Derde reis, december 1998

waarin aan mij plannen ontspruiten als paddestoelen.


Jinja Rubaga, naast Bert, zondag 20 december 1998

Vrijdag kwam ik in de ochtend aan met een dure BA-vlucht via Londen, de rest zat vol want iedereen schijnt tegen kerst naar Uganda te willen. Zware veiligheid, want de British van British Airways zijn even aan het schieten op Saddam Hussein en die schijnt wel eens iets terug te doen. Er zaten veel safarigangers in, die vreemd keken toen ik zei dat ik nu voor de vijfde keer voor vele weken lang naar Uganda ging en nooit verder ben gekomen dan een doodgereden slang en een niet gevangen aap. Dat de rest van mijn safari-ervaring thuis op Discovery Channel plaats had gevonden, wat nu ook niet meer kan omdat dit kanaal de dieren achter een scrambler (Animal Channel of zoiets) heeft gezet, net als de ontwikkelingslanden voor de nog net niet door hen uitgeroeide dieren een slagboom planten met een kerel met een pet op en met dure kaartjes. De bijna door ons uitgeroeide dieren drijven dus zelfs de prijzen van de vliegtickets op. Wat ze er zelf van krijgen is peanuts (letterlijk meestal). Maar goed, hoe duurder des te minder toeristen er heen gaan en dat scheelt in ieder geval weer luchtvervuiling en broeikas effect. Ook wordt wel eens vergeten dat van toeristengeld geweren worden gekocht waarmee helaas niet alleen maar mensen, doch vaak ook dieren worden doodgeschoten. Voer voor ethici, al met al, gelukkig dat dat mijn vak niet is, wie zou er in de schoenen van een ethicus willen staan? Met het mes van je werkgever op je borst?
Ik heb wat spullen bij me voor Piet die bestolen is. Father Joseph had de vent zien lopen.
Are you a thief? had hij volgens Piet gevraagd.
Of course not! Was het antwoord geweest.
Father Josef had de boerebedrieger laten lopen.
Piet had niets van Grace’s artikeltje over mijn onderzoek gevonden in de New Vision, wist ik al. En die spelt hem. Nou ja, BBC World Service was toch eigenlijk ook veel mooier. Ik concludeer dat mijn gedoe voorshands westerlingen meer aanspreekt dan Afrikanen.
De Sheratonbus (een nieuwe, zonder kogelgaten) vervoert mij zoals altijd gratis vijftig kilometer naar Sheraton Kampala, waar ik beleefd het aanbod voor het wegbrengen van mijn koffer afsla en er zelf mee bij de koffie ga zitten. Een buikige neger komt naar mijn tafel en vraagt, op een toon alsof ik er gloeiend bij was: "Are you going to check in?".
Ik leg hem uit dat ik dat normaal wel doe, maar dat ik nu met de dure nachtvlucht ben gekomen en orders afwacht. Mocht ik niet inchecken dan wil ik wel vergoeden. Ik schiet een Italiaan aan wiens mobile schijnt te werken en vraag hem zijn provider, want ik had ze bij de Nijldam met die dingen zien lopen en er, onder het motto je weet nooit, zelf maar een gekocht. Onze PTT vindt roaming met Uganda niet nodig, die stunten liever met gratis videofilms voor als je hun abonnement neemt.
Deze manipulaties met mobiles lijken mij voldoende om Mr Are-You-Going-To-Check-In bij mijn tafeltje te roepen, mede te delen dat er niet zal worden ingecheckt en dat ik hem de bus wel wil vergoeden.
Dat wordt dan 20 euro, zegt hij tevreden.
Of hij een haartje belazerd is, vraag ik, 6 piek kan hij krijgen.
Doe 9, zegt hij. Nee, zeg ik.
Hij loopt weg en komt terug.
Aan de balie gaat het je echt 20 kosten, fluistert hij, doe nou toch 9.
Ik vertel hem dat ik straks wel direct met de balie praat.
Hij loopt onrustig naar de balie en terug.
Na een half uurtje heb ik mijn koffie op en tijg naar de balie. Ik wil mijn verhaal uitleggen aan een dame.
Er loopt een mij volstrekt onbekende ober heen die "mijn" verhaal gaat staan te vertellen.
Aha! Mr Are-You-Going-To-Check-In heeft geen eigen toegang tot de balie!
Ik vraag de ober beleefd of hij even heel snel zijn mond wil houden omdat hij geheel niet op de hoogte behoort te zijn.
Ik moet naar de caissière, vindt het baliemeisje.
Die blijkt ook al in het complot te zitten, want ze schrijft een kwitantie van 20 euro.
Ik vertel haar dat ik hoogstens veertien betaal en als ze meer willen zijn ze mij als klant kwijt en mij niet alleen.
Dat wordt iets voor de manager, vindt ze.
Die vraagt mijn naam, vindt mij in het bestand en zegt: de rit was gratis voor u.
Ik schud warme handen, loop bij de uitgang langs Mr Are-You-Going-To-Check-In en zeg in het voorbijgaan onbegrijpend hoofdschuddend It’s free!.
I told you! antwoordt hij mij, bleek wegtrekkend (en dan moet er wat gebeuren bij een neger).
Ik vermoed dat dit het einde van zijn free-lance arbeid bij Sheraton had kunnen zijn als ik had gewild en ik bespeur vagelijk de wens daaraan bij te dragen, maar hij is net niet sterk genoeg: ik moet immers een SIM kaartje voor mijn mobile scoren bij Celtel, Jinja Road roundabout, zoals de Italiaan mij had aangeraden. Dan kan ik overal ineens met iedereen bellen. In Uganda! Je gelooft toch niet dan het kan! Ik vraag de weg aan een duidelijk van hier komend meisje, die evenwel op haar zeventiende naar de Verenigde Staten bleek te zijn gegaan, daar informatica had gestudeerd, bij een bank daar werkte en vorige week voor het eerst na een jaar of vijftien eens terug was gekomen, morgen weer naar huis. Ze wist Jinja Road roundabout en liep mee in de voor haar omgekeerde richting.
Wat of ik hier nou van dacht, hoe is dit mogelijk dat die mensen zo denken en leven, wat kun je er aan doen, alles kwam in sneltreinvaart voorbij want ze had Maslow en Adam Smith gelezen, ja ik ook, jij ook?, hoe is het mogelijk en wat denk je dan van... er was hier niemand geweest deze week die haar indrukken en vragen had begrepen.
Ik bied een colaatje aan.
Nee die is voor haar.
Als ik het splinternieuwe luxe kantoor van Celtel verlaat, heb ik een telefoon op zak die werkt in Kampala, Jinja, Iganga en op de hele weg er tussen. Maar mijn mobile is nieuw, ik heb nog nooit zo'n diong gehad want ik ben niet graag bereikbaar, en ik moet dus de gebruiksaanwijzing nog lezen. Als ik bij Piet aankom heeft die ook al zo’n ding op tafel liggen. Onze heuvel is het steunpunt. Naast de roestige legerradar, vijfhonderd meter van ons huis, staat een glimmende roodverlichte mast, het signaal is overweldigend, ik kan bellen, voicemail aanzetten, e-mailen en internetten en mijn SIM kaartje was zo goedkoop omdat Celtel net een Zuid-Afrikaanse concurrent (MtN) had gekregen die minder dan de helft vroeg. De in mijn prijslijst doorgestreepte prijzen liegen er niet om en de aansluitkosten van 125 euro mocht ik ook houden. Samen met de besparing bij Mr Are-You-Going-To-Check-In sta ik dus nu op 150 euro, als ik 30 euro van de private hire taxi naar Jinja, die iedere blanke die bij zijn verstand is neemt met al zijn reisbagage, door mij bespaard met een busrit van één veertig, nog niet meereken en ik loop hier nog geen dag rond.
De Ugandese PTT, Uganda Telephone is geschrokken van dit mobiel commercieel geweld en werkt nu uit pure paniek de hele dag perfect. Een voorbeeld voor KPN Telecom. Vroeger kreeg je hier, als je geen vrienden had bij Uganda Telephone, overdag gewoon geen kiestoon. Dutroux is spoorloos en Uganda is geen apeland meer. Een historisch moment, zouden ze bij CNN zeggen en die hebben er verstand van want die vinden er elke dag wel een paar. Laatst was er zelfs al een "incredibly historical moment" op CNN.
Mijn vader wil na een kort gesprekje gauw neerleggen want dit lijkt hem erg duur, maar ik denk niet dat ik de rest van mijn huidige verblijf zal verbellen wat ik vandaag al bespaard heb (die idiote prijs vorige keer bij Sabena voor overgewicht van het volledige kaaswiel, dat ik toen waarschijnlijk simpel als handbagage het vliegtuig binnen had kunnen dragen zou er eerlijk gezegd eerst nog af moeten, waarna er nog weinig over zou zijn, maar dat was vorige keer, nietwaar?).
Mijn huis is deze keer, zoals ik het meteen noem, naast Bert. Het is het aangebouwde tweelinghuis van de familie Kafuko met hun naar mij genoemde jonge hond Bert (zie dagboek 10 augustus 1998), onder leiding van Piet gereinigd en hersteld. De lampen werken, de douche is nu zelfs warm. Had ook al lakens en slopen voor me gekocht, de schat. Ik zijg neer op mijn veranda met koffie en Cubasigaar en reeds na enkele trekjes droom ik ervan om hier in dit huis gehuwd met Proviah en Grace met immer stijgend kindertal en mensen te over om er voor te zorgen als ik daar even geen zin in heb in vrede de rest van mijn leven te leiden. Als anderen voeren en strontruimen dan ben ik wel de leraar kietelen en natuurkunde.
De reis hiernaartoe zal gaan met het tot minicampertje om te bouwen robuuste bestelautootje dat ik net voor het zweefzeilen heb besteld, met een aanhangwagentje voor de boeken, parapente met propellermotortje en wat andere bagage, natuurlijk met Stsjoertsjie Man, die ik invlieg uit Uganda. Blaffertjes kopen zodra we op Afrikaans grondgebied zijn en joekelen maar. Zelf nu snel cursus automonteur volgen. Op onze auto schilderen we "Allah is groot" (in Arabisch schrift) en "God Be With You, Especially If You Are Against Us"

Nou, zo kan die wel weer. Hoewel, dit idee heb ik uitgevoerd, een A4’tje bij Piet uitgeprint met tien maal

God be with you
especially if you are against me

erop. Die heb ik op mijn hek, mijn deur en voor al mijn ramen geplakt. Piet was er ook van gecharmeerd en knipte er eentje af voor zijn eigen deur. Want het wordt weer kerstmis dus we hebben allemaal dringend geld nodig en dat betekent niet alleen een tijdelijke scherpe inflatie op de markt en meer en hardnekkiger pogingen tot bekeuren door het politiekorps, maar ook meer inbraken en diefstallen, verzekerde Proviah mij, inmiddels voor de kerst terug uit Kampala. En de boeven zijn hier stikstapelgek, ze schieten je kapot voor een tandeborstel.
Ik heb nu een grote hoektuin met vijftig meter grens aan de openbare weg, met een goed hek, dat wel. Toch staan nu in mijn slaapkamer een op de markt gekochte boog met vier scherpe pijlen en een splinternieuw hakmes van de soort dat bij de genocide in Rwanda zo populair was naast mijn bed. Dit wegens mijn wellicht wat onverstandige ambitie om bij onraad niet slechts het vege lijf, maar ook mijn laptop, videocamera, recordvoorraad dollars (verborgen in de oven van het elektrische fornuis onder de plaat waar zich ook het gloei-element bevindt, dus de knop van de oven voor de veiligheid in het keukenkastje gelegd) en mobile te redden. Laten we wel wezen, zo is Proviah’s vader hiernaast onder de zoden geraakt. Hoewel je in dit land leert dat goede relaties belangrijker zijn dan spullen moet je natuurlijk wel bereid zijn terug te switchen op je oude Europese materialisme bij geteisem dat daar stiekem toch anders over denkt en dat zijn er nogal wat.

Proviah. Ik hoorde haar al in de tuin bij de buren en vrij snel hoorde ik haar hun piepende buitenhek openen op weg naar mij. Big smile, rastastaartjes verruild voor strak achterover in knoetje. Het bekende vasthouden en wangschurken. Oei wat is het toch een scharminkeltje, wou ik daar in mijn droom van gisteren op het terras vader bij worden? Ze knapt gewoon als een ballon. Maar wel hééééél lief. Ga zitten. En daar is het weer. Die volslagen onduidelijkheid. Het voelt aan of ze louter uit nieuwsgierigheid komt, als een peuter die bij de buren de tuin in loopt, puur om te kijken hoe het er daar uitziet. En wie weet een koekje. Je merkt absoluut geen bijzonder aangetrokken zijn. Maar de nice tall man is duidelijk heel belangrijk. Als mijn brieven niet snel aankwamen was het meteen paniek en kreeg ik smeekbrieven om toch alsjeblieft te antwoorden. Ze leest ook graag romantische boeken met op het voorkaft sterke intelligente mannen die smachtende hulpeloze vrouwen in hun armen door brandende bossen in veiligheid brengen, heb ik gezien. Geen vader gehad? Of is er een andere reden. Het is er maar je voelt er niets van. Alsof, ja alsof je mobile geen signaal krijgt van het netwerk. Maar ondertussen zit ze er wel. En ze wil koffie. Maar eerst vergeet ik de hoofdschakelaar van het fornuis aan te zetten –blijft toch ook een waagstuk met al die dollars onder in de oven- en dan duurt het te lang. Eerst naar huis. Later komt ze weer terug met Alex, het jongste broertje. Die monstert mijn laptop. Spelletjes? Nee ik niet. Wel de hele Encyclopedia Britannica. Dertig dikke boeken? Dertig dikke boeken, met plaatjes en geluiden. Op dat schijfje? Nee het zijn er twee, maar ik weet niet waarom, volgens mij zou het op één moeten kunnen.
Ik vraag precies de namen van alle negen kinderen. Sommigen hebben een tweede naam, of ze dan geen Kafuko meer heten, lichte aarzeling, jawel, dat mag je er ook nog bij zeggen. Matthias alias Kiganda, de maker van mijn ladder, is kennelijk pleegzoon en het Stille Stuk dat Carol blijkt te heten komt ook niet in de lijst voor en woont weer elders. Grace blijkt tweede kind, ouder dan Evelyn! Nou ja zeg, wie had dat gedacht. Dan moet ze tweede helft twintig zijn. De telefoonnummers zijn in de schrik van Uganda Telephone uitgebreid met een cijfer. Wat is hun nieuwe nummer? Ze weten het niet. Hun oude dan? Weten ze ook niet. Dit blijkt later verlegenheid: hun telefoon is kapot, zeggen ze. Bedoeld wordt denk ik: afgesloten.
Mijn laptop speelt een CD. Is dat jazz? Nee Hindemith. Die luisterde trouwens graag naar jazz. Mijn laptopscherm, altaar van de westerse beschaving, wordt zeker een half uur lang nauwelijks uit het oog verloren. Dan gaan we met de blokraan en de blokfluit aan de gang. Alex oefent tot Proviah er genoeg van heeft. Ze drinken vrij slappe koffie die ze toch nog te sterk vinden. Extra suiker. Tenslotte mijn Zwitserse legermes (dikste versie). Schroevedraaier blikopener schroevedraaier flesopener kruiskopschroevedraaier loep tang schaar vishaak zaag vijl groot mes klein mes minischroevedraaier kurketrekker beiteltje trekhaak leernaald pen tandestoker pincet bedankt voor de koffie, welterusten.

Mijn keuken heeft een deur naar de veranda aan de voortuin, dus daar ontbijt ik. De tuin is van tien bij tien, daarachter loopt onzichtbaar achter de heg de kleiweg, die om mijn tuin de doodlopende zijtak "Mwangu Close" naar Piet heeft. Ik zie daarachter minstens tien schitterende grote bomen. Ze staan verspreid. Sommige zijn tot zeker twintig meter hoog en geen twee zijn van dezelfde soort. Daartussen vliegen de witte vogels die ik midi-ooievaars noem, maar aigrettes heten, achternagezeten door zwartwitte krassende kraaien, een stuk of zes wat ik noem harenden, want ze zitten tussen havik en arend, door de kraaien wijselijk met rust gelaten. Tenslotte vliegt er een keur van soorten piepklein glanzendgekleurde door mij zogenoemde piepvogeltjes, want je moet op slot (een West-Friese term, pas geleerd van Piet) de verfijning van de nomenclatuur ook niet overdrijven, al maak ik voor de kolibrie een uitzondering. Af en toe landt er een marabu op mijn dak, een jumbo-ooievaar, die dan luid met zijn lompe poten over het blikken golfplaat gaat klossen. De harenden en marabus genieten mijn bijzondere belangstelling nu ik zelf, op een examenvlucht na, mijn A-brevet parapente zweefzeilen heb. Mijn scherm gaat 7 meter vooruit op een meter zakken, het "glijgetal" 7. Gaarne had ik van de marabus en harenden hun glijgetal vernomen. Ik zal het ooit wel ergens in een boekje vinden. Ik vind mezelf een kilo of 8 te zwaar voor het vliegen. Dat is ook iets waar thermiekvogels kaas van hebben gegeten, afvallen en aankomen. Er zijn er heel wat die in het voorjaar zo’n 8000 km noordwaarts zweven en in de herfst terug. Zweefvliegen. Dus niet "slaan" met je vleugels. Op hun broedplek eten ze zich dik, tegen de aanvang van de trek zijn ze weer mager van het jongen voeren en de vliegles. Dat is niet om hun glijgetal te verhogen, want die hangt alleen van je vorm in de lucht af, niet van je gewicht. Als je lichter bent daal je met precies dezelfde "schuinte", alleen langzamer. Staat in de theorie. Maar als thermiekvogel moet je je gewrichten in de vleugelspreidstand "op slot" zetten, zoals mensen hun knieën op slot zetten als ze ergens lang staan te wachten: doorbuigen tot het gewricht de strek stuit en daarop leunen. Misschien niet leuk als je zwaar bent en naar Egypte moet. Ook bij de start, vooral in laagland, is overgewicht niet leuk: je moet toch eerst gauw een paar honderd meter omhoog klapwieken vóór je een beetje een jofele thermiekbel hebt, tenzij er een fabrieksschoorsteen in de buurt is, maar dat is weer niet zo gezond.
Voor mij is het voordeel van afvallen is ook voornamelijk bij het berg opklimmen vóór ik ga vliegen. Je moet overigens ook niet te licht zijn, want de voortstuwingscomponent wordt ook door je gewicht bepaald. Word je te licht dan kom je niet meer vooruit, je gaat dwarrelen als een herfstblaadje.
Maar dat is nog niet alles wat ze kunnen, die vogels. Ik heb uitgebreid meteorologie moeten leren en kan weerkaarten downloaden van het internet, met de windrichtingen nog op verschillende hoogten ook. Maar die vogels worden op de trek ‘s ochtends wakker (of er nachtvluchten zijn is zelfs nog onbekend –onbekend bij de mens, bedoel ik natuurlijk) en dan valt een beslissing over vertrek ja of nee, de koers, het zoeken van de thermiek, het bereiken van de optimale hoogte enfin, ik weet nu hoe moeilijk het is. En dat doen ze zonder weerbericht. Verkeersvliegers worden wel eens boven of onder ingehaald door een zwerm vogels die beter weet waar de snelste kern van de straalstroom zit. Ik overweeg een tamme arend om achteraan te vliegen, kippebotjes in de rugzak. Als die glijgetal 12 heeft moet ik hem wel zo ver krijgen dat hij netjes bij me komt met mijn 7, als hij een standje verdiend. Anders zie ik hem nooit meer terug.

Jinja Rubaga, naast Bert, maandag 21 december 1998

Stsjoertsjie Man komt vandaag als eerste contact aan de beurt, hij is gewoon niet te vermijden, ik had zaterdag mijn fiets al bij hem moeten stallen bij marktbezoek, waarbij ik hem vast snel het fototoestel in de handen drukte. Wij spreken af: maandag zes uur naar het café. De horlogeman zit op zijn plek, met zijn hele hofhouding van vaste staf van oude mannen en jonge schurken tuk op een betaald klusje. Eén gluiperig brutaaltje geeft mij onder stoere grappen een hand en vraagt of ik hem niet mijn pet kan geven, ik ben toch zijn vriend, ik heb hem bij mijn vorige bezoek ook al gezien.
Een vriend? Vraag ik Stsjoertsjie Man.
Dat probeert hij, zegt Stsjoertsjie Man, maar het is nog niet gelukt.
Het schurkje lacht als een boer die kiespijn heeft en blijft wachten of er misschien voor het donker nog een klusje loskomt. Dit is de Jinjanese leerschool voor wie vooruit wil in het leven. Brutaaltje heeft het nog niet helemaal in de gaten, de lichamelijke spierballen heeft hij al wel, nu de geest nog.
Ik word door de winkel (voorheen van de inmiddels vertrokken Indiër) naar achteren geleid, naar zijn gepantserde kantoortje. Ik krijg een kouwe cola, hij verdwijnt en komt terug met een man met net zo’n ronde hoofdvorm en bruintint als hij, ook een Musamia (een stam aan het Victoriameer rond de Uganda-Kenyagrens): Kenneth.
Stsjoertsjie Man neemt het woord en nu besef ik ineens dat hij dat heel vaak doet. Dan gaat hij niet gewoon iets zeggen, nee, hij neemt het woord. In dat geval is er sprake van het geven van informatie die ook een procedurele of formele functie heeft. Hij doet het zelfs onder vier ogen. In dit geval gaat het zo: Mijn broer Hamminga! Ik heb deze man speciaal voor vanavond vroeger uit Tororo laten komen omdat ik wist dat jij zou komen. Deze man is Kenneth en hij is mijn broer, van hart tot hart (hij legt zijn rechterhand even op zijn hart). En omdat jullie nu allebei mijn broers zijn wilde ik dat jullie elkaar zouden leren kennen. Dan heb ik nog een broer Alex, die op een eiland in het meer woont en daar ben je uitgenodigd. En, vervolgt hij tegen Kenneth, broer Hamminga (waarom niet Bert, dat weet ik niet, misschien denkt hij nu dat Hamminga mijn voornaam is) heeft mij een cadeau gegeven en gezegd dat ik het pas nu uit moet pakken (misverstand) dus dat gaan we nu doen (het elastiek zat er al anders om) en dan kan hij mij uitleggen hoe het werkt. Wij pakken in de schemer van de halfdefecte TL het fototoestel uit, hij vindt als horlogemaker (meest kwartshorloges) de batterijkamer en laadrichting natuurlijk veel eerder dan ik en tevreden kopen we een filmpje. Op het straatterras van het café maken we foto’s: Stsjoertsjie Man, brother Hamminga, Kenneth, Stsjoertsjie Man met brother Hamminga, Stsjoertsjie Man met Kenneth, brother Hamminga met Kenneth. Ondertussen flitst er een eigenaardig joelende meute bodaboda-fietsers zonder passagiers voorbij.
Dat haalt hij niet, zegt Stsjoertsjie Man hoofdschuddend. Hij diagnosticeert de situatie als de achtervolging van een fietsendief.
Wat of ze met hem gaan doen, vraag ik.
Aftuigen en in de berm laten sterven, zegt Stsjoertsjie Man. Honderdvijftig meter voorbij ons tafeltje, goddank buiten ons zicht, wordt diefmans op grond van de houd-de-dief-gil der spurtende bodaboda’ers afgestopt. Het voltallige publiek van Main Street komt breed grijnzend in opgetogen stemming aangerend in die speciale renpas die nodig is om de teenslippers niet te verliezen. Tot jonge moeders toe, inclusief brede grijns, met hoge snelheid, de baby van de rug gehaald en schuddend voor zich met gestrekte armen in de handen.
Een jongetje komt terug met een fiets waarvan het achterwiel geblokkeerd is.
Ging het om jouw fiets? Vraagt Stsjoertsjie Man in het Lusoga.
Ja dit was hem.
Voor geen enkele klus krijg je zoveel bodaboda’ers gratis in opwinding.
Een kwartier later komt er een politie-Landrover.
Kenneth doet er wat verontwaardigd over. Wat willen die nou nog.
Misschien leeft hij nog, oppert Stsjoertsjie Man en, zegt hij plechtig, de politie waakt over het leven van iedereen, ook van de criminelen (Stsjoertsjie Man is jarenlang politieman geweest). Toch vindt ook Stsjoertsjie Man dit de beste methode van het terugwinnen van gestolen waar en misdaadbestrijding. Ga je met zo’n man naar de politie dan heb je kans dat hij meteen weer vrij rondloopt en je fiets gaat voor een half jaar als bewijsmateriaal achter slot zonder vergoeding.
De Ethiopische weldoener van Stsjoertsjie Man heeft, wordt mij nu medegedeeld, land voor mij te koop tussen Jinja en de Rubaga heuvel.
Niets voor mij, ik wil aan het water, als ik een belangstellende weet zal ik die wel naar je toesturen, zeg ik afwerend en behulpzaam. Maar hoe gaan we naar Alex?
Boot met aanhangmotor, zegt Stsjoertsjie Man. Hij bekent dat hij er wat schrik van heeft want hij kan niet zwemmen!
Nu vraag ik mij in stilte af wat een militaire opleiding in Uganda inhoudt. Of moet ik er rekening mee gaan houden dat Stsjoertsjie Man’s "militaire opleiding" fantasie is?
Ik zorg voor een zwemvest, zeg ik (toeristen doen aan rafting op de Nijl en het meisje van het betreffende bureau voor toerisme is altijd heel belangstellend en aardig tegen mij, in stilte neem ik mij voor om, de gemiddelde kwaliteit van de vloot hier in ogenschouw genomen hebbende, er voor mezelf ook een te huren en mijn hakmes mee te nemen voor zwemmend ongedierte, lenzen in en duikbril…verdomme vergeten, nou ja boem is ho, ik heb geen kinderen).

‘s Middags zit men in de keuken van het bisschopshuis te bridgen. De bisschop is in de tuin, wordt mij verteld. Ik tijg de keukendeur uit en tref de bisschop verdiept in het één voor één wieden van een hele rij plantenpotjes. "Verdiept" is zacht uitgedrukt. Ik vermoed dat belangrijke spirituele contacten van hem via zijn planten lopen. Het voelt in ieder geval aan alsof hij in gesprek is. Beleefd blijf ik daarom op acht meter staan, wachtend tot zij zullen hebben opgehangen, zal ik maar zeggen. Bij het vijfde potje krijg ik spijt dat ik niet voorzichtiger heb gekeken vóór ik in de tuin op hem af ging. Ik wil eigenlijk terug maar dat durf ik niet want dan zul je net hebben dat zij ineens ophangen en mij zien.
Bij het zesde potje zet ik nog maar eens een luidruchtige stap en wordt hartelijk welkom geheten. Zij kennen mijn naam nu en hebben mijn stukje over mijn onderzoek gelezen. Hadden zij heel aardig gevonden. Ik word meegenomen voor een cola en krijg een boek van Ali A. Mazrui. Veel plaatjes, een nevenproduct van een TV-serie die heel mooi moet zijn.
Thuis begin ik te lezen: Karamojong (Uganda), Maasai, Turkana (Kenya), Bareg (Tanzania): vee eet men bij hongersnood niet op, men verkoopt ook niet. Het sterft desnoods van de honger. Vee is letterlijk huisgenoot en teken van waardigheid. Ook in Uganda slapen de kippen in de hut bij de mensen. De haan is de wekker. Dat weet ik van Kanyike.
Gikuyu: toen begin deze eeuw de blanken kwamen (met hun hutbelasting om geld nodig te maken en zo mensen naar een baas te schoppen etc zoals beschreven), wilden deze traditionele landbouwers best landbouwproducten voor de markt gaan maken. Konden zij met dat geld weer leuke spulletjes kopen, dat wilden ze best, het leek hun wel wat, die handel, markten en zo: spannend en nieuw. Maar nee, dat was niet de bedoeling, vriendelijk bedankt, zeiden de blanke administrateurs na een deugdelijke lobby van de blanke boeren.
Nou, dan niet.
Is dat wat ze tegenwoordig selectieve groei noemen? Wat zou die Oxford professor G.J. Brown, ervan vinden, je weet wel (zie dagboek 26 augustus 1998) die keurige Engelse meneer die in zijn "The African Labourer, Oxford University Press" schreef: "Het grootste deel van de wereldbevolking moet hard werken voor zijn bestaan en er is geen reden waarom de generositeit van een overvloedige natuur een excuus zou zijn voor de Afrikaan om zich daaraan te onttrekken, werken is weldadig voor ieder en als de zwarte mens zich wil verheffen boven zijn huidige niveau dan moet hij aangemoedigd worden, zonodig met lichte druk, om zich wat te gaan inspannen en een hoger niveau van bestaan te bereiken.". Inspanning is welkom meneer de Gikuyu, maar concurrentie, nee bedankt. Het is niet de bedoeling dat u ondernemer wordt, u bent de neger en wij zijn de ondernemers. Komt u maar bij ons op de plantage werken, dan kunt u met onze rupees uw hutbelasting betalen.
Er blijkt nogal wat wrijving te zijn geweest tussen de blanke boeren en de blanke regeringscommissarissen van de Imperial British East Africa Company, die graag concurrentie van Gikuyus tegen blanke boeren wilden om de inkoopsprijzen der koloniale waren wat te drukken. Daarom hielden zij blanke vestiging in Kenya beperkt, en in Uganda al helemaal.
Afrika! Mijn koortsblaar, dessert van mijn Hollandse herfstverkoudheid, is van louter zonnevreugde dwars door mijn medische crême gesprongen.
Als Piet ’s avonds het hek dicht had kwam ik er vroeger niet meer in, want hij hoort niets, daar is geen bel. Maar nu…een GSM belletje en ik zit aan de koffie. Vanmiddag gaan we blokfluiten bij Gaby, repetitie voor de kerstmis, ja, ja …Uit pure GSM luxe (Gaby ook?, ja, Gaby ook), zijn de afspraken al drie keer veranderd.
De GSM revolutie in Afrika. Dat wordt over een tijdje een mooi proefschriftonderwerp voor een Nederlandse promovendus. Misschien mag hij wel wat gegevens van de centrale om zijn verhaal onleesbaar mee te maken.

Jinja Rubaga, naast Bert, donderdag 24 december 1998

Grace zit als bekend op een school voor journalistiek in Mwanza, aan de Zuidoever van het Victoriameer in Tanzania. De school heet nu "universiteit". Het leek die leraren kennelijk wel wat om allemaal Prahhfesser te worden: de "St. Augustine University" heet men nu trots, want men weet wel wat voor namen de katholieke subsidiegevers graag in hun rapporten hebben staan. De westerse katholieke stichting Misereor betaalt 90% van de studiebeurzen van 4000 euro per jaar, dus, mag je aannemen, ook 90% van het inkomen van deze nu sjiek geworden instelling. Maar Misereor vindt nu dat de nieuwe lichtingen minder schoolgeld (1600 euro minder) moeten gaan betalen. Daar moeten de Tanzaniaanse bisschoppen die de gloednieuwe universiteit besturen even aan wennen (hoe de voor Afrikaanse begrippen astronomische 4000 euro per jaar door Misereor in the first place als een normale schoolfee kan zijn voorgekomen is mij al onbegrijpelijk). Hoe dan ook: de nieuwe eerstejaars krijgen van Misereor nog maar 2400. De heren bisschoppen, kennelijk inmiddels aan het geld gewend, hebben nu twee dingen bedacht: 1. De buitenlandse (niet-Tanzaniaanse) eerstejaars moeten zelf de "resterende" 1600 bijbetalen. Maar omdat er dan wel minder zullen komen (geeneen denk ik zelfs) is er nog iets nieuws bedacht: 2. Buitenlandse ouderejaars moeten ook ergens hun "tekort" van 1600 aanvullen. Dat is helemaal aardig want voor hen betaalt Misereor als vanouds de volle 4000. Tot deze categorie behoort Grace en Grace zou Grace niet zijn als ze er niet achter gekomen was dat voor haar en andere buitenlandse ouderejaars door Misereor gewoon 4000 euro is betaald, terwijl de school haar, na haar aanvankelijke weigering, onder druk voor ontvangst van slechts 2400 heeft laten tekenen. In de schoolkrant (editor in chief: Grace Babirye) wordt over de zaak gediscussieerd en een lid van het Universiteitsbestuur zendt een brief in waarin hij stelt dat deze discussie in strijd is met het schoolreglement (met andere woorden, censuur dreigt), dat studenten niet zelf contact op moeten nemen met Misereor, want dat is een delicate zaak die aan het bestuur overgelaten moet worden en last but not least dat de protesterende studenten gesteund worden door destructieve buitenlandse krachten. De zaak is duidelijk: de bisschoppen hebben evenveel keren 1600 in hun pij gestoken als er ouderejaars buitenlandse studenten op de kersverse "universiteit" zitten. De dommen onder hen breken nu de opleiding af, ze hebben er slechts tijd verspild, de slimmen, zoals Grace, vinden een andere school en een invloedrijke carrière waarin haar verhaal de reputatie die deze journalistenschool vroeger had als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. En wat doet Misereor? Ik weet niet hoe die denken, maar ik zou in hun plaats niet veel zin hebben in het subsidiëren van "studenten" terwijl zeker 40% van de subsidie voor onduidelijke zaken wordt aangewend en de studenten die 40% zelf nog eens voor de tweede keer moeten betalen, doch zonder contact te zoeken met subsidiënten, want dat mag niet van hun "universiteit".
Je bent toch van een blanke bisschop, zeiden ze tegen Grace. Nou dan!
Kortom, die bisschoppen zijn wat in beslag genomen door de korte termijn, ze denken snel aan geld te komen. Dat de geldstroom op die manier geen veelbelovende toekomst heeft, dat studenten verdwijnen omdat ze het niet meer kunnen betalen, studenten wie de schandalen ter ore komt afzeggen en subsidiegevers argwaan krijgen, dat is toekomst. En over de toekomst haalt men in Afrika de schouders op. Allemaal speculatie, allemaal bedenksels. Wie zegt dat het zo zal gaan? Er kan toch van alles gebeuren in de wereld? Daar kun je toch hier in het nu geen rekening mee gaan houden? Wie iets aan ziet komen moet er, als het nog in de verte is, niet over beginnen, want voor zulke dingen is in Afrika geen publiek.
Als vanzelf komen de argumenten in mijn hoofd op in de vorm van een soort brief zoals je die in Nederland als "verontwaardigd burger" in zo’n geval zou schrijven. Verbaasd over de volstrekte nutteloosheid van deze mij bekruipende westerse denkreflexen vraag ik Grace wat ze nu gaat doen.
Grace gaat gewoon begin januari weer naar school en wacht tot ze er afgeschopt wordt. Dat kost hen immers toch geld en deze korte termijngraaiers zouden dus wel eens iets kunnen verzinnen om hun gezicht te redden en toch het Misereorgeld voor Grace op te strijken. Of ik ondertussen eens kan kijken wat er in geval van nood in Engeland of Frankrijk te versieren is.
Verbeter de wereld begin bij uzelf. Zo werkt dat. Hit and Run, stay covered, don’t call us we’ll call you, onderdoor is altijd beter dan overheen, als je stil bent schiet je gauwer iets enz enz. Volstrekt duidelijk maar onbegrijpelijk voor filosofen. Voor westerse filosofen dan. Die gaan gewoon in het wilde weg iets beweren. Brandstapelambities.
Ik denk aan Admiraaltje, Zedelijk en De Secretaris die thuis alle bavianen tegen mij aan het mobiliseren zijn, zoals dat hier in Afrika heel normaal is: samen sta je sterk en win je tegen de enkeling. Als ik aan zo’n Tanzaniaanse universiteit zou werken en daar met zo’n Secretaris, Admiraaltje en Zedelijk te maken zou hebben dan was het nu voor mij netwerken geblazen. Zoeken wie er nog meer een appeltje met ze te schillen heeft. Zoeken welke appeltjes ze onderling nog te schillen hebben om de één tegen de ander uit te spelen. Zedelijk is eigenlijk geen partij. Hij begrijpt niet waar de anderen mee bezig zijn en doet zonder enig benul braaf wat hem gezegd wordt. Admiraaltje gromt tegen een vage angstwekkende voor hem niet thuis te brengen duistere schaduw. De Secretaris is wel een beetje een bavianenverzamelaar, daarom ook daar de meeste interessante tegenstander, maar in Tanzania zou hij niet mee kunnen komen.
Ik overweeg thuis toch wat Afrikaanser bezig te gaan, maar ik zie er van af. Nee, ik ga toch geen legertje op de been brengen in de academische wereld. Het aardige van de zaak is immers juist dat Nederland een moderne westerse rechtsstaat is, model voor de hele wereld, vindt men er zelf, waar recht en argument de doorslag geven en aankomende rechters allemaal filosofie in hun opleiding krijgen, zelfs aan mijn universiteit. Als ik in Nederland mijn eigen legertje zou verzamelen zou mijn experiment met de rechtsstaat voorbij zijn, dus blijf ik daar voor Afrikaanse begrippen oliedom bezig: ik argumenteer. De Alva Universiteit is mijn filosofisch experiment.

Jinja Rubaga, naast Bert, vrijdag 25 december 1998

Ik vind in het boek van Mazrui een prachtige gravure van Gustave Doré uit Milton’s Paradise Lost, van Satan die de aarde nadert [plaatje: daumier.jpg]: je ziet hem in de rug, vliegend in het donker met zwarte vleermuisvleugels. Uit de kromming van de wolkenomdreven aardbol, waarvan de omtrek immers bekend staat als 40.000 km, valt af te leiden dat hij zeker nog zo’n 100.000 km te gaan heeft. Hij zit volgens mijn parapente theoriebrevet A dus nog ver buiten de bovenste Appletonlaag en het duurt nog 99.995 km voor hij als een mens kan ademen. Dat zal Satan niet jeuken vanzelf, evenmin als de schroeivlekjes die hij straks bij het intreden van de dampkring als gevolg van zijn de eerstkomende uren nog wrijvingsloze valversnelling (die vleugels had hij voorlopig wel ingeklapt kunnen houden, het zal wel even voor de foto zijn) op de punten van zijn hoorntjes zal krijgen.
Hij valt zo te zien richting het Afrikaanse continent, zo’n beetje naar de Sahara, maar in de troposfeer krijgt zo’n duivel met zijn lage restweerstand met zijn vleugels uitgeklapt glijgetal 400, en zelfs zonder fladderen, wat hij graag zal doen voor de show, maar bij hem natuurlijk geen aerodynamische functie heeft, komt dus zelfs met wat tegenwind royaal ten Noorden van de Middellandse Zee uit.

Francis Barley, de populaire Uganda TV nieuwslezer die in juli op staande voet werd ontslagen omdat hij niet langer had gewacht op een minister die nog uit een uitgelopen kabinetsvergadering moest komen toen er al geen uitzending meer was, is terug op de buis en leest weer het nieuws met zijn prachtige Engelse syllaben ââââhhhh en oooeuw, vaak op de verkeerde plek en met de nadruk op de verkeerde lettergreep, daar zet je op slot speciaal de TV voor aan.

Tegen de initiatieriten, je bent dan veertien of zo, moet je als Udhuk-jongen een vrouw gaan zoeken. Het officiële gedeelte gaat als volgt: als de meisjes op weg naar het land of de put zijn ga je naar hen toe en je doet de vrouw van je dromen een aanzoek. Zij valt flauw en de andere meisjes jagen je weg. Het flauwgevallen meisje sleept s’avonds hijgend haar bed naar het raam, jij komt ‘s nachts aansluipen en steekt je hand door de tralies. Het meisje kent de hand (o.a. wegens de versieringen). Als ze nu gaat gillen kom je waarschijnlijk nooit meer terug. Zo niet, dan vinden vanaf nu frequent ‘s nachts fluisterende gesprekjes plaats. Je geeft sieraden. Haar ouders hebben natuurlijk alles in de gaten. Na een tijdje gaat ze de sieraden dragen. Dan vragen haar ouders, zo, zo en van wie heb je die gekregen? Dat weten ze natuurlijk al, daar gaat het niet om.
Bij de volgende vrouwen die je als man later trouwt wordt een bemiddelaar gestuurd. Haar ouders onderzoeken de bereidheid van hun dochter (jouw eigen eerste vrouw heeft gewoonlijk ook een mening over haar gevormd) en als de kans op weigering niet al te groot meer is, ga je op bezoek met bier, tabak en een offerte waarin gewoonlijk een stuk of drie koeien een centrale plaats innemen. Voor je eerste vrouw heeft je vader de koeien geleverd, maar alle bezit is familiebezit dus het maakt niet veel uit, het voornaamste is dat je nu over je eigen verloofde onderhandelt, zij het samen met je eerste vrouw. Dat behoort vaak dermate vanzelfsprekend bij het verwachtingspatroon dat ook de eerste vrouw gewoonlijk al een tijdje om zich heen aan het kijken is wie ze er bij wil hebben. Problemen geeft het als de eerste vrouw geen kinderen krijgt. Dan voelt ze zich door een tweede vrouw bedreigd. Maar baart ze jaarlijks dan is het juist wel handig dat er iemand bij komt.
Ik maakte ook een fout door te denken: hoe moet dat nou met vier vrouwen. Ik dacht aan jaloers gesteggel over een neukrooster of zoiets. Maar als de zwangerschap vordert hoor je niet meer te vrijen, soms zelfs al bij het begin van de zwangerschap niet meer. En zogende moeders neuken ook niet, soms zelfs tot de baby twee is. Als je er dan gemiddeld twee maanden over doet, nou laten we zeggen drie, om haar opnieuw te bevruchten en je staat bij die vrouw dan weer 9+24 maanden seksueel buiten spel dan heb je, als je de zwangerschappen netjes spreidt precies twaalf vrouwen nodig om de hele cyclus van 33 maanden te kunnen blijven neuken. Zoveel hebben ze meestal niet eens, dus die Afrikaanse mannen zijn in wezen hele beheerste types.

Jinja Rubaga, naast Bert, zaterdag 26 december 1998

Vandaag naar Miss Margaret. Na een enthousiaste begroeting bleek haar algemene gemoedstoestand toch van meer dan enige dofheid. Davies was twee maanden onduidelijk ziek geweest, elke dag op en neer naar het ziekenhuis, over het geld dat dat had gekost sprak ze niet, waarschijnlijk om niet de indruk te wekken aan het bedelen te zijn. De stroom was weer weg. Ja, veel zorgen. De relaties waren toch ook niet al te best, nu werd mij eindelijk bekend dat de plotselinge afzegging van ons bezoek aan haar vader in Kaliro aan weerstand bij haar stiefmoeders te wijten was geweest: Margaret, de dochter van de eerste, inmiddels overleden vrouw, die ook nog eens een wit voetje had gehaald door vader in Parijs een oogoperatie te laten ondergaan, ontvangen en dan nog wel met een muzungu, dat vonden ze te ver gaan. Margaret ging de laatste tijd ‘s avonds om acht uur naar bed, zei ze, er was toch niets te doen. ‘s Ochtends om half acht weer op, bijna klokje rond.
Of ze ook moeite had zichzelf aan het werk te zetten als er toch een klusje was, vroeg ik.
Ja, zo was het, alles kostte grote moeite.
Depressie. Het bestaat dus wel degelijk in Afrika.
Ze ging er ook niet meer uit, besteedde duidelijk ook geen aandacht meer aan haar kleding en uiterlijk. Haar "hersenen werken niet", zei ze.
Nou ja, eerst de cadeaus. Olijfolie, foto’s, tamagotsji voor Sammie, Davies jaloers. Voetbal voor Davies, Davies in de wolken. Voetbal oppompen Davies nog meer in de wolken. Sammie’s tamagotsji aanzetten en in de lokale tijd geboren laten worden. Davies wil de tamagotsji. Nee jij hebt de bal. Davies woedend. Smijt de bal weg en loopt naar buiten. Lijkt wel mijn jeugdige, charmante doch heetgebakerde Slavische echtgenote Olga, met wie ik in een dramatische echtscheiding lig met veel Russische vuur- en vlamverschijnselen.
Ik dreig de bal mee terug naar Nederland te nemen als hij hem niet wil.
Voor die chantage buigt hij niet.
Ik pas het bij Olga geleerde toe en smijt de bal keihard tegen zijn kontje.
Zijn huilen gaat prompt in de hoogste versnelling als was een venijnige weerhaak zijn bilspiertjes gedrongen.
Ik pas mijn anti-Olga truc 2 toe: ik hoor ineens helemaal niets.
Het helpt een beetje.
Sammie’s tamagotsji is inmiddels in het embryonale stadium met de klok op 10:53 AM, wat het ook is in Bugembe. Zal dus vanavond op tijd naar bed willen. Exit een trotse Sammie met tamagotsji.
Dreinende Davies gaat nu mijn schoot op, krijgt mijn gebruikelijke anti-zeur trompetter achter zijn oor, het helpt en ineens moet ik blijven slapen en wel in dat bed: hij wijst het aan. Toch meer klasse dan Olga. Die wees uiteindelijk ook altijd het bed aan, maar daarvóór moesten eerst nog de koffers met veel theater worden gepakt, of, toppunt van genot, nog een rondje gillend bij ons voor over het plein.
Als het half een is sta ik eens op, want hier is duidelijk geen geld en op mij was niet gerekend dus ik kan ze niet in verlegenheid brengen door tegen lunchtijd te blijven hangen. Maar daar was toch wel op gerekend, zei Miss Margaret.
Ik maak een rondedansje met Davies uit vreugde voor de uitnodiging.
Dan blijkt echter dat er nog begonnen moet worden met het vinden van de ingrediënten.
Na een uurtje lekker slapen op de bank is Margaret met zus Victoria in de weer met rijst en aardappelen. En nog weer een uurtje later eet ik die, met geitevlees in een heerlijke currysaus.
Zullen we eens naar het stadion gaan als er voetbal is? Stel ik voor.
Goed, ze zal het programma vragen.
Even later stromen er zoveel mensen het huis langs dat Sammie op onderzoek wordt gestuurd en terugkomt met de mededeling dat er straks voetballen is. Gratis.
Wij erheen. De Busogaparlementariër loopt eerst riotja!, mulungi! en nog wat van die stameigen termen schallend voor de tribunes langs en dan, nou ja eindeloos wachten natuurlijk en dan begint het. De witten raken op 4-1 en de roden worden vals. Er wordt er een uitgestuurd en die mag niet eens meer langs de kant bij zijn team zitten. Margaret was hier voor het laatst lang geleden geweest, zei ze, toen werd het vechten dat uitmondde in een schietpartij met dooien en had ze besloten dat dit voor haar niet hoefde. Deze witten en roden kunnen trouwens allebei echt voetballen, zeker in aanmerking genomen de niet mis te verstane termietenheuvel op de rechtshalfplaats. Margarets vioolvader was eens in de dertiger jaren met zijn voetbalteam naar Londen gehaald voor een toernooi. Daar werd erg gelachen toen ze met hun blote voeten het veld op kwamen. Maar ze wonnen wel.
We vullen mijn fruitvoorraad aan op de markt, heb je ook nog wat nodig? Ik koop voor haar een zak aardappelen en een zak rijst.
Davies wil achterop met mij mee naar mijn huis.
Dat lijkt me te ver, maar we maken een rondje over het Total-pomp terrein, hetgeen hem al zeer tevreden blijkt te stemmen.
Nou, de oogies van Margaret staan al wat beter.
Ik wil nog meer over de problemen weten en ze moet ook nog een paar stevige duwtjes hebben.
Op weg terug naa huis lijken ineens alle ogen overal droevig te staan. Hoe kan dat nou? Anders viel het juist zo op dat iedereen ondanks alle mankementen aan het leven zo vrolijk bleef stralen. Misschien zijn dit wel net alle mensen die geen geld hadden om met de kerst naar hun geboortedorp te gaan, wat er heel veel doen.
Een fietser haalt mij in en roept stoer "How are you". Hij raakt zo voldaan van het inhalen van een muzungu dat hij vrijwel ophoudt met trappen en ik hem dus weer inhaal.
Dit gebeurt mij wel vaker. Meestal voorkom ik eindeloze herhaling van het stomme spelletje door achter ze te blijven, al ben ik dan wat later thuis. Mr How-Are-You haalt inderdaad weer in en begint aan de steilste beklimming van het parcours van een kilometer of vijf. Om hem niet weer in te halen stap ik af en loop omhoog, kan ik even lekker uitblazen in plaats van, zoals anders, helemaal tot het gaatje te moeten. Daardoor heb ik op het daaropvolgende valse plat weer benen.
Bij hem is de pijp uit, dus ik kom hem toch weer voorbij. Hij haakt aan en vecht zich er weer langs. Ik in zijn wiel, nee, er schuin naast zodat mijn adem in zijn nek hijgt. Zijn tempo stijgt en stijgt. Ik blijf hem in de nek blazen. Dan haalt plotseling, twee kilometer voor de rotonde die gewoonlijk als de finish van dit soort races wordt beschouwd, ZOEFFF, een soepele neger ons in. Ik spring mee en slaag erin het wiel van Mr Zoefff te bereiken en te houden. Dat zit me niet glad, bij Zoeff moet ik de hete ademtechniek laten varen voor het zuivere abririjden. Ik waan Mr How-Are-You teruggevallen, maar ineens, vierhonderd meter voor de meet, komt hij over Mr Zoefff en mij heen.
Wat mij toen beving weet ik nog steeds niet. Ik ruk mijn pet vast op het hoofd en in een ware explosie kom ik achter Mr Zoefff vandaan, geraak in het abri van Mr How-Are-You, zet mijn acceleratie voort, werp mij in de volle wind naast Mr How-Are-You en duw mijn voorwiel in de leiderspositie. Enkele seconden blijken voldoende om deze kokosnoten te kraken. Ik voel dat het genegerte gedesillusioneerd de druk van de pedalen haalt en als een ware Zabel, Zulle en hoe die testostoeristen ook allemaal heten ga ik in vliegende vaart rechtop zitten en met spijt dat ik al zoveel jaren vasthoudend in de winkels vraag om "blanco T-shirts, onbeklad door de fabrikant" trek ik met vijf lengtes voorsprong mijn shirtje recht en met beide armen in de lucht, daal ik op de rotonde bijkans af in een diepe pothole om van daaruit met een sierlijke boog vlak langs een vijftonner van de WHO een pomp van de GAPCO te ontwrichten.
Wat denken ze wel.
Behalve deze onverwachte fiets-ijver gebeuren tegenwoordig wel meer dingen die niet in het inmiddels bij mij ontstane beeld van de Afrikaan passen: normaal wil hier de klusjesman geld en roept de opdrachtgever dat het nog niet af is maar John, tuinman van de bisschop, door Piet gecharterd om mijn tuin te doen wil zijn geld, dat ik wegens kerstmis in de hand heb (velen gaan omstreeks deze tijd ter bestrijding van de kerstkosten zelfs nog even uit stelen!), liever nog niet, want het is nog niet af! John lacht overigens wel, en hoe. Hij heeft een korte broek over de lange aan, wel wat heet op de evenaar, maar met alleen de korte prikt hij zijn benen en de lange heeft een grote scheur in de kont. Ik kom nog eens langs als de bisschop weg is, fluistert hij samenzweerderig en maakt een grasmaaigebaar: de bisschop heeft een maaimachine en John weet waar die staat.

Jinja Rubaga, naast Bert, zondag 27 december 1998

Dooien kunnen hier kinderen krijgen! Ik bedoel: ook langer dan negen maanden dood. Als je vrouw "geërfd" wordt door je "broer" (weet je nog wel, niet alleen je echte broers tellen), dan neukt hij haar namens jou en het wordt jouw kind. Gaat dus tot jou bidden, offeren enz. Sterft een jongen vóór hij getrouwd is, dan kan hij nog met de handschoen trouwen. De vrouw gaat naar een broer en…de overledene krijgt kinderen! De tak gered. Net zo gemakkelijk. (dit is vrij naar Mbiti, African Religions and Philosophy).
Grace gelooft dat geesten in je kunnen varen en je kunnen verstoren, dat er een man is die alleen een hoofd heeft, zelf gezien op de kermis in het donker, dat een man bij de Budhagali watervallen zittend op barkcloth (een soort doek gemaakt van boombast, o.a. dienend als deken, gewaad) de rivier kan oversteken. Deze man wordt door veel toeristen bezocht, dus daar zal hij wel een act voor hebben die ik niet hoef te zien. Ze wist niet dat albino’s de zon moeten mijden, vele ouders van albino’s weten dat ook niet. Resultaat: verlittekende huid, vele wonden. Als ik haar het basisprincipe van cellen en genetica uitleg luistert deze journaliste met aan ongeloof grenzende verbazing.
Vlak over de grens, richting Kisumu is in 1965 nog een Luo regenmaker gevangengezet toen hij faalde bij het maken van regen, de een zegt voor straf, de ander zegt om een lynchpartij te voorkomen. In maart 1968 draaiden in Tanzania vijf regenmakers de bak in omdat zij zoveel regen hadden gemaakt dat de oogst erdoor was vernield.
Regeringsleiders consulteren hier nog steeds heilige mannen, geverseerd in medicijnen, toekomstvoorspellen en contact leggen met de overleden voorouders en geesten. Ik ga er altijd vanuit dat de heilige mannen en vrouwen betaald worden door de slimme leider voor vooraf bestelde inhoudelijk goed gespecificeerde informatie uit het transcendente. Als Caesar vandaag de Rubicon over wil, waag je als auguur tenslotte niet je leven door de soldaten te vertellen dat de vogelvlucht erop wijst dat het beter morgen kan. Voor alle zekerheid benoemden antieke legerleiders meestal zichzelf tot auguur, in Xenophon’s Anabasis staan er smakelijke verhalen over: Xenophon vertelt zijn Grieken dat de ingewanden der offerdieren –waarvan de kleur altijd goed moest zijn- hem hadden verteld dat ze linksaf moesten (of zoiets). Maar het leger vertrouwde het niet. Hij moest het maar overdoen in het openbaar. Dat deed Xenophon dus, met groot succes, en ze gingen linksaf.
Hier bezweert men mij echter dat de leiders de diviners niet bezoeken om ze in te peperen wat ze moeten voorspellen maar om zelf van de voorspellingen kennis te nemen en daar hun beslissingen op te baseren. Nou ja, je moet de hoogste kringen niet overschatten, weet ik vanuit mijn ervaringen met de top van de Alva Universiteit.
Wellicht trouwens is zo’n diviner als de heilige man voor de leiders ook een soort inlichtingendienst. Die mag best wel met iets nieuws komen, graag zelfs. Wel zachtjes in het oor natuurlijk.

Jinja Rubaga, naast Bert, dinsdag 29 december 1998

Even wat huishoudelijke zaken. Zoals bekend zijn er twee manieren om geen stroom te hebben: power cut (storing) en power shedding (rantsoenering), de tweede soort schijnt voor ingewijden een voorspelbaar karakter te hebben. Gisteren was er een power cut, vervolgens zwakstroom waarop alleen de lampen werken, zij het met pislichtjes, vanmiddag was er even echt stroom, en kon ik de accu van mijn laptop kon ik vullen van 60% naar 80%. Nu hebben we weer power cut of shedding, dat moet ik nog vragen.
Ik had van de terugkeer van de stroom gebruik willen maken door snel mijn emmer gekookt water bij te vullen en besloot nu in arren moede voor het eerst in mijn Afrikaanse carrière over te gaan op houtvuur. Op drie stenen. Smeulende rookvorming blijkt onvoldoende om water aan de kook te brengen en ik moet er voortdurend met een kaars bij om de vlam er weer in te krijgen. Hoe doen die lui dat. Verder: één liter water koken kost ongeveer een kilo -droog- hout. Ik verzamel droge takken tot drie cm diameter en als je dan ziet wat voor stapel ik verstook voor een litertje dan begrijp je waarom er van de Ugandese bossen niet veel meer over is. Eigenlijk had ik dat al lang moeten weten want al die Afrikaanse boom-, stam- en takmetaforen duiden immers op een diepgewortelde traditie van ontbossing. Water heb ik wel en ineens bedenk ik, zweterig en vies van het vuurtje stoken, dat in dat halve uur stroom mijn boiler weliswaar niet warm, maar toch wat lauw geworden is. Ik naar de douche waar ik mijn laatste drollen nog drijvend in de toiletpot aantref, als gevolg van het minder doordacht spoelsysteem van de pot. De douche staat al aan. Warm! Ik trek gauw even door.
Mijn douchestraal krimpt tot een incontinentiedrupje en daar gaat mijn warme water…door de plee! Als de stortbak weer vol staat met heerlijk warm water komt er weer druk op mijn douchekraan. Koud, inmiddels.
Achteraf bleek deze stroomstoring alleen bij mij. De elektromannen hadden mijn zekeringen losgedraaid. De natspatsector. Die zekeringen vind ik bij de buren in het kastje waar de UEB heren vanochtend bij bleken te hebben gemoeten. Ze hadden daarbij in de belendende tuin een muzungu gezien en zitten nu op het bureau van UEB op hem en zijn dikke portemonnee te wachten voor een prijzige reparatie. Zeker schulden gemaakt met kerst. 

Jinja Rubaga, naast Bert, woensdag 30 december 1998

Mbiti heb ik nu uit. Het tijdverhaal is, als uitgebreid verteld, briljant. Maar als het over God gaat put hij zich zo uit aan te tonen dat het erg dicht bij de westerse begrippen staat dat er weinig nieuws in staat. Combineer oude Grieken, Germanen en de christenen en je hebt hetzelfde verhaal. Pas bij de beschrijving van de Afrikaanse traditionele gewoonten en rituelen begint voor mij het lezen met rode oortjes. Vooral de beschrijving zelf. Want als Mbiti gaat vertellen wat het betekent slaat hij aan het gissen en dat kan ik zelf ook. Beter soms, vind ik zelf: als Mbiti zich afvraagt waarom de compounds en de hutjes daarop rond zijn en de ingang binnenwaarts in de huttenkring hebben komt hij met een flinke variëteit van diepzinnige hypothesen, behalve die dat met de naar de binnenplaats gerichte ingangen net zo goed rondom uitzicht is, alleen telkens van de overkant, doch tegelijk ook onderling visueel contact voor het duiden van gevaar dat meteen bij binnenkomst op teken van de overkant in de rug aangevallen kan worden. Maar een nog groter voordeel, niet te vergeten, is de broodnodige sociale controle.
Met de rug naar buiten? Met de rug naar het gevaar? Dat kan toch niet, zult u denken. Tenminste ik vind dat u dat eigenlijk hoort te denken. Want dat is een hele goede, maar toch foute gedachte. Want ze hebben wel degelijk gelijk. Inderdaad, dames en heren, ik heb dat voor het eerst gezien bij wilde runderen in een reservaat in Italië. Ik vond een gat in de omheining, trad binnen, liep het hele reservaat door, maar ze lagen natuurlijk aan de andere kant bij de toeristeningang op brood te wachten. Het "volk" van de runderkudde lag als een orkest, gericht naar de parkeerplaats van de bussen met de leider-stier als een ware dirigent met de rug naar de bussen toe ervoor. Zo weet het volk zich door de leider in de gaten gehouden, maar tegelijk ziet de leider het gevaar beter, nu heeft hij immers zicht op duizend kijkende runderogen ogen en zelf heeft hij er slechts twee.
Over eye openers gesproken: alle tegenvallers in het leven, schrijft Mbiti, alle, van dood tot het kleinste ongelukje, zijn hier altijd te wijten aan kwade mensen die de kracht van geesten misbruiken. Gewoonlijk omdat ze boos op je zijn, kwaadwillend zijn.
Alles, altijd!
Er zijn in een dorpsgemeenschap dus altijd mensen de gebeten hond en Piet heeft in de Kongo veel te doen gehad met zulke slachtoffers van witchcraftbeschuldigingen, gewoonlijk aardige mensen, die in de pesthoek raken omdat het ietsje aparte types zijn, of omdat ze geen kinderen hebben kunnen krijgen, een tic of andere lichamelijke merkwaardigheid hebben. In een Afrikaanse dorpsgemeenschap schijnt de pispaal een essentiële functie te vervullen. Maar soms weet de medicijnman iemand te "genezen" die de oorzaak was van ziekte of ongeluk zonder te beseffen knooppunt in het krachtenveld van kwade geesten te zijn geworden. Die is dan pispaal-af. Wie dan de uiteindelijk bron van het kwaad was? Dat zal dan wel weer een andere excentriek zijn die dan ook niet meer op zijn stamgenoten en familie zal hoeven te rekenen. Er moet altijd iemand zijn die "het" gedaan heeft. Of je hebt een voorouder beledigd. Dan is het je eigen schuld. Die komt dan natuurlijk ongeluk brengen.
Zo is de natuur vol krachten waaraan door sommige mensen richting gegeven kan worden. Er is niet gewoon een malariamug die je ziek prikt, er is iemand die de mug heeft gestuurd. Dat "niemand" de mug heeft gestuurd is ondenkbaar. Ze kunnen het letterlijk niet denken. Je krijgt het ze niet eens uitgelegd wat je bedoelt, laat staan dat ze het van je zouden gaan geloven. Toeval is ondenkbaar. Wie heeft mij die vrouw gestuurd die mij AIDS gaf? Je bent afhankelijk. Zelf kun je niets doen, hoogstens naar de medicijnman voor bescherming. De cadmium batterij wekte geen enkele verbazing in Afrika, want beschermende amuletten moeten al eeuwen af en toe naar de medicijnman om weer opgeladen te worden ("Ik moet vandaag wat voorzichtig aandoen want één van mijn amuletten is bij de medicijnman"). En oorzaak is altijd geestelijke oorzaak: iemand, een geest, een overleden voorouder of mens doet iets. Oefent een kracht uit, die jou versterkt of verzwakt. De kracht kan een ding of beest zijn, bijvoorbeeld ziekmakende steen of slang. Zelf zouden ze stenen, slangen, eigenlijk alles wat er is "kracht" noemen. Je hebt in Bantutalen veel voor ons lastig te begrijpen werkwoorden die het werken van die kracht aanduiden: de steen "steent", de zon "zont". Een amulet is aan het "amuletten" Daarbij verliest hij kracht en moet dus af en toe naar de medicijnman om opgeladen worden. Als je mens bent, wat doe je dan? Je "menst", soms krachtiger, vitaler, soms minder krachtig. Een lichamelijk gestorven mens is, lichamelijk "uitgemenst". De door een mens, na lichamelijk uitgemenst te zijn, dus in zijn dood, op anderen uitgeoefende kracht wordt is niet minder, integendeel. Zo iemand blijft zich krachtig met de zaak bemoeien en je moet hem dus te vriend houden.
Maar vergis je niet: iemand die krachtig, vitaal "menst" is niet noodzakelijk hard aan het werk. Het is typisch iets voor ons westerlingen om dat meteen te denken. Inspanning is meestal geen positieve waarde: er kan ellende van komen! Iemand die bezig is met iets ongebruikelijks is van oudsher verdacht.
Al met al een interessante codificatie van de sociale conflicten met de medicijnman in een centrale diplomatieke rol.
Mijn volgende boek is ook een aanrader van Kanyike, Anthropologie de la Mort, van Louis-Vincent Thomas. Een kloek werkje van een dikke vijfhonderd bladzijden en dan denk ik altijd: pfffoei die man staat niet klaar om mij recht voor zijn raap te vertellen wat hij te zeggen heeft.
Boeken. Toen ik jong was trapte ik er nog wel eens in. Dan ging ik zo’n boek helemaal lezen en nog een tijdje geloven ook (onder het motto "Ist bezahlt soll herunter") tot ik dan weer ontdekte dat er geen hout van klopte. Thomas Hobbes, of had ik dat al eens verteld?, het is een standaard verhaal van mij: Meneer, zei hij dan tegen een of andere betweter aan het hof, als ik evenveel gelezen had als u dan had ik even weinig geweten. Zoals bekend gaat het er aan Nederlandse universiteit niet meer om hoeveel je bedenkt, maar hoeveel je schrijft. Er is een puntentelling voor publicaties in mijn faculteit en boeken leveren de meeste punten op. Als dat overal in de wereld aan de universiteiten zo is dan begrijp je wel hoeveel nitwits ijverig voor de punten zitten te schrijven zonder iets te melden te hebben. Heeft Louis-Vincent Thomas ook de hete adem van een "wetenschapscommissie" in zijn nek? Normaal zou ik het nooit te weten komen, want zou ik het boek hebben weggesodemieterd na het uit het hoofd leren van een paar lievelingstermen des schrijvers om mij bij de borrel mee te redden tegen andere raaskallers, zoals iedereen doet aan de universiteit. Iedereen is te druk met schrijven om te kunnen lezen. Maar deze keer zal ik er achter komen, want Kanyike heeft het me aangeraden en ik wil bovendien mijn Frans verbeteren, daartoe is het vervolg van mijn zweefzeillessen ook in Franstalig Zwitserland van ‘t zomer.

Vandaag ging ik naar de diviner bij de Bujagali watervallen, de eerste watervallen van de Nijl sinds er een dam is. Zijn huis staat een kilometertje van de Nijl. Er staat een bordje:

WELCOME TO THE
PALACE OF MANDWA
BUDHAGALI
King of Unseen Spirits
In the World

Working Days
Mon-Fri
Time
8:00 am 4:00 pm
Sat Sun
Stays at the River

Diviners staan in contact met de voorouders en de andere geesten en deze Mandwa heeft goede contacten met de geesten van de bush en van de rivier. Er staat wel eens een limousine voor met de assistent van een parlementariër die voor een moeilijke beslissing staat. Mandwa is veel weg, ik vermoed dat hij over heel Busoga contacten heeft en de facto als inlichtingendienst werkzaam is. Hij kan je ook beschermen tegen zwarte magie, met van die amuletten die regelmatig opgeladen moeten worden en zo.
Piet en ik lopen zijn compound op. De muren van zijn huis zijn van klei, niet gepleisterd met cement, dus door de regen flink aangetast. Links en rechts van het pad naar zijn kookhut staan roestige speren in de grond en stokken met aan het eind een ring van pijlpunten. Voor de eigenlijke "shrine" loop je tussen twee vuistdikke bamboestengels van 2.4 meter door, het geeft een licht gevoel van dreiging. De deur is dicht. De eerste keer dat ik op een Afrikaanse compound een deur zie die overdag dicht is. Hij is er niet, zijn rieten stoel, welhaast een troon, staat gewoon buiten, de deur is open. Ik zou de rieten stoel wel willen proberen. Ik durf niet, uit eerbied. Piet laat zich er ongegeneerd in zakken en begint de aangelopen buurjongetjes en hun vader te vermaken. Piet is op slot een soort collega. Ik kan zo ongestoord al dit moois op digitale video vastleggen.
Nee Mzee, Nabamba, noemen ze hem is even weg. Hij is voor zijn huis op de kleiweg aangereden door een motorfiets en heeft zijn arm gebroken. Die wordt nu in het ziekenhuis in Kampala gezet, vanmiddag zal hij wel terug zijn.
Aha! Ik heb Mbiti gelezen! Vraag wie het gedaan heeft, sis ik tegen Piet. Want zo’n motorrijder kan "gestuurd" zijn. Ik vind het erg modern van een diviner/genezer om voor een gebroken arm naar een ziekenhuis in Kampala te gaan. In Jinja kunnen ze ook armen zetten. En zitten er geen goede dokters tussen die bush- en riviergeesten? Je zult toch in een modern ziekenhuis in Kampala zo’n stinkende langharige alom gevreesde en geachte genezer-waarzegger binnenkrijgen, spreekuur Working Days Mon-Fri Time 8:00 am 4:00 pm Sat Sun Stays at the River, die zegt kunt u mijn arm even zetten? En denk eens aan al die ongeruste nagelbijtende geesten die daar ‘s nachts in de gang gaan rondpolteren wachtend op het ontslag van hun menschenvriend? Hoe immers moeten de geesten zonder hem de touwtjes aan elkaar knopen? Dat ziet er somber uit want in de shrine schijnt een schaal te staan waar het geld voor de geesten in moet. Ja, zegt Piet, het gaat eigenlijk net als in de kerk. Ik informeer welk bedrag een uitzonderlijke welwillendheid teweeg zou kunnen brengen en Piet houdt het op 5000 USH (twee negentig). Ik ben vastbesloten snel weer te komen, het is te fietsen.
Op de terugweg worden wij door een Indiër, Jagdish rondgeleid over een prachtig complex in aanbouw. Het moet een hotel-conferentiecentrum worden, aan een steile klif aan de Nijl grenzend die daar zeker 100 meter breed is, zwembad, pierebadje, golfbaan, squash, tennis poolbiljart, de honderd hotelkamers komen telkens per twee in losse huisjes met bad, douche, TV en airconditioning. Er komt een terras met uitzicht op de Nijl, een restaurant, en een vergaderzaal voor 400 mensen. Er is een generator die voor dit alles de stroom kan leveren. Ook de Uganda Electricity Board mag een offerte doen die welwillend zal worden overwogen. Klaar met Pasen.
Een eindje verderop heb ik bij mijn eerst bezoek genoten van een prachtige kerkdienst in een kerk die geheel opgetrokken was uit bamboestengel. Ik vond het geweldig, maar Pierre niet, en die is dan ook tot het gaatje gegaan om geld te verzamelen van parochianen en goede westerse gevers om er zo'n clichématig stenen geval neer te zetten. De parochianen hebben dan ook niet stil gezeten. De nieuwe stenen kerk is af. De twee nissen waarvan Pierre het nut niet inzag kunnen absoluut niet, zoals ik indertijd vermoedde, in de verhuur als peeskamertjes, want alles is voorzien van "ramen", gaten van anderhalf bij anderhalf, zodat ook hier bij winderig weer het geldophalen speciale oefening vergt, want er is hier alleen papiergeld. Maar, al heeft Piet nog bezwaar tegen het niet verankerd zijn van de dakbalken in de muren, de muren zijn recht en het dak is strak en van goede kwaliteit dakplaat (de laatste, meen ik, door Jos geleverd dus dat mag ook wel). Goddank, de oude bamboekerk staat er nog en wordt niet afgebroken.
Terug thuis doe ik boodschappen in de stad met Tenwa van de buren. Als we mijn fiets weer bij Stsjoertsjie Man komen ophalen word ik binnengenood. Kom mee zeg ik tegen Tenwa, maar die voelt terecht aan dat dat niet de bedoeling is. Nu heeft Stsjoertsjie Man land aan het meer. Een voetbalveld voor "slechts" ongeveer 12.000.000 USH (€8000). Ik heb voor een acre buiten de stad 2.000.000 opgekregen, dan komen we op 3.000.000 USH (bijna €2700) dus Stsjoertsjie Man wil drie keer de prijs.
Ik ga bij Yussuf van de missiegarage naar de prijs van een nieuwe Honda 125 CG (Stsjoertsjie Man: 5.000.000USH = €3200) informeren, die bij een door Piet betrouwbaar geachte garagehouder, die ook wel mee wil naar Kampala. Yussuf komt op 4.000.000 nieuw €2500. Piet vindt dat een gereviseerde oude 30% moet kunnen kosten, dat is €900. Ik schijn een voorlopig oefenrijbewijs te krijgen en na een maand of wat moet ik examen doen.
Dan krijg je een vraag over het verkeer, zegt Piet.
Stsjoertsjie Man is dus overal uitgesproken duur mee en dringt zich bovendien aan zijn "broer" Bert op met grond, wellicht omdat hij moet van zijn eigen weldoeners. Hoe dan ook, afstand is geboden, gedurende het huidige verblijf zal ik voor de tocht naar het eiland geen tijd hebben.

Ik krijg lange tanden bij mijn noeste studie van mijn Franse vriend Louis-Vincent Thomas. Het begint er nu toch sterk op te lijken dat hij in zijn poging tot het produceren van zoveel mogelijk bladzijden tekst volledig is verzopen (wat wil je, het gaat over de dood) in een academische diarree van doodsbegrippen, hij begint plechtig met thermodynamica en het uitdijend heelal, dat is de "mort physique", het heelal sterft, vat je. Om te laten zien dat hij niet voor de poes is schrijft hij ook nog even e=mc2. Diep onder de indruk blader ik nog eens wat verder en ja hoor, deze geleerde heeft ontdekt dat "alles" eigenlijk met dood te maken heeft. Ach ja, je wilt toch wat grond om je huis. Als hij zich achterin, wij schrijven dan bladzijde 527, het zweet van het hoofd wist concludeert hij "Notre travail est inachevé…" (met die natuurlijk hartstikke veelbetekenende puntjes –bloeb bloeb bloeb- erachter). Ik zal eens voorzichtig aan Kanyike vragen wat hem zo diep heeft geraakt in deze wazige woordenbrij van Monsieur e=mc2.
Gelukkig heb ik nog een boek van Ugandese Indiërs over arbeid in Uganda. Gemotiveerd door Ranja, hotelbouwer bij de Nijl, waar vorig jaar om deze tijd nog alleen monitor lizzards liepen, zet ik mij aan hun lezing van de botsing tussen de Ugandese, westerse en Indische culturen.

Schuin tegenover mij is een stukje grond met bananenbomen. Een jaar of vier geleden is daar regelmatig een nachtdanser geweest, tot schrik van onze buurt.

Ongeveer een week geleden dreef iets mijn geestelijk zwerk binnen dat in aanvang maar een wolkje leek. Grace moet van de klerikale maffiosi van haar journalistenschool $2000 extra ophalen en ik zeg, bedenk eens hoever je met dat bedrag komt als je een krant begint.
Dat was duidelijk een nieuwe gedachte. De krant zelf niet, ze wist al lang dat het een tijdschrift over gezinsproblemen moest worden, dat kun je al gauw voor het dubbele (2000 USH) verkopen van een normaal tijdschrift en zoiets is er nog niet hier in Uganda. Ook voor de advertenties wordt goed betaald.
Maak eens een kostenplaatje, zei ik, altijd leerzaam. Zou ze doen.
Even later zat ik een compound te tekenen met een huis voor Piet, de Kafuko familie, mij, een voor de krant, een Computer Sales and Repair Shop, een garage met voor onszelf een trekker, pickup, personenbusje, motorfiets, gewone fietsen en drie huizen voor gasten geïnteresseerd in een vakantie vol kennismaking met de Afrikaanse cultuur. Daaromheen land waar wij en de gasten van eten. In het midden van de compound een keuken met daarop een eetterras met dak, uitzicht op het Victoriameer. Een groot gezin eet van een kleine hectare hier dus wij hebben inclusief gasten 4 hectare nodig en dat moet zoiets van €14500 kosten. Die huizen krijg je hier voor zo’n €14500 per stuk gebouwd, dus dat is wel even 1.4 ton.
Toen kwam als gezegd iets eigenaardigs binnendrijven dat ik de "wolvenring" noem [plaatje: wolvenring.jpg]: rond de compound een hek, even verderop weer een hek en tussen die hekken een wolvenpack. Op zich een oude gedachte: ik wilde altijd graag wolven en ik heb altijd gevonden dat in dierentuinen de wolventerreinen niet voldoende rengelegenheid boden. Ik dacht dan aan een cirkelvormig terrein, zodat andere dieren binnen die cirkel kunnen worden ondergebracht. Nu blijk ik mij er zelf in onder te brengen en houden de wolven de boeven buiten. Voor gewapende overvallen train ik ze door bij het binnenbrengen van de prooi in een daartoe bestemde ruime kuil altijd het geweer af te schieten, bij wijze van etensbel. Chinees Restaurant Pang Hap om zo te zeggen. Dat moet er dat toe leiden dat de wolven bij schietende (Pang!) aanvallers naar de kuil rennen in de verwachting van een Hap en zo niet tegen een kogel oplopen. Ondertussen liggen wij op het dak van het eetterras achter de halogeenlampen en de schietsleuven en wij mikken er niet naast. De wolven mogen ze hebben, breek je tanden niet op het kogeltje en hun geweren poetsen wij netjes op en gaan erbij in ons arsenaal.
Dit brengt mij weer op die moeilijk te begrijpen Afrikaanse visie op mijn en dijn. Ze hebben absoluut geen gemeenschapszin zegt Piet en hij denkt aan die zoveelste keer dat hij als directeur van de coöperatieve bank te maken had met een kassier die er met het geld vandoor was gegaan. Deze keer zei de man ter vergadering van de coöperatie dat hij het geld had gebruikt om zijn schulden aan andere mensen af te lossen.
Applaus!
Dit was een goede man, was de algemene mening.
Weliswaar zou je soms kunnen denken dat  ze een diep respect voor het bezit hebben. Als je bijvoorbeeld gepakt wordt bij het kipjatten slaan ze je dood. Maar daar spelen andere zaken een rol dan respect voor bezit: het betrappen van een kleine jatter is een mooie legitieme aanleiding om je eigen frustraties eens even flink af te reageren. Lekker een dief de hersens inslaan.
Nee, je eigen bezit is heilig, maar dat van een ander niet, zeker niet als die meer heeft. Van iemand uit je dorp die meer heeft dan de anderen, al is het door harder werken, mag je pikken. Alles is toch van iedereen, is dan ineens de mening, en de "rijke" (die bijv. "rijk" is omdat hij ramen heeft) zal dat beamen, maar probeert toch de dieven te slim af te zijn door zijn schamele rijkdommen onbekend te houden of te verbergen. Dus hoewel alles van iedereen is, is het toch wel het beste dat jij het hebt en niet een ander, vinden zowel dief als bestolene!
Hoe verhoudt zich dat tot die merkwaardige eenheid onder de mensen die een bezoeker het allereerste opvalt als hij hier komt? Immers, als er ééntje boos is, zijn ze het allemaal. Is er ééntje uitgelaten dan zijn ze het allemaal. Het lijkt wel of je eigenlijk niet met een groep, maar met één mens te maken hebt. De emoties van de verschillende mensen zitten om zo te zeggen in dermate sterk communicerende vaten en hetzelfde geldt voor werk en geld ("we" zijn boos, "we" zijn druk, "we" hebben goed geboerd de laatste tijd), dat hun "we" bijna hetzelfde lijkt als ons "ik". Het woord "ik" wordt zelfden gebruikt: het is "our village", "our house", "our mother". Maar jatten, dat wel. En roven en schieten ook. En je leven wagen voor een oude fiets of een kip. En iemand zijn hersens er voor inslaan. En een mooi baantje versieren, je taak geheel verwaarlozen en er met het geld vandoor gaan. En als burgemeester zoveel geld vragen voor de vestiging van een fabriek in je stadje dat de fabriek er niet komt. En de ambtenaren onder je niet betalen, want die vinden zelf wel een manier om de mensen geld afhandig te maken. Je hebt toch een geweer? zei Obote toen hij de vraag kreeg waar de soldij bleef. Het gaat hier niet om uitzonderingen, dit is juist de regel. Het lukt Museveni gewoon niet te werken met louter steun van lui die echt iets anders willen dan zichzelf verrijken. Op de onkreukbaren kan hij eenvoudig niet drijven omdat er te weinig van zijn. Hij is gedwongen het bondgenootschap van boeven (in de westerse betekenis van het woord) te zoeken. Trouwens, zijn eigen broer, minister, is net betrapt.
Bij de Kafuko’s introduceer ik mijn plan nadrukkelijk als spel, en vraag commentaar. Ze vinden het prachtig. Ik zeg dat ik het gevoel heb dat dit beter werkt dan zaakjes in de stad omdat dit een gemeenschap is en daar zijn de mensen bereid zich voor in te zetten. Ze zijn het daarmee eens. Mary weet ergens land. De rest wordt uitgedaagd met ideeën te komen, maar dat komt er niet zo van. Toch zijn ze er mee bezig. Er is één nadeel, zeg ik tegen de jongens, niet voor de meisjes maar vooral voor jullie: we zullen hard moeten werken. Ze lachen als boeren met kiespijn. Ik zie ze denken: dat is nog ver weg.

Kanyike is met zijn Comboni’s (drie priesters, de studenten zijn op vakantie) aan het bidden als ik bij het invallend duister hun galerij oploop. Ik zet mij op een plastic stoel uit het zicht van de uitgang van de kapel. Twee anderen verlaten het heiligdom, ik begroet ze. Kanyike bidt stevig door. Uiteindelijk verschijnt ook hij en ik voel dat hij het leuk vindt me te zien. Of ik mee wil eten. Altijd, ik sta normaal thuis immers op vruchten, pinda’s en gekookte eieren. Na het eten praten we over waarzeggers, vuurlopers en bezetenen. Bezeten ben je als je eigen identiteit tijdelijk verdwijnt en een andere identiteit bezit van je neemt. Je stemgeluid en woordkeus wordt geheel anders en je zegt dingen waar je niets van weet. Een ander praat met jouw lichaam.
Nee, dat gaat mijn inlevingsvermogen te boven.
Ik voel dat Kanyike het mij vergeeft omdat hij weet dat ik het echt probeer. Maar hij vindt het geloof ik wel pech voor mij.
Dan gaat het over de koningen. Als je koning wordt, moet je niet "even weg", zoals bij bezetenheid, maar echt definitief kapot. Daartoe dienen de rituelen voor het inwijden van een koning. Hij moet verschrikkelijke dingen doen. Een mens slachten en diens bloed drinken en met zijn zuster trouwen en dan noem ik nog het minste. Daar moet hij aan onderdoor gaan, er mag niets van hem overblijven en zijn lichaam wordt vanaf dat moment bezeten door het monster dat koning heet.
Kanyike heeft de diviner van Budhagali ook nog nooit ontmoet, want die is er nooit. Ik stel voor er samen eens heen te gaan (een keer met Piet, een keer met Kanyike en een keer alleen midden in de nacht, dat lijkt mij het beste). Dat de lieve man zich vóór eigen huis een armbreuk laat bezorgen door een brommer vindt Kanyike geen reden tot wantrouwen, want iedereen kent hier het gezegde dat een medicijnman zichzelf niet kan beschermen.
Nu ben ik weer thuis: bij ons zijn tandartsen ook het bangst voor hun tandarts, vertel ik opgelucht. Ik ga er, neem ik mij voor, geen ruwe grappen over maken tegen de magiër. Het is al klote genoeg, zo’n arm in het gips.
Kanyike blijft met grote eerbied stellen dat het werk van Monsieur e=mc2 het beste is dat er over de Afrikaanse filosofie is geschreven. Kanyike zegt niet zomaar iets. Ik sta hier voorlopig voor een raadsel dat mij meer verbluft dan kolenbrandlopen of een oorvijg uit het transcendente. Want, het is toch zoals Thomas Mann zei: het meest opvallende van het transcendente der westerse zwevers is paradoxaal genoeg het gebrek aan spiritualiteit: het zweeft, brabbelt, slaat, bibbert, gilt en borrelt, iets stichtends krijg je eigenlijk nooit voorgeschoteld uit die richting. Ik lees nog liever een boek. Het transcendente heeft in het westen toch altijd iets van de lawaaierige reclame van een commerciële zender of de exploitant van een kermisattractie. Nee dan een gigant als Kanyike met eerbied over Monsieur e=mc2 horen spreken. Dan gaat het mij echt duizelen. Maar ik zal nog meer boeken van babbelmans openslaan.
Op weg naar huis komt de volgende optie in mij op: Kanyike heeft weinig zelfvertrouwen jegens mij als blanke filosoof, omdat hij mij voor iemand houdt die een onbegrijpelijk boek als dat van van Louis Vincent Thomas kan begrijpen. Hij wil het imago dat hij merkt dat hij bij mij heeft niet bederven. Hij wil dat ik blijf denken dat hij dat soort "moeilijke" westerse boeken ook begrijpt en waardeert. Aanval is de beste verdediging: dus hij raadt het mij aan. Natuurlijk begrijpt Kanyike er ook niets van. Niemand begrijpt het. Thomas zelf ook niet. Thomas doet niet aan begrijpen maar is in een keuken aan het kokkerellen die Kanyike nog nooit van binnen heeft gezien, maar waar hij na intrede niet meer bij zou komen van het lachen: die keuken waar het Frans-intellectuele île-flottant kloppen wordt beoefend. Maar Kanyike is daar nog nooit binnen geweest en staat een raadsel.

Jinja Rubaga, naast Bert, vrijdag 1 januari 1999

Het loopt tegen twaalf uur. De zon brandt recht neer op het droge land, met blote voeten kun je er niet meer op lopen. De hete lucht vertrekt in grote bellen naar de hemel en laat op drie kilometer hoogte zijn vocht los. Bloemkoolbergen rijzen op. Wit overkokend schuim. Aan het eind van de middag gaan de hete bellen zich op grote hoogte verzamelen en zetten samen hun tocht met honderdvoudige snelheid vochtafwerpend voort tot de hemel donkergrijs wordt, de donder klinkt en het water dat vannacht nog in het meer dreef op ons neerzweept als uit een hogedrukdouche, kieren slijpend in de kleimuren van onze hutten. Ons dak is hier nooit honderd procent tegen bestand. Daar berusten wij in, het droogt allemaal wel weer op.
Drie kilometer boven ons hoofd, drie minuten voor ze op onze hutten landen, zijn de dikke druppels nog centimeters dikke hagelstenen, gevormd in de koudste lagen van onze dampkring, maar dat weten er bij ons weinig, want daar ga je op zo’n moment niet kijken.
Ik heb het gelukkig ook maar uit het theorieboek van mijn zweefzeilbrevet A.

Jinja Rubaga, naast Bert, zondag 03 januari 1999

Mijn Wolvenring vordert gestaag. Op mijn laptop dan, want we gaan het natuurlijk niet echt doen. Maar het is een gedachtenexperiment van waaruit gericht vragen aan mensen hier kunnen worden gesteld zodat je leert hoe de wereld hier in elkaar zit. En je ontdekt wie mee gaat denken en wie niet. En wat dan wordt bedacht.
Op mijn laptop eerst het principe in een spreadsheet gieten. In het begin lijkt het me simpel. Dan wordt ik geleidelijk duizeliger. De investeringen zijn Grond, Gebouwen, Mechaniek, Multimedia. Die worden gebruikt voor de activiteiten Landbouw, Computer (onderhoud, helpdesk, verkoop en reparatie), Garage (onderhoud, verkoop en reparatie), Weekblad, Gasten (Cultureel-educatieve vakantie voor westerlingen, geen safari), Banen Buitenshuis, Residents. Er gaat natuurlijk ook arbeid van Residents in de activiteiten.
Sommige activiteiten leveren bijna alleen intern, zoals Landbouw. Andere puur aan de wereld, zoals Weekblad en Gasten. Als je dan gaat rekenen dan lijkt het of Weekblad en Gasten al het geld verdienen en Landbouw niets. Dat is natuurlijk niet waar, want de Weekblad en Gasten werken niet op het land maar eten er wel "gratis" van. Dus je moet er wat voor rekenen en dat is dan de "opbrengst" van Landbouw. Maar dat is nep. Als ik voor de landbouwproducten een hoge prijs kies, lijkt het alsof de hele opbrengst van Gasten opgaat aan de "kosten" van het eten. Zo wordt de verdeling van het totale rendement van de Wolvenring over de activiteiten Landbouw, Computer, Garage, Weekblad, Gasten, Banen Buiten, Residents bepaald door nepgetallen van bedragen die niemand betaalt. Denk eens aan Banen Buiten: als die thuiskomen met hun salaris en wij hebben een gigantische verrekenprijs voor hun avondeten kun je daar zelfs nog een verliespost van maken! Het systeem is nep, maar er moet toch iets voor komen, anders kun je de rendementen van de afzonderlijk activiteiten niet berekenen.
Het lijkt het beste om de marktprijzen te nemen, want dat weet je op slot ook of je beter het eten kunt kopen in plaats van verbouwen en de Residents die op het land werken opleiden voor de helpdesk enz. Maar doe je dat dan is de lol er prompt helemaal af: je komt er onverbiddelijk op uit dat je geen land moet gaan bebouwen, want wij weten altijd wel dingen die beter renderen. Toch willen we Landbouw, want we willen niet afhankelijk zijn en we willen onze gasten ontvangen op een enigszins traditionele compound, dus de Landbouw verzorgt eigenlijk een educatief park, dus levert ook in die zin aan Gasten, redeneer ik maar wat naar mezelf toe.
Als ik voor de arbeidsuren van Residents een loon reken en voor de interne leveranties gewoon marktprijzen, dan krijg ik een plaatje met rendementen per activiteit. Ugandezen denken zo niet. Mijn rekensom is westers. Ugandezen zorgen voor zichzelf. Ze werken samen, ze eten samen, ze hebben van hun ouders en grootouders geleerd wanneer je moet graven, zaaien, oogsten. Ze zorgen dat de opbrengst groter is dan wat ze eten. Dat wordt verkocht voor schoolgeld, de dokter, zeep en nog zo wat dingen waar je "geld" voor nodig hebt. "Geldverdienen" is een ondergeschikt onderdeeltje van het werk dat gedaan moet worden. Mijn spreadsheet is één groot nep-geldbudget, de Ugandees kent eigenlijk alleen werk.
Niet veel werk. Tamelijk veel werk. Behoorlijk veel werk. Enzovoort.
Mijn spreadsheet is een prachtig voorbeeld van de onhandigheid waarmee een westerling een Ugandese compound tracht te begrijpen. Ik begon wel goed. Toen ik het echter "netjes" af wilde maken raakte ik bezeten door de geest van het geld en verloor het zicht. Er zijn wel boeken in Europa, die trouwens nooit door zakenlieden worden gelezen, waar dit probleem, naar ik weet, wordt behandeld, o.a. een beroemd boek van Piero Sraffa, een naar westerse begrippen compleet wereldvreemde econoom die in de vijftiger jaren een boek schreef "Production Of Commodities By Means Of Commodities".
Voorlopig werk ik in mijn spreadsheet maar met een neploon voor interne arbeid en met een nepopslag om door te berekenen naar de ontvangende activiteit. Als ik daar allerlei probeergetallen intyp gaan de rendementen van de afzonderlijke activiteiten op en neer als jojo’s zonder dat ik begrijp hoe dat komt. Verstrikt in mijn eigen rekenmodel.
Misschien moet ik niet in geld maar in arbeidsuren rekenen. Of in de landarbeidstijd die nodig is voor het gezond voeden van een volwassene gedurende een jaar (ik stel voor dat de Food Year Unit, FYU te noemen). En dan het verdiende geld (bij de meeste activiteiten immers maar een onderdeel) een waarde geven door de marktprijs van dat voedselpakket te nemen. Dan kun je gewoon zeggen 10.000.000 USH is zoveel FYU’s, maar je blijft vanuit je compound rekenen en niet vanuit de Bank of Uganda. Eigen baas! Ook leuk: ons dubbeltje wordt de FMU (Food Month Unit) en onze cent wordt de FDU (Food Day Unit), dus 365 FDU = 12 FMU = 1 FYU, dat heb je nog nergens. En dan te bedenken dat niet alle FMU’s precies gelijk zijn en in schrikkeljaren de FYU bestaat uit 364 FDY’s is! Afrika! Dit is het helemaal. Onze FYU wordt ook wat lager dat die van de buren, vanwege onze trekker. Dat moeten we nog wegfoezelen. Deden klassieke economen als Ricardo en Marx ook, en die zijn daar op slot heel beroemd mee geworden, dus we zijn in goed gezelschap.

Jinja Rubaga, naast Bert, dinsdag 5 januari 1999

Mijn hoofd duizelt. Mijn spreadsheet heeft inmiddels tientallen pagina’s en de voorpagina is een soort vliegtuigdashboard geworden waar ik sleutelvariabelen kan instellen die dan in het hele systeem van investeringen en activiteiten worden doorgerekend, zoals bijvoorbeeld voor hoeveel mensen één persoon die een jaar op het land werkt, eten verbouwt (de arbeidsproductiviteit van de landbouw, in FYU’s natuurlijk). Op het land produceer je denk ik ongeveer .005 FYU’s per uur. Je werkt 2400 uur per jaar dus dat wordt, vermenigvuldigd, 12 FYU per jaar. Behalve jijzelf kunnen dus elf anderen van jouw werk eten. Die gaan met dat eten in hun buik aan de andere activiteiten deelnemen, de garage, computerwinkel, gasten en baantjes buiten (Exjobs).

Agr C_shop Gar Jrn Gue Exjobs
%Lhrs 30% 15% 15% 8% 24% 8%
Persons 3.3 1.7 1.7 0.8 2.7 0.8 Free time
Lhrs 8000 4000 4000 2000 6400 2000 96360
Magnitude Amount Unit Magnitude Amount Unit
FDU 3,000 USH FYU 842 USD (Market value of 1 FYU)
AgrLabProd 0.005 FYU/hrs = 1.8 FDU/hrs
WorkYear 2400 Hrs
Year 8760 Hrs
NmbrRes 12
Wage 456 USH/hrs Res savings -1.66
FYU wage 456.25

Dashboard Wolvenring

Met twaalf mensen hebben we 12 maal 365 maal 24 uur, dat is 105.120 uur, betoog ik, mede om met name de werkschuwe mannen te laten zien dat 50 weken lang 6 van de zeven dagen 8 uur per dag werken daar maar 27% van is. 30% slapen en vergeet niet dat de dagelijkse huishoudelijke zorg grotendeels samenvalt met die voor de gasten en als werktijd wordt gerekend, dus de resterende 43% is echt vrij. Zitten. Zoals dat hier hoort. Aldus meen ik voor de planning en boekhouding het Cultureel Aangepast Systeem Hamminga (CASH) te moeten voorstellen, cultureel aangepast voorzover een systeem van boekhouding natuurlijk cultureel aangepast kan zijn want boekhouden is natuurlijk zo westers als de Pieten. Wat we gaan doen is enerzijds kei-Afrikaans, anderzijds ape-apart vanuit het gezichtspunt van, laten we zeggen bijvoorbeeld onze toekomstige buren.
De 12 op 1 productiviteit van de landbouw in FYU’s (wat zou het in Nederland zijn, 10.000 op 1?, bedenk eens hoe weinig boeren er nodig zijn om Nederland elke dag eten te geven) is de norm voor de andere activiteiten. Een activiteit die arbeidsuren gebruikt, gebruikt FYU’s. De landbouw gebruikt 8000 uur dat is 3.33 FYU. Dat levert dus 12 maal 3.33 FYU’s = 40 FYU op. We zijn met 12 dus we kunnen 28 gasten te eten geven. Bij minder gasten kunnen we een deel van de oogst verkopen. Alleen dan gaat geld tellen. Wie een FYU op de markt verkoopt en met de Uganda shillings thuiskomt gaat gewoon voor 1 FYU de boeken in. Als we geld hebben vragen ons af hoeveel FYU het is en niet andersom.
Andere activiteiten die een bepaalde hoeveelheid FYU’s aan arbeid gebruiken krijgen 12 maal die hoeveelheid als norm aan hun broek. Voor zover intern geleverd wordt: Garage aan Landbouw, Landbouw aan Garage, Computer aan Krant enz. zijn dat de kosten. Voorzover op de markt wordt verkocht geldt natuurlijk cash as cash can. Met name de krant ziet er, ook na aftrek van de fictieve FYU-kosten van interne leveranties, bijna ongeloofwaardig veelbelovend uit, met de gasten als goede tweede.
Ik moet grond bekijken met mensen, ik moet nog wel tien keer naar de tovenaar bij Budhagali voor ik hem een keer thuis tref, ik moet allerlei mensen langs om van alles te vragen. Ik wil een motorfiets. Yussuf, van de missiegarage blijkt duidelijk een veel betere partner dan Stsjoertsjie Man, hij had namens mij alle tweedehands Honda’s CG125 in Kampala afgekeurd, uit Japan geïmporteerde wrakken, ze blijken toch nog gemaakt te worden, nieuwe uit Brazilië kosten een dikke €3600.- (dus daar zat Stsjoertsjie Man dichter bij dan Yussuf, eerlijk is eerlijk) en er staat hier in Jinja een vijfversnelling Yamaha 125 met turbo inspuiting, hooggeveerd, 1992, goed gereviseerd, te koop voor €1000,-, niks mis mee.
Verkocht, zeg ik.
Yussuf staat volkomen aan mijn kant bij de koop zonder dat ik iets hoef te doen (denk ik...). Hij krijgt iets moois van mij, ik verzin wel iets. Het Ndi Musoga T-shirt kan niet want hij is een mengsel van zo ongeveer alles behalve Basoga.
Ik heb een motorfiets in Jinja.

Grace is weg. Naar school. Het wordt stil rond Bert Hamminga. Piet is ook al in Kenya. Bij het afscheid van Grace kreeg ik een bodywarmer! (althans zo’n trui zonder mouwen). Knalgeel, met dito baseballpet. Ik van mijn kant blies flink in de bus met a. mijn eigen baseballpet, b. een mooie foto van mijzelve, c. een fles uit mijn voorraadje parfum van de aanbieding van de Kijkshop. Ze zou eerst zaterdag terug naar school gaan, maar er was geen reisgeld. Dat heeft de Stichting Mind haar met een plechtig contract model Ivan geleend. Toen werd het toch zondag, want om een of andere reden moest ze zaterdag met Proviah, die terug naar Makerere ging, mee. Haar school zou maandag beginnen en ergens van de week een uitgesteld tentamen van een zieke docent. De reis duurt een hele dag, als ergens midden in de bush de aansluiting van de bus naar Nairobi met de bus naar Mwanza (Tanzania) in je schoot valt. Anders twee dagen. En dan dus de vraag of de klerikale boeven haar huidige schoolgeld toch liever hebben dan de eer haar weg te sturen omdat ze niet de volkomen onverwacht opgeëiste $2000 kan ophoesten. Ik hoop dat we (we zeg ik al) mogen blijven. Zo niet, dan beginnen we de krant meteen.
Het zou uiteindelijk vandaag dinsdagmorgen 05:00 gaan worden, zei ze gisterenavond bij de uitwisseling der cadeaux. Toen moest ze weg want Anthony en Gregory, de twee jongsten, hadden jeans van haar gegapt die mee moesten en die ze nu zogenaamd niet meer konden vinden. Die waren verstopt, wist ze zeker en ze zou ze wel vinden.
Ik zet de wekker van mijn mobile op 04:55 uur, vind een donker en stil Kafuko-huis en ga weer slapen. Benieuwd of ze vandaag alsnog hier blijkt rond te lopen (later bleek ze bij haastig vertrek tien voor zes net de bus te hebben gehaald, Kiganda en Tenwa die zouden brengen waren helemaal niet uit hun bed te branden, vertelde Tenwa zelf nota bene).
Met Proviah leef ik in onmin. Zeker te veel aandacht aan Grace gegeven. Kan me niks schelen ook. Toen ze naar Kampala gingen bracht ik ze weg, Grace bleef buiten staan wachten bij mij, Proviah zat binnen in het busje met een franterig smoeltje en er viel een wat mij betreft ongemakkelijke stilte. Ik ga, zeg ik tegen Grace. Ja, het gaat zo regenen, hielp ze.
De volgende dag haal ik de mugalabe bij de buren op om cadeau te geven aan Miss Margaret. Tot mijn verbijstering ontwaar ik er viltstifttekeningen op van mannetjes met tekstballonnen "You are supposed to play only traditional music on me". Proviah. De pestkont!
Nee, dat was het niet geweest, blijkt later. Ze vond het wel grappig. Woedend brom ik dat ik deze mugalabe niet meer hoef en dat Proviah mij 6000USH moet betalen. Kwaad red ik mijn engooma uit de handen van het geteisem en loop ermee mijn tuin in. Toch wel handig die collectiviteit: "ze" hebben mijn mugalabe verpest dus kan ik lekker gewoon op "ze" kwaad worden, al zit Proviah in Kampala. Hoef ik mijn kwaadheid niet op de houden tot ik er Proviah zelf mee kan ompissen. Ze bewaren het daar maar voor haar.
Een dag later blijkt er met oplosmiddel gepoetst te zijn en het restje schuurt Kiganda, de timmerman-pleegzoon voor me af, wordt beloofd. Ik ben alweer met mijn lot verzoend. Kiganda had ook al een week twee kapotte stoelen van mij voor een simpele reparatie. maandag zou het echt gebeuren, zei hij. En…het gebeurde! Hij wil er 5000USH voor, drie twintig.
‘s Avonds wordt er aangeklopt met een bekertje millet-pap. Dat lust ik wel. Ik kom wel even bij jullie zitten. Gezellig. Het is helemaal over.

Lichte huidskleur wordt zeker als schoonheid gezien, maar albino’s, vertelde Grace, worden niet beschouwd als de kampioenen. Integendeel. Zelfs een aardige rijke man verliest licht zijn vrouw als hij bij haar een albino maakt. Ze wil liever arm zijn met een rotvent dan albino kinderen hebben, blijkt uit het verhaal van een albinomeisje bij Grace op school, die bij haar vader was gebleven toen haar moeder wegliep, waarna de lieve opvolgende stiefmoeder nog zeven albino’s wierp. Die familie wist van verbrandingsgevaar, dus hun huid is gewoon zacht. Bij de meeste albino’s is het net karton en vol wonden. Ze lopen gewoon in de zon. Een man bij Bugembe kreeg ruzie met zijn vrouw omdat hij zijn drie albinokinderen wilde vermoorden. Zijn vrouw zei het zijn gewone kinderen net als alle anderen. Hij kreeg geen toestemming en verzoende zich morrend met zijn lot. Weet je nog van vroeger, toen Pappie ons wilde vermoorden en Mammie zei van nee? Waar blijft de tijd…

Over het lot van de kathedraal van Bugembe hoor ik van verschillende kanten en partijen zoveel verschillende verhalen dat ik stof zie voor een boek "De kathedraal van Bugembe" dat ik zeker niet zal schrijven. Enige bouwstenen zal ik echter aandragen.
Op een dag werd op de helling van de Wanyange heuvel, met uitzicht over het Victoriameer, voor de Anglicaanse bisschop van Busoga een prachtige kathedraal gebouwd in de vorm van een gigantische wigwam met betonnen spanten en prachtige driehoekige gekleurde raampanelen in de bovenste helft van de tot een punt samenkomende gevels [videoclip: De Kathedraal van Bugembe.htm] Hij was groot, heel groot. Er konden wel 1200 mensen in zitten en als je uitgaat van hoeveel mensen er in een telefoonhokje schijnen te kunnen, om over een Ugandees taxibusje maar te zwijgen, want volgens die norm konden feitelijk alle Basoga er wel tegelijk in en dat is niet eens nodig, want de Ugandese Anglicanen, de Church of Uganda, in Busoga staan op minder dan 50%. Hun getal zakt wat, want door ruzie wenden de gelovigen zich tot een keur van meest protestante sekten, Pinkstergemeente, Children of God en wat niet al, het is niet bij te houden. Tot overmaat van ramp heeft de harde wind op de prachtige heuvel het grootste deel van de houten raamsponningen met glas en al met donderend geraas de kerk in geblazen. Het hout van de sponningen bleek meer bedoeld voor emballage en zo. Telkens na zo’n lang narinkelende doffe dreun die de hutjes van Bugembe deed trillen kwamen de gelovigen met stoffer en blik de boel uitvegen. Verlijmen, en terugstoppen met stevige bouten was te hoog gegrepen. Er stak een krachtige wind op in de kerk, reden waarom alles dat kan omwaaien nu met stenen verzwaard en verankerd is. Maar het orgel werkt nog en papiergeld ophalen in de wind, dat oefent iedereen van jongs af aan in in elke kerk in Busoga. De heilige tafel is verplaatst naar een plek waar geen regen valt.
Maar in de kerkeraad gist en sist het. Er is geld weg! En bovendien heeft de bisschop, Bamwose of zoiets, ineens een opmerkelijk grote veestapel op zijn grote door gewapende soldaten bewaakte landgoed ver in de binnenlanden achter Kamuli. Bamwose is slim en goed opgeleid, daar is iedereen het over eens. Zijn tegenstanders beweren dat hij zijn medestanders betaalt.
Kort samengevat: de kerk lekt, bouwkundig, sociaal en financieel.
Bamwose is iedereen te slim af. Hij heeft één van zijn vrouwen vermoord, maar niemand doet hem iets. Althans tot voor kort: de protesten namen toe en Bamwose is al een dik half jaar geleden op ziekteverlof gestuurd door aartsbisschop Kojojo, het opperhoofd van de (Anglicaanse) Church of Uganda. De gelovigen blijven op speurtocht naar het verdwenen geld. In Bamwose’s plaats kwam tijdelijk een Griekse heer, wiens naam ik nog niet goed heb kunnen opschrijven, het is ongeveer zoiets als Ratteplas. Ratteplas kwam een paar jaar geleden steenrijk uit Kenya, zoals hier wel vaker plotseling mensen steenrijk uit Kenya opduiken. In Kenya gaan banken failliet omdat ze bijvoorbeeld hun hele vermogen aan ministers hebben uitgeleend, die dan vervolgens niet terugbetalen. Enfin Ratteplas werd snel belangrijk bij de Church of Uganda en werd gezonden om voor plaatsvervangend bisschop te spelen. Daarbij viel hij snel door de mand. Hij wist niet hoe het moest. Hij kende de gebeden niet. Wat hij deed leek nog het meest op wat ze bij de Pinkstergemeente doen. Ratteplas werd door de geschokte gelovigen letterlijk de kerk uitgetimmerd. Het vacuüm werd gevuld door een man van voor mij op dat moment nog onduidelijke herkomst. Ik trof hem vorig jaar aan wonend in de pastorie bij de kathedraal, de zich noemende "Bishop Elect" Rev. Canon Samuel Kamanya Lubogo, door mij sindsdien steevast Mijn Vreselijke Vriend genoemd, vanwege zijn door hem aan mij spoorslags verklaarde diepe vriendschap onmiddellijk gevolgd door de vraag of hij niet op kosten van mij een paar jaar naar Nederland zou kunnen komen.
Het laatste nieuws hoor ik van Margaret’s vioolfather die in deze affaire zo belangrijk blijkt dat zijn beeltenis nu zelfs in het landelijke kwaliteitsblad de New Vision heeft gestaan. Hij blijkt midden zeventig, ex politieman, vertegenwoordiger geweest in tal van kerkorganen en natuurlijk leider van zijn clan, is de laatste twintig jaar van zijn werkend leven directeur van de snoepfabriek geweest die bij de suikerrietplantage van de Indiër Madvani hoort. Een Ugandees als directeur! Geen Indiër! Ex-president Obote zette hem twee jaar zonder vorm van proces gevangen omdat hij lid van de verkeerde partij was. Welnu, deze vioolfather vertelde het: Ratteplas is terug. Hij heeft de kerk op slot gedaan. Die gaat alleen nog open bij diensten. Ratteplas heeft geoefend in de gebeden.
Bamwose, eerst met ziekteverlof, is eind december met pensioen gegaan, a.s. zondag zal hij van zijn welvarende landgoed komen om de tekenen van zijn waardigheid (een mijter, een staf en nog wat van dat) plechtig over te dragen aan de aartsbisschop, die voorlopig bisschop is met Ratteplas als zetbaas. Ik ga erheen natuurlijk, met camera. Over de opvolging zal worden beslist door een synode bestaande uit alle bisschoppen van Uganda, een vertegenwoordiging van Busoga dominees en Busoga leken, "christians" genoemd (dus dominees en bisschoppen zijn kennelijk geen "christians").
Heel Busoga is nu door heel Busoga aan het lobbyen. De Verkrampte Kankeraar die de vorige keer die geldtelgebaren maakte bij zijn bezoek aan Miss Margaret blijkt op dat moment waarschijnlijk zijn smoes te hebben verkocht aan zijn maatjes van de Lubogo-maffia, waartoe het grootste deel van de Bugembe parochie met Margaret en haar vioolvader aan het hoofd behoren, voor zijn povere lobbyresultaten: Ratteplas betaalt voor stemmen, hij weet het zeker. Daar kan niemand met argumenten tegenop, zelfs de Verkrampte Kankeraar niet, zegt de Verkrampte Kankeraar.
Bamwose heeft dit allemaal niet verdiend, zegt Mama Jane, de secretaresse van Piet’s Cultural Research Centre die van mij Microsoft Acces trucs heeft geleerd en ook van de Church of Uganda is. Dat is een prima man die heel hard gewerkt heeft voor de kerk. Ook bij Ratteplas zit volgens haar geen greintje kwaad, een neutrale, verstandige oudere man die men de oplossing van problemen had toevertrouwd. Nee, die schreeuwers van Bugembe, die hem er gewoon uitgegooid hadden, die verzieken alles. Die moeten maar eens beseffen dat de bisschop een bisschop van Busoga is, niet alleen van die van Bugembe, al zijn dat de kerkbezoekers. Behalve Ratteplas en Mijn Vreselijke Vriend zijn er nog twee serieuze kandidaten voor de functie van bisschop van Busoga, een daarvan is arts, de ander heeft ook geen religieuze opleiding. Mijn Vreselijke Vriend is de enige met een papiertje in de theologie. Er moet uiteindelijk een tweederde meerderheid zijn, in een eventuele tweede ronde blijven de beste twee over. Naar de exacte zetelverdeling heb ik niet gevraagd, dat is meer iets voor de vioolvader, Newt Gingrich en zulk soort types. Maar ik zeg je: er zitten vandaag de dag in Busoga wat christians met pen en papier in de kamune’s op weg naar andere christians. De Kyabasinga (Koning van Busoga), Muloki, is al met de aartsbisschop wezen praten. Mijn Vreselijke Vriend blijkt "prins", want "brother" (neef, in dit geval) van de Kyabasinga. Hij is nu door Ratteplas de pastorie uitgedonderd, of althans, in de lezing van Margaret, de kerkeraad heeft besloten dat zijne hoogheid de Prins Bishop Elect in verband met de omstandigheden even bij zijn "broer" de koning moet gaan wonen. Nou, niet slecht voor Mijn Vreselijke Vriend, want op de pastorie was de telefoon al lang wegens schulden afgesloten, hetgeen het lobbyen natuurlijk niet bevordert en de Kyabasinga zal toch wel bereikbaar zijn. Bovendien heeft de Kyabasinga bij zijn installatie van President Museveni een dikke 4WD trooper onder zijn kont gekregen zodat handjes in de dorpen kunnen worden geschud. Of het allemaal zoden aan de dijk gaat zetten tegen het geld van Ratteplas…Ratteplas moest eens weten dat M.V.V. zijne opponent de prins van Busoga Bishop Elect Rev. Canon Samuel Kamanya Lubogo s.s.t.t. voor de prijs van een verblijf in Nederland van twee jaar (zonder zijn vrouwen!) uit de race kan worden genomen. Wordt vervolgd.

Schrijven in Afrika. Heel apart. En dan gaat het me niet over romans, maar over rapporten van "onderzoek", van die dingen. Zodra een Afrikaan gaat schrijven verliest hij zijn zelfvertrouwen en gaat brainy blanke stijl imiteren. En dan bij voorkeur de stijl van de echte westerse kampioenen in academische idiotie. Zo geleerd mogelijk. De Afrikaan, die zo goed kan zeggen wat hij bedoelt, doorspekt zijn schrift met die meest vreselijke linguïstische uitvinding van de westerse beschaving: de "theorie": dat voortdurende strooien van onhandige en onduidelijke termen die tot de riten van het betreffende vakgebied behoren. De "theorie": die taalkundig onbegrijpelijke versie van wat iedereen al lang weet, maar in de "theorie" moet worden bewezen met een peperdure aselecte steekproef van duizend of meer, met bijbehorende controlegroep vanzelf, waarna er beslist nog enkele moeilijke formules op moeten worden toegepast waarin bij voorkeur enkele machten worden verheven, wortels getrokken en afgeleiden, medianen en standaarddeviaties berekend, waarbij men tevoren weet wat er niet en wat er eventueel wel uit mag komen. Hou je het veilig, dan bewijs je iets wat iedereen al dacht, wil je wat "nieuws" brengen (maar niet heus), dan bewijs je iets wat nog niet zo veel mensen al dachten. En je bewijst natuurlijk nooit iets wat belangrijke mensen in je omgeving niet willen horen. Zo gaat dat aan de westerse universiteit en als een Afrikaan het imiteert merk je, omdat je weet wat een Afrikaan vermag als hij zichzelf blijft, pas hoe gek het is.
Met name omdat in de klassieke gedachtenwereld van de Afrikanen kennis überhaupt niet middels onderzoekswerk worden verworven, ja, zelfs helemaal niets met arbeid te maken heeft, doch integendeel gegeven worden door de voorouders als je je bescheiden en afwachtend opstelt, schrijven Afrikaanse wetenschapsmensen -vooral scripties van talentvolle Afrikaanse doctoraalstudenten zijn daar geweldig in- ongewild satire van hoge kwaliteit op het gezagsgetrouwe gedeelte van westerse wetenschap, die op mij de uitwerking heeft die satire behoort te hebben: de schellen vallen mij van de ogen. Veel westerse "wetenschap", is toch inderdaad, zoals de Afrikaanse doctoraalscriptiestudent duidelijk aanvoelt en met een zekere overdrijving –serieus of in zijn vuistje lachend, daar wil ik af wezen- imiteert, in het westen verrekt vaak een volstrekt krankjorem religieus ritueel, toch in wezen niet echt anders dan dat gedoe met schelpjes, brood, wijn, ouwels, oude bomen, glazen bollen en wat dies meer zij. Wetenschap is de religie waarbij formules zijn wat meer zijn afgekort en de glazen niet bol maar hol zijn zodat er vloeistoffen in kunnen.
Kortom: als de Afrikaan spreekt Hoor je hoe een mens hoort te spreken, als hij schrijft krijg je inzicht in de westerse religie in de breedste zin van het woord, vooral het als "wetenschap" aangeduide onderdeel daarvan, waar men, geheel volgens het recept van de antieke Egyptische priesterkaste verbazing wekt met een paar goocheltrucs om daarmee bij het publiek een ferme overschatting en misduiding van de eigen waar teweeg te brengen. Daarom zijn universitaire wetenschapsmensen vaak zo fel belijdend onreligieus: het is de concurrent. Net als de ex-Mesopotamische religies (Jodendom, christendom en islam) is de universiteit in essentie een versperring op de weg naar ware kennis.
En af en toe, af en toe, kom je weer eens iemand tegen die in zijn eentje heeft ontdekt dat je overal zonder dure en de aandacht afleidende hoogleraren, priesters, dominees en andere roergangers kunt komen, ja dat dat zelfs de enige manier is.

Ik heb vanochtend geen ontbijt meer. Alles op. Maar het is gelukkig woensdag, dus ik moet vandaag drie Nivaquinepillen slikken tegen de malaria, plus de Paludrinepil van iedere ochtend, de Sotalol tegen de atriumfibrillatie, Efexor tegen depressie en Depakine ter stabilisatie van het gemoed en dan heb je eigenlijk al genoeg gegeten. Gevuld met al die westerse wetenschap –het is goed dat ze bij Efexor niet weten wat ik zou in het uiterste geval zou willen betalen voor die pil, mijmer ik- vind ik nog een handje pinda’s en tomaat tegen een opkomende misselijkheid. Voor vanochtend ben ik Gered.

Het buurhondje Bert is inmiddels flink geschift. Ik heb al een paar keer opnieuw uitgebreid vriendschap met hem gesloten, waarbij hij uiteindelijk zo stijf mogelijk tegen mijn benen aan gaat liggen. Elke dag begint hij onze contacten door met zijn staart tussen de benen grommend weg te lopen. Zo’n Kafuko opvoeding gaat zo’n hond niet in de koude kleren zitten kennelijk. Ik geloof niet dat ze hem rottig hard slaan. Hij zit alleen achter huis, in zijn eentje, aan een touw. Het beest ziet alleen een paar konijnen in een kooi en wat kippen. Hij heeft gewoon niets kunnen leren.

Weer een mooie van father Dennis the Menace, nu missionaris bij de Karamojong: Alles gaat hier minder handig en meer in het zicht van de passant: zowel productie als corruptie.
Wat de productie betreft heeft hij zeker gelijk.

Donderdag 7 januari 1999

Gisteren geen stroom, ernstig, want ik zit nog steeds in mijn eigen planningsmodel verstrikt en mijn laptopaccu is leeg. Kiganda, die zich in de buurt heeft ontwikkeld als een guru op het gebied van het voorspellen van de terugkeer van spanning op het net, wat hij daarbij raadpleegt weet ik niet, houdt het op 16:00uur. Wij gaan in afwachting wat jammen in de tuin op fluit en drums. De buurkinderen laten zich angstig uitnodigen maar houden stug vol absoluut geen liedjes te kennen, ook niet voor een banaan.
Ik ben een stuk beter dan Kiganda in het voorspellen van de aanvang van een stroomstoring. Achteraf wel te verstaan, want als ik dan ga kijken blijkt mijn gekookte drinkwater steevast bijna op. Ik hou vol zonder drinkwater tot de stroom terug is, maar als ik dan water wil gaan koken is er geen druk. De buizen laten zich nog drie kleine pannetjes ontfutselen. Ik wil 220 Volt van mijn motorfiets af kunnen halen voor de computer en een lampje, of anders maar een aggregaatje.
Koken op hout dan maar. De bossen zijn hier toch verloren.
Moet onze wolvenring toch misschien ergens bij een waterval aan de Nijl waar we een kleine turbine kunnen plaatsen? Elektrisch bevloeien schijnt men in Nederland zelfs al met zonnepanelen te doen, als het de hele dag doorgaat hoeft het immers maar drupje voor drupje.

Gisteren zou dan de laatste afgelopen augustus te leveren mugalabe er zijn. Welcome, zei Moses Monday vriendelijk lachend. Maar geen mugalabe. Hij was in Bufulubi geweest. Ze hadden geen lizzard skin. Wat nu, zei ik zorgelijk. Volgende week, zegt Monday.
Wat als hij er dan nog steeds niet is?
Moses begint nu ook somber te kijken. Gelukkig voor hem komt er net een kennis voorbij die even wat moet zeggen.
Ik pak voor wetenschappelijk onderzoek een mpanda (katapult) van de muur en naast een in een voor de verkoop bestemde rieten fauteuil zittende krantenlezer.
Leg mij dit eens uit, zeg ik.
De krantenlezer blijkt deskundig.
Hji doet mij alles voor en bezweert dat je altijd met dezelfde moet schieten om goed te worden, net als goede dartspelers hun eigen pijltjes gebruiken, zegt hij behulpzaam.
Deze katapult uit de Busoga Craft Shop is eigenlijk meer een demonstratiemodel, zegt hij tactisch.
Achteraf heb ik bedacht dat dit het moment was waarop ik de krantenlezer werkelijk goed ging opnemen.
Een echte kost wel 20000 USH en daar moet je vergunning voor hebben, want je kunt er mensen mee doodschieten. Maar voor een toerist zal dat wel meevallen. Hij schiet alleen met zelf met zorg gemaakte katapults.
Ik struikel bijna over mijn woorden om de bestelling te doen. Als ik de prijs biedt, 20.000, kijkt hij verrast, terwijl hij mij er zonet toch volgens mij zonder persoonlijke geldelijke intenties over informeerde.
Hij heet Zion, maar heeft er Zoni van gemaakt, is artiest, maakt van alles. Hij geeft ook les aan moeilijke kinderen om hen te helpen een bestaantje op te bouwen. Church of Uganda, bijbelles geeft hij ook. Huis met atelier in Bugembe ergens tussen Miss Margaret en de Holy Cross. Een afspraak is snel gemaakt.
Kom volgende week donderdag langs, na de lunch, oppert Zoni, want ons eten lust je vast niet. Vóór de lunch, om twaalf uur.
OK dan.
Bij het afscheid van de Busoga Craft Shop bekent Moses nog even dat hij vreselijk op zwart zaad zit, of ik niet wat geld voor hem heb. Daar zal hem dus eerder de schoen wringen dan bij luiheid van de trommelmakers.
Nee Monday, geen geld.
Zoni brengt mij even naar een plek waar ik zo laat nog een krant kan kopen, ik breng hem tot zijn verbazing achterop de fiets naar zijn kamune.
Kunnen blanken fietsen?
Nederlanders wel.
Hij een boek aan het schrijven.
Een boek aan het schrijven?? Nu breekt je de klomp, Bert, denk ik. Ik knijp even in mijn arm.
Ja, een boek. Over het lot van veel mensen die hij ontmoet heeft.
Donderdag dus.
Even opschrijven, zegt hij.
Opschrijven?
Wat krijgen we nou?
Het gaat onderop een papiertje, dat is de…14e, zegt hij. Het kent de datum van vandaag uit zijn hoofd en kan ook nog rekenen (vergeet niet dat bijv. de ober van ons hotel vorig jaar op de Mount Elgon ons op 1 januari bij het schrijven van de rekening vroeg de hoeveelste het was, laat staan dat hij dan zou kunnen bedenken de hoeveelste het aanstaande donderdag zou zijn). Mijn voornaam gaat er bij. Moeilijke naam zegt hij na driekwart van de letters te hebben moeten vervangen door de juiste. Ik zeg ja dat hoor ik wel vaker, ik reken wel even uit thuis op welke dag van de week 1-7-1951, mijn geboortedag viel.
Thuis geeft mijn spreadsheet op @WEEKDAY (@DATE(51,7,1)): SUNDAY.
Sunday Hamminga. Ziezo, dat onthouden ze wel, want dat ge-Sir en ge-muzungu ben ik zat. Is er niet al ergens een Sunday, die ook nog eens naar een held van Homerus is genoemd? Odysseus? Maar laat ik niet gaan overdrijven. Ik voetbal immers ook niet bij Ajax.

Dat gedoe met bananen kopen in Main Street blijkt ook vrij belachelijk. Gregory van hiernaast kwam melden dat hij even iets ging snijden in mijn tuin. Even later kwam hij grijnzend met een tros van vijftien kilo heerlijke rijpe bananen aanzeulen. Recht naast mijn raam nota bene. En ik maar turen op mijn laptop terwijl een blik naar links mij oog in oog met bananen voor de hele rest van mijn verblijf deze keer zou hebben gebracht.

Jinja Rubaga, naast Bert, vrijdag 8 januari 1999

Goede morgen dames en heren! Ik heb jullie extra nodig want Piet is nog steeds in Nairobi en bovendien zou hij toch niet zo geduldig als jullie kennis nemen van mijn vreemde wiskundige strapatsen betreffende negers die met de blik op oneindig in de grond staan te hakken. Ik zal jullie vertellen hoever ik nu ben met de wolvenring. Het is prachtig, alles klopt met alles, maar er zit nog één hoofdpijnverwekkend wiskundig probleem in dat er uit moet, dan wel tot de conclusie moet leiden dat sommige berekende getallen iets geheel anders voorstellen dan ik dacht.
De familie Kafuko komt af en toe binnen en dan leg ik uit wat de kleuren van de vakjes betekenen: in een blauw vakje staan gegevens: getallen die ik gewoon moet weten: hoeveel mensen zijn er, wie werkt waar, wat is de marktprijs van hun jaarlijks noodzakelijk voedselpakket, wat hebben ze nog meer nodig, wat kost dat, hoeveel van die voedselpakketten produceert een persoon jaarlijks die fulltime op een stuk land werkt van de juiste grootte. Als het op de schop gaat. Als het met een trekker gaat. Getallen in de grijze vakjes zijn monitoren die gewoon vertellen hoe de knoppen staan, of hoe een serie knoppen samen tot een bepaalde instelling hebben geleid. Tussen blauw en grijs lopen dus draadjes die alleen binnen het "Dashboard" (zo heb ik die spreadsheetpagina genoemd) lopen en niet naar de rekenmachine op de tientallen pagina’s daarachter. De witte vakjes rapporteren terug van de achterliggende rekenmachine: hoeveel verkoopt Krant? Wat kost dat? Wat verkoopt Landbouw? Wat moet Landbouw leveren aan Residents? En aan Gasten? Wat "kost" dat in CYU, Consumption Year Units (zo’n unit is het voedselpakket plus overige benodigdheden van één persoon voor een jaar)? Voor de buitenwacht is het wellicht aardig om de weten wat zo’n CYU op de markt in Jinja kost en oplevert, maar onze interesse daarin is zo matig dat wij niet in geld rekenen en dan kijken hoeveel een CYU kost, maar in CYU’s rekenen en dan kijken hoeveel CYU’s je moet betalen voor een bepaalde hoeveelheid Ugandees, Amerikaans of Nederlands "geld", mocht je dat om een of andere speciale reden nodig hebben.

Tot Inv Money

Flow

Agr C-shop Gar Jrn Gue Ex-jobs Res Sales FlowCost Profit Return
18.6 Agr 12.0 12.0 12.0 -6.9 29.14 157%
25.2 C-shop 0.90 5.4 0.9 1.8 9.1 -3.5 14.52 58%
21.7 Gar 2.70 0.90 0.90 0.90 0.90 2.05 -3.47 4.89 23%
24.2 Jrn 302.7 -41.8 260.9 1079%
61.1 Gue 202.5 -19.0 183.5 300%
1.0 Exjobs 11.6 -1.0 10.56 1056%
61.4 Res 4.0 2.0 1.00 1.0 3.0 1.0 0.0 -15.9 -3.94 -6%
213.2 Pur chases 0.2 0.6 1.57 34.5 2.2 1.2 -539.9 -499.6 234%
Total 6.9 3.5 3.47 41.8 19.0 1.0 15.9 539.9 -631.5 0.00 0%
%Lhrs 33% 17% 8% 8% 25% 8%
Persons 4 2 1 1 3 1 12
Lhrs 8000 4000 2000 2000 6000 2000 0 = J21 = 1.33
h FYU CYU FDU CDU USH USD NbrRes 12
WorkYear 2000 Commu nity
Year 8760 Work time Total time
PdAgr (1p/y) 12 9.00 13,140,000 9,73 land is no res- 24,000 105,120
PdAgr (1p/h) 0.006 0.0045 2.2 1.6 6,570 4.87 stric- tion 23% Wor king
FYU 1,095,000 811 30% Sleep ing
CYU 1.33 1,460,000 1,08 47% Sitting
FDU 3,000 2.22
CDU 4,000 2.96
CYU/WorkYear 730 0.54

Dashboard Wolvenring 2, alles in CYU’s

Inmiddels, na een dikke week nachtbraken kan ik het inderdaad de Kafuko’s onder de pet schieten wat ik aan het doen ben en men krijgt daar het gevoel dat hier iets bijzonders gebeurt. Daaruit concludeer ik dat ik op het goede spoor zit. Wil je een Ugandees iets uitleggen dan moet je in CYU’s praten, monden die je wilt voeden. Niet in geld, Mercedessen of andere onzin. Men sluipt af en toe binnen om een bordje kip met rijst naast de laptop te zetten, een bekertje milletpap. Er worden trommelstokken voor me gemaakt, er komt een katapult uit Kampala, op de Jinja markt niet gekocht wegens poging tot afzetterij, boven water, mooi om straks te vergelijken met Zoni’s technische wondertjes.
Wanneer gaan we het doen?
Het is een fantasie, hou ik vol. Misschien wel nooit. Er zijn heel veel problemen. Ik moet er bijvoorbeeld zelf minstens driekwart van de tijd bij zijn. En ik heb een volle baan in Nederland. Dus dat kan niet. Ik durf het alleen te doen als ik zoveel eigen spaargeld en pensioen heb dat ik zelfs lang en gelukkig in Jinja kan leven als alles helemaal mislukt. Het moet voor mij een spel zijn. Het mag bij pech wel geld kosten, maar nooit zo dat ik er zorgen van krijg. En dat is mijn eigen rekensom, een hele andere, leg ik uit. Die moet ik thuis maken. En bovendien is de vraag of ik wel weg wil. Of ik als muzungu het niet af en toe aan de stok krijg met de passanten die in de Ugandese regering voor een tijdje de macht grijpen tot ze weer worden afgezet door anderen die zich ook wel eens een tijdje willen verrijken. Ik leg ze uit wat voor mij zo aantrekkelijk is in Uganda: dat er geen regels zijn en idioten die voor de raarste dingen het vingertje heffen of een bekeuring uitdelen. Of de Kafuko’s wel beseffen om hoeveel geld dat gaat, alleen al voor zo’n land als Nederland, die pensioenpremies waarvoor je later niet een schijntje terugkrijgt van wat zij met je geld op de beurs gemiddeld verdienen. Dat de telefoondienst "auteursrecht" heeft op je nummer en dat dan verkoopt aan gasten die je opbellen of je aan hun loterij wil meedoen. Dat je er drie kleuren diesel en vijf kleuren nummerborden hebt. Dat je een bekeuring krijgt als je zonder helm op je motorfiets zit. Dat je er midden in de nacht in je auto op een provinciale weg door drie gewapende motoragenten kunt worden klemgereden die je dan een boete geven omdat je je autogordels niet draagt, waarbij je ten behoeve van het proces verbaal gevraagd wordt welke reden je had om deze overtreding te maken. Dat ze daar dan niets invullen als je zegt: agenten een excuus geven om ’s nachts geen gevaarlijke boeven te hoeven vangen. Dat ze daar in Nederland nóg meer "blauw op straat" willen. Dat er wel altijd gas, water en licht is. Dat ze daar evenwel volkomen gesjochten zijn als op een dag iets ernstigs gebeurt waardoor bij iedereen het zaakje uitvalt. Dat er geen gaten in de wegen zitten, dat je dus tweehonderd kunt rijden maar dat dat verboden is, met allerhande miljeugelul er omheen, hoewel het toch niet kan want er zijn altijd files. De APK-maffia. Dat de Nederlandse regering de banken, benzinepompen, sigarenzaken en drankwinkels in handen heeft die die misbruikt voor belastinginning, want dat is allemaal slecht voor het miljeu en het veroorzaakt dodelijke ziekten. Een voorstel tot belasting op masturberen heeft het net niet gehaald, maar de hoereloperij is "gelegaliseerd", waarmee wordt bedoeld dat de overheid zich heeft gelegaliseerd tot belastingheffing ter zake, zodat de meisjes meer aan de klant moeten vragen en er minder van overhouden terwijl ze, als de klant een ambtenaar is, tevoren het hele salaris waarvan hij het doet al hebben betaald. Dat Nederlanders geen flauw benul hebben hoe de wereld eruit ziet omdat ze in een afgesloten pretpark leven, en als ze er uit gaan gaan ze naar andere afgesloten pretparken met langs de randen TV in plaats van uitzicht. Dat ze denken dat de mensen hier in Afrika zielig zijn en dat ze geld stoppen in collectebussen die na het vertonen op TV van Afrikaanse honger- en schietfilmpjes langs de deuren gaan. Dat ze denken dat de dieren in de "ongerepte" en "beschermde" natuurparken van Afrika in een "paradijs" leven, alsof die niet elke dag harder moeten vechten voor hun leven dan mensen in een Duits concentratiekamp, alsof het uit elkaar gescheurd worden door een hyena een zachtere dood geeft dan cyclon B. Dat ze natuurfilms die ze er in het westen op TV over vertonen vaak aftitelen met "dierenparadijs" en verwante fantasietitels. Dat ze vaak zeggen dat niets menselijks hen vreemd is, en dat misdaden tegen de menselijkheid daarom streng moeten worden gestraft. Laten wij hier nu eens gaan collecteren voor de arme mensen in Europa die met hun suikervrije zoetjes in de file niet zitten te roken. Zodat ze echte suiker kunnen eten, zoals wij, en bredere wegen kunnen bouwen en lekker een pakje sigaretten kunnen kopen. Zielig toch, zoveel opeengepakt levende mensen met al die regeltjes en elke dag overal die teringreclame. Met dat bedillerige tandeborsteltje in de hoek van het scherm als het over snoep gaat, maar geen condoompje als de reclame vertelt dat het product je gewild maakt bij de andere sekse. Laten we voor ze collecteren, dan kunnen ze hun problemen in eigen land oplossen en komen ze hier niet heen.

Mijn wolvenring-hoofdpijn is dit: ik begin met de prijs van een dag eten: 3000USH. En de prijs van een dag nonfood benodigdheden, dat is 1000 USH. Dat samen 365 maal is de CYU (Consumption Year Unit) in Uganda shillings. Die CYU is mijn aangrijpingspunt voor vragen aan mijzelf en anderen, als geld geen rol speelt: hoeveel mensen kunnen er een jaar (dag, week) leven van …..? Goed. Dan komen er tellingen voor kosten en opbrengsten van alle activiteiten (Landbouw, Krant, Gasten enz.) in CYU en dan ben ik aan het eind bij de Residents. Dat zijn er 12 dus die kosten 12 CYU’s. Makkelijk zat. Daar ging het om. Als je wilt weten wat dat per arbeidsuur kost kun je dat gewoon uitrekenen, desnoods in geld als je zonodig wilt.
Van de Agriculture krijgen de Residents geen 12 CYU’s, want die krijgen ze niet op. 12 CYU bevatten immers ook nonfood, dus in etenspakketten is 12 CYU’s voor meer dan 12 mensen eten. Dus landbouw levert aan Residents 3000/4000 CYU’s pp., namelijk eten/(eten+nonfood). En aan de gasten ook, de eventuele rest wordt verkocht. Als je dan aan het eind een lijstje maakt van niet eetbare benodigdheden voor de Residents, dan moet dat gelijk zijn aan die 1000 USH per dag die ik boven had afgesproken. Je moet dus eerst dat lijstje van benodigdheden hebben en daarmee bepalen hoeveel nonfood je dagelijks per persoon boven die 3000USH eten nodig hebt. Nou zou je denken dat als je heen en weer aanpast tussen nonfood inkoop Residents en nonfood fractie van CYU, dat de een de ander verandert en de ander weer de één zodat je uren moet proberen voor je ze toevallig gelijk hebt. Maar dat is niet zo. In CYU’s is het keurig te zien: maken de residents 2.3527 CYU "winst", dan kunnen ze 2.3527 CYU méér nonfood kopen, hun winst gaat dan precies naar nul. Als je nonfood verhoogt van 1000 naar 2000 USH per dag, dan heeft het rendement van de gasten het meeste te lijden en van de Krant het minste.
Nu nog uitvinden waar dat van komt. Praktisch maakt het niets uit: als het zo is dan is het zo. Maar de theorie moet kloppen. Het komt er nu op aan om met de goede mensen te praten om overal de goede getallen te krijgen. Het leuke van dit alles is dat er bij geen enkele activiteit voldoende aanleiding is om te zeggen: dit doen we niet. Want in Afrika wil je alles graag zelf maken, ook al kan een ander het goedkoper. In Afrika denkt een familie zo oneconomisch als in de westerse wereld een land, of de Europese Unie: bescherm de eigen productie, maak je niet afhankelijk van de buren. Dus voor een klein Afrikaans baronnetje doen al die cijfers er net zo weinig toe als voor een westerse regering als die over de betalingsbalans nadenkt, dan telt immers de macht en niet de vrije markt. Maar: het gaat om het principe.

Jinja Rubaga, naast Bert, vrijdag 8 januari 1999 wat later.

Ik heb nu het principe gevonden: ik hoef alleen maar te weten hoeveel CYU food en hoeveel nonfood een mens per dag nodig heeft en mijn spreadsheet rekent de hele rimram netjes uit, als je al een nonfood uitgavenlijstje voor Residents hebt vertelt hij je of het te veel is of dat er nog wat bij kan. Mijn boekhouding heeft de hele reis naar Afrika volbracht.
Voor het eerst sinds dagen kijk ik om me heen. Jezus wat is het een rotzooi in huis. Overal stof, als je wakker wordt proef je dode vogeltjes en moet je gauw naar de tandeborstel. Er liggen overal kleren. Welke zijn er nog schoon? Geen idee. Al die tijd dat ik met dat rekensysteem bezig was trok ik gewoon de dichtstbijzijnde onderbroek aan. Getverdemme. Sunday! Vegen! Dweilen!
Piet is terug. Hij is niet te moe. Doet nu siësta. Wat ik de afgelopen vier dagen heb gezien bedacht en geleerd kost veel meer dan vier dagen om te vertellen. Bovendien zal het Piet natuurlijk een zorg zijn, dit gedoe. We gaan vanavond maar eens gezellig eten.

Jinja Rubaga, naast Bert, vrijdag 8 januari 1999, nog weer wat later.

De buren zouden wel een dweil hebben. En ja. Een hemd. Stom, een oud hemd had ik zelf natuurlijk ook wel gehad. Geen bezem om ermee als een luxe paard rechtop door huis te lopen, want de Afrikaan staat moeiteloos met kaarsrechte rug en benen 45o gehoekt. Daar ben ik jaloers op en nu ik toch Sunday blijk te heten kan ik ook wel eens vragen wat voor rekoefeningen ze doen om dat te leren.
Het huis is weer fris. Ik kom zwetend onder de douche vandaan. Zit nu op een handdoek in mijn blote kont te typen.
Mary begint ook al te vragen wanneer we "het gaan doen". Dat plan.
Maar ik moet het toch meest helemaal zelf bedenken.
Ze kwam nu wel zelf met iets wat we zouden kunnen doen: computerles geven.
Ben je betoeterd zei ik beleefd, dat doet hier toch iedere boerebedrieger al, je kunt er niets meer voor vragen. Nee, een prijzige doch onfeilbare helpdesk voor vastgelopen computerleraren, dat is misschien wel iets. En peperduur PC’s repareren die door andere "deskundigen" naar de rand van de afgrond zijn "gerepareerd". Volgende week in ieder geval met jou op mijn motorfiets naar het land dat je weet, zeg ik.
Dat is OK.

Even weer enkele saillante nieuwsfeatures. Depressie. Een artikel in een Ugandese krant schrijft dat depressie in Uganda een volksziekte is. De symptomen worden beschreven: alles lijkt grote energie te kosten, inertie, veel slapen, of juist wakker liggen. Als oorzaken worden genoemd: verlieservaringen en frustraties, de genezing van lichte gevallen moet vooral door steun van de omgeving, eventueel professionele hulp, ernstige gevallen medicijnen.
Overgeschreven uit een Europees boekje of is het echt net zo hier? Miss Margaret is depressief, ik weet het zeker, ik ben persoonlijk een te ernstig geval geweest om me daarin te kunnen vergissen.
Corruptie: het CIET heeft een integrity survey van Uganda het licht doen zien. Eén van de vragen aan de 18.412 bezochte huishoudens was: heeft u wel eens onder de tafel geld boven het officiële tarief moeten betalen of betaald om iets gedaan te krijgen bij één der volgende organisaties? De school (Ja: 4%), Het Gemeentehuis (Ja: 25%), Rechters (Ja: 15%), de belastingdienst (Ja: 6%), de dokter (Ja: 27%), de politie (Ja: 60%). Onderzoekers wijzen erop dat wie ooit eens onder de tafel moest betalen gaarne anoniem schande spreekt van dit feit. Wie echter zelf het aanbod tot betaling heeft gedaan, spreekt er wellicht niet zomaar tegen onderzoekers over, zodat de cijfers eerder te laag zijn dan te hoog. Ikzelf ben hier een ander geval, zoals jullie weten kocht ik mij op eigen initiatief voor twee piek langs de security van een hoge flat in Kisumu om boven te filmen en ik schaamde mij er helemaal niet voor, herinner ik mij. Als ik het betreffende stukje nog eens overlees (dagboek, 23 augustus 1998) toont schrijver dezes zich slechts een beetje trots stoerig dat hij voor 2 piek een gat sloeg in die corrupte Kisumese security met die blauwe petten en pakken, handboeien en revolvers. Dat schrijver dezes ter plekke op het stuk van integriteit zelf boter op zijn hoofd bespeurt blijkt in het dagboek eigenlijk nergens uit.
Ook staat in dit krantenartikel over de CIET het verhaal van een man wiens broer ten onrechte voor diefstal was gepakt en die €45 betaalde om hem vrij te krijgen. Helaas, de vent die volhield dat zijn broer het gedaan had betaalde 120 en broerlief bleef brommen.

Jinja Rubaga, naast Bert, zaterdag 9 januari 1999

Bert is ziek. Hij lust al tijden niks en ik heb nog nooit zo’n magere hond gezien. Hij blaft nog wel als hij me hoort. De harde behandeling van de Kafuko’s valt me ineens toch mee: konijnenvlees, zelfs voor een mens hier decadent voedsel, wordt gekookt tot een prutje en daar neemt Bert af en toe mistroostig een hapje van. Hij blijft elke keer weer bang voor mij als ik er aankom. Na een tijdje komt hij dan over de grond naar mij toegesleept en kan het grote genieten van het aaien -voor beide partijen- een aanvang nemen. Dan spreekt ik Bert toe: zo jongen, als je dood gaat tot straks, maar ik hoop dat je de rotzakken in je lijf de baas wordt en toch nog een tijdje als een echte hond met een echte schaduw samen met mij mag rondlopen. Verrek, er gaan hier zieke konijnen dood bij de buren, ik hoop niet dat het dat vlees is wat ze voor hem koken. Even vragen.
Ja, het zijn inderdaad de zieke konijnen die de zieke hond krijgt maar we koken heel lang, daar kan niets meer in zitten.
Grace geeft mij bijles Ugandese politiek en sociologie: Winnie Byanyima is MP van de One Party Movement. Ze staat wel kritisch tegenover Museveni als het om corruptie gaat. Een goede combinatie, want de mensen die hier denken dat een meerpartijensysteem het beter zal doen bedoelen het vaak goed, maar volgens mij is dat van de regen in de drup. Grace denkt dat ook. Zij legt me uit welke stammen er in Kenya zijn: De Kalengin: Moi hoort daarbij, 10% van de bevolking, wonen in de Rift Valley, veehouders. De Luo: hun stad is Kisumu. De Migani, 30%, vissers (soms handelaars en boeren), goed opgeleid, Nilotic. De Gikuyu: Nairobi, 50%, handelaars, boeren. De Maasai: Mount Kenya, veehouders. De Kuria’s. De Giriama’s. De Basamia: Busia, half in Uganda, half in Kenya.
Ook de stammen in Uganda recapituleren we. Acholi, houders van vee met lange horens, uit het noorden, zwart en lang. Obote kwam daar vandaan, Amin niet van die stam maar van de Kakwa, ook Nilotics, met vee, daar in de buurt. Door hun lengte waren ze geliefde soldaten en zo grepen ze ook de macht. De Karamojong, Nilo-Hamites, houders van vee met korte horens, geloven dat hun alle vee ter wereld is gegeven. De Iteso: Hamites. De Bagisu: Hamites. De Luo. De Baganda. De Basoga. De Banyankore: hoofdstad Mbarara, derde stam van het land. De Bachiga: hoofdstad Kabale. De Batoro: Toro bij Fort Portal in het westen. De Bahima, de stam van president Museveni, zegt Grace, maar Museveni schrijft zelf dat hij Munyankole is. De Banyoro: hoofdstad Masindi.

Ter gelegenheid van de opening van de Anglican Provincial Assembly deelde premier Kintu Musoke het gezelschap de uitslag mede van een statistisch onderzoek: Ugandese mannen werken gemiddeld twee uur per dag, "vooral op het platteland" (The New Vision van vandaag, 990109).
De krant. Daar zijn ze tuk op hiernaast. Want veel is er niet te doen en je moet wat zo’n hele dag. Vóór ik hem goed en wel uit heb komen ze hem eigenlijk al halen. Het lukte eerst ook niet goed om hem terug te krijgen, laat staan heel en op volgorde. Vanmiddag heb ik gezegd: vanavond om 9:00 heb ik hem weer nodig, heel en op volgorde. Om 21:00:00 kwam Gregory, de jongste, zo hoort dat, de krant brengen: heel en op volgorde.

Jinja Rubaga, naast Bert, zondag 10 januari 1999

Sunday, mijn eigen dag en hij was ook prachtig. Eerst met Margaret naar de tijdelijke overdracht van de bisschopszetel van Busoga terug naar de aartsbisschop, in afwachting van de te verkiezen nieuwe bisschop. Met camera. Ik op de fiets naar Margaret. Mammie is al boven zegt de lange slanke Jackie van achter haar ontzagwekkende recht vooruitstaande borsten, vandaag in een gigantische witte BH, goed zichtbaar onder haar roze truitje, de mazen groot onder de spanning wegens iets te nauw gehaakt. En ze moet nog zestien worden. Of Berrelt Davies mee wil nemen, want Jackie bidt bij de Mormonen.
Vriendje? Vraag ik lachend.
Geen sjoegen. Ze wil het niet zeggen.
Margaret legt later uit dat zij Jackie er heen heeft gestuurd, ze zal nog wel uitleggen waarom. Boven bij de kathedraal drommen de mensen bij de deuren -onbegrijpelijk toch dat die niet allemaal achter Jackie aan naar de Mormonen zijn overgelopen. Die deuren zijn op slot. Enkele lage ramen zijn er net als de meeste hoge uitgewaaid. Overal staan streng kijkende mannen bij met een handgeschreven kartonnetje op hun overhemd gespeld.

OFFICIAL

waaronder een klein stempeltje voorstellende een duif met een olijftak in het gesnavelte. Als de boel opengaat ontstaat een gevaarlijk gedrang waarbij vrouwen gaan gillen, mensen over elkaar tuimelend terug in de wachtende menigte worden geduwd en babies met bedrukte gezichten boven de hoofden in veiligheid worden gebracht. [videoclip: gedrang kathedraal.avi] Voor wie er persé in wil is er reden voor gedrang, want Davies, ik en nog duizend anderen kunnen er niet meer in.
Dit is nog nooit vertoond, een historische dag zouden ze bij CNN zeggen, heel Busoga heeft diep in de buidel getast voor de bus naar Bugembe om hier bij te kunnen zijn. Het al meer dan vijf jaar diep verdeelde Busoga bisdom van de Church of Uganda dromt samen bij het afscheid van de bisschop van wie wordt gezegd dat hij één van zijn vrouwen heeft vermoord en uit het kerkezakje zijn koeien heeft betaald.
Vanuit de pastorie, waaruit Lubogo s.s.t.t. is verjaagd, komt de stoet aan met bisschop Bamwose en aartsbisschop Kojojo voorop met prachtige mijters, staven en gewaden. Zij worden gevolgd door een paar witte gewaden verpakt in lichtpaarse linten en dan een heel stoet zwartjassen met wit eronder, waaronder Ratteplas, beoogd plaatsvervangend bisschop, die, gezien zijn officiële mantel, de gebeden kennelijk nu zo onder de knie heeft dat hij het tot reverend heeft geschopt. Mijn vreselijke vriend Lubogo s.s.t.t. ontbreekt! Ook zijn "broer" de Kyabasinga van Busoga is nergens te bekennen, hoewel er voor 1000 USH kalenders met zijne hoogheids beeltenis te koop zijn.
Wat krijgen we nu? Oorlog? Ik tel vijftien gewapende soldaten en een stuk of tien gewapende politiemannen en vrouwen. Ze lopen er erg ontspannen bij.
De aartsbisschop en de bisschop zijn nu na een rondje om de kathedraal bij de hoofdingang aangekomen. Ze kunnen er ook nu nog niet in want in de kerk moet de orde worden hersteld, het pad vrijgemaakt en een gebed worden gebeden om klaar te raken voor het ontvangen van hunne heiligheden. Nog steeds geen Kyabasinga.
Dan schrijden hunne heiligheden naar binnen en meen ik dat voor mij het leukste wel gedaan zal zijn. Ik draai mij om en wat zie ik?? In de verte aan de voet van de heuvel een stofwolk met daarin een auto, een Pajero trooper, van de soort waarvan mij verteld is dat Museveni die de Kyabasinga onder de kont geschoven heeft bij diens installatie, en daarachter weer een auto. De Pajero lijkt vlaggetjes op de voorhoeken te hebben. Eerst stelt mij dit natuurlijk teleur, gewoon westerse hotemetoten nadoen, maar de vlaggestokjes blijken een speerpunt te hebben waardoor ik mij er mee kan verzoenen, mits hij met de vlag ook die stokjes meeneemt als hij een westers land bezoekt.
Ik ren met draaiende camera naar de plek waar zij uitstappen. Zijn vrouw, een respectabele matrone, perst zich als eerste uit de trooper. Nee. Hier kan Jackie niet tegenop. Ze hangen lager, maar dit, zoiets heb ik nog nooit gezien. Haar borsten zijn ongeveer anderhalf maal zo dik als het toch stevige, om niet te zeggen vette, bovenlijf waaraan God ze heeft laten groeien. Bovenwijdte 3 meter zou ik zo schatten, nou misschien twee tachtig, maar zeker niet minder. Gelukkig heeft ze een taille van 1.50 en een benedenwijdte van 2.00m dus ze kan het hebben, althans als Dupont hier Beehaas van kevlar levert . Een waardige koningin van Busoga. De Ideale Moeder, een echte Venus van Willendorf [plaatje: Venus van W.jpg], bekend in Europa door de onvoorstelbare hoeveelheid van beeldjes van haar die we daar alsmaar blijven vinden.
De Venus van Willendorf is waarborgster van het leven. Ze draagt onder haar huid de vetreserve voor de hele familie, het ontvreemdbare spaargeld, de veiligheidsbuffer voor haar kinderen. Ga je met zo’n moeder de winter in, dan kom je er weer uit ook, zo veel is zeker! Als het onze babies zouden zijn aan wie de westerse modebladen verkocht zouden moeten worden, dan zagen de modellen er absoluut uit als de Venus van Willendorf en niet anders.
De Kyabasinga zelf draagt tot mijn teleurstelling een saai grijs pak, waarin hij precies tegelijk met hunne heiligheden de kerk inschrijdt! Waar moeten de mensen nu kijken? Zou de Kyabasinga een spion met mobile hebben geïnstrueerd hem terwijl hij onder aan de heuvel achter een boom klaar stond met zijn Pajero te vertellen wanneer hunne heiligheden zouden binnentreden? Of is hij zo laat omdat hij tot het einde toe op zijn "broer" MVV s.s.t.t. Lubogo heeft ingepraat, toe jongen, kom nou mee, ze eten je niet op, je wilt toch tot bisschop verkozen worden, als je niet gaat kun je het wel schudden…zonder Lubogo uit het donkere hoekje achterin de hut vandaan te krijgen. Nee, Lubogo zal nu wel somber zijn visitekaartjes met Bishop Elect aan het verbranden zijn. Gelukkig dat ik er thuis nog een heb, met die lege plek achter "phone" wegens afgesloten wegens even geen poen, you know, here in Uganda we love God very much, but we have no money, ik hoor het hem nog zeggen. Margaret, even verbaasd als ik, het is tenslotte de held van haar rebellenclub, had de vrouw van Lubogo, die er wel was, nog gevraagd waarom hij ontbrak. Dat gesprek had door invoegend gezelschap een andere wending gekregen vóór een duidelijk antwoord was gekomen.
Zijn alle hootemetooten binnen? Het is moeilijk te zeggen, buiten stikt het nog van de mannen in pak met bril en actentas, symbolen van waardigheid bij uitstek, maar in dit geval is kennelijk zelfs deze ijzeren combinatie onvoldoende voor een zitplaats. Buiten horen wij nog een eloquent exposé aan over de zonde waaruit helder en duidelijk bleek dat zonde eigelijk rebellie is. De heren in pak die het niet tot een zitplaats hebben gebracht trachten nog enige waardigheid in hun toch was gênante buitenpositie te brengen door hun bril wat vóórop de neus te zetten en een dikke Bijbel uit hun actentas te halen om te controleren of alles wel klopt.
Davies en ik besluiten beneden bij de Total een colaatje te gaan halen. De verkoper gaat er gezellig bij zitten, vraagt of ik Margaret mee naar Nederland zou nemen, ik had toch geld zat?
Dat was nou juist het verschil met Ugandezen, leg ik uit: volgens Nederlanders moet iedereen voor zichzelf zorgen, dus het is niet zo dat wie geld zat heeft dat uitgeeft aan pretjes voor een ander. Zelfs niet voor zichzelf, want geld is er om geld mee te verdienen. Je koopt alleen iets waardoor je later iets kunt verkopen wat meer opbrengt dan de kosten. Daarom zijn wij rijk en blijven we het ook en Ugandezen zijn arm omdat ze zodra ze geld hebben bier gaan kopen. Ziezo, denk ik kortheidshalve.
Interessant, vindt hij, die Nederlanders. Hij was altijd goede vrienden met Nederlanders geweest. Of ik hem zou ontvangen als hij in Nederland bij me aanklopte?
Jazeker, worlcome, zeg ik, vast van plan geen woon- of verblijfplaats, dan wel een valse af te geven.
Ja, het zat namelijk zo, hij had een vrouw en twee kinderen, maar hij viel eigenlijk meer op blanke vrouwen. Met een zwarte vrouw zou hij het nooit zijn hele leven volhouden. Met een blanke wel, hij weet het zeker.
Dat gaat je tegenvallen, zeg ik, want in Nederland gaat het net als hier, je trouwt met de buitenkant en na vijf jaar leef je met de binnenkant en die ziet er tot overmaat van ramp bij de gemiddelde Nederlandse trut heel wat beroerder uit dan bij een Musogavrouw, wil je in Europa een onaangenaam leven dan heb je met een vrouw meer kans dan alleen, wil je een aangenaam leven dan is het daar met of zonder vrouw even moeilijkWees dus blij dat je hier een vrouw hebt, een Ugandese nog wel, want in Nederland moet je zelf werken, je vrouw is er voor de uitgaven, jij voor de inkomsten, zij voor de problemen, jij voor de oplossingen, alles is daar andersom!
Hij blijft peinzend in de verte naar het beloofde land staren. Ach, het vliegticket kost maar 1000 dollar, zeg ik.
Zijn valutakennis blijkt slechts tot de shilling te reiken.
O, 1.350.000, zeg ik hopend dat zijn gezicht nu gaat betrekken.
Het lukt.
Ik geef hem de 1000 voor onze twee cola’s , waar hij nog geen 50 van overhoudt. Moet hij dus 27000 van verkopen voor een ticket naar het beloofde land, en ondertussen van de drank afblijven. Van zijn vrouw zal hij het geld niet krijgen, die spaart voor het schoolgeld van zijn kindertjes.
Het is twaalf uur en Davies en ik gaan, ik met een wat vieze smaak in de mond van dit fonkelnieuwe contact -ach, probeer ik nog tevergeefs bij mijzelf, je kunt het hem niet kwalijk nemen, de meesten zijn hier zo-, eens kijken hoe ver men boven bij de kathedraal is.
Dat Margaret op tijd voor de lunchafspraak om half één met Piet de kerk uit is kunnen we wel vergeten. Ik zit met Davies. En met een mobile! Veiligheidshalve had ik al met Piet afgesproken half één te bellen of het allemaal door zou gaan zodat hij bij nee gewoon bij de buren kon gaan eten want anders zou hij zijn hart weer met opwinding gaan belasten. Piet heeft een Uganda Telephone telefoon, die niet wordt opgenomen en een MtN mobile, waarvan beurtelings het hele netwerk en Piet zelf "unavailable" wordt gemeld. Die Piet, altijd mensen achter hun vodden zitten wegens niet nakomen van afspraken, slecht werk en wezen pissen, dan moet je zelf wel het goede voorbeeld geven.
Exact half één besluit ik afscheid te nemen van de kathedraal en beneden te zien of ik Davies weer bij Jackie kan dumpen. Geen Jackie. Geen Piet. Geen Margaret. Mijn zorgvuldig geheim gehouden plan B wordt actief: briefje op tafel:

Margaret: Davies en ik zitten bij de Sailing Club.

Davies kan zijn oren niet geloven. Op de fiets! Heel ver! En nog naar de Sailing Club ook! Hij marcheert met ferme passen, stoere blik in de ogen, naar de fiets.
We staan al klaar voor de afdaling aan de overkant van de weg als Davies Jackie ziet terugkomen van de Mormonen. Nee, Jackie heeft om drie uur een afspraak. Zou Margaret eventueel die vijfenveertig cent voor transport naar de Sailing Club hebben? Jackie betwijfelt het zeer. Het geld is duidelijk op komma op. Ik heb het niet gepast en moet een briefje geven dat drie euro waard is. Ik weet al, zelfs als ze helemaal niet gaat zie ik het niet terug. Men stelt hier geen eer in schuldvereffening. Mijn kalenders, één van de Kyabasinga en één prachtige landschapsschildering van het brede pad van het kwaad, het smalle van het goede, met allegorische voorstellingen voorzien van Bijbelverwijzingen, gaat met Jackie mee terug onder de uitdrukkelijke mededeling, want ik voel hem al, dat het geen geschenken zijn. De bedoeling is om ze zolang voor mij te bewaren.
Davies en ik eten lekker bij de Sailing Club. We mogen niet in de speeltuin. Die is nat. Dat lijkt mij wel mee te vallen. Dan komt de uitleg: het vocht komt na een flinke regenbui uit de twintig meter hoge steile helling die achter het terrein van de Sailing Club oprijst. Het Sailing Club- terrein is eigenlijk een klein stukje laagland bij het meer vóór het echte land begint. En op het echte land boven wonen mensen. En die graven putten. Daar gaat in: zeepsop, pis, poep, kots, onverklaarbaar doch onder verdachte omstandigheden gestorven kippen en wat die meer zij. Als het dan gaat stortregenen (gisternacht 52mm, in de droge tijd! riep Piet, noem dat maar droog, zei ik) dan regenen die putten vol en ontstaat een soort bruine filterkoffie die door de poreuze lagen daar tien meter diep in de bodem een weg naar het meer zoekt. En dat komt dan uit in…de kinderspeeltuin van de Sailing Club. Het choleraprobleem is precies die vermenging van beerput-gefilterd water met putwater (en dan niet koken voor je drinkt, al is het je wel honderd keer verteld). Die brandslang die ‘s ochtends overvloedig op de tuin van de Sailing Club gaat zou dus ook wel eens niet helemaal puur voor het groene gras kunnen zijn.
Terug naar Bugembe, naar mammie. Die heeft gasten. Bij het verlaten zie ik die gasten een kalender van de Kyabasinga in hun tas stoppen. Ik vergeet bij het uiteindelijke vertrek naar mijn kalenders te vragen. Als ze weg zijn gaan ze die gaat ze maar mooi kopen, denk ik al bij voorbaat.
Tegen Margaret verzwijg ik de déconfiture van Piet. Laat haar zich maar schuldig voelen dat ze iets afspreekt dat ze niet waar kan maken. Ik neem mij om dezelfde reden voor tegen Piet de déconfiture van Margaret te verzwijgen. Verder ga ik mij van de mugalabe-déconfiture van Moses Monday van de Busoga Craft Shop te bevrijden door mijn kwitantie voor dat ding aan Margaret te geven. Kan ze haar mugalabe bij Moses gaan halen. Ik ben daar gek hier voor iedereen de rotzooi op te knappen.
Nou, wat zou het geweest zijn met Piet, waarom was hij op het uur U onbereikbaar? Nou dit: MtN was vandaag wegens werkzaamheden geheel uit de lucht en de Uganda Telephone telefoon was dood. Alleen bij hem. Hoe hij dat wist? Hij was bij de buren gaan proberen. De gedachte om mij even te bellen als hij toch toevallig bij een werkende telefoon stond was kennelijk niet bij hem opgekomen. Ik geloof dat voor Piet een mobiele telefoon meer een telefoon is die het "vaker doet". Als hij ergens heen gaat neemt hij het ding voorzover ik weet nooit mee, de gedachte dat je Bert kunt bellen als hij niet thuis is komt er zelfs niet door als uitdrukkelijk is afgesproken dat ik hem met dat ding zal bellen. Wel was hij om 12:30 uur op Bugembe geweest, ongeveer drie minuten voor Davies en ik beneden waren, had snel gekeken, niemand gezien en was nog juist voor wij hem hadden kunnen spotten vertrokken.
Later vertelde hij ook nog naar Uganda Telephone te zijn geweest om de storing te melden. Het meisje daar op kantoor wist wie dat moest herstellen. Die zat een paar kamers verder. Ze zou hem wel even bellen. Maar helaas…haar telefoon bleek kapot.

Als je mensen wilt vinden die kunnen rekenen, niet zuipen, hun beloftes nakomen en werken dan moet je het hier zoeken bij vrouwen en dan uit de middenklasse. De echte arme vrouwen kunnen het zich niet veroorloven eerlijk te zijn en helpen zich ook vaak met drank tijdelijk van hun zorgen af (om bij het ontwaken uit de kater te constateren dat ze weer zwanger zijn, van wie?). De rijke vrouwen zijn meestal vrouwen van rijke mannen dus dan ben je helaas alweer bij de mannen. Rijke mannen, gewone mannen en arme mannen, alle mannen zijn hier over het algemeen zo waardeloos dat er Indiërs aan te pas moeten komen om ze nog iets nuttigs te laten doen. Er kijkt je maar heel enkel eentje recht in de ogen. Tuig. Echt waar. Het verschil tussen rijk en arm onder de mannen is slimheid en familieconnecties. De slimmen hebben een baan maar werken doet er geeneen. Van vrouwen die zich niet aan mannen hebben weten te ontworstelen moet je ook vrij blijven, want dan heb je uiteindelijk toch met die man te maken.
Uganda drijft op vrouwen, maar vooral op kinderen. In verhouding zijn er immers erg weinig volwassenen en die gaan ook nog eens bij bosjes dood, vooral aan malaria en cholera (en wat minder vaak, toch nog wel vaak, aan AIDS), dus de kinderen moet worden geleerd voor elkaar en voor de familie te zorgen. Uganda wordt overeind gehouden door de vrouwen en de kinderen. De mannen zuipen liegen jatten heffen belasting en laten zich voor alles betalen wat ze uit hoofde van hun reuze gewichtige functies gratis behoren te doen. Daardoor komt er ook geen overheidsapparaat van betekenis tot stand en daardoor weer is iedereen die een beetje handig is koning van zijn eigen rijkje. En daarom weer is het zo aantrekkelijk om hier te leven. Geef mij maar een corrupt land. De vrouwen zijn lief en betrouwbaar, de mannen zijn slecht en zo oliedom dat ze met hun slechtheid alleen elkaar kunnen koeioneren. Zo is hun slimheid er in gespecialiseerd zichzelf en elkaar arm te houden, en dat slagen ze in met vlag en wimpel. En je leert hier ook zoveel over Nederland want het is ongeveer hetzelfde. Hier zie je alles alleen veel beter, zegt de langharige en langbaardige kaboutermissionaris Dennis the Menace en ik sympathiseer met de energie van waaruit hij dat wil blijven denken. Dennis zit nu al een jaar bij de veedieven, de Karamojong. "Het leger" zou, volgens de kranten, laatst 80 rebellen hebben gedood in het noorden. Die lagen echter al heel stil en koud op de grond toen "het leger" rustig eens kwam kijken. Karamojong. Ze schoten twintig jaar geleden maar met pijl en boog en hele slechte oude geweren, maar Obote heeft ze goede guns gegeven.
De Karamojong zijn geschapen voor het moderne geweer. Dat hoefde alleen maar een keer gebracht te worden. En dat is dus twintig jaar geleden gebeurd. Het geweer is hun ultieme gezelschap en waardigheid, het poetsen en smeren geschiedt met de hoogste toewijding. Ze snuiven een poeder van fijngestampte tabak met koeiemest. Dennis the Menace kan al niet meer zonder. Uit zijn gezinsbus doet hij ‘s ochtends zijn dagelijkse portie in een plastic filmroldoosje. Ik snuif. Het effect is als van Otrivin. Alleen de reuk is beter. En daarna ruik je een tijdje alles beter.

Nog twee nachtjes slapen en dan heb ik een motorfiets.

Jinja Rubaga, naast Bert, 11 januari 1999

Ik heb er lang niet aan gewild, maar ik zal er nu mee voor de draad komen: mijn peethond Bert is niet getraumatiseerd. Hij is debiel. Als ik er aankom merkt hij me wel op maar legt geen of weinig verband met een bekend persoon die hij eerder heeft ontmoet. Altijd opnieuw bang, altijd opnieuw blaffen en weglopen. Het kan aangetaste reukzin zijn, want daar schijnen honden het vooral van te moeten hebben, een reuk die 100 000 maal zo goed als de onze of zoiets. Zo niet Bert, echter. Blind, doof, wat ben je eigenlijk als je niets ruikt? Daar moet in de talen die ik ken nog een woord voor worden bedacht. Aan "blind" en "doof" kun je zien dat dergelijke woorden geen verband houden met het werkwoord dat naar het gebruik van het betreffende zintuig verwijst, respectievelijk "zien", "horen". Tevens zijn de woorden see-zien-sehen, blind-blind-blind en hear-horen-hören, deaf-doof-taub zeer verwant, zodat het zeker zeer belangrijke en oude woorden zijn. Merk ook op dat blind-blind-blind en deaf-doof-taub in deze drie Germaanse talen zachte medeklinkers hebben om de resulterende onscherpte te vocaliseren. Een eeuwenoude omissie voor smell-ruiken-riechen, voor de Angel-Saxen zelfs zo onbelangrijk dat ze er pas later een van de andere stammen afwijkend werkwoord smell voor hebben bedacht. Nou ja, ga er eens eten. Voor "behept met een gebrekkig reukvermogen" stel ik voor: nub-nob-nob, Frans: nobe.
Ben je nob dan helpt Otrivin niet. Misschien wel dat Karamojong-spul dat Dennis de Menace uit zijn filmroldoosje snuift.
Bert is nob. Voor een hond is nobheid fataal. Doof is Bert niet. Geluiden kan hij evenwel vaak niet thuisbrengen. Dan breekt er slechts paniek uit. Bert ontmoet daardoor voor zijn gevoel dagelijks veel meer nieuwe mensen dan er naar ons idee werkelijk zijn. Dat is één van de twee hoofdfouten in de natuur. De andere is, andersom, twee verschillende wezens of verschijnselen voor dezelfde houden. Uit het feit dat het brein van alle beesten inclusief de mensen, erop gericht is dergelijke fouten, voorzover van belang voor de instandhouding van de soort, te vermijden hebben een flink aantal filosofen de wilde conclusie getrokken dat het universum uit "individuals" bestaat, losse dingen die je een naam kunt geven zodat je dezelfde naam kunt gebruiken als je "hetzelfde" ding of wezen opnieuw ziet. Dat wilde, overhaaste en volkomen overbodige geloof van een flink deel van de westerse filosofen in "individuals" zou peethond Bert wel aanspreken. Die ziet er immers veel meer dan een ander, dus voor hem is het bestaan van individuals nog meer boven twijfel verheven dan voor de filosofen.

Even iets heel anders. Ik moet er ineens aan denken. De romantiek van het overwonnene. Ik geloof dat het me langzamerhand moet kunnen lukken dit onderwerp eens op te schrijven Voorbeeld 1: de Indianen. De Indianen waren oorspronkelijk lastpakken, door westerlingen aangetroffen op een goed bruikbaar, doch helaas bewoond continent. De boze Indiaan die onder dreigende muziek midden in de nacht zijn gifpijlen op een slapend schoon blank onschuldig meisje, vruchtbare draagster van onze genen, richt is de Indiaan die nog niet overwonnen is. Toen de Indianen eenmaal voldoende waren uitgeroeid kwam er een andere Indiaan bovendrijven: de wijze Indiaan, die kennis heeft die in ons verdorven westen verloren is gegaan, die beseft dat men in harmonie met de natuur moet leven en die dat ook echt doet en dus niet, zoals wij, op een partij stemt die vóór het "miljeu" is en dan het portier van de auto dichtslaan op weg naar een garage om een tweede te kopen. De Indiaan als het symbool van het Goede en het Wijze. De Peace-Indiaan die zich uiteindelijk ontwikkelde tot de Green Peace Indiaan.
Het patroon is dat wij westerlingen als pseudo-ex-Mesopotamiërs een concurrent in de natuur bestrijden en tegen de tijd dat die praktisch uitgestorven is projecteren wij contemplerend over onze verziekte maatschappij in die overwonnen concurrent de heilzame waarden die ons zondaars ten voorbeeld zouden moeten zijn. Haat maakt plaats voor eerbied en bewondering en oproep tot instandhouding van de door onszelf tot zieltogen gebrachte soort. Maar ze moeten wel eerst volkomen ten dode zijn opgeschreven.
Op dergelijke wijze brak in het achttiende-eeuwse Engeland nadat het laatste Schotse leger in de pan gehakt was een Schotse romantiek uit met Schotse mode, Schotse picknicks, Schotse alles. De Engelse maagden, nog geen vijftig jaar eerder veeleer bevreesd voor onvrijwillige penetratie door een Schotste "wilde", liepen ineens het liefst rond als Schotse herderinnetjes. Sinds de laatste echte ridders, in hun eigen tijd immers een notoire en gehate maffia van rovers en moordenaars, buiten gevecht zijn gesteld rennen onze kinderen rond in plastic harnassen en zwaarden van het speelgoedhuis. Hoewel wij niet de eer hebben gehad de dinosaurus persoonlijk te vernietigen, heeft ook deze zijn plaats gevonden in onze rituelen van verering, zoals speelgoed, illustraties en "educatieve" programma’s. Wij weten het zelf niet, maar omze westerse speelgoedwinkel is een religieuze tempel. Daar staan alle fetisjen: Indianen, ridders, cowboys, dinosaurussen, beren, wolven, leeuwen en een keur van andere dieren. Wat doen die dieren daar? Kinderen kennen toch helemaal geen dieren meer behalve honden en poezen? Waarom moeten ouders hun kinderen speelgoedbeesten geven waarvan het origineel in de omgeving geheel uitgeroeid is en waarom willen kinderen ze hebben? In onze speelgoedwinkels staan, in allerlei gedaanten, onze overwonnen natuurlijke rivalen. De kinderen voelen in hen instinctief de geschiedenis van de strijd van de mensheid. De speelgoedwinkel is ons eigenlijke geschiedenisboek, dat wij lezen ver voordat wij denken voor het eerst iets over geschiedenis te leren.
En onze geschiedenis is begonnen met de strijd tegen de concurrerende dieren: de boze wolf, de beer, de leeuw. Vandaar dat kinderen daarmee moeten spelen. Maar boos zijn ze niet meer. Ze zijn lief! De lieve wolf, de lieve beer en de lieve leeuw. Want ze zijn dood. Braaf beest, braaf beest, aai, aai. Als de wolven het met veel strijd en dooien van ons hadden gewonnen, en soms denk ik wel eens dat dat een dubbeltje op zijn kant moet zijn geweest, want die wolven zijn ook niet voor de poes, hadden de ze in hun speelgoedwinkels nu menspoppen van zachte stof liggen voor hun puppies om mee te kroelen. Lief mens, aai, aai.
En die het nog steeds tegen ons volhouden, de malariamug, de wesp, de rat, de colibacterie, het Aids-virus staan die in het speelgoedhuis? Nee! Daar wordt nog tegen gestreden. Die slaan we dood. Helemaal niet zielig. Enge rotbeesten! Als ze overwonnen zijn, ga dan eens kijken in de speelgoedwinkel, dan zul je eens wat zien.
Van daaruit is te begrijpen waarom waarom Afrikanen zo rottig tegen dieren kunnen doen: de dieren zijn er veel meer de gelijke van de mens dan in Europa. En juist omdat ze "meetellen" als subjecten, krijgen ze er van langs. Immers zolang het dier "meetelt", een serieus medeschepsel is kun je je er ook op afreageren. Zoals de oude Joden dat met de zondebok deden. Een "zondebok" is een beest dat nog niet in de speelgoedwinkel ligt. Kapot- of wegtrappen, dood- of wegmeppen, dat kun je er allemaal mee, precies zoals je dat met een zwak mens kunt. Een beest dat nog niet in de speelgoedwinkel ligt is een beest dat nog serieus genomen wordt, hetzij als een gehaat en gevreesd sterk medeschepsel hetzij als een geminacht zwak medeschepsel.
Afrikanen mishandelen dieren omdat ze ze nog serieus nemen. Wij aaien een hond omdat hij geen concurrent meer is. In onze fantasie is hij een familielid, zolang hij met een plaats onderaan in de familierangorde tevreden is. De hond heeft daar handig gebruik van gemaakt en daardoor de wolf overvleugeld die aan zijn trots vrijwel is uitgestorven.
In Afrika komt je hond het huis niet in. De Afrikaan aait zijn hond niet. De Afrikaanse hond krijgt weinig en slecht voer toegeworpen. Hij moet blaffen als er onraad is en verder zijn bek houden. En anders oprotten. Een Afrikaanse hond hoort er nog echt bij en moet zijn werkelijke plaats weten, zoals een slaaf.
Ik loop met wat Ugandezen langs een marabu. Hij vliegt niet weg. Dat kan hij niet. Zijn rechtpoot is bij de knie gebroken en het onderbeen ligt bijna los, alleen nog verbonden door een bloederig peesje. Hij kan zijn opvliegaanloop niet nemen. Eten is er dus niet meer bij. Ik kijk rond. De andere maraboes komen hem ook niets brengen. Terwijl daar toch zonen en dochters van hem bij zouden moeten zitten. Aarzelend besluit ik af te zien van een interventie in Gods schepping. Veertig meter achter ons volgen drie nette heren van achter in de twintig in mooie kleren. Ineens  horen we een doffe klap, gevolgd door gejoel. Eén van de heren heeft zijn vrije trap op de kop van de marabu geoefend. Nu ligt het beest bewegingloos plat op zijn zij.
Ik ga kijken of hij dood is en hem anders doodslaan, zeg ik geschokt tegen mijn gezelschap.
Men kijkt afkeurend.
Ik zie er vanaf.
Als wij op tweehonderd meter zijn kijk ik nog eens achterom en zie de maraboe zich weer moeizaam oprichten op zijn ene poot.
De heren hebben al lang weer een ander gespreksonderwerp.
Wildlife mensen die roepen dat de wilde dieren niet mogen uitsterven omdat het medeschepselen zijn, liegen dus dat ze zwart zien: juist door de uitroeiers worden de wilde dieren als medeschepselen gezien. Zoals de Joden, Duitsers en Palestijnen elkaar als medeschepselen zien. Dierenbescherming is een produkt van het afgeschermde westerse pretparkdenken. Wildlife Protection is de romantiek van het overwonnene.
De oneerlijkheid van de eco-romantiek bestaat uit het genieten, bijvoorbeeld in een televisieprogramma, van de "ongerepte" natuur waar alle soorten elkaar naar het leven staan, en dan steevast de laatste drie minuten van het programma gelouterd worden door het verhaal dat "de mens" dat alles in gevaar brengt.
Alsof de mens niet bij die soorten hoort die andere soorten naar het leven staan. De mens als Uitzondering met hoofdletter U. De eco-romantiek van de biologen en natuurbeschermers is ieder werkelijk Darwinisme vreemd. Eco-romantiek is ex-Mesopotamische nostalgie, een verlangen naar het paradijs van de "pure" natuur, die geen schuld kent en zo "fascinerend" is. De mens heeft in ecoromantische optiek die natuurlijke zuiverheid verloren door de erfzonde en "mag" niet meer zijn instincten volgen en andere soorten naar het leven staan. Nee, de mens is het enige zoogdier met een "verantwoordelijkheid".
Van wie heeft hij die gekregen? Niet van Darwin, maar van de ex-Mesopotamische God. Een bioloog die "de natuur in" gaat, niet omdat hij honger heeft en een bokje wil roosteren maar omdat het allemaal zo boeiend is, omdat hij "van de natuur houdt", gaat per definitie de mist in. Bij serieuze deelname aan de natuur dient begrijpen uitsluitend ter stilling van de honger en om jezelf voort te planten. Iedere seconde die je misbruikt ter bevrediging van je wetenschappelijke nieuwsgierigheid naar al die interessante bedreigde roofdieren en je lust-liefde jegens "de natuur" is sexueel-biologisch pervers, procreatief nutteloos en gaat dus ten koste van jouw eigen biologisch-evolutionaire prestatie. Een mens is, net als alle het andere leven op aarde er op uit zich te vermenigvuldigen. En mensen die, zoals "wildbeschermers", zichzelf niet willen begrijpen kunnen nooit een strijd winnen tegen mensen die recht door zee zijn en hun natuurlijke instincten volgen. Als het van de wildbeschermers zou moeten komen zouden alle wilde dieren in Afrika eraan gaan. Binnen twintig jaar.
Maar er is hoop! Want de Afrikanen begrijpen dat allemaal veel beter. Ze doen driftig aan "Wildlife Protection", vanzelf, ze zijn tenslotte ook katholiek, protestant en moslim tegelijk, maar in hun eigen kranten heet het ecotourism. Wildlife Protection is hypocriet. Ecotourism niet. Hup, toeristen in je bus, maak goede prijsafspraken met de andere gidsen en schiet ze kapot als ze onder de prijs gaan, flikker gauw je afgewerkte olie in die rivier met die krokodillen maar zorg dat de toeristen het niet zien, zo doen al die interessante wilde beesten het immers ook! Geld verdienen en dan kinderen maken en die te eten geven zodat die later weer hetzelfde kunnen doen. Zoveel mogelijk.
En de westerling doet het natuurlijk uiteindelijk ook zo. Vanwege alle hypocrisie moet je alleen beter kijken om het te zien. Met hun ecotourism bijvoorbeeld betreden de Afrikanen echter de markt voor westers amusement. Daar mogen ze eventueel als gieren en de vossen achter aansluiten bij de kadaver-eters en de kleine stukjes pikken, maar als er een echt Afrikaans eco-marktaandeel komt dan is de westerse beer los. Die Europeanen maken nu al thuis hun eigen safariparken. En het erfelijk materiaal van de uitstervende beesten archiveren ze, dan ze kunnen elk moment dat ze willen van ieder beest een kopietje maken en zelfs voor Disneyland grappige tussenvormen klonen. En het met een krachtige computer een krokodil zwanger maken van een ei met correct geïnterpoleerd genetisch materiaal van een dinosaurus is al cliché vóór het zover is. Wat wilt u in uw pretpark? Zegt u het maar!
Voor Afrikanen is het een troost dat het maar beter is ook. Stel je voor, laat die blanken toch in Europa blijven met hun leeuwen, pandaberen en andere walgelijk luxe ecologische hobby’s. Het is hun speelgoed. Het is niet serieus. En die nobbe Europeanen van hun werelddeel af, op reis in een serieus land, dat is toch alleen maar lachen, vooral als je dan hoort hoe ze overal op reageren.
Het dier serieus nemen. Daar hebben wij in het westen geen enkele reden meer voor. Niemand doet het, zeker dierenbeschermers niet. Het dier is produktiemiddel: wordt gemolken en in stukjes gefileerd door computers. En het dier is speelgoed: wordt beschermd, geknuffeld en ten behoeve van griezelfilms wordt er karaktermoord op gepleegd. Het dier is amusement in dierentuinen en TV programma's. Serieus genomen wordt er niemand meer onder de dieren.
In de Baltische landen zijn steentijd-wolven gevonden die een koningsgraf hebben gekregen. Dat was de tijd van het "if you can’t beat them join them" tussen mens en wolf. Een delen van buit en eer in de jacht niet op basis van een heer-slaaf verhouding maar op basis van een machtsevenwicht. Daar heb ik het over. Dat is serieus nemen.
Wat dat is, serieus nemen van een dier, dat kunnen wij niet ons niet meer voorstellen, want het is zo duidelijk dat wij de baas zijn dat we het weer mogen vergeten, met alle paradoxen en hypocrisie van dien. Toch moet ik mijn best doen het te begrijpen.
Want als een biologische soort zodanig door de mens is onderworpen is dat de boel gaat stinken, dan komt altijd de "ethiek". Zo hoorde ik laatst nog op de BBC een directeur van en dierproeflaboratorium dat hij vond dat hij alleen dieren mocht gebruiken die geen zelfbewustzijn hadden. Een zelfbewustzijn leidde hij af uit een test: als ze zichzelf in een spiegel herkennen dan hebben ze een zelfbewustzijn. En dan, dat was dus zijn ethiek, mocht je er geen proeven mee doen. Volgens hem ging het over de primaten: chimpansees, bonobo's, en orang oetans. Zo'n man blijft dus zoeken naar een grens van verwantschap met de mens. Dat zou een dier de waarde geven die dierproeven verbiedt.
Kennelijk had hij nooit die film gezien van die dolfijnen die een spiegel in hun zwembad hebben. Zet je een kruisje op midden op hun zijkant en komen ze de spiegel voorbij dan gaan ze daarna dat kruisje met hun snuit proberen af te vegen, of zelfs een andere dolfijn vragen of hij dat even wil doen.
Maar ach, wat maakt het uit voor die man. Hij kan tevreden zijn. Hij heeft immers een ethiek. Hij moet er wel blij mee zijn, anders ging hij er niet mee voor de radio. Maar als ik hem was zou als criterium nemen: verkiezingen. Als een diersoort verkiezingen houdt, dan mag je er geen proeven op doen. Hoe dan ook, voor mij persoonlijk zou het net zo goed precies andersom kunnen zijn: hoe meer een dier op een mens lijkt, hoe minder bezwaar is er om er proeven mee te doen. Want een mens, luister nou eens gewoon een tijdje naar al dat gelul, een mens kan toch worden gemist op aarde? En er zijn er toch veel te veel? Zou dat trouwens door die verkiezingen komen? Dat er te weinig gevochten wordt en er te veel blijven leven?
De man is niet de enige die het zogenaamd bijzondere van de mens wat uitbreidt naar naar mensachtige dieren om tot een prettige zelfgenoegzame ethiek te geraken. Maar de genetici vinden thans in snel tempo de waarheid: twee mensen hebben voor 99.8% dezelfde genen, mens en chimpansee 98.2%, mens en banaan 40%. Dat zijn de lijstjes die je krijgt als je iedereen met een mens vergelijkt. Maar waarom de mens? Je kunt alles in een wip omrekenen in percentages ten opzichte van de banaan. Het ijkpunt mens is niet willekeurig, maar heeft dezelfde oorsprong als de gewoonte in aristocratische samenlevingen, zoals de clans dat hier in Afrika traditioneel ook waren, waarin men zijn status afmeet aan de verwantschapsafstand met de koning. Macht dus. Zoiets gaat goed tot de revolutie uitbreekt, en dan moet er snel iets anders worden gevonden. Afrika-antropologen worden ook niet moe te vertellen dat de overgeleverde clan- en koninkrijks-genealogieën niet te vertrouwen zijn. Maar dezelfde conclusie geldt in het groot voor de wijze waarop mensen hun familierelaties in het dierenrijk bezien. Wellicht zullen we over duizend jaar Darwin werkelijk begrijpen, maar voorlopig zijn we er geestelijk nog niet rijp voor.
De ethiek van de "mensenaristocratie" als hypocriet verschijnsel treedt het fraaist aan het licht in die natuurfilms over mensen die aangevallen worden door "gevaarlijke beesten". Geheel tweederangs zijn de films waar een volstrekt ongevaarlijk beest, zoals de haai, gepest wordt tot het vertonen van agressief gedrag dat onder dreigende strijkmuziek de ether in gaat. Het circus-karakter druipt er dan zo vanaf dat een dergelijk programma niet het inzicht biedt waar ik het nu over heb.
Maar er zijn betere voorbeelden, zoals een Tv-documentaire over roofdieren die kinderen stroopten in Uttar Pradesh (Noord-India). Die film verloopt als volgt:
De eerste twintig minuten van het programma worden er kinderen vermoord, aan stukken gereten en half opgegeten teruggevonden. Wie het gedaan heeft wordt door de regie nog niet verraden. Er wordt gesproken over een "A killer that moves like a phantom in the night", een truely terrifying elusive predator, een "murderer" zelfs. Het is duidelijk: wie het ook is, het is een subject met "schuld", die "straf" verdient. Geen productiemiddel, en zeker geen speelgoed. We zitten even geheel buiten het wildbeschermersdiscours. De snode dader is een quasi-menselijk subject.
Enfin, nog vijf kinderen weggesleept en half opgegeten. Andere kinderen zijn ontsnapt, vreselijke littekens worden getoond. "Menseneters!" "Velden gedrenkt in kinderbloed" etc. Een serieuze vijand. Een "predator turned deadly".
Dat is een mooie tekst, denk ik dan: predator turned deadly. Ik dacht dat alle predators, de mens voorop, deadly waren. Dan kun je het toch niet meer "worden"?
"An unknown adversary in a deadly race against time." Misschien...wolven!
Dan komt de held het verhaal binnen: Dr. Singh. Hij begint het na wat onderzoek op wolven te houden.
Er volgt een korte introductie over wolven in het algemeen en tropische wolven in het bijzonder: "wolves study their prey and capitalize on weaknesses they observe", zegt de commentaarstem onder dreigend violengesnerp.
"Dr. Singh ordered his men to shoot on sight."
Maar helaas: "the killer is clever and able to anticipate our moves".
De wolven duiken telkens op waar men ze niet verwacht.
Ze staan achter de bosjes, als de kinderen naar school gaan, te wachten of er niet eentje draalt en uit het zicht van de groep komt.
Dr. Singh is wanhopig. Hij is deskundig op het terrein van hyena’s, cheeta’s en leeuwen, maar voor wolven moet hij de bibliotheek in.
Hij vraagt Dr. Jahla, wolvendeskundige en wildbeschermer "moderne" (lees: westerse) stijl. De "wilde" wolven in Jahla’s reservaat zijn overal tegen ingeënt, als ze mager worden schiet men hertjes aan om de vangst te vergemakkelijken, ze dragen van die zendertjes op de rug en van die dingen. Jahla’s speelgoed ligt maandelijks een uurtje verdoofd geschoten op de onderzoekstafel voor samples.
Maar Dr. Jahla kan kort zijn: Singh moet zijn wolvenhypothese vergeten.
De commentaarstem: Dr. Jahla believed the wolves were innocent.
Innocent? Nu wordt het interessant: gelooft Dr. Jahla

  1. dat de wolven het in dit geval niet gedaan hebben
  2. dat wolven zoiets nooit doen?
  3. dat wolven principieel ex-Mesopotamisch-ecologisch paradijselijk-ongerept onschuldig zijn, ook al hebben ze het gedaan, omdat ze als het ware vóór Eva’s appel zitten en wij mensen erna?

Wie 3 gelooft kan nog kiezen om 2, of alleen 1 er bij te nemen.
Hoe dan ook, de commentaarstem spreekt over de wolf als de "main suspect". De wolf is beschermd in India dus er moeten harde bewijzen zijn anders mag je ze niet schieten. Dr. Singh, in de weer met "circumstantial evidence", zoals dat er weinig prooi meer is in de buurt en dat er te goed op het vee wordt gepast, verliest het pleit tegen de wolven.
Tegen wolven doe je niets bij de wildlife autoriteiten. Zoveel is duidelijk. Bij een volgende verdwijning met bloederige terugvondst zijn er prompt getuigen die een man met zwart pak hebben gezien, handen als klauwen. Iemand heeft een heel gevecht met de man geleverd.
Hij krijgt een naam: Mannhai.
Binnen de kortste keren heeft half Uttar Pradesh Mannhai gezien. Er komen lichtbundels uit zijn knieën. Hij strooit stof in de ogen van de ouders om ze het zicht te belemmeren. Hij is geïnteresseerd in nieren en bloed. Twintig onschuldige mensen die op hem lijken worden doodgeslagen: ik heb hem zelf gezien. Op twee meter. Ik ben toch niet gek? Er volgt een officiële dagvaarding van Mannhai, protestmarsen, anarchie in Uttar Pradesh.
Dan leidt het spoor van een kinderlijkje Dr. Singh naar een wolvennest.
De pups worden gedood. De terugkerende wolvenouders worden zonder pardon geëxecuteerd.
Maar het kinderdodental stijgt tot 32 uit 53 aanvallen. De scholen sluiten.
Een groepje kinderen speelt vlak bij huis. Naar huis lopend blijft Rohid wat achter. Sonil, hij ziet er op TV uit als een jaar of tien, hoort zijn geschreeuw, rent erop af en gaat aan de wolf zijn staart hangen. Met één kind in de bek en een andere aan de staart loopt de wolf, het is later uitgemeten (door Dr. Jahla neem ik aan), nog negenenveertig meter en veertig centimeter, en laat zijn prooi dan los.
Dr. Jahla gelooft het nog steeds niet, maar is nu te bewegen om haar- en beetonderzoek te doen. Hij kan niet meer terug: het is een wolf.
Dr. Singh begint een nieuwe tactiek: niet er op af maar in de buurt van de prooi blijven. Dat moet hij slim doen want er zijn daar veel dorpjes en die wolf kent inmiddels alle mannen van Singh uit elkaar en ruikt ze, bij wijze van spreken, een uur in de wind. In één der dorpen wordt een wolf geschoten. Een kanjer. Hij wordt maar als alfa-male van het killerspack beschouwd.
De opvolgende alfa-male had zeker nooit mee op kinderjacht gemogen toen hij nog nummer twee was, want het was gedaan met de aanvallen.
Nu zit de producer goed vast, dacht ik op dat moment in het programma. Want hij zit in het discours van de redding van de mens van een zondige, of zelfs duivelse wolf als quasi-menselijke vijand. Daar past die voor moderne ex-Mesopotamische natuurfilms verplichte eco-liturgische riedel van de laatste drie minuten niet achter. Die gaat immers zo van: als we niet...zal door het onverantwoordelijke gedrag van de zondige mens de ongerepte natuur naar de Filistijnen gaan, het gironummer is...
Ik werd duivels benieuwd hoe hij zich hier uit zou redden. Hij moet iets doen. Anders is de film moreel helemaal fout en verkoop je hem niet, ondanks het mediamiek aantrekkelijke horrorgehalte. Zelfs tenslotte als een producer volstrekt aan de top van de aantrekkingsschaal zit, met kutten en zo, dan doe je als het even kan iets om te kunnen zeggen dat het geen "seksprogramma" is. Zelfs Hefner interviewt politici en kunstenaars.
De producer had dat ook goed begrepen. Hij wist dat hij aan het eind de moreel verplichte flikflak ongerepte natuur versus zondige mens moest maken. Maar hoe doe je dat, als je net de flikflak duivelse wolf versus godsvruchtige redder hebt gedaan?
Hij heeft er maar niet te lang over nagedacht: "The balance of man and nature is precarious", zegt de commentaarstem, "Alles heeft altijd twee kanten."
Alles. De commentaarstem zei het toch? Of verbeeldde ik het me?
Meteen krijgt Dr. Jahla de microfoon. Wolven worden met uitsterven bedreigd,zegt hij. Dat is onze schuld. Wij moeten ze beschermen.
Tsjakka! Daar zijn wij dan weer met onze schuld en de "ecosystem balance". Die mensetende wolven, denk ik dan, die droegen tenmiste een miniem steentje bij aan het herstel van de "ecobalance" door op de kinderen van een onbedreigde diersoort te gaan jagen. En wat is dat nou helemaal, 32 kindertjes. Het zet niet eens zoden aan de dijk. Een pack heeft genoeg aan ééns in de drie dagen een mensenkindje. Is dat nou te veel gevraagd? Er zijn er toch zat?
Nou ja, dat denk ik natuurlijk niet! Ik zou niet durven! Maar gezien vanuit het perspectief van het herstel ecologisch evenwicht is de conclusie onvermijdelijk.
De producer voelt dat er nog iets bij moet. Met zijn "alles heeft twee kanten" is hij toch iets te kort door de bocht gegaan. De film gaat verder: hoe kon dat nu, Dr. Jahla, deze menseneterij?
We weten het nog steeds niet precies zegt Jahla uit het veld geslagen. Ik zie drie mogelijkheden: het was één solitaire wilde wolf, het was een wilde wolf die gevangen heeft gezeten, of het was een kruising tussen een wolf en een hond.
Aldus Dr. Jahla.
Het was geen "echte", geen "zuivere" wolf. Die doen zoiets niet.
Nu is alles weer in orde. We kunnen rustig slapen. Hier en in Uttar Pradesh. Wolf dood én ongerept.
De producer zelf heeft er toch een onlustgevoel aan overgehouden. Je hebt van die films waar op het eind een tekst staat die vertelt hoe het met de mensen later afloopt. Daar maakt hij gebruik van door te projecteren dat een jaar later elders in India weer kindjes begonnen opgevroten te worden.

Zo blijft het maken van een politiek correcte ecofilm toch elke keer weer spitsroeden lopen. De eco-liturgie blijft dan ook voortdurend in ontwikkeling. Men wil ons natuurlijk steevast doen geloven dat wilde dieren hun "natuurlijke habitat" prefereren boven het huisdierschap bij een liefhebbende en deskundige baas met geld, een smerige leugen, zeg ik even namens de wilde dieren. Want het is geen pretje om een wild dier te zijn en dat is juist de aantrekkingskracht die de natuurfilm op zijn publiek heeft. Het dier als gladiator is net als de valpartij in de wielerwedstrijd en de crash in de Formule 1 racerij toch iets waarbij je nog even je plas ophoudt en blijft kijken. Maar ondertussen kan niet worden ontkent dat de bedreigde diersoorten van hun rol als TV persoonlijkheid en toeristische attractie profiteren. Ze worden nu immers druk "gesponsord". Vanwege de aantrekkelijkheid van het "ongerepte" bij de fund-raising bleef de baas vroeger op de animal channels buiten beeld, maar op dat stuk is men de eco-liturgie aan het vernieuwen. Dat was langzamerhand ook onvermijdelijk:  inmiddels hebben immers vrijwel alle wilde dieren ter aarde wel van een of andere ecoloog een zender omgehangen gekregen (en een microchip geïmplanteerd; hetgeen bij de criminelen onder de homo sapiens allemaal niet mag terwijl het daar juist zou moeten) en heeft de ecomaffia besloten dat de westerse TV kijkende Wildlife-donateur aan het bestaan van het zendersysteem gewend moet worden. De zender wordt geleidelijk vaker in de Wildlife film open en bloot getoond. Men besteedt in de natuurfilms uitgebreid tijd om te laten zien hoe de zender met PH neutrale Bizonkit op de rug van de bedreigde schildpad wordt geplakt, of aan een Alaskaanse berenek wordt bevestigd waardoor de beer het aanzien van een rinkelende Alpenkoe krijgt. "Hij is lang niet zo zwaar als hij er uit ziet", zegt de spreekstem er geruststellend bij. Het aan die handeling voorafgaande verdovende geweerschot, de inentingen tegen TBC en mazelen en zelfs de kunstmatige inseminatie komen steeds explicieter in beeld, zodat welhaast van sado-dierenporno kan worden gesproken. Inmiddels achten de dierenbeulen de westerse TV-kijker rijp om ook de kleinere dieren zoals stokstaartjes en kleinere apensoorten die met zo’n ding rondzeulen open en bloot op het scherm te zien rondzwoegen. Ik kan het nog steeds niet aanzien, en dat wou ik maar zo houden. Aan de gebruikelijk eindpreek: "...of deze ongerepte natuur zal blijven bestaan hangt af van hoe de de mens met de aarde zal omgaan etc etc....", gaat zo natuurlijk wat wringen, dus de toekomstige ontwikkelingen van de eco-liturgie blijven interessant om te volgen. Een nieuw probleem dat inmiddels in de grensverleggende ecoliturgische discussie zijn intrede doet: de traditionele walvisvangst (met kano's en speren) van de, nee Indianen mag je in die kringen al lang niet meer zeggen, "native Americans". Hoe lang zou een orca nog op op zeehonden mogen blijven jagen? Die Indianen schijnen zich te beroepen op een verdrag uit 1845, maar over orca's zijn inmiddels ook verdragen zat. Ik vind persoonlijk dat orca's wel recht hebben op een advocaat zodra ze hun zeehondenjacht tegen de ecomaffia moeten gaan verdedigen.

Ik zit in mijn tuin op de Rubaga heuvel. Zojuist is de nacht gevallen als een baksteen. Nu voel ik ineens dat Mannhai mij van achter de heg begluurt met de ogen in zijn knieën: vind ik negers zo leuk, aai, aai, omdat ze me niets meer kunnen maken? Stel nou dat ik nog echt zou vrezen het slachtoffer te kunnen worden van wat er flink wat negers het liefst met me zouden willen doen als ze zouden durven: me vermoorden en beroven, dan zou ik ze vast niet zo lief vinden. Ik herinner mij nog goed de Cineac-nieuwsitems aan het eind van de vijftiger jaren in de bioscoop over de Mauw Mauw, die in Kenya het struikgewas uitkwamen om blanke vrouwen te kelen. Precies als de Indianen, maar heel wat minder lang geleden. Toch was ook toen de perfecte wolvenstrategie voor de westerse variant van het roofdier mens: het "geven van de onafhankelijkheid" en je onder dekking van wat liefdadigheid beperken tot de delfstoffen, nog niet bedacht. Dus de Mauw Mauw, dat waren toen nog serieuze vijanden. Ze kregen geen "ontwikkelingshulp". En zo ver als Mauw Mauw hoef je niet terug te gaan.. Het is op mijn motorfiets van hier in Jinja een uur of vijf, zes naar Rwanda. Hoewel, over hen zou Dr. Jahla tevreden zijn: daar doden de negers elkaar.
Waar komt mijn aai, aai vandaan?
Nou, Bert? Wat is hierop het antwoord?
In het donker klinkt een dreigend violengesnerp uit de diepste spelonken van mijn ziel.
Ik verman mij. Wie is hier de baas? Dat zoekt Mannhai zelf maar uit. Als dat daar voor mij de verkeerde kant op gaat grijp ik wel weer in. Denken moet je doen als er een probleem is. En ik heb NU geen probleem. Daar gaat het om, zeggen mijn wijze Afrikaanse leermeesters.
Ik heb nog een groot lekker stuk ananas dat ver heen is en beslist vandaag op moet. Recht uit de grond hier. Je zou het eens moeten proeven. En nog een Havana.
Mannhai druipt af.
Doe je best jongen, denk ik hem spottend na.
Terwijl ik mijn sigaar aansteek is het of er een grote zwarte neger achter mij gaat staan, goedkeurend zijn vlakke hand op mijn kop legt, en zachtjes zegt: goed gedaan jochie!
Dan wil hij ook een trekje.

Laatste nieuws: mijn peethond Bert eet weer! Nu hij voorlopig op het ondermaanse blijft zal ik hem straks na de sigaar eens in het stikduister onverhoeds op de flitsfoto zetten, dan kan ik hem later laten zien hoe mager hij was, als hij dan tenminste niet denkt dat het gefotografeerde "individual" een andere hond is.

Jinja Rubaga, naast Bert, 13 januari, 1999

Omdat mijn wolvenring-rekenmodel nu af is kunnen de gegevens er in. Gisteravond bij de Kafuko’s de gegevens voor rekensom gevraagd. Een hele lijst met vooral vragen als: hoeveel kilo maïs komt er per jaar van een hectare land af? Daar kwamen we nog wel uit. Dan wordt het moeilijker: op een hectare land kunnen 100 saka’s (bananenbomen), daaraan hangen 3 bunches en die hangen er gewoon altijd, wat zeur ik. Je gaat er gewoon heen en je snijdt af zoveel je wilt.
OK, probeer ik, als je ze nou allemaal zou afsnijden hoe lang zou het dan duren voor ze er weer allemaal waren?
Tsja, dat doet niemand,… hoe kunnen wij dat nou weten…Het kwartje wil lang niet vallen.
OK, hoeveel mensen kunnen van zo’n plot eten dan, toch geen miljoen?
Er gloort licht. We komen uit op 40 tot 60 bunches van de plot tot aan Piet (2300 m2, daar heb ik hun niet voor nodig), elke bundel 10 clusters, een cluster brengt bij zoete bananen 500 USH op en een mensen eet er gemiddeld 2 clusters per week. Hèhè. Enzovoort. Wij worden zeer geholpen door de aanwezigheid van twee zeer simpele plattelandsmeisjes die met hoge stemmen en brede gebaren van hun lange dunne werkarmen en handen de zaak uit de doeken doen. De baby ligt voor ze tussen hun voeten op het beton op een handdoek te pitten. Vééééél lekkerder dan in een peperdure zachte wieg boven ver weg aan de babyfoon, dat zie je zo.
Nu moeten die echte gegevens in mijn som, want daar zitten alleen nog wat probeergetallen in. Ik weet al wat voor dingen de twaalf residents en twaalf gasten elke dag eten als we ons aan het Afrikaanse menu houden, dus ik kan nu terugrekenen hoeveel vierkante meter maïs, bananen enz we moeten verbouwen en zo zelfs controleren of ik wel de goede hoeveelheid land in mijn investeringslijstje heb staan. Met arbeid, in Nederland het duurste, mag ik me best een beetje vergissen, want het blijkt dat je bij drukte een landarbeider hebt voor twee euro per dag, waarin bijvoorbeeld 10 are kunnen worden geploegd, zeggen de Kafuko’s, het lijkt mij wat veel voor één dag op de hoe. Maar wat maakt het uit als het er maar drie zijn? Zeven vijftig! Wee echter het gebeente van die Kafuko-jongens die werkloos zitten dromen van een carrière van universitair gediplomeerd nietsdoen voor het Ugandese topsalaris van €300 à 400 in de maand, als zij met kurkdroge huid van het land komen roepen dat er ondercapaciteit is. Dan zal ik ze eerst eens een paar dagen zelf komen helpen met de ogen wijd open en je kunt er wel van uitgaan dat iets dergelijks zal gebeuren en ook dat we na de eerste paar maanden gemor krijgen. Maar daarvoor kunnen ze de borst dan nat maken, de heren, want dan stuur ik de dames mee op het land want die zullen ze wel even voordoen hoe het hoort. Voor mij is het heel gerieflijk dat ik neger-males aan het werk kan schoppen zonder me schuldig te voelen, want wat ze verdienen is immers niet voor mij. Het gaat na aflossing van de schulden in de pot (waar ik overigens wijselijk zelf wel zelf op zal zitten). Er "raakt" bij mij geen geld "weg", zoals bij Hans Burgmans Pandipieri project of de bank van Piet in Zaïre. De grens aan de activiteit is mijn capaciteit om alle gevoelige touwtjes zelf in handen te houden. Maar die grens gaan we verleggen door alle activiteiten in een computernetwerk te spinnen. High tech traditionele cultuur, met een paar kleine modificaties, zuiver om er allemaal gelukkiger van te worden, want als de mannen "hard" gaan werken, werken ze nog erg rustig vergeleken met een bewoner van het Europese arbeidspretpark. En zei die professor van de universiteit van Oxford niet dat werken heilzaam is voor negers (zie dagboek 26 augustus 1998)?
De pot: we worden een NGO (non governmental organization), de naam: Ndi Musoga, die zich ten doel stelt uitgaande van de bestaande traditionele landbouwmethoden tot verbetering van de productiviteit te komen door enige aanpassing van culturele waarden (mannen van de drank en aan het werk -het eerste is gelukkig in ons geval niet nodig-, meer luisteren naar en voorbeeld nemen aan de vrouwen) en van de techniek: goede beplanting en verzorging, goede monitoring, het vinden van praktische en niet alleen bij ons bruikbare methoden om op het geld te passen en lichte en voor velen via dienstverlening of investering toepasbare mechanisatie: tractorploegen, irrigeren op kanalisatie, diesel en zonne-energie. Tweede doel: mensen uit het westen laten kennismaken met de traditionele leven in Busoga: eten verbouwen en bereiden, verhoudingen in de familie, vormen van overdracht van waarden (verhaal, dans en muziek), traditionele opvattingen over mijn en dijn, oorzaak en gevolg, geluk en pech, leven en dood. Onze ideële doel met de gasten is om in het westen bij te dragen aan het besef dat de meeste Afrikanen goed leven, niet op elkaar schieten, handelspartners zijn en dus geen objecten van die hypocriete, door de "hulp"organisaties middels gruwelijke beelden uitgebate "naastenliefde". Naastenliefde is een gevaarlijk en verslavend roesmiddel. Bovendien: geef je aan die clubs dan krijg je alleen nog méér walgelijk foto’s te zien, dus het is net als bij heroïne: je denkt dat een shot helpt, maar je maakt het alleen erger. En hier in Uganda zie je ze trouwens zelden hoor, die "helpers", waar dat geefgeld verdwijnt mag Joost weten.
De overige activiteiten: garage, krant en computers. Alles moet renderen, de leningen van Stichting Mind en anderen worden terugbetaald en de rest gaat in de pot. Het bestuur van Ndi Musoga bestaat, ik zeg dit natuurlijk in alle eenvoud waarvoor ik zo bekend sta, in de eerste plaats uit mijzelf. Tevens uit Piet en bijvoorbeeld iemand van de Nederlandse Ambassade. Op de compound zijn Piet, Mary en ik de clanleaders en als iemand zo sterk wordt dat we er niet meer tegenop kunnen dan mag die erbij, hetgeen ik vrij snel met Grace zie gebeuren, wat ook wel mag als ze met die krant zo’n groot deel van de pot gaat verdienen als haar huidige cijfers suggereren. Raakt er geld in de pot dan kunnen we andere zaakjes opzetten als er ideeën en menskracht voor zijn. Anders sparen. Aandelen. Gaan we onroerend goed in New York kopen en verhuren, net als de Japanners en de Russische maffia. Zuiver om te laten zien dat dat kan, in Afrika, met echte negers. Miljonairs die gewoon bij zonsopgang naar hun akker gaan. Il faut cultiver notre jardin. De regering van Uganda lenen we niet, natuurlijk. Dat is meer iets voor de Verenigde Staten.
Och nee! Ik vergeet iets! Wat vreselijk!. Junior, Grace, Waiswa, Tenwa, Alex, Proviah, Anthony en Gregory komen binnen de kortste keren met een partner aanzetten en drie jaar later wankelen er twee maal acht is zestien babies rond op de compound. Bovendien moeten er dan een stuk of acht huizen bijkomen. Bovendien worden die babies in zestien jaar groot. Bovendien zijn er dan weer nieuwe babies. Hoeveel monden geven we dan te eten? Hoeveel land hebben we dan nodig? Hier zit een gruwelijk lek in de controle van de spin in het web. Want bij ons blijven alle babies leven. Wij zijn op tijd bij de goede dokter, wij hebben eten, wij hebben medicijnen, wij doen geen domme dingen (mag je hopen, of juist niet hopen??, zeer verwarrend).
Dit is voor mijn plan vrijwel fataal, besef ik.
Als ik erover nadenk sta ik op de rand van opgeven. Ik kan toch niet als de Indiase regering met de sterilisatietang rondgaan op de compound? En overreding, "hou het op twee", lijkt gemakkelijk, maar ik reken er niet op dat mij dat zou lukken. Dat is voor hen zoiets vreemds. En trouwens het is zelfs de vraag of we nog wel Musoga zijn als we erin slagen dat te realiseren. Gelukkig dat ik er nog niet aan begonnen ben, denk ik ineens opgelucht.
De heer Griyo Zie schreef voor de FAO een rapport over rijst in twee projecten in Uganda. Het klopt: ook hij komt erop uit dat mannen gemiddeld 1 uur per dag werken en vrouwen 5. Op het land, dan. Want als mannen niet op het land staan zitten ze te zuipen en de vrouwen doen met de kinderen (op het land meestal ook eentje op de rug) de rest van de huishouding. In de praktijk is het dus mannen 1 uur, vrouwen 15 uur. Mijn wolvenring heeft nog een onvolkomenheid, realiseer ik me nu. Als landwerk voor jezelf er in gaat, moet alle huishoudelijke arbeid er ook in. Die is voor de helft naar Gasten en Residents te schrijven als kosten en bevat schoonmaken, koken, (wat ik nu bij "Gasten" had weggefoezeld), wassen, babies (nul goddank vooralsnog, maar daar moet je wat voor neerzetten). Maar gelukkig, vanaf vier jaar wordt er, als verhaald, al druk geveegd en water gehaald. Moet bij ons de kraan aan het andere eind van de compound staan om de toeristen met jerrycans op het hoofd scharrelende peutertjes te laten zien? Het gaat te ver, maar ze moeten niet van hun volk vervreemden dus we leren het ze wel. Onder het hut schoonmaken op vier- en vee hoeden op vijfjarige leeftijd komen ze natuurlijk niet uit. Anders krijgen ze van mij s’avonds voor straf geen integraalrekening en complexe getaltheorie.
Is de hut schoon?
Ja Sunday.
Is het vee binnen?
Ja Sunday.
Goed. Wie herhaalt voor ons nog even de definitie van een limiet…enz.
We doen het niet, we doen het niet.
O God, nee.

Jinja Rubaga, naast Bert, donderdag 14 januari 1999

De motorfiets. Afgelopen dinsdag zou het kenteken er zijn en Yussuf zou voor een voorlopig rijbewijs zorgen. maandag bel ik Yussuf met de smoes dat ik niet weet of zijn vriend Uganda shilling of Dollars wil, ja kom met dollars, morgen.
Dinsdag: nee, niet gelukt. woensdag beslist.
Woensdag. Nee nog geen kenteken, maar Yussuf had de motorfiets al. In de garage wordt het olielekje gerepareerd (nu pas?, terwijl toch gisteren alleen niet kon worden afgeleverd wegens het kenteken). Het stoffige met olie besmeurde ding blijkt ineens een fel rood zwarte bolide met banden nog nieuwer dan ze al leken en glimmende velgen. Hoe kan dat ding nou 1 800 000, kosten, €1000. Vijf versnelling turbo mengsmering. Normale benzine in de tank, T2 olie in een olietankje en dat slubbert een beetje mee. Honderveertig op de teller. Dat was ik niet van plan.
Donderdag. Taal nog teken. Ik perfectioneer mijn wolvenring. We doen het niet, maar hij moet wel af. Ik denk een uur te laat aan mijn afspraak met Zoni. Het Zoni-bezoek was voor mij al helemaal een motorfiets-activiteit geworden, dus zonder motorfiets valt die uit het geheugen. Op de fiets. Bijna boven op Bugembe voel ik ineens de pijp uitgaan. Ineens besef ik dat ik heuvelop bijna net zo hard heb gereden als eraf. Puur woede over die motorfiets. Hijgend zet ik mij aan de kant van de weg en bel Yussuf (tsja, mobile, hè?). Die blijkt in Kampala. Ja onze kentekenman was gisteravond niet teruggekomen, de weg Kampala Jinja was door een ongeluk geblokkeerd geweest, had ik zeker wel in de krant gelezen.
Ik leg Yussuf vriendelijk uit dat ik geen motorfiets meer hoef als ik niet heden uiterlijk 17:00 uur Ugandese tijd een kenteken, een motorfiets en een rijbewijs bij hem aantref. Yussuf zal contact zoeken met zijn mannen.
Zo. Eigenlijk wil ik dat hele kolereding niet meer. Wat moet je met zulke gasten als er eens wat aan mankeert? Ik overtuig mijzelf ervan dat ik zelfs geen telefoon van Yussuf moet opnemen als hij voor vijf uur nog belt.
Het door Zoni getekende kaartje heb ik in de hectiek ook vergeten. Maar ik weet de weg nog wel juit mijn hoofd, denk ik. Niet dus, althans niemand kent Zoni, waar ik ook rij. Terug naar huis. De weg waaraan zijn huis staat blijk ik bij nauwkeurige studie van zijn kaartje tot twee keer toe links en rechts vragend doorgereden te zijn. Mijn kleren zijn nat van het zweet, andere kleren zijn vies of in de was, de lakens ook, ik leg mij naakt bezweet vloekend op de kale matras.
Prieng!
Yussuf. In een moment van onbegrijpelijke zwakte neem ik op. Hij was nog steeds in Kampala en stond nu zelf in de rij bij de kentekens. Om zes uur zou hij thuis zijn met een nummerplaat.
En het rijbewijs?
Morgen.
Met het opnemen van de telefoon was de zaak verloren, voel ik: motorfiets met kenteken een uur na het ultimatum, rijbewijs "morgen" en wat dat hier betekent zal ook de lezer langzamerhand wel duidelijk zijn.
Of ik zelf niet naar de Revenue kan voor dat rijbewijs, vraag ik.
Yussuf aarzelt.
Hij is niet zeker of ik kan wat hij kan. Maar probeer het maar, vond hij.
Snuivend klim ik met mijn steekpenningen achterop een bodaboda.
Two or three days, vond de dame van de Revenue, eerst bij de bank betalen, dan met twee pasfoto’s, dan sturen we de boel op voor "toestemming".
Ineens besef ik dat dit dus al anderhalve week geleden had kunnen gebeuren, als Yussuf niet had gezegd dat hij wel voor het rijbewijs zou zorgen. Nou ja, wat zal ik penningen steken, welke politieagent ziet nu aan mijn ééntalige Nederlandse muzungurijbewijs dat ik van Wim Kok cs. om aldaar niet en alhier absoluut niet ter zake doende redenen alsof ik evenwichtsgestoord ben tenminste drie wielen onder mijn kont moet hebben. Dan maar zonder rijbewijs, bij een dodelijk ongeluk moet je toch ter vermijding van lynching hard van je aansprakelijkheid wegrijden.
Van Miss Two-or-Three-Days naar de bank. Veel papieren, stempels en handtekeningen.
Mijn cola en pizza bij de Sailing Club komen veel te laat en ik heb van stress en woede veel te snel op.
Dan te voet naar Yussuf. Die staat voor zijn onderdelenwinkel bij mijn hooggeveerd glimmend juweel.
Sorry voor de sores die ik je bezorg, zeg ik, ik had gewoon met mijn afspraken vandaag en morgen te veel op dat ding gerekend, dus ik werd narrig van de problemen waar ik daardoor in terecht kwam.
Je had ook gelijk, zegt Yussuf, het was je volste recht.
Wij zijn Echte Vrienden, ik voel het.
Ik schrijf bandenspanning en oliesoort op, zet mij op het monster, informeer naar de knopjes.
Nee betalen doe je morgen maar.
OK tien uur hier en samen naar de Revenue voor het rijbewijs. Dan zoals Piet mij gezegd heeft, pok linkervoet naar beneden en koppeling laten opkomen.
Daar gaattie. Met mij erop.
Het enige dat eigenlijk wennen moet is dat je alleen met rechts remt. Het lijkt ook eng, slechts één paard om op te wedden, maar ineens realiseer ik mij dat dit slechts vanuit fietsersperspectief is. Een auto heeft immers ook maar één rempedaal, die het dus ook altijd moet doen. En het is bepaald geen fietsrem die er op zit. Trouwens, een dag later vind ik aan de rechterkant nog een voetrem. Een helm zou Yussuf kopen, maar die was er ook nog niet. Nou ja, die heeft hier alleen een rijke motorfietser.
Heuvelop door de potholes naar huis halen we al de vier en moet mijn boombastgeweven pet wat vaster op het hoofd. Thuis onder de veranda alle stickers eraf peuteren en de Stichting Mind is gemotoriseerd! De Kafuko’s komen ook meteen likkebaarden. Ik geloof dat ze allemaal denken dat ze wel een rondje zullen mogen, dat zal een teleurstelling worden. Ik moet er niet te veel om lachen, want ook bij mijzelf bespeur ik nu toch enige opwinding, het vooruitzicht op het pure genot van die warme wind om het hoofd en de voorbijglijdende bananenbomen. Morgen met Faith achterop door het moeras naar tante Frida.

Jinja Rubaga, naast Bert, vrijdag 15 januari 1999

Ik word wakker.Vandaag de eerste tocht op de motorfiets. Naar Kamuli. Ik kijk uit het raam. Druilregen. In de droge tijd.
Maar gelukkig, er zijn weer eitjes van Piet. Die kippen bij ons op de wolvenring krijgen geen Novita, Novita Brand en wat dies meer zij. Al onze beesten moeten grazen. Geen voer, nu weet ik het zeker. Meer grond. Wij eten ze zelf en wij willen lekker eten. Trouwens, met een wildrooster bij de uitgang kunnen kippen en konijnen natuurlijk vrij op onze tamelijk grote compound leven, net als bij de Teletubbies, spring spring. Dan gaan we ze eten en verkopen als de planten er niet tegen kunnen groeien en er kale plekken in het gras komen.
Gelukkig ook heeft Jinja college, aan de overkant, een nieuwe directeur, die, geheel vreemd in Busoga, de Uganda Electricity Board heeft overtuigd dat zijn jongens in de stad gaan drinken als de stroom uitvalt, dat hij daar wel aan wil hekwerken maar dat er dan beslist ook altijd stroom moet zijn. Dat had ik nooit bedacht: hoe handhaaf je na zonsondergang orde in twaalf barakken met in totaal 500 jongens van 12 tot 18 –zonder stroom!. Het is een geniaal argument, want de burgemeester wil ook geen dronken scholieren in de stad. Dus dat moet je altijd zeggen als directeur die graag stroom wil, ook als het niet waar is. Goed. Het resultaat is dat er helemaal geen Power Shedding meer bij ons op de heuvel, alleen Power Cut. Nu begrijp ik ook waarom onze UEB-guru Kiganda de terugkeer van stroom slechter ging voorspellen.
Het ontbijt is op de veranda, in de stromende regen, naast de motorfiets. De motorfiets zelf is zo schoon, ook op plekken waar je niet zomaar bij kunt, dat ik denk dat hij er af is geweest. Zijn de dan toch de hele week stiekem en met tegenslagen wezen reviseren en was het kenteken een smoes? Ik heb een goede kans daar ooit nog eens achter te komen, want het ijs tussen Yussuf en mij gaat verder breken, dat voel ik. Dit is, lijkt mij vooralsnog, een man die in het rijtje Kanyike, Philip Sabakaky (Margaret’s "ranch"-oom en bisschop Willigers thuishoort: bakens in de drassige mannenpoel van local brew). Yussuf, manager van de Missiegarage, is dan ook moslim, hoeveel vrouwen hij heeft zal me worst wezen, maar drinken doet hij dus niet.

Die Noordelijke religies hier beneden in Afrika, het blijft verbazen. Die Joden, Christenen en Islamieten stammen allemaal van Adam, Abraham en Mozes af. Dat zeggen ze tenminste zelf. Die ancestors lijken van geen kant op de oude Egyptenaren, kijk maar naar de antieke Egyptische tekeningen, beelden en maskers. Ze hebben dus oorspronkelijk tot niet-Egyptische stammen behoord. Dan moeten het Mesopotamische stammen zijn geweest, want toentertijd had je daar verder niet veel. Waarom zou je ook, als er nog maar zo weinig mensen zijn, ergens anders gaan wonen dan lekker bij een grote rivier zoals de Nijl, en als die het dus niet was, dan de Eufraat of de Tigris. Altijd schoon zoet water, sappige vruchten, zo nodig kunt je bij droogte irrigeren en je spullen vervoeren over het water.
Tot er teveel mensen komen natuurlijk.
Dan jagen de beste, intelligentste en sterkste zoveel mogelijk loosers de woestijn in. Die sterke slimmen hebben allerlei namen gehad, mengden zich, en heetten op slot Perzen. De loosers: de Semieten, de Joden en Arabieren dus. Sindsdien zijn Joden en Arabieren, zo noem ik ze voor mezelf altijd, ex-Mesopotamiërs (al hebben de Perzen die Joden nog even weer een tijdje teruggehaald naar Babylon, maar dat was omdat ze in Israël weer even in de weg zaten. Moeten de VS nu niet proberen zo’n geintje, dus de macht van die Perzen toen was groter dan van de Amerikanen nu.
Kortom: Jodendom, Christendom en Islam, dat is dus het geloof van de God van die ex-Mesopotamische loosers.
Die onderbelichting in het westen van de Perzen, het toendertijd superieure, dus werkelijk uitverkoren volk, is een brute daad van ex-Mesopotamische propaganda. Alle westerse kindertjes leren op school van de Griekse "beschaving", terwijl die Grieken niets voorstelden vergeleken met de wereldmacht Perzie in die tijd. De slag die de Grieken bij Salamis van de Perzen wonnen was puur geluk, het weer zat mee. Voor de Perzen was het ook geen big deal, die slag. Ajax kan ook wel eens verliezen tegen de IJsselmeervogels, dat is juichen natuurlijk, maar behalve CNN zal niemand dat een historisch moment noemen. Grieken. Nou ja zeg. Je moet er toch ook niet aan denken dat ze over tweeduizend jaar de kindertjes alles over zeg, het huidige Italië leren en dan aan het eind van het schooljaar nog zeggen, o ja en je had ook nog de Verenigde Staten...
Om bij een ex-Mesopotamisch geloof zoals Jodendom, Christendom of Islam te mogen horen moet je je altijd iets ontzeggen. De pijn van dat ontzeggen moet je gevoel van bekentenis tot dat geloof "serieus" maken. Je moet jezelf als het ware opnieuw uit het Mesopotamische paradijs verdrijven zoals de Perzen dat met de Arabieren en de Joden hebben gedaan. Je moet het collectieve trauma steeds opnieuw beleven. Sterven voor God desnoods, en totaal vergeten zijn dat zich achter die God de Pers verschuilt, die de Semiet uit het paradijs verdreven heeft, zij het om hele andere motieven: ze wilden het voor zichzelf hebben.
Dat ontzeggen, dat maakt je wat gevoelsarm, "nob" zeg ik tegenwoordig, waardoor veel van de subtiliteit van het Afrikaanse leven volstrekt aan een adept van een ex-Mesopotamische religie voorbij gaat. Als ik me in een gezelschap van Afrikanen en westerse katholieke missionarissen bevind kan ik me daar in stilte een kriek om lachen, wat die Afrikanen natuurlijk onmiddellijk door hebben zodat ze het noodgedwongen onderling maar ietsje rustiger aan doen en mij voor het overige in arren moede maar in de nonverbale conspiratie betrekken.
Ontzeggen, onderwerping dus. En verdrijving. Trauma’s en ontberingen die ex-Mesopotamiërs steeds weer moeten herbeleven. De Katholieken en Protestanten ontzeggen zich de polygamie, Katholieken daarnaast ook op gezette tijden het eten. De Moslims doen het met alcohol en eten. Hoewel alcohol en vrouwen voor de Afrikaan om de hoofdrol strijden en hemel en hel vreemd,  ver, en op zijn minst niet aan de orde zijn, zijn Moslims in Afrika strategisch in het voordeel: als er dan onderworpenheid getoond moet worden, dan toch liever op het gebied van alcohol dan van vrouwen. Drank stop je immers makkelijker snel weg als er zich een muzungu-zeloot aandient.
Het meest vreemde is de verspreiding van de ex-Mesopotamische religies naar niet-semitische volkeren. Die zijn immers zelf niet, zoals de Joden en de Arabieren, uit het paradijs verdreven. Niet-Semitische volkeren, zoals bijvoorbeeld Germanen, Kelten en Bantu die zich tot het Christendom en de Islam laten bekeren willen zich dus ex-Mesopotamiër voelen, maar ze zijn het niet. Waarom willen ze in Godsnaam pseudo-ex-Mesopotamiër zijn? Om er vrijwillig voor te kiezen te doen alsof je hoort bij de mensen die uit het paradijs zijn verdreven, wat is dat nu weer voor een bezieling?
Voor de Afrikaan is de bekeringsdrift van ex-Mesopotamiërs het meest apart. Welke Afrikaan zou, zoals een Arabier of een westerling, naar een hem vreemd klimaat afreizen om de mensen daar te gaan vertellen dat hun godsdienst niet deugt? Ik leg dit aan Afrikanen altijd zo uit: die ex-Mesopotamiërs hebben zichzelf met hun zonde- en abstinentiegedoe zo te grazen genomen dat een diep gevoel van onvrede en spanning in het lijf zit gewrikt. Ze durven niet naar binnen te kijken wat daar mis is, want dan zien ze de duivel. Dus ze keren zich van hun lijf af. Maar hun lijf laat ze niet zo makkelijk begaan. Het protesteert. Zo rennen er nogal wat gistend en borrelend naar Afrika om te gaan bekeren. Ze hopen dat hun nare gevoel overgaat als iedereen zo nob wordt als zij. Hun lichaamsvreemde ideeën moeten universeel waar zijn anders breekt er paniek uit. Dus als ze niet universeel zijn dan moeten ze het zo snel mogelijk worden. Sommigen gaan inderhaast zelfs bommen gooien als het niet lukt.
Ex-Mesopotamiërs kunnen alleen met een gedachte leven door te geloven dat hij universeel waar is. Voortdurend kreeërt men "ismen", gedachten die sterken in het geloof dat iets universeel waar is (zoals communisme, realisme, populisme, Christendom, Islam etc.). Als andere ex-Mesopotamiërs andere "ismen" kreëren schrikt iedereen zich rot. Meteen gaat men onderzoeken of alles wel met elkaar klopt. Inconsistentie, dat is de duivel, dus die moet in de hens, of tenminste stevig in de ketenen. Alles moet met elkaar kloppen. Daar wordt je nerveus van, gejaagd en bekeerzuchtig. Je bedenkt koortsachtig ismofagen om de ismen van anderen af te breken.
Ismen laten de ex-Mesopotamische mens achter met het onbehaaglijke gevoel van cirkulariteit: ismen funderen alles maar wat fundeert dan weer zo'n isme? Maar ismofagen zijn nog erger, die zijn inkonsekwent: ze breken alles af behalve zichzelf. Zo creëert men in zijn hoofd een jungle, zeg ik dan tegen de Afrikanen, want dat kennen ze. Een jungle waar ismen gegeten worden door ismofagen. Raken de ismen op dan hebben de ismofagen niets meer te eten en ze gaan dood. Dan komen er vanzelf weer meer ismen, en zo gaat het net als met de slangen en de vogeltjes, de vleermuizen en de vlindertjes, de reigers en de vissen. Zo gaat het door, rustig slapen is er niet bij. En in een echte jungle kan het niet anders, maar die ex-Mesopotamiërs doen het zichzelf aan. Je zou ze eens moeten zien rondrennen in Europa, zeg ik dan altijd op slot.
En dan zeggen ze altijd dat ze mijn betoog heel interessant vinden. Maar ergens laten ze mij achter met het gevoel dat ze het al lang wisten en dat ik het van hun heb. Dat ze dat uit beleefdheid niet zeggen maar dat je het wel kunt Horen als je niet nob bent.
We zijn het er dan uiteindelijk meestal over eens dat je het kunt het wel zeggen, maar dat dat niks helpt. Ze luisteren toch niet en ze blijven komen. Er is niets aan te doen. Voor Afrikanen is het allemaal één pot nat maar persoonlijk vind ik de Islamitische variant het meest geschikt, uiteindelijk ook voor het westen: geen alcohol en drugs. Wel polygamie. Als de vrouwen dan ook maar meer mannen mogen. Maar wel trouwen. Voor eeuwig. Gesloten groepjes maken. Zero grazing. Allah akhbar. Mohammed was ook moderner, realistischer. Hij  had die achterlijke poespas per se "zoon van God" te moeten zijn niet nodig, en ook geen twaalf apostelen. Ik heb zo mijn vragen bij die apostelen. Uiteindelijk is hij vermoord en er zijn vier getuigen (Mattheüs, Marcus, Lucas, Johannes), die er alle vier vrijwel hetzelfde verhaal over ophangen. Iedere crimilezer weet dat zoiets heel verdacht is. Nee, Mohammed had de touwtjes duidelijk beter in handen. En als de Moslims dan terug kunnen naar hun laat-Middeleeuwse positie als centrum van de beschaving, van tolerantie (ook op religieus gebied!) en liefde voor kunst, wetenschap en intellectualiteit, dan ga ik bij de Moslims. En De Bisschop volgens mij ook, al ga ik het hun niet vragen. Zij zullen dat ook zeker niet bevestigen. Het is gewoon mijn heimelijk genoegen om zo over hen te denken omdat ik hen graag mag, en zo druk ik dat nu eenmaal uit. Ik weet ook niet waarom de Here mij zo heeft geschapen.
Tenslotte, de hemel van de moslims is ook veel beter geëquipeerd. Ik heb laatst de Koran gelezen en geturfd in hoeveel procent van de gevallen bepaalde geneugten des islamitischen hemels worden vermeld als die hemel ter sprake komt. Het lijkt mij wel wat [plaatje: koran heavenly joys.jpg].
Behoudens het gezelschap dan. Maar zegt niet Martijn de Manicheeër in Voltaires Candide: wat doet het er toe met wie men eet, als het eten maar goed is? Dat is nou typisch Afrikaans.

Tien uur bij Yussuf voor het rijbewijs. Opnieuw naar de Revenue. Met Yussuf geraak ik langs Miss Two-or-Three-Days!, en beland bij een oudere heer met wit overhemd, das en (natuurlijk!) bril, die zegt dat een rijbewijs niet kan zonder Tax Identification Number en daar staat een week voor (een week is in Uganda ongeveer zeven dagen. Een dag is op zijn beurt van nu tot morgen. Wat morgen betekent in Uganda is de lezer inmiddels bekend). Maar dan Yussuf: ja, zo hoort het, maar dat Tax Identification Number komt wel en vanmiddag maken ze vast een L-rijbewijs voor je. Dat kost 15500 USH, voor alleen motorfiets, voor alles 25500USH, net alsof dat meer werk is. Bij de Revenue Office, rustig wachtende mensen, achter de balie veel brillen en lege bureaus met kranten erop, waren de Tax Identification Number- aanvraagformulieren op. Het laatste aanwezige formulier mag evenwel worden geleend voor het maken van een fotokopie. Het geld wordt bij de Staatsbank betaald, daar vult de klant zelfs de coupures in die hij overlegt en alles nog eens in woorden, 15500 blijkt bij Yussuf’s invulling: "fifteen five hundred thousand only", de Staatsbank zendt vanmiddag bericht van betaling naar het Revenue Office om drie uur. In verband hiermee word ik verzocht at four weer te verschijnen voor het opmaken van mijn L-rijbewijs.
Dat is te laat. Ik moet om vijf uur in Kamuli zijn en ik was van plan rustig te rijden, harder dan veertig ben ik nog niet gegaan en dat ervaar ik, zeker over natte regenklei en watergevulde potholes al als een flink tempo.
Kan ik het misschien om drie uur proberen of zal ik maandag gaan, Yussuf?
Ik ga nog wel een keer mee om drie uur, zegt Yussuf.
Wachtende op een bodaboda’er die uit kopiëren is met het laatste Tax Identification Number -formulier van het Revenu Office in een smoezelige om het fietsstuur geklemde rechterhand blijkt Yussuf wel moslim, maar met katholiek gedoopte kinderen, hij gaat naar de kerk en drinkt.
Dan heb ik wat voor je, zeg ik, Father Josephs ananaswijn indachtig.
Dat was dat. Zoals het er nu uitziet heb ik dus over een week een Tax Identification Number in Jinja.
Nu gaan we de motorfiets betalen. Er komen geen nieuwe "kosten" los, men neemt genoegen met mijn dollar-Uganda shilling envelopje van omgerekend 1.800.000 USH, de aankoopkoers van de shilling van vorige week wordt geaccepteerd. "One unit motorcycle", prijkt op de kwitantie . Maar de papieren horen ook hier op naam te staan, dat schijnen we volgende week maar te moeten doen.

Jinja Rubaga, naast Bert, zondag 17 januari 1999

Hoewel het 23:35 uur is gaat er zonder meer nog een kopje koffie in, want ik ben sinds vrijdagmiddag met Faith in de bush geweest. Iedereen teelt en droogt daar koffie maar niemand drinkt het. De volgende keer zal ik toch om wat gedroogde bonen bedelen en die op een vuurtje roosteren, fijnstampen en in een pannetje even laten opbruisen, want in het zicht van zoveel lekkers aan de thee, dat is niet vol te houden.

Dames en heren, ik ben een ander mens. Met name mijn motorfiets en ik zijn een diepe relatie aangegaan, waaraan ik rugwaarts zodanige woorden gaf dat ik op Faith’s daaropvolgende vraag van achterop door de blubber moest liegen dat hij "bijna" zo belangrijk is als zij. Op het asfalt blijkt hij -maar daar was Faith niet bij- 130 te kunnen. Bij honderd begint de langs mijn oren stromende lucht een gemene vibratie van zo’n 32 Hz te ontwikkelen, met een vastgebonden pet te vermijden. Met zo’n pet echter waait het vocht uit je ogen, dus negentig is een mooie snelheid, althans zonder helm, want die moet ik nog kopen. Een rijbewijs is er ook nog niet, want in tegenstelling tot de beweringen bij hoog en laag van Miss Two-or-Three-Days had het betalingsbewijs van vrijdagochtend vanuit de Bank niet ‘s middags het Revenue Office bereikt.
Yussuf dacht dat het varkentje gewassen was en liet mij er alleen heengaan -op de motorfiets, vanzelf. Ik rij het parkeerterrein van het Revenue Office op voor een rijbewijs om er even later onverrichterzake er weer af te scheuren, opschakelend richting Kamuli. Zonder een L-bordje (L van "les"), want daar had Yussuf ook niet meer aan gedacht en ook ikzelf heb weinig behoefte nodeloos voor L te staan.
De tseetseevlieg is bij negentig in het zicht van je voorhoofd ten dode opgeschreven en dus ongevaarlijk, al is het telkens wel een flinke tik. Ook de broodnodige bril moet na een uurtje stevig afgekrabd worden. Verder valt het erg mee, niet je mond opendoen want dan blazen je wangen zo op en de nekspieren moeten wat oefenen continu tegendruk te geven om het hoofd in de wind rechtop te houden. Het battledress jasje van Junior Kafuko bleek ik ook niet voor voor niets te hebben geleend. Ik kom die motorfiets nog eens lenen, verzekerde hij. Dat denk ik niet, verzekerde ik terug.
Maar het echte moment was het verlaten van het asfalt en het oprijden van de eindeloze smalle kleipaden die de compounds verbinden. Waar het op of neer gaat zijn het drooggevallen beddingen van beekjes, met bijbehorende geulen. Bij regen is de klei spekglad en wordt het motorfietsen een soort van cross country skiën met een zeer globaal grondcontact en een onaangenaam kronkelend spekglad diep enkel spoor waar je uit moet blijven. En daar nu blijkt mijn Yamaha cross-monster voor geschapen, bleek zondag, na een nacht regen. De spatborden zijn zorgvuldig ontworpen op het beschermen van de berijders voor de door de hoogprofielbanden opgeworpen modderstroom, waarmee je een forse brand zou kunnen blussen. Het achterwiel wil in de blubber bij teveel gas natuurlijk links of rechts het voorwiel inhalen, dus het is zaak flink vaart te maken op de stukjes waar wat grip is en dan, aangekomen in een blubberveld, relaxed maar beslist door te rijden in een relatief hoge versnelling.
Dit had ik natuurlijk niet allemaal onmiddellijk in de gaten. Gelukkig leverden mijn beginnersfouten geen letsel of psychische trauma’s bij mijn passagiers Frida en Faith op. Integendeel, zowel tante Frida (49) als Faith (26) besloten reeds op zaterdagavond bij zonsondergang giechelend dat voor hen de tijd was gekomen ook een stukje op de bolide te rijden. Als ik stel dat niemand er met een vinger aankomen bedoel ik natuurlijk: mannen.
Faith deed loeiend twee keer tien meter en bij Frida sloeg hij slechts één keer af op de oprijlaan van zestig meter heen en terug, beiden met mij er naast hollend als op een paardemarkt, in de buurt van de koppeling, waarna beiden wel overtuigd waren dat ze het eerst eens op een lichtere moesten proberen. Dat vond ik al vóór deze moedige pogingen, maar dames van dit kaliber kan ik zo’n proefrit niet weigeren, temeer daar Faith beweerde er bij een vorige baas wel eens met de motorfiets op uitgestuurd te zijn, waarbij zij uitsluitend de eerste versnelling benuttend haar bestemming placht te bereiken en ook nog wist te keren om zonder kleerscheuren weer van haar missie terug te keren. Goed, in Godsnaam dan, dacht ik, dan desnoods een motorfiets van duizend ballen als een kogel aan heur niet onaanzienlijke zitvlak ontsnapt, dwars door de kleihut van de buren en total loss in de maïs. Maar ze hadden zich beiden voldoende kunnen inprenten dat de koppeling de veiligheid is en mijn loodzware hete rokende grommende roodzwarte penis ontkwam ongedeerd aan de dijen der onvervaarde moeders.

Jinja Rubaga, naast Bert, maandag 18 januari 1999

Vrijdagavond vertrek. Dat is wel ineens heel snel. En ik heb helemaal geen zin. De vorige keren verlangde ik tegen het vertrek naar mijn Nederlandse huis en haard. Nu kan mij dat gestolen worden. Ik heb een indrukwekkende waslijst van klussen voor de resterende vier dagen: rijbewijs, visum, vlucht bevestigen, naar Sam Bagenda van de Ebonies voor een demovideo van hun soap voor de VPRO, motorhelm kopen, naar decaan van de filosofiefaculteit van de Makerere universiteit, professor Dalfovo, de motorfietspapieren aan Yussuf ontfutselen, een reeks technische vragen stellen die al deinende door de modder in mij zijn opgekomen, de verrassing voor Piet regelen (hij klaagt altijd dat niemand van zijn vrienden Diet Coke voor hem in huis haalt, dus ik zet bij al zijn vrienden vier flesjes neer), naar de prijzen van professionele hoge capaciteitsprinters voor de krant van Grace kijken, het contract met Faith opzetten voor een lening waarmee van haar grond verkoopbare oogst kan gaan komen, een lening ter waarde van ongeveer drie maal de opbrengst van de oogst (oogst is na elk der twee jaarlijkse regentijden, de eerste van februari-maart tot eind mei-midden juni, de tweede in van augustus tot oktober), Zoni blijkt een houten vlechtmachine aan het bouwen o.a. voor traditionele palmbladmatten die nu alleen nog à raison van drie dagen werk per stuk met de hand kunnen worden gevlochten, maar volgens een vlekkeloos opgesteld budget f500,- tekort te komen, dus daar gaat de Stichting Mind uit pure nieuwsgierigheid over de afloop aan deelnemen, met de boekhouder van Gaby praten, want die weet alles van belasting en veel van prijzen, naar Kees Groenewoud want die weet wat een motorfiets is en heeft een hok waar ik misschien wel in mag staan en zo nu en dan kan worden bereden.

En ik wilde nog zoveel opschrijven: van die taxichauffeurs die voor een dubbeltje tanken als ze worden gehuurd voor een ritje van drie kilometer. Van de compound van Frida, die een geweldige rotzooi van stenen, wrakhout en plastic lijkt, maar waar na een weekend rustig zitten elk dingetje dat er ligt een functie blijkt te hebben en alles wat niet nodig is altijd binnen een dag is opgeruimd, van de kinderen, die tot de jongste van vier toe net als Frida rustig de hele dag zonder dat hun iets gevraagd of verteld wordt in de weer zijn met beestenstront-ruimen, koffiedrogen, water halen, compound vegen, altijd tijd om tussendoor even te spelen met de van mij gekregen voor hen ongeloofwaardig hoog stuitende tennisbal. Van het geweldig gezoem dat ik rustig ‘s avonds buitenzittend aan de bosrand hoorde, dat ook de kinderen in opwinding bracht: een bijenvolk betrok de voor hen uitgezette korf van klei en bananenblad (met dak van plastic boodschappentas). Van de koe die zich nog eventjes langer voor de video moest laten melken maar grommend weigerde omdat ze vond dat we aan de helft voor haar kalfje begonnen waren. Die elke avond nijdig ijsberend aan haar touw trok omdat haar kalfje ter sparing van melk ‘s nachts binnen moest staan. En maar naar elkaar loeien, die twee, over de muur. De ontraditionele manier waarop ik ‘s avonds met de twee dames Faith en Frida aan tafel zat, beiden van de man af, beiden de buik vol van kerels, beiden bedacht dat ze nu zelf aan tafel kunnen zitten in plaats van voor de in de eetkamer zittende mannen te koken en zelf een hapje in de keuken te nemen, zoals dat hier hoort. Kortom van het mooiste weekend van dit verblijf.
Maar er is geen tijd voor al die verhalen. Bah. Geen tijd om te vertellen van het bezoek van Piet en mij aan de vader van de overleden Mamadeo, haar graf achter het huis. Van de Opa van mijn schuldenaar Ivan, die Ivan liet vertalen dat hij mij bedankte voor het geld dat ik voor Ivan’s school gegeven had. Van mijn door Ivan vertaalde antwoord dat het geen gift doch een lening betreft. Van het vervolgens spoorslags onder de tafel verdwijnen van het onderwerp. Van de ernst van het drankprobleem daar op het streekje, en mijn twijfel daardoor over de bestemming van Ivan’s "schoolgeld".
Ook had ik nog rustig woorden willen geven aan de wonderlijke ervaring van het ontmoeten van Zoni, vrijgezel(!), kunstenaar, ambachtsman, intellectueel, sociaal werker, schrijver van hele boeken, leraar en uitvinder, dit alles in twee kamertjes van drie bij drie, die mij voorstelde aan een vriend als "dit is Bert, hij is gekomen om te begrijpen" en die voor mij katapulten heeft gemaakt waarmee je dwars door een hardboard deur schiet en die dus ook voor mensen levensgevaarlijk zijn. Waarvoor je als Ugandees gearresteerd kunt worden als je er zonder vergunning mee rondloopt. Had gezien hoe groot mijn handen en hoe lang mijn armen waren en de mpanda op mijn maat gemaakt. Dat moet dus wel ongeveer de gevaarlijkste van Busoga zijn geworden. Over zijn levensverhaal en zijn ambities.
Het voelt alsof ik voor al die verhalen geen tijd meer heb. Eigenlijk heb ik nu best nog een uurtje om te schrijven, maar het wil gewoon niet, want de tijdstroom kentert. Ik ben op weg naar Nederland. En heb de pest in.

Jinja Rubaga, naast Bert, dinsdag 19 januari 1999

Eerst het rijbewijs. Men had mij verzocht maandag terug te komen. Ook de heren van de immigratie hadden mij verzocht maandag te komen voor nog een stempel. Dat stempeltje hadden ze me eerder niet willen geven, want toen was het oude stempel nog niet verlopen. Geen geldig stempel is uit den boze, natuurlijk. Aan de andere kant: twee geldige stempels tegelijk, dat kan óók niet! Het nieuwe stempel dient derhalve het paspoort precies te treffen op het tijdstip waarop het oude ongeldig wordt. Maar dat viel dus net op die maandag waarop alle overheidsgebouwen gesloten zijn wegens het slotfeest van de ramadan. Ja, zoiets moet een ambtenaar, geheel ondergedompeld in fijnzinnig onderscheidingen tussen kwitanties van de betaler tegenover die van de betaalde en stempelleemtes versus stempeldoublures maar net aan zien komen, zeker als hij toevallig geen moslim is. De ramadan eindigt nog niet of onmiddellijk krijgt iedereen vrij van het nietsdoen. Het wordt dus allemaal een dag later. Ik tijg met mijn zorgwekkende stempelleemte naar de immigratie. Ik ben nu een illegaal op een motorfiets die nog niet op mijn naam staat, zonder rijbewijs, zonder Tax Identification Number, zonder L-bord en zonder verzekerings papieren. Wat zouden al die officiële mannen hier langs de weg in extase raken als ze doorkregen hoeveel er vandaag aan me te verdienen is. Gelukkig, ze weten het niet.
Naar de Revenue. Op de motorfiets vanzelf. Daar was de bankkopie van het betalingsbewijs dat ik op zak heb aangekomen! Op grond van dit document stelt Miss Two-or-Three-Days mij een fermbestempeld betalingsbewijs van de Revenue van het betalingsbewijs van de bank (waarvan ik zelf al drie dagen mijn eigen kopie op zak heb, maar die "telt" dus niet) ter hand.
Daarmee blijk ik ineens naar de "Inspection of Vehicles" te moeten. Ik erheen. Op de motorfiets. Daar zitten drie kerels bij een volkomen lege en brandschone dubbele smeerput druk te relaxen. Er is geen spatje olie of stukje gereedschap te bekennen is –inspectie, nietwaar? Eén schrijft mij op in een boek. Daar moet het voor vandaag bij blijven. Ik moet morgen op 11:00 terugkomen met drie en niet, zoals iedereen tot nu toe heeft beweerd, twee pasfoto’s. Ik er weer weg. Op de motorfiets. Naar Kampala voor een drukke boodschappenlijst, o.a., helm, decaan faculteit filosofie, Sam Bagenda van de Ebonies opsporen voor een demotape van hun Uganda TV soap voor de VPRO.
Motorfiets en mobile, een gouden duo. Scheurend langs de files, dreigend kijkend je met een lawaaierige dot gas in het gedrang op de rotondes begeven, bij dorst een terrasje op, cola en de telefoons doen, de geen gehoor en later terugbellen-nummers blijven keurig in de buffer, geen gezoek en ik krijg alles en iedereen te pakken. Midden in rook en rood gruis en stof van een rotonde blijk ik ineens naast Yussuf in de draaimolen te zitten. Ik wijs trots naar de nieuwe helm die ik gekocht heb. De verkeerde, zegt Yussuf. Dat is pech, want hij had bij de eerste winkel wel de door Yussuf opgegeven prijs en bij de tweede kreeg ik er niet zonder trots 30% af, hetgeen nu begrijpelijk wordt. Verdwaald bij de zoektocht naar UgandaTV komt het nummer van Sam boven water via het toevallig in rook en stof opdoemende gebouw van Radio Uganda en het National Theatre. Dalfovo, voor wiens nummer ik de berg van Makerere opgescheurd was, verschijnt in de damp van mijn pizza met koffie aan de telefoon en wil mij morgenochtend graag ontvangen.
Dan sta ik ineens voor het Nile Hotel, waar ik de vorige keer met Jos en Edith de laatste Ugandese koffie voor de thuisreis had gedronken. Inmiddels weet ik meer van dat hotel. Het heden van dit hotel ziet er zo uit als op het [plaatje: NileHotel.jpg]
De lezer ziet daar dat M.BENZ hier de hotels verkoopt. Afrikaanse yuppen worden ook wel "Wabenzi" genoemd, schrijft David Lamb.
In de tijd van Amin had de geheime politie bedacht dat dit een goed hoofdkwartier was. De verdachten werden van de hoogste balkons geworpen en de buren schijnen zelfs een officiële klacht te hebben ingediend vanwege het geschreeuw en de bloedstank van de martelingen.
"We did what we were told to do", kreeg journalist David Lamb eens in Afrika te horen over vergelijkbare zaken.
Er staat nergens een monument of gedenksteen.
Behalve het graf voor het overleden familielid zou ik ook niet weten wat voor dingen Afrikanen met iets duurzaams en beeldends willen blijven onthouden. Onthouden gaat in Afrika heel anders, net als vergeten. Vergeten, althans het voor zelfs de indringendste zoeker vergeten lijken te zijn is een wijd verspreide vaardigheid in Afrika. Als iets in Afrika over is, is het over, althans als het schaamachtig is. Zoals men hier op me dunkt onnavolgbare wijze leed kan verdragen, zo kunnen ze de herinnering aan het leed volkomen achter zich laten, lijkt het. De grootste vijanden kunnen ineens weer dikke vrienden zijn als de omstandigheden dat voordelig maken. De Afrikaan is de overlever bij uitstek, zegt bisschop Willigers van Jinja en zo is het. Door mijn Russische ervaringen heb ik al groot respect gekregen voor hoe de Russen dat kunnen: elkaar bijkans naar Siberië intrigeren en even later, als de wind draait, samen strontlazerus worden en plechtig samen "overnieuw" beginnen. mijn charmante doch heetgebakerde, jeugdige Slavische voormalige echtgenote Olga, met wie ik in een dramatische scheiding lig met veel Russische vuur- en vlamverschijnselen, kon, als ze echt op dreef was, in de nazin al weer vergeten zijn wat ze mij in de voorzin had toegeschreeuwd. Wie de wereldkampioenen in actie wil zien moet naar Afrika. Bij het Nile Hotel was het een kwestie van goed schrobben, een paar glimmende limousines en het internet op. "A spacious tree site surrounded by manicured gardens...".
Dat geldt natuurlijk niet voor de herinnering aan het kolonialisme. Wat dat hebben anderen gedaan. Hun schuld is oneindig en niet afgelost. Betalen!
Enfin, drie onweersbuien later ben ik verkleumd (op de evenaar!) bij het als een baksteen vallen van het duister weer thuis, blij met mijn tweederangs totaalhelm nu ik zie wat ik met mijn zakdoek, die meteen weg kan, van de klep veeg.

Jinja Rubaga, naast Bert, woensdag 20 januari 1999

‘s Ochtends realiseer ik mij met schrik dan ik nog steeds een illegaal ben die zich zonder rijbewijs verplaatst op een verregaand onvoldoende geregistreerde motorfiets.
O, ik ga wel even met je mee, zegt Grace, daar bij de immigratie zit een vriend van mij. Grace achterop.
Het was er heel gezellig, Grace en haar vriend hebben zo uitgebreid bijgepraat dat er een hele rij achter ons was ontstaan die in verband met de lunchtijd werd weggestuurd.
Ik ben weer legaal.

Professor Dalfovo kwam in 1960 naar Uganda, twee jaar voor de onafhankelijkheid. Hij is gebleven: Obote 1, Amin, Obote 2, Museveni. Nu is hij al heel lang decaan van de filosofische faculteit van Makerere. Een minuut na binnenkomst is het mij al duidelijk: deze man heeft indertijd grofweg dezelfde indrukken gekregen als ik nu, er hetzelfde van geleerd en er dezelfde ideeën aan overgehouden over wat belangrijk is en wat niet. Hij is midden zeventig nu, ik hoop dat hij nog heel lang leeft, want deze man kan voor mij heel belangrijk worden. Vandaag heeft hij een volle wachtkamer. Volgende keer kom ik langer praten, want ik moet ten tweede male naar Sam Bagenda, die te laat is, maar wel al een videoband gekocht heeft. Die is helaas nog leeg, kan ik morgen nog eens…?
Nee helaas niet.
Hij komt nog een keer langs Jinja en zal de band komen binnengooien.
Ik rijd terug naar Jinja, zet de motorfiets weg, pak de fiets, rijd ermee naar het taxipark en laat hem op een busje naar Kamuli binden. Vóór het stadje, bij het land van Faith, stap ik uit. Volgens Faith is het 3 Acres en volgens mijn Acres (0,4 hectare), is het nog niet eens 1. Onder nieuwsgierige blikken loop ik passen te tellen van alle rechthoekjes en driehoekjes. Nee, het blijft 1 acre. Merkwaardig. Andere acres??
Het laatste stuk steil omhoog naar Kamuli, staande op de pedalen, tot het gaatje, is een waardig afscheid van mijn fiets. Uitgeput laat ik mij op het taxipark uitrijden.
U mag hier niet fietsen, krijg ik te horen.
Ik stap af.
Een ander hoort de aan mij gerichte waarschuwing, kijkt om, draait zich om en komt op mij af.
Reed jij hier op de fiets? Vraagt hij dreigend.
Ja, zeg ik.
We have a case, zegt hij plechtig.
Jazeker, beaam ik met mijn wijsvinger streng tegen het puntje van zijn neus en die case ben jij: ik zal je gezicht onthouden.
Mr We-Have-a-Case kiest eieren voor zijn geld en druipt af..
Ik zoek oogcontact voor wat blikken van verstandhouding met omstanders, maar dat wil niet lukken. Mr We-Have-a-Case heeft de wind er kennelijk wel onder hier. Die ging hier als eerste de nor in als ik hier de politie was.
Dit, even tussendoor, deed mij denken aan de Mobylette bromfietsen in Benin. Gezinnen met bijvoorbeeld vader, moeder, vier kinderen en een flinke zak avocado’s schijnt men er op naar de stad te zien rijden. Het Franse meisje dat er een had geleend en haar voeten, zoals in Frankrijk gebruikelijk, vóór zich op het frame had gezet, werd bekeurd voor het onjuist bedienen van een motorvoertuig en "acrobatiek in het verkeer". Zij had betaald. Ach, zoiets trek je thuis toch gewoon wegens "zelfhulp" af van je jaarlijkse giro naar je favoriete Afrikaanse hulporganisatie?
Ook een leuk verhaal: twee blanke dames van een charitatieve hulporganisatie rijden in de peperdure four wheel drive double cabin met de hoge radioantenne waar die organisaties bekend om staan, met acht mensen in de bak, totaal veertien mensen in en op de auto. Bekeuring. Morgen melden bij het bureau. Daar blijken de volgende dag tachtig mensen te zitten wachten. De politie mag zelf de boetes niet innen, want die zijn niet hoog genoeg voor dat niveau van corruptie, dus die mensen moeten met hun briefje naar de bank om te betalen. In de politietruck kunnen er, als je goed propt, zestig. Dat is twintig te kort. Het oog van de politie valt op de pickup van de blanke dames: als u nou...?
Het was een goede gedachte van de Museveni-regering om verkeerspolitie in te stellen toen er na het Amin-Obote tijdperk weer wegen en auto's kwamen. Maar dat leidde voor de argeloze burger toch wel tot verhoging van de vervoerskosten. Het aantal roadblocks nam toe en het werd steeds duurder om er snel langs te mogen. Toen voerde men een goed bedacht plan uit: stuur de verkeerspolitie als kanonnenvoer het leger in en neem er vrouwen voor in de plaats. Met AK47 over de schouder, dat wel natuurlijk. Dat was een flinke verbetering. Gelukkig had men tegelijk bedacht dat het ook wel wat minder kon. Zo is weggebruik in Uganda aanzienlijk goedkoper dan bijvoorbeeld in Kenya, waar de taxichauffeurs zo vaak staakten tegen politiecorruptie dat de regering, die flink doorgeschoven krijgt van de politie, vakbond en samenscholingen van taxichauffeurs permanent geheel heeft verboden. Tevens kregen deze vrije ondernemers het bevel onmiddellijk weer te gaan rijden, anders zou er wat zwaaien.
Kortom, veel anders dan in Nederland met zijn peperdure overschot aan blauw op straat dat het verdomt boeven te vangen en zich er toe beperkt fatsoenlijke burgers wat boetegeld af te troggelen voor kapotte fietsachterlichtjes en niet vastgeklikte autogordels is het hier niet.

Faith is in de wolken met het aanbod van de fiets, wij gaan in de avondzon aan de soda met kip, ik met het pijnlijke besef dat dit voor deze keer mijn twee na laatste avondzon is. Op de terugweg raken in een vroeg stadium zo’n stuk of drie plaatsen in mijn busje leeg. Dit leidt tot de in dat soort gevallen gebruikelijke ramp: de kamune stopt zo ongeveer iedere achthonderd meter om iemand er in of er weer uit te zetten, want vele korte klanten is even veel als één lange. Zo ben ik te laat voor het geplande afscheid van de bisschop. Gelukkig, ik had mijzelf wijselijk niet aangekondigd.

Jinja Rubaga, naast Bert, donderdag 21 januari 1999

Je zou me nog vertellen waarom Jackie bij de Mormonen bidt, zeg ik tegen Margaret. Of ik het haar zelf al gevraagd heb. Jackie, waarom? Geen sjoegen. Margaret vertelt dat oudere broer Ross in zijn puberteit in fout gezelschap te veel uit dansen, drinken, roken, vechten en neuken was geweest, hetgeen ook immers Davies had opgeleverd, dat de Mormonen er weer een keurige jongen van hadden gemaakt en dat zij het ook waren die hem op stage naar Zuid-Afrika hadden gestuurd. Ik krijg een boek waarin de Mormonen met veel plaatjes van God, Jezus en kortgeknipte mensen die hun methodiek uitleggen: gespreksavonden, persoonlijke gesprekken, praatgroepen, bijbelles en sport. Ross was daar dus gered en Jackie vervolgens preventief toevertrouwd. Ik krijg aangereikt Mormon’s Book, Another Testament. Is Mormon een persoon? Vraag ik Jackie. Nee, dat dacht ze niet. Another Testament bevat een klein twintigtal boeken met als titel namen van geheel nieuwe profeten aan het firmament. Ze klinken alsof ze teruggaan op Adam, Abraham en Mozes. Oprichter Smith zelf staat er niet bij, hij is de man op de achtergrond en in het voorwoord. Er is ook een hoofdstuk Mormon. Raadselachtig. Ik begeef mij naar de inleiding. In 1824, lees ik, verscheen aan een zoekende Joseph Smith in de Verenigde Staten ene Moroni, de zoon van Mormon, een Lacebeet, of zoiets, een Indiaanse christelijke profeet van ver voor de jaartelling. Vraag niet hoe het kan. Indiaanse christenen vóór Christus. Althans die indruk krijg ik. Deze Moroni wist Smith te vertellen hoe het verder moest met de wereld. Ik weet Jackie op grond hiervan te overtuigen dat Mormon toch een persoon is. Nu raakt ze op dreef en komt met het verhaal van Joseph Smith conform de zojuist door mij bestudeerde inleiding. Ik ben, merk ik, erg blij dat Jackie bij de Mormonen is. Dat die keurige kortgeknipte stroblonde christelijke Indianen in hun smetteloos witte overhemden er voor zorgen dat die vieze zwarte jongens hier met hun klauwen en erger uit haar buurt blijven.
Ik weer weg. Nee, daar kom ik natuurlijk niet onderuit. Davies even heen en weer achterop de motorfiets. Sammie kan er ook nog wel bij achterop. De ventweg ligt een metertje of drie boven de grote weg, hier met middenberm. Aan de overkant lopen de blonde kortgeknipte smetteloze muzungumormonen. Davies gilt zoals ik hem nog nooit heb horen gillen. Ze zien hem en zwaaien. Ziezo.
I like motorcycles, zegt Jackie.
Hier had Mormon Jackie voor moeten waarschuwen. Hadden die Indiaanse christenen vóór Christus misschien geen motorcycles? In durf er niet vanuit te gaan. Je moet bij dat soort lieden overal mee rekening houden. Maar een Yamaha 125 Cross hadden die oude Mormonen vast niet en zeker niet zo'n mooie loodzware.
Ga maar zitten.
Stevig trek ik op en voel haar slanke lange vingers in mijn lendenen grijpen. Bij de bocht moet natuurlijk flink geremd worden, zodat de hele Jackie met alles erop en eraan zich stevig, warm en zacht tegen mijn rug perst. Mijn schouderbladen voelen aan als vleermuisvleugels, fijn doorweven met adertjes, gezwollen van mijn warme bloed. God, bedankt dat je me bij vertrek net op tijd het idee gaf mijn rugzak even af te geven bij Sammie.
Omhoog de lucht in naar de Kathedraal van Bugembe, een rondje erom als de heilige stoet bij de overdracht van die bisschop die één van zijn vrouwen zou hebben vermoord, langs een bovenop de deksteen van het bisschopsgraf picknickende familie en dan weer steil neerwaarts, waarbij ik achter mij een lichte nervositeit bespeur en de kwaliteit van de onafhankelijke voor- en achterschijfremmen uitleg.
This is my first time, excuseert Jackie zich voor haar zenuwen en ach, als zo’n meisje zoiets tegen je zegt, wat maakt het dan nog uit dat het over achterop een motorfiets zitten gaat, mijn rode hete joekel ejaculeert een ferme straal modder ver achter ons weg en stralend stapt ze weer af. Geheel voldaan rijd ik in een versnelling van niks dromerig langs de in de ondergaande zon jeremiërende moskee van Bugembe naar huis. [plaatje: Jackie motorfiets.jpg][videoclip: moskee.htm]
Nu is het middenin de avond en dus donker. Ik ben net terug van een etentje bij de bisschop. Het geleende boek dat ik kwam terugbrengen bleken zij zelf van hun hoveling Harry Steegmans te hebben geleend, van wie ik het cadeau kreeg. Harry, tegen de tachtig, vergelijkt mijn motorfiets, 125 CC maximale vering 35 centimeter, met die uit zijn tijd: 800 CC, maximale vering 2 centimeter.
Terug thuis overzie ik het slagveld van de afgelopen dagen: half uitgepakte tassen, alle kleren vuil. Gekookt drinkwater nagenoeg op. Geen eten meer, op een paar pinda’s en een halve ananas na, bed al vier dagen niet opgemaakt. Tussen buik en broekband gaapt een diepe kloof, geen broek kan meer zonder riem gedragen worden. Volgens Piet ben ik hier verder afgevallen en het zou kunnen, Afrika doet niet aan weegschalen voor mensen (alleen voor mais, meel, vlees en dat soort dingen).
Maar alles is gelukt. Ik heb iedereen gehad die ik hebben wil (Sam Bagenda, professor Dalfovo, Kees Groenewoud voor stalling en aan de loop houden van motorfiets) en iedereen heeft wat ik wil dat ze hebben (Mind-contracten met Faith –landbouw- en Zoni –vlechtmachine, Margaret mijn aanwezigheidsdata thuis in verband met haar Europareis, de meisjes van het Mbiko Miracle Centre Choir de videoband van hun optreden, 4 cola Light voor elk der kennissen van wie Piet roept dat ze het nooit voor hem in huis hebben) en…..het rijbewijs.
Jazeker, dames en heren, het rijbewijs! Voor mijn oefenrijbewijs moest ik, recapitulerend, even euro bij de staatsbank betalen, wachten tot hun kopie van de kwitantie bij de Revenue is aangekomen, bij de Revenue een nieuwe kwitantie in ontvangst nemen van zeven euro, daarmee naar de Inspector of Vehicles, die mij in een schrift schreef en zei: kom morgen om elf uur terug. Alles op de motor. Die afspraak kon niet doorgaan want toen moest ik naar Kampala. Op de motorfiets natuurlijk. Vanochtend keek de tweede onderassistent van de Inspector of Vehicles tussen het relaxen door nogmaals op de kwitantie van de kwitantie, vergeleek die met mijn naam die eerder in het schrift was geschreven op grond van de vorige inspectie van de kwitantie van de kwitantie en zei: u komt voor een test.
Hoewel ik daar niet voor kom, klinkt mij dit als muziek in de oren, want een test hoort bij een ….definitief rijbewijs. Inderdaad, beaam ik vlot.
Daar komt de inspector uit zijn hokje. Of ik mijn motorfiets in noordelijke richting wil zetten. Nu even rustig naar mij luisteren, zegt hij. Je rijdt twintig meter vooruit, tot de weg. Daar zwaai je met je rechterhand en stopt. Je kijkt rechts, links en weer rechts, steekt je linkerhand uit en slaat linksaf. Bij de volgende hoek doe je hetzelfde. Dan rij je honderd meter door, bij ons achter het terrein weer op en je parkeert onder die boom. En zorg dat je motorfiets niet afslaat.
Geen knipperlichten gebruiken?
Geen knipperlichten gebruiken.
En dat stopteken, is dat in plaats van het remlicht?
Ja.
Ik weet niet hoe dat remlicht af moet.
Het hoeft niet af.
Ik maak mijn rondje, krijg een paar stempels, maandag kan ik bij de Revenue mijn rijbewijs ophalen. Mijn nieuwsgierigheid bedwingend gaat het briefje achteloos in mijn borstzak. Enige brullende seconden later blijkt Yussuf mijn mening te delen dat dit een echt definitief permanent rijbewijs zal gaan worden. Ik terug naar de Revenue voor de overdrachtspapieren van de motor. Op de motor. Van de overdrachtsprocedure blijkt de eigenlijke maffia zich meester gemaakt te hebben: Miss Two-or-Three-Days verwijst mij naar een belangrijke meneer. Die wil veertig euro! Wie kan dat betalen in Uganda? Een oude motorfiets kost net zo goed veertig euro "overdrachtsbelasting", zal ik het maar noemen, als een nieuwe. Nou ja, er wordt tenminste niet over geklierd, als je maar betaalt, zoals dat hoort bij een maffia, geef mij maar maffia, ik meen het. Je betaalt, maar je krijgt er ook wat voor. Ook voor het rijbewijs zal ik nu bij de Revenue opnieuw moeten betalen, wordt mij verteld. Daar zullen ze me al helemaal niet meer over horen. De "vraag over het verkeer", mij door Piet bij de test in het vooruitzicht gesteld, is geheel uitgebleven. Mijn rijbewijs is maandag klaar, dan sta ik alweer college te geven in Nederland. Yussuf kent daar mensen, dus als er niet onverwachts nog een nieuw formulier tevoorschijn komt waar mijn handtekening op moet heeft Yussuf eind juli een Ugandees motorrijbewijs voor mij klaar liggen.
Eén ding is zeker: zonder motorfiets had ik dit nooit voor elkaar gekregen. Dit gaat niet, zoals bij inwijding van de kapel in Kamuli volgens de leer van beweger en bewogene van Thomas van Aquino. Dat ging immers met een mis in de open lucht naast de kapel, want die is immers nog niet ingewijd, dus kun je er geen mis in houden. Een rijbewijs gaat in Uganda meer als "booting" het starten van een PC: eerst haalt je PC het besturingsprogramma van zijn eigen harde schijf, en dan kan hij "echt" beginnen. In feite begint hij natuurlijk al wanneer je hem aanzet. Of is het slechts de muzungu die men schouderophalend met zijn motorfiets turbo van hot naar haar laat scheuren om aan alle idiotieën ter verkrijging van zijn motorrijbewijs te voldoen?
Geen tijd meer voor de tovenaar van Budhagali en de inspectie van het land van Mary aan het Victoriameer. Dat is dan voor de volgende keer.

Jinja Rubaga, naast Bert, vrijdag 22 januari 1999

Doe ik niet af en toe te laatdunkend over die luie mannen hier? Het tere punt is natuurlijk dat ikzelf, hoewel altijd wel een met hobby’s bezig baasje ben, een bloedhekel aan werken heb. Ik kan wel dag in dag uit als een idioot bezig zijn, dat moet je zelfs denk ik mijn leefstijl noemen, maar het moet wel altijd puur voor de lol zijn en als ik me ergens bij verveel houd ik meteen op. Zelf aan één dag vijf uur spitten moet ik niet denken. Dat is denk ik omdat dat me dat soort werk gewoon niet hard genoeg opschiet. Het land indelen, op zoek naar zaaigoed, methoden en oplossing van problemen zou ik weer wel leuk vinden. Gelukkig komt hier niemand op het idee mij te laten spitten.
Pakken, Sam Bagenda rijdt bij de Kafuko’s binnen om de band af te geven (Mammie je hebt Bagenda gemist. Wat? Bagenda? Ja hij reed hier zo ons erf op, hij stond recht voor onze deur…enz. enz.).
Twee keer deze dag was even het slot van mijn hek.
De eerste keer slipte Ivan binnen met zijn zielige verhaal dat hij weer van school gestuurd dreigde te worden. Ik had de vaders en grootvader thuis onder de boom zien zitten in hun mooie pakken en wens Ivan toe dat zijn familie, vooral ook de mannen, hard op het land zullen gaan werken voor zijn schoolgeld en de schuld die hij mij nog terug moet betalen, bedank hem voor het bij mij langskomen om afscheid te nemen en neem afscheid.
De tweede keer was het een kokkin van de Mill Hill die op zwart zaad zat en dringend op zoek was naar een helpende hand. Zulke handen ken ik helaas niet, maar ik stel het toch zeer op prijs dat zij afscheid van mij is komen nemen en hoop haar in goede gezondheid weer aan te treffen bij mijn volgende bezoek.
Het hek gaat nu wel weer bij elke passage netjes op slot. ‘s Middags naar de Revenue, want ik moest daar terugkomen voor het rijbewijs dat vandaag bij aankomst van het bericht over mijn test van de Inspection of Vehicles zou kunnen worden gemaakt. Nu blijkt echter dat mijn Tax Identification Number er nog niet is. Ik moet naar het kantoor op de volgende verdieping. Dat zal nog wel een week duren. Terug op de rijbewijsverdieping geeft Miss Two-or-Three-Days mij de keus tussen een rijbewijs voor één jaar (€5), of drie jaar (€15). Alle papieren moeten maar naar Yussuf, die er in tegenstelling tot zijn eigen verwachting niet blijkt te zijn.
Mijn hele hebben en houen gaat in de pick-up van Piet en met mij op de motorfiets er achteraan gaan we naar zijn Cultural Research Centre voor de stalling van de spullen en naar Kees Groenewoud voor het onderbrengen van de motor. Afscheid van de motor. Dat is even slikken. Kees, vriend van Yussuf, krijgt het geld voor het rijbewijs.
Op Entebbe koop ik traditiegetrouw Havana sigaren. De Indiër blijkt mij inmiddels te kennen. Ik krijg zijn kaartje. Die zoek ik de volgende keer op. Zijn ouders zijn er door Amin uitgestuurd en durfden niet terug. Hij had besloten toch op het aanbod van Museveni tot teruggave van bezittingen in te gaan en heeft nu op drie Oost-Afrikaanse vliegvelden een taxfree shop. Het valt niet mee tussen de Indiërs te komen, maar het moet beslist, anders begrijp je niets van hoe dit land werkt en krijg je ook niets gedaan. Ze runnen de boel hier. In stilte.
De vliegveldhostess commandeert mij een half uur te vroeg de wachtzaal bij de gate in, please enter the waiting room, met een halve Havana, verboden te roken.
Ik zeg: mag dat zomaar?
Ja, het rookverbod geldt alleen voor in het vliegtuig zelf.
Bij het binnengaan word ik toch tegengehouden. No smoking Sir!
Ik neem even de tijd om verbaasd te kijken.
Een ongeduldige Engelsman bemoeit zich er agressief mee: That thing here! Roept hij, dreigend wijzend op mijn sigaar van zo nabij dat hij bijkans zijn wijsvinger brandt. Heeft dus niets geleerd van mensen als tante Frida die de hele avond in een hokje zonder schoorsteen eten zitten te koken op een houtvuurtje. Gewoon zijn Europese ecoliturgische pretparkdenken behouden.
Ik ga weer buiten zitten bij de meewarig om mij lachende rokers die wel de behendigheid hadden gehad het commando tot het betreden der wachtruimte te ontspringen. Gelukkig verscheen bij ons vertrek Mrs Please-Enter-The-Waiting-Room nog eens, zodat ik kon vertellen dat ik er niet ingelaten was.
I’m sohhrry.
Ach meid, trek het je niet aan.

Gatwick, zaterdag 23 januari 1999

Op Gatwick. Bij de landing zag ik een kerkje. Gewoon met zo’n spits. Misschien honderd jaar oud. Niets bijzonders. Voor ons. Maar in Uganda bestaat dat niet. Daar zijn nauwelijks ergens overblijfselen van bouwactiviteit van mensen die nu niemand meer persoonlijk kent. Ook geen schriftelijke overblijfselen. De geschiedenis is in de herinnering van de rondlopende levende mensen en verder niet. Gelukkig dat die veel met elkaar praten. Dat is bij ons in het westen niet nodig -waarom iets zeggen of vragen, het staat toch wel ergens, nu helemaal, met dat internet- en dat doen we dus ook niet. In het vliegtuig moet ik me sterk inhouden niet tegen iedereen zomaar wat te zeggen. Dat doe je immers hier niet in het westen. Als je dat doet ben je een beetje gek.
Gatwick. Ze hebben bedacht: we maken een losse North en een South Terminal, een flink eind van elkaar, want dan kun je daar leuk bussen tussen laten rijden. De eerste bus van de tienminutendienst, vertrekkend om 05:30 uur komt tegen zessen met nog twee andere bussen aan. Wij zitten opgesloten in een soort glazen kooi, de GSM is dood, er is een plee, de gekoelde cola automaat pakt zijn muntjes niet. Wat is de bus van 5:30, want die moest ik hebben, grap ik als de chauffeur het cijferslot van onze kooi na een mislukte poging en het raadplegen van een boekje heeft geopend. Hij wijst de achterste bus aan, die was helaas stuk geweest en wijst mij naar voren want die gaat eerst. In de voorste bus zit de chauffeur zo verdiept in zijn ochtendkrant dat ik hard moet bonken om hem verbaasd de deur open te laten sissen.
Gaat u naar de South Terminal?
Nee, zegt hij en zijn blik gaat dichtsissend de krant weer in.
De middelste bus blijkt het te zijn. South Terminal. Bij mijn vliegtuig staat: delay 1 hour. Ik begeef mij naar het café, inmiddels heb ik net, dus bel mijn moeder die thuis anderhalf uur vertraging op de teletekst heeft staan. Sowing the Mustard Seed van de Ugandese President Yoweri Museveni is goede lectuur, want de man zegt gewoon wat hij bedoelt. En bedoelen, hij leidde tenslotte het gewapend verzet, nou net toevallig zijn sterke punt. Zo kwalificeert hij Shakespeare's schildering van de jood Shylock als achterlijke ondernemershaat, is positief over Indiërs en noemt smokkelaars de ware deskundigen op het gebied van vrijhandel, kortom de man kan voor mij niet meer stuk.
Gatwick blijkt in de ban van het No Smoking, ik mag ergens zitten van de ober, maar na een half uur jaagt een klant mij weg omdat hij ergens in de verte een bord No Smoking heeft ontwaard. Behalve Duitsland gaan nu nog slechts de Latijnse landen op een geestelijk evenwichtige wijze met roken om.
Deze No Smoking hysterie valt echter in het niet bij de strijd om het behoud van Duty Free. Overal posters van de vakbond. Zelfs vliegtuigen blijken met leuzen beschilderd. Ik zie persoonlijk nooit zo het nut van Duty Free, want alles is er minstens even duur als thuis. De vakbond weet het: Duty Free is goed voor de …werkgelegenheid! Trouwens, volgt een ingewikkelde redenering, van het afschaffen van de Duty Free wordt het vliegen ook duurder, vooral voor families. Adhesieformulieren kunnen ingevuld worden aan de balie.
Ik vul een in, want je blijkt gratis aanvullende argumenten voor Duty Free te kunnen indienen. Als goede leerling van de Franse econoom Bastiat, die al anderhalve eeuw geleden in de krant betoogde dat zonlicht slecht was voor de werkgelegenheid in de kaarsenindustrie en dat als Bordeaux de treinrails in de stad onderbrak omdat het transport tussen de twee stations per koets de commerciële aandacht op de stad zou vestigen en aldus goed zou zijn voor de handel, dat dat eigenlijk overal zou moeten gebeuren, zodat er helemaal nergens tussen Parijs en Madrid rails zou liggen en dat deze "negatieve spoorlijn" aldus een geweldige stimulans voor de handel zou zijn, als goede leerling van Bastiat, zeg ik dus, geef ik als aanvullend idee dat ook de afzonderlijke Europese munten moeten blijven omdat afschaffing de doodsteek is voor de werkgelegenheid in de valutahandel. Ik ben altijd voor vrijbuiterij te vinden maar als de vakbond er zich met zijn "argumenten" achter gaat scharen ben ik weg.
De tijdschriften-Duty Free is duidelijk in handen van een Engels echtpaar, alleen roddelbladen, tieten boven de vouw. Ook de boekwinkel is typisch Engels: voor de ingang een hoge stapel "At a Certain Age", op de omslag kijk je recht in een maagdenkutje. Typisch Engels. Ik kijk in de enige winkel die mij interesseert: elektronica. Indiërs. Jammer, ik heb alles al.
Een uur later loop ik naar de centrale lounge en staat mijn vlucht op de monitor op closing.
Ik spurt, de lange neger bij de gate kijkt mij recht in de ogen en zegt: You missed it Sir.
Ik zie het ding nog staan en besef dat ze een standbyer op mijn stoel hebben gezet en die er niet weer uit willen halen. Delay one hour bleek niet te betekenen een uur later boarding, want ze wilden ook nog een tijdje gezellig met ons in de riemen staan delayen.
U kunt beter bij de monitor was blijven zitten, raadt Mr. You-Missed-It-Sir mij met klem aan.
Door de paspoortcontrole en douane Engeland weer in, boeking verschoven, door de paspoortcontrole en de veiligheid Engeland weer uit, over anderhalf uur standby opnieuw proberen, het kost niks. Nu ga ik natuurlijk met Yoweri bij de monitor in de lounge zitten. Mijn nieuwsgierigheid naar de organisatie van dit vliegveld is gewekt. Gezien de nummering blijken er 92 gates te zijn waarvoor er meestal niet meer dan acht opgevoerd worden waarvan vier rood flikkerend closing. De andere dikke dertig vertrekkende vliegtuigen staan op "Wait in Lounge". Op je boarding card staat een hokje met "Gate". Daar printen ze niets in, precies zoals mijn vreselijke vriend Lubogo s.s.t.t. van de Kathedraal van Bugembe op zijn visitekaartje Bishop Elect wel "phone:" heeft laten drukken maar geen nummer omdat hij wegens geldgebrek is afgesloten. Gelukkig heeft de Koningin van Engeland wel vast laten leggen of een vliegtuig van de North of South Terminal vertrekt. Aldus zijn er voortdurend vierentachtig gates zonder vluchttoewijzing zijn en krijgen vliegtuigen pas op het laatste moment hun gatenummer, waarna de passagiers in de centrale lounge uit de startblokken schieten om hijgend net op tijd het vliegtuig te bereiken. Voor hoogbejaarden rijden daartoe chauffeurs met elektrische racekarren rond die van waarschuwingspiepjes zijn voorzien zoals je die bij achteruitrijden trucks hoort. Een boek lezen kun je niet, want ieder moment kan het startschot vallen. De mensen in de lounge zitten dus startklaar met de blik op de monitor naar hun vliegtuig te kijken waar elke seconde het Wait-in-Lounge commando vervangen kan worden door een gatenummer dat binnen de kortste keren rood staat te flikkeren. Mijn nieuwe standbyvlucht vertrekt 11:20. Dat is dus geen boarding, maar vertrek. Om 10:54 is mijn vlucht nummer vijf in tijdvolgorde en staat nog steeds op "Wait in Lounge". De eerdere vluchten flikkeren allemaal rood en rijden dus zo de startbaan op. Enkele latere vluchten hebben al een gatenummer. Dan zakt mijn vlucht een plaats om stuivertje te wisselen met de gelijktijdig vertrekkende Jersey die een gatenummer krijgt. Als één man staat een leger, jong, oud, mager, dik, slecht- en goedgetraind, op en verdwijnt gezwind in een gang onder het bord met de pijl waarbij het corresponderende nummer staat. De vloer schudt, zoals hij dat ook doet als er een vliegtuig landt op de baan naast de terminal. Om 10:56 uur staan alle vluchten boven de mijne rood te flikkeren.
Om 10:57 valt voor mij het Wait-in-Lounge en verschijnt: "Gate 10". Ik heb een redelijke start en ben als derde in de gang, met goede perspectieven op een koppositie, want één en twee zijn twee oplettende maar trage bejaarden die evenwel bij de eerste bocht voor mij het gaatje dichtgooien. Dan gaan zij echter gelukkig op de rolstoep zodat ik langs kan sprinten. Om 11:10 bereik ik als derde de gate, twee standbyers zonder enige bagage kon ik met mijn DVCcamera en laptop van samen zevenduizend ballen niet veilig bijhouden en het lukte me niet mij breed genoeg te maken om de doorgang te versperren.
Geef maar hier dat ticket, zegt een struise dame met zo’n truttig British Airways hoedje op, we zullen zien wat we kunnen doen.
De rij boarders vormt zich. In de wachtzaal bij de Gate staat een straffe wind van vier graden -ik dank God dat hij Grace mij het gele spencertje heeft laten schenken-, die na enige tijd alle ingenomen slipjes van de boarding tafel waait, met het personeel in de achtervolging. De winduitgang houd ik nauwkeurig in de gaten, er waait geen enkel slipje de startbaan op.
Na slechts enkele minuten heeft het personeel de zaak weer op orde en lopen de passagiers het vliegtuig in.
Waar is uw boarding card? vraagt Mr You-Missed-It-Sir.
Die struise dame met dat iets te kleine hoedje heeft mijn ticket ingenomen, zeg ik.
Welke struise dame?
Ik kijk rond. Geen struise dame.
Mr You-Missed-It-Sir zoekt voort in zijn na de windvlaag herordende stapel slipjes. Ook anderen gaan zoeken. De struise dame komt weer rustig aangelopen.
U hebt toch mijn ticket ingenomen? Vraag ik.
De zoekers kijken even gespannen naar haar op.
Jazeker, zegt ze, zonder naar de zoekers te kijken, die vinden ze wel.
Kom ik er nog in?
Jazeker.
De zoekers vinden alleen Hamilton. Een andere standbyer.
De ijskoude wind heeft Hamilton op mijn stoel geblazen.
Wat nu?
Transavia.
Over een uur. Ook gratis. De koffer sturen we door, zegt Mr You-Missed-It-Sir van British Airways.
Voor een achteruitboeking bij BA moet je Engeland weer in. Voor een overboeking naar Transavia mag je gewoon op internationaal gebied naar de transferdesk. Ik mag mee, krijg zelfs een stoelnummer.
Denkend aan een volgende bejaardenrace bij het wegvallen van het "Wait in Lounge" vraag ik argeloos naar welke gate ik moet.
Ik krijg het nummer!
Duitsers.
Rustig loop ik naar de Gate, waar de lege wachtzaal nog verwarmd blijkt te zijn ook. De Engelsen daar zijn wel verbaasd dat ik al weet waar het is. Kortom, op Gatewick zijn de gatenummers bekend, maar een zorgvuldig tot het allerlaatst bewaard geheim. Wait in Lounge.
Goed, ik ben er dus, maar mijn koffer zal er niet komen, dort kann ich Vergift auf einnehmen, want hij moet van British Airways komen, zegt de dame van Transavia.
Dat blijkt te kloppen. Als zo’n koffer hier eenmaal zonder mij achterblijft gaat hij terecht ook niet zomaar even het volgende laadruim in, want wie weet wat er in zit.
Een bevriende relatie had een videobandje van Piet over de Karamojong in een koffer liggen. Die was hier spoorloos geraakt. Piet’s origineel ervan is kapot, toevallig bleek er nog één ander kopie te zijn, die zou ik thuis drie keer kopiëren. Staat dus nu ook ergens op Gatwick. En Piets kapotte origineel zit er ook in.
In de verte hoor ik rommelend als een kudde buffels de bejaarden voor Transavia aangalopperen, ik hoef alleen maar op te staan om in stof en zweet mee het vliegtuig in gezogen te worden.
Op Schiphol staan vóór mij bij Bagage Lost een Chinees, twee Japanners en een Uzbeek met handen en voeten uit te leggen wat ze kwijt zijn. Vooral met de initialen op de koffers van de Chinees en de Japanner heeft de Schiphol-computer moeite. Ik ga. Van huis bel ik op.
Normaal moet u hier een formulier invullen meneer.
Normaal komt mijn koffer, repliceer ik.
Men blijkt over gevoel voor humor te beschikken. Wij gaan over tot illegale telefonische registratie. Anderhalve dag later staat de koffer in het kofferbestand en tweeëneenhalve dag later wordt hij keurig thuis bezorgd.