanke gele vogel. Hij gaat
kaarsrechtop zitten en kijkt mij aan. Ik moet bijna huilen.
Als ik thuiskom ga ik meteen Veljo bellen. Veljo leert mij parachutezweefvliegen.
Bovendien: Veljo is eigenlijk ook Afrikaan, ook al weet hij het niet en komt hij uit
Sloveni�.
Entebbe, vrijdag 28 augustus 1998
Op weg naar de vertrekkende auto van de afhaler van Kees Groenewoud moet Piet op de
andere weghelft om een man te passeren met een dofzwartgeschilderde doodskist dwars
achterop de bagagedrager van zijn oude fiets. Ik kijk even door het ruitje van de kist, er
ligt nog niets in.
De afhaalchauffeur is Yussuf, garagehouder van het diocees en tevens
handelaar in auto-onderdelen, ingekocht in Dubai. Die komen per vliegtuig, je gaat zelf
naar Dubai om te kopen. De boot is geprobeerd maar dat duurt te lang, vooral de overslag
met die klierende Kenyanen. Hij rijdt in een nieuwe snelle Japanse auto met een liquid
kristal dashbord dat begint te pliengelen als een vliegtuig bij turbulentie als de honderd
gepasseerd is. De verkeersdrempels op de grote weg bij de dorpjes zijn hier zijn gebouwd
op jeeps dus in de eerste schuren we menigmaal met de uitlaat over de grond.
Volgens traditie koop ik op het vliegveld een doos Monte Christos nummer 4, ze zijn
een euro per stuk opgeslagen dus nu duurder dan in Nederland maar dat krijg ik er weer af.
Volgens traditie is Sabena een uur te laat, maar dat mag als je 135 goedkoper bent
en zit ik met een sigaar in mijn hoofd bij een stopcontact mijn dagboek af te maken.
Jeltsin komt hier via de CNN satelliet scherp binnen en roept steeds: Ja niekakda (ik zal
nooit) en dan nog iets, ik laat hem verder. Men host in Kinshasa maar CNN is er nog niet
precies achter wat er te vieren is want als de anchor daarnaar vraagt zegt de man ter
plaatse iets van that is a very good question en dan nog iets.
Stsjoertsjie Man neemt mij als ik afscheid kom
nemen naar zijn achterkantoor. Haalt voor ons en het meisje met de kogeltunnel in de hals
een kouwe cola, pakt een sleutel, opent er een dikke stalen kast mee, haalt er een dik
schrift uit en start een betoog over you white people, hij weet dat wij altijd met
"projects" bezig zijn, ziekenhuizen, kerken en wat niet al. En of hij niet iets
voor ons kon doen want dan kon hij weer eens wat verdienen en dat kon hij dan weer
gebruiken om zelf ook weer wat te verdienen en zo zouden we er allemaal beter van worden,
wat of ik daar van dacht en of ik eens kon vertellen wat ik allemaal deed. Nu ben ik
ineens bang dat hij mij veel te hoog heeft ingeschat en dat zijn vriendelijkheid en
broederliefde wellicht wat bekoelt als ik hem vertel dat ik alleen maar kennis aan het
vergaren ben. Dat mijn wroeterijtjes en handeltjes niet voor de knikkers zijn. Alleen maar
om het spel te leren kennen. Toch zeg ik het, in het midden latend of er niet op lange
termijn iets moois zou kunnen bloeien.
Dit vat Stsjoertsjie Man op als een sein dat hij
niet ver genoeg is gegaan in de uitleg van zijn positie. Ik heb hier in Jinja de tenders
van beide markten en van de taxiparkeerplaats, legt hij uit. Het duurt even voor ik
begrijp wat een tender is. Het is wat wij in de zeventiende eeuw ook hadden: iemand koopt
voor een bepaald bedrag van de gemeente het recht om een jaar lang naar eigen goeddunken
belasting te heffen. De magistraten zijn van het gedonder af en moeten alleen in de gaten
houden of ze niet te weinig vragen. Dat kan door telkenjare biedingen op de tenders te
laten uitbrengen. Hij had ze dus allemaal in Jinja. Alleen de markten al hebben duizenden
kraamhuurders. Hij heeft een hoofdinspecteur en die heeft vier inners. Nu zie ik ineens
dat kast en buitendeur van zijn hokje van onbehoorlijk dik staal zijn. Hij had de tenders
al onder de vorige burgemeester Kafuko. Die was echter geleidelijk zo door zijn achterban
uitgeperst dat hij geen geld meer had voor de reparatie van de wegen zodat hij duidelijk
de verkiezingen zou gaan verliezen. Stsjoertsjie Man had dat zien aankomen en op tijd
v��r de verkiezingen de tegenkandidaat zijn steun aangeboden in ruil voor drie nieuwe
tenders. Zo was alles toch weer goed gekomen. Het valt niet mee om burgemeester te worden
en te blijven in Jinja. Dat brengt wat op, maar het kost ook veel geld. Je moet wel
rekenen en op wat langere termijn rekenen ook nog. Dat is in Afrika een exorbitante eis.
Ze verslikken zich en komen dan bij Stsjoertsjie Man lenen en daar doet hij nooit moeilijk
over als er wat tegenover staat.
Ik zeg dat het goed is dat hij me dit vertelt want nu kan ik er thuis eens mijn gedachten
over laten gaan.
Dat lijkt hem een goed idee.
Nu gaan we bidden, stelt hij voor.
Dat lijkt mij een prima idee.
Wij vouwen de handen en daar gaat hij.
God, ik bid voor mij broer Bert, dat hij veilig thuis zal komen, dat het hem goed zal
gaan, dat wij een vruchtbare vriendschap zullen hebben enzovoort enzovoort enzovoort en zo
gaat hij nog een flinke tijd door, amen.
Ik bid: God, ik weet dat mijn vriend Peter hier veel problemen primadelux op zijn eentje
kan oplossen, maar mocht het nu toch gebeuren dat hij door een of andere omstandigheid
ondanks alles uw hulp toch een beetje nodig heeft, geeft u dat dan alstublieft en maak dat
ik hem in goede gezondheid en welvaart in december hier weer achter zijn
horlogereparatiekastje aantref, amen halleluja.