Taal
Taal is een vorm van machtsoverdracht
Toen ik wetenschapsfilosofie had gestudeerd was ik dermate overtuigd van de principes
van wetenschappelijke onderzoek die in dat soort ideologieën gemeengoed zijn dat ik
mijzelf zonder meer in staat achtte de aanhangers van al die vage en irrationele
toestanden als handoplegging, gedachtenlezen, astrologie, contact met de doden via een
medium enz. tot rede te brengen.
Tot mijn frustratie bleek dit onjuist. Wetenschapsfilosofie had, in mijn handen tenminste,
die "macht" niet. Ik kon er niemand mee ompraten. Het mislukte steevast voor de
volle honderd procent en dat nog wel bij mensen in het westen die vaak zelf zoals wij dat
noemen "rationeel" waren opgevoed, bij wie het bijgeloof dus niet erg diep kon
zitten, opgedaan zoals dat immers gewoonlijk gaat in Nederland, in een of ander werkje uit
de stationsboekhandel. Hoewel ik heel aardig kon formuleren, zeiden veel mensen, bezat ik
kennelijk niet de macht van de taal. Wat dat betreft legde ik het af tegen menige
warhoofdige stotteraar. Hoe kan dat?
Voor Afrikanen is taal een kracht en elke spreker gebruikt
de macht ervan. en ja: een is er beter in dan de ander. Dat zit hem niet in de taal, want
de taal is alleen het vervoermiddel. Het gaat om de lading die wordt vervoerd. Vandaar dat
als twee mensen precies hetzelfde zeggen, de één een geweldige indruk kan maken en de
ander helemaal niet. Niet het woord oefent de macht uit, ook niet de
"woordenboek-betekenis" van het woord, maar wat er in het woord is gestopt door
de spreker. Volgens Afrikanen wordt de machtsoverdracht die de lading van het woord
teweegbrengt bepaald door de voorouders van de spreker en van de toegesprokene. Mbiti legt in een mooi boek, African
Religions and Philosophy (1969), uit dat woorden van ouders macht overdragen op
hun kinderen. Ze veroorzaken, vooral als ze op momenten van hoogspanning worden
uitgesproken wanneer het zegeningen zijn geluk, succes, vrede. Als het vervloekingen zijn
leiden ze tot ellende.
Voor westerlingen vind ik de vergelijking met de foton uit de
westerse natuurkunde verhelderend: westerlingen geloven dat licht een vorm van energie is,
die zich verplaatst in pakketjes, fotons geheten. Zo is het met Afrikaanse taal ook: als
een Afrikaan spreekt zijn zijn woorden als het ware "fotons". Als je die woorden
tegen je aan krijgt, verandert je energieniveau. Dat kan omhoog zijn, zoals bij
instemming, aanmoediging, goed nieuws, zegeningen, maar ook neerwaarts, zoals bij slecht
nieuws, kritiek, beledigingen en vervloekingen. Het kan een klein effect zijn, het kan ook
inslaan als bliksem. Zelf kun je ook zulke energiepakketten uitzenden en dat brengt je in
een energie-relatie tussen de communicerende mensen. Veel westerse schrijvers putten
inspiratie uit het Afrikaanse idee van taal, of hebben het voor zichzelf opnieuw
uitgevonden. Prachtig is de ironie van Thomas Mann als hij in de Toverberg de
charismatische Nederlandse graanhandelaar Peperkorn introduceert. Een echte zwaargewicht.
Aan tafel in de eetkamer van een Zwitsers sanatorium wekt hij grote opwinding door alleen
af en toe "oui" te zeggen, of, met geheven glas "à la vie!". Iedereen
hangt trillend aan zijn lippen en Mann beschrijft de spijt van de Chinezen aan de
belendende tafel, die geen Frans kennen, waarna hij zich afvraagt hoe groot hun
verwondering zou zijn als ze een Chinese vertaling ter beschikking zouden hebben gehad.
In Afrika gaat dat veel verder: woorden kunnen je leven redden en kosten.
De nadelen van het schrijven
Wie spreekt over "het woord" tegen westerlingen loopt het
risico dat die westerling, visueel gepreoccupeerd als die is, zich een zichtbaar,
geschreven woord gaat voorstellen. Dat evenwel heeft niets met het Afrikaanse begrip van
het woord te maken. Een Afrikaans woord is iets dat zich beweegt van een afzender naar een
ontvanger. Een woord kun je alleen Horen. Het komt uit
de richting vanwaar het door een persoon uit diens mond is gesproken, het bereikt je van
die kant en verandert bij aankomst in jou, via je oor, je energietoestand. Dat komt omdat
in het ontvangen woord macht zit. Het woord wordt ook wel als "vocht" beschreven
dat het oor "bevrucht" (Griaule, M. (1965) Conversations
with Ogotemmêli,: An Introduction to Dogon Religious Ideas, London: Oxford
University Press).
Schrijven is al eeuwen bekend in Afrika, maar er werd slechts
en beperkte waarde aan gehecht. Nu is schrijven in Afrika een moderne waardigheid
geworden. Iedereen wil het leren. Moeders en soms zelfs vaders werken om schoolgeld voor
hun kinderen te kunnen betalen. Traditioneel werd er echter nauwelijks geschreven of
gerekend, althans niet met westerse precisie.
De introductie van het schrift heeft voor Afrikanen een sociaal probleem opgeleverd dat
nog steeds door westerlingen onvoldoende wordt beseft: als je het op een bepaald moment
mondeling eens bent en een tijdje later veranderen de omstandigheden, dan ben je het in
wezen nog steeds eens, als je dat tenminste zo voelt. Al moet door de verandering de zaak
waarover je het eens bent wat worden geplooid, als maanden en jaren een niet erg
vaststaand aantal dagen hebben, als schulden meer als een vorm van vriendschap worden
gezien dan als een precies aantal beesten of diensten, als tijd globaal gemeten wordt aan
zon, maan en regenperioden, dan gaat dat allemaal heel soepel. Een verstandige limitering
van de precisie dient het hogere doel van saamhorigheid.
Die nuttige vorm van wolligheid wordt je uit handen geslagen als je gaat schrijven en op
papier gaat rekenen, als je geld gaat gebruiken en klokken en kalenders. Geld houdt men in
de meeste Afrikaanse landen zo onspecifiek mogelijk, naar de klok en de kalender wordt zo
weinig mogelijk gekeken, al ziet iedereen het nu als aan zijn stand verplicht beide
duidelijk toonbaar te bezitten. Klokken lopen ook meestal verkeerd en zelfs op de door de
meest gerenommeerde kranten uitgegeven kalenders komen weekdag en datum in sommige maanden
wel eens niet overeen. Zo stopte op de Uganda New Vision kalender van 1999 een maand een
dag te vroeg, waardoor de volgende maand een extra dag aan het begin had gekregen zodat
die hele maand eigenlijk door de gebruiker handmatig hernummerd zou moeten worden (hetgeen
ik overigens op geen van de vele plaaten waar deze kalender hing zag uitgevoerd). Zo vroeg
de ober van een hotel op de Mount Elgon mij op 1 januari 1998 bij het schrijven van de
nota de hoeveelste van de maand het vandaag ook weer was. Een ander mooi voorbeeld was het
behalen van mijn Ugandese motorrijbewijs. Twaalf papieren had ik tenslotte vergaard met
schier bovenmenselijk inspanning. Daarmee ging ik naar de Revenue voor mijn
motorrijbewijs. Ik gaf ze alle twaalf aan dat meisje daar met mijn paspoort erbij. Dertien
papieren dus, allemaal met mijn naam erop, soms twee keer, volledig. Op meerdere
documenten zat ook mijn foto. Ik sta dus voor dat meisje en wat ze vraagt is: hoe heet je?
Westerlingen vinden zulke dingen idioot. Vanuit Afrikaanse perspectief is dat juist een
hele goede relativering van het schrift, alleen onvoldoende om de sociale schade die de
westerse precisie der geschreven taal in de Afrikaanse samenleving heeft aangericht teniet
te doen. Afrikanen zijn ook gewend hun naam regelmatig te veranderen en zich onder die
nieuwe naam weer voor alles en nog wat in te laten schrijven. Ambtenaren en
administrateurs vinden het heel gewoon om dan te vragen: heb je vroeger wel eens
...geheten? Dan kijkt de ander eens peinzend en zegt: ik geloof het niet (of wel, al naar
gelang het gevolg van zon antwoord).
Iedere poging macht te verkrijgen door een ander er tegen zijn zin aan te herinneren wat
hij in het verleden gezegd of geschreven heeft is in strijd met de Afrikaanse etiquette.
Dat doe je niet. De ander is je vriend en een vriend onthoudt heus wel wat hij beloofd
heeft. Als hij zich er niet aan houdt is er iets tussen gekomen. Hem eraan herinneren is
gênant voor hem, het toont onmacht en daar druk je hem niet met de neus op. En trouwens,
de mens is een nietig krachtje en iedereen wordt voortdurend uit zijn baan getrokken door
de serieuze krachten in het universum. Morgen is het andersom, ben jij een keer de klos en
zal hij ook niet beginnen met "Maar je had me toch duidelijk beloofd
.".
Problemen los je op als vrienden onder elkaar. Als je iets afspreekt, vooral als het iets
Groots is, ben je in een opperbest humeur en wil je graag de feestvreugde verhogen door
plechtig de bril op te zetten en naar westers model een contract op te maken, te tekenen
en het glas te heffen. Het is echter niet de bedoeling dat dat contract uit de la komt als
er dingen mis gaan. Dan regel je dat in stilte onder elkaar. De Afrikaan vindt die
westerse contractuele folklore aardig, maar niet iets voor serieuze kwesties. Een
afspraak wordt zelden gezien als een zakencontract westerse stijl. Nee, als je met iemand
in een afspraken-relatie treedt is dat een soort sluiten van een vriendschap. Vrienden
zijn bereid elkaar te helpen met alle problemen die onderweg in het leven opduiken. De
westerling kan een Afrikaanse zakenafspraak beter als een soort huwelijk zien: je zit voor
eeuwig aan elkaar vast in alle aspecten van het leven. Een zakelijk uiteengaan leidt dan
ook vaak tot onmin van het bedenkelijke niveau van de westerse echtscheiding (met vrouwen
doen Afrikanen het juist weer veel rationeler dan westerlingen).
Traditioneel werd er nauwelijks geschreven. Representeren deed je met
het beeld en het schilderij, de tekening, de collage. Beelden krijgen betekenis door een
tot het beeld gericht gesproken woord afkomstig van een persoon die zegt wat het gaat
voorstellen, niet door een inherente individuele voorstellingskracht. Daarom zijn
Afrikaanse beelden ook zo "abstract", zoals westerlingen zeggen. Zo dienen ze
aan de gebruiker te worden aangeleverd: abstract, ze kunnen iets voor gaan stellen
maar dat doen ze nog niet. Dat is de taak van de eigenaar, de individualisering van
het abstracte beeld. De eigenaar doet dat met het woord, net als je bij je pasgeboren kind
doet. Jij bent...
Stelt een beeld iets voor, dan is het woord van de eigenaar voldoende om iets anders te
gaan voorstellen. Vanaf nu ben jij
En zo kijkt men ook tegen het schrift aan, want het schrift is beeld. Aangezien geschreven
taal een soort beeld is, stelt het van zichzelf niets voor en moet de eigenaar van
het papier eerst "tegen het beeld" zeggen wat het voorstelt. Morgen kan
de eigenaar dat veranderen. Zo is dat oorspronkelijk geweest. Het "vast
verankeren" van betekenis in geschreven taal, zodat "wat er staat" geheel
los komt van de persoon die schrijft en de persoon die leest, de "objectiviteit"
van geschreven taal, dat is een westers ideaal dat in Afrika niet aanspreekt. Westerlingen
komen er zelf trouwens ook niet uit. De hele ellende van het
"interpretatie"probleem van tekst in de westerse filosofie ontstaat door dat ook
voor de westerling onbereikbare objectiviteitsideaal. In iedere goede westerse
filosofieopleiding leert de student over die onbereikbaarheid in Plato's zevende brief,
waarin hij uitlegt waarom hij zijn belangrijkste ideeën niet heeft willen opschrijven
(internet: http://mindphiles.com/PHiLES/writing_f.htm).
Plato zou zich denk ik wel goed kunnen voorstellen waarom Afrikanen het liever simpel
houden en zeggen: als je niet weet wat een schrijver heeft bedoeld moet je naar hem
toegaan en er naar vragen. Is hij dood, dan dient hij via de diviner te worden
geraadpleegd.
Afrika, een continent zonder tekst. Dat is nog eens vakantie! Het gevolg is dat er veel
grote sprekers zijn. Studenten zijn in voordrachten verre superieur aan westerse.
Schrijvers zijn het meestal niet.
Mijn mooiste avontuur op schrijfterrein is
met een student die mij vroeg hem bij zijn scriptie te helpen. Hij vroeg mij of ik zijn
scriptie wilde "uittypen" op de computer. Vol nieuwsgierigheid liet ik mij
ronselen. Het was een filosofische scriptie over de geschiedenis van het scepticisme.
Scepticisme! In Afrika! Al typende vond ik wat woorden die ik niet begreep. Dus vroeg ik
hem: wat betekent dat?
Hij keek me dan glazig aan en zei tenslotte: ik heb geen tijd gehad de betekenis van die
woorden op te zoeken.
Wat had hij gedaan? Hij had stukjes tekst uit boeken gehaald en die in een soort collage
aan elkaar geplakt. Hij presenteerde geen tekst, maar een kleine tentoonstelling van
"schilderijtjes" die hij overal over het onderwerp had gevonden. Hij was aan het
schilderen geweest. Als schrijver van een scriptie voelt hij zich beeldend kunstenaar.
Woorden en teksten zijn "plaatjes". Had je hem gevraagd in het leslokaal uit te
leggen wat scepticisme was dan had je misschien een lucide exposé gekregen waar Europese
studenten een puntje aan hadden kunnen zuigen, al twijfel ik daar in dit geval aan omdat
scepticisme een barbaars primitieve opvatting is van de blanke stammen uit het koude
noorden waaraan deze student volstrekt vreemd is (immers voor hem is kennis macht, en
macht voel je als je niet nob bent, dus er is niets om
sceptisch over te zijn).
Toen ik mij persoonlijk, in door mij gesproken woord, tot hem richtte om te
vragen wat het betekende gebeurde er voor hem iets zeer onverwachts. Want ik ging taal
gebruiken. En wat er op een papier geschreven wordt is voor hem geen taal. Dat is beeld.
En beeld is op zich betekenisloos, het krijgt met taal (gesproken woord dus) pas
betekenis.
Toch betekent dit niet dat een stuk beschreven
papier geen macht kan hebben. Alles kan gebruikt worden als verpakking voor macht: een
sequentie van geluiden, een boog, een luipaardenvel, een apebot. Dus een stuk beschreven
papier ook. Zoals bij alle machtsverpakkingen is de vorm van weinig belang: de op het
papier geschreven woorden zijn het niet die de macht overbrengen die in het papier is
gebracht. Dat werkt heel anders: je moet de kracht, in dit geval dan het papier, in de
omstandigheden brengen waarvoor de persoon die het met macht geladen heeft de kracht heeft
bedoeld. Je moet naar de plek gaan waar de geladen macht loskomt. Dan voel je de macht. En
die komt niet van wat er staat, maar van wat de maker gesproken heeft toen hij het
creëerde. Papiergeld is daarvan een goed voorbeeld: een biljet van 200 Uganda shilling
zoals je dat in je zak of sok hebt: wat er op staat kun je al lang niet meer lezen. Dat
doet er ook niet toe. [plaatje: geld.jpg].
Al is het onleesbaar geworden, het stelt nog hetzelfde voor, het is nog dezelfde kracht,
het oefent nog dezelfde macht uit (namelijk 0.14). Veel westerse economen uit de
negentiende en de twintigste eeuw hebben hun hoofd gebroken over de oorsprong van de
koopkracht van het geld en er dikke boeken over geschreven. Ze kwamen er niet uit. Het
onderwerp is opgegeven. Voor Afrikanen is het volstrekt vanzelfsprekend: zwakke leiders
maken zwak geld maken en sterke leiders maken sterk geld, bij ons "hard
currency" geheten. Die 200 Uganda shilling hierboven is niet 200 Uganda shilling
omdat het er op staat, noch wegens de handtekening van de president van de Bank of Uganda.
Het is het omdat de leiders het gezegd hebben. En de macht is gelijk aan
bijvoorbeeld die van twee eieren. En de krachtsverhoudingen tussen eieren en papiergeld
kan veranderen, want de kip zowel als de leiders van de staat staan aan tal van invloeden
bloot.
Maar dat betekent niet dat geld in alle omstandigheden zijn macht
uitstraalt, zoals BBC reporter Mark Doyle ondervond toen hij in Akkra (Ghana) snel een
colbertje nodig had voor een interview met de pas verkozen president. De speciale
woekerprijs voor blanken in het centrum (500 euro), wilde hij niet betalen. Hij ging eens
een ander buurtje in en trof een kleermaker op de bekende wijze, met trapnaaimachine en
zo'n meetlint om zijn nek voor zijn winkel, en achter hem twee colbertjes, waarvan er een
paste.
Nee die was voor iemand anders.
Vijftig dollar dan?
Nee.
Honderd?
Nee, meneer, u begrijpt het niet, deze is voor iemand anders.
Ja maar ik heb vreselijk een jasje nodig want ik moet zometeen de president interviewen.
De president? Ja we zijn sinds van de week weer een demokratie, zegt de kleermaker trots.
Hij had op de president gestemd. Doyle kon het jasje lenen. Gratis. Wel netjes
morgenochtend terugbrengen. Geen borgsom.
Het universum zoals blijkend uit de Afrikaanse talen
Alexis Kagamé, een Rwandees, is lang geleden gaan kijken wat er
voor logica zit in de basisindeling van zelfstandige naamwoorden in Bantutalen. Dat zal
toch wel iets zeggen over hoe volgens Afrikanen de hoofdindeling van de wereld is, dacht
hij en dat lijkt mij ook. Hij schreef er in 1956 een prachtig boek over: La philosophie Bantu Rwandaise de l'être,
Omdat de academische discussie tenslotte door moet gaan is hij later bijna geheel
ondergeschoffeld door universitaire betweters. Daar trekken wij ons natuurlijk niets van
aan, want als je met de mensen praat vind je dat heel veel van Kagamé's opvattingen
leven. Kagamé dacht er over na.
Er wordt in Uganda niet veel gelezen. Ze kennen Kagamé's boek niet. Maar als ik het ze
uitleg zeggen er veel: verrek ja.
Kagamé vond de volgende vier categorieën van krachten
(westerlingen zouden het "dingen" noemen) het belangrijkst:
De meeste zelfstandige naamwoorden, de namen van alle krachten dus, kunnen daar ergens
worden ingedeeld. En die krachten oefenen allemaal macht op elkaar uit op langs allerlei
wegen. Het universum, de wereld, is het totaal van al die macht op elkaar uitoefenende
krachten. Dat zegt Kagamé en daar kan ik prima mee vooruit in wat ik in Uganda ben
tegengekomen.
Muntu, mens, dat is iedereen die leeft of ooit geleefd
heeft. Daar zitten de dode voorouders, de bazimu, dus ook
bij. Die leven niet meer, maar bestaan nog wel, als geest, ze hebben een wil, doen dingen,
gevraagd en ongevraagd.
De emyoyo, de geesten die als geesten geboren zijn horen ook
in die Muntu groep. Emyoyo hebben niet eerst als mens geleefd. Hun moeder kan trouwens
rustig wel een mens zijn, zoals vaak bij riviergeesten. De Nijl is uit een mensenvrouw
geboren!
Deze geestenklasse (enkelvoud omu-, meervoud emi-), dat zijn
eigenlijk bijna-mensen. In het enkelvoud zijn hun namen net als die van een mens, alleen
in het meervoud is er een verschil. Ze hebben een betekenis die erg lijkt op die van de
dode voorouders, de bazimu, je moet ze te vriend houden. Meestal hebben ze wel meer macht.
Ze kunnen lichamen hebben van bepaalde dieren, zoals slangen en luipaarden, maar
"zetelen" ook vaak in bomen en rivieren. Dier-emyoyo worden beschermd, de enige
dierenbescherming die onder Afrikanen traditioneel voorkomt, zelfs gered uit precaire
situatie, zoals een luipaard uit een tien meter diep schijtgat. De woorden voor
"boom" en "rivier" en voor de verschillende soorten bomen en rivieren
zitten allemaal in die omu- emi- klasse, evenals de meeste dingen die van hout zijn
gemaakt of iets met water te maken hebben. Er zijn dus twee soorten geesten, de overleden
voorouders en de emyoyo. Er is wel een belangrijk verschil: overleden voorouders zijn
onzichtbaar. Emyoyo kun je zien. Levende mensen en alle geesten samen noem ik "met
een wil uitgeruste krachten". In Lusoga hebben ze, zo logisch als wat, twee woorden
voor "iedereen": "buli Muntu", dan gaat het over alle levende
en dode mensen en "buli omu" en dan zitten de emyoyo er ook bij. Die
"met een wil uitgeruste krachten" allemaal samen, daar schijnt geen apart woord
voor te zijn. "Omu" meervoud "aba" zou mooi zijn
geweest, ik denk dat mensen het wel zouden begrijpen als je zo zou gaan praten. [plaatje: mensen en geesten.jpg]
Voorbeelden van de tweede categorie, de bintu, zijn:
gereedschap, planten, dieren, klei, steen. Al het niet persoonlijke valt onder bintu. Daar
zitten levende (planten, dieren) en dode (gereedschap, klei) krachten bij. De "rest
van de natuur", zouden westerlingen zeggen.
Maar voor Afrikanen is er meer. Er is nog een derde en een vierde categorie van krachten: Kuntu is elke kracht die ergens iets "neerzet".
Als een kracht (een mens, een wolk, een plant) ergens is komt dat door een kuntu-kracht
die zijn macht op die andere kracht heeft uitgeoefend. Die
"daar-op-dat-moment-macht" zit nu in die kracht en daarom is die kracht daar op
dat moment. Aangezien het uitoefenen van macht werk is, heb je daarvoor ook werkwoorden:
"nu-en" en "hier-en".
Tot hantu, de vierde categorie, behoren alle
hoedanigheidskrachten, zoals bijvoorbeeld "koud" en "mooi". Die
oefenen ook hun macht uit. Als de kracht "mooi" macht uitoefent op een meisje
dan "mooit" zij. Beekwater van een hoge berg is flink aan het "kouden"
schrijft Hans Burgman, over wie ik het in het
dagboek ook al veel gehad heb. Een ander mooi voorbeeld is van zo'n hoedanigheidskracht is
lachen. Amos Tutuola schrijft in De Palmwijndrinker (gebruikt als voorbeeld van
deze denkwijze door Janheinz Jahn voor zijn boek Muntu):
"Wij leerden in die nacht het lachen zelf kennen, want toen ieder hunner was opgehouden met lachen hield het lachen nog lang niet op maar ging twee uur door. Maar omdat het lachen om ons moest lachen vergaten mijn vrouw en ik ons lijden en lachten mee, want er werd gelachen met een buitengewone stem die we nog nooit in ons leven gehoord hadden. Hoeveel tijd we met hem verlachen hebben weten we niet, maar we lachten alleen en uitsluitend om het lachen van het lachen en niemand die het had horen lachen had zich aan het lachen kunnen onttrekken en iemand die voort gegaan zou zijn met het lachen mee te lachen zou van het lachen gestorven zijn of in onmacht zijn gevallen, omdat het lachen het beroep van het lachen is, omdat het lachen zich met lachen voedt. Tenslotte vroegen zij het lachen met lachen op te houden maar dat kon het niet".
Als een Muntu ("mens") een kintu ("ding") maakt, bijvoorbeeld een boog, een hoe of een halsketting, dan worden daarbij woorden gesproken om de gecreëerde kracht te laden met de macht die het nodig heeft om te doen waar hij voor is. Camera Laye beschrijft in Iemand uit Kurussa hoe zijn vader een gouden sieraad maakt. De diviner is er dan bij.
"Tijdens het maken begint hij (de diviner) sneller en sneller te spreken, het ritme wordt steeds bezetener hij nam op een speciale, bijna directe en effectieve manier deel aan het werk. Het leek wel alsof hij genoot van het geluksgevoel dat mijn vader kreeg omdat hij iets succesvols en moois aan het maken was en daar maakte hij geen geheim van; enthousiast greep hij de snaren, werd opgewonden als was hij mijn vader, alsof het werk onder zijn eigen handen ontstond".
Over sieraden gesproken (waarvan de kracht in Afrika
altijd iets teweeg brengt, uiteenlopend van de schoonheid van de drager tot succes bij de
jacht): Karen Blixen vertelt in Out of Africa: "In Moroe zag ik eens een meisje met
een vijf centimeter dikke armband om, helemaal vol met minuscule turkooizen kraaltjes,
allemaal van een ietsje andere kleur en met een groene, lichtblauwe en ultramarijne
reflectie; het leek wel te ademen aan haar arm, waardoor ik het wilde hebben en Farah op
haar af stuurde om hem te kopen. Toen ik hem om had leek het wel gestorven. Het was niets
meer, een goedkoop versierseltje." De band was niet voor Karen gemaakt. Kopen bracht,
in dit geval, geen machtsoverdracht teweeg.
Voor planten en dieren geldt hetzelfde: ze zijn ook door krachten gemaakt en met macht
geladen. Het zijn creaties, maar niet van God, doch van Bantu en emyoyo, die daarvoor nommo, het woord gebruiken. Iets kan alleen bestaan als het
nommo heeft gekregen. Natuurlijk acht een gewoon mens zich niet onmiddellijk in staat een
olifant of bougainvillea te creëren. Machtige geesten (voorouders en emyoyo) moeten
het hebben gekund anders waren ze er immers niet geweest: alleen met wil uitgeruste
krachten kunnen iets creëren. De woorden "creëren" en "maken" moet
je trouwens niet te technisch opvatten. Met DNA technologie heeft slechts het inzoverre te
maken dat bijvoorbeeld het creëren van een baby, zonder witte jas of reageerbuisjes,
gewoon gezellig in het donker vrijen, een creatief proces is dat natuurlijk wel degelijk
met DNA te maken heeft. En als mensen moeiteloos en met plezier kinderen kunnen maken, wat
iedereen moet erkennen, dan zijn rivieren, planten en dieren natuurlijk helemaal een
makkie.
Alles, tot mensen toe, komt van mensen en emyoyo af. Deze volledige herleiding van alle
oorzaken tot de bedoelingen van met een wil uitgeruste krachten is een indrukwekkende vorm
van abstractie. Denk eens aan de abstractie van Adam Smith, de grondlegger van de westerse
economie die arbeid als de uiteindelijke grondslag van alle waarde zag, absurd natuurlijk
voor een Afrikaan, die immers arbeid als teken van onwaarde
ziet, maar als daad van abstractie ook nietig vergeleken met de Afrikaanse herleiding van
de hele natuur tot de wil. De Afrikaanse wet luidt dus: Alles wordt uiteindelijk
veroorzaakt door de bedoelingen van met een wil uitgeruste krachten (levende mensen, dode
mensen, emyoyo).
Dat betekent uitdrukkelijk niet dat iedere gebeurtenis door iemand
gewild is. Je hebt onbedoelde neveneffecten en onbedoelde resultaten van strijdende met
wil uitgeruste krachten. Een Afrikaans gezegde is: als de olifanten vechten wordt het gras
vertrapt. Dat gaat over grote en nietige krachten. Die olifanten houden zich echt niet met
dat gras bezig. Het is wel het resultaat van hun "bedoelingen" (de olifanten in
dit spreekwoord verbeelden mensen en geesten, want echte olifanten hebben geen wil, het
zijn immers bintu).
Het verschil tussen wel en niet "met een wil
uitgerust" is peilloos veel belangrijker dan dat tussen levende en dode krachten,
hoewel dat onderscheid natuurlijk ook bekend is en belangrijk wordt gevonden. Leven
(woordstam: zima) en dood (stam: zimu) kan de hantu (hoedanigheid) zijn van mensen, dieren en planten. De
overige zaken in de natuur, zoals steen, klei enzovoort zijn wel degelijk krachten met
macht en met een doel, functie, maar die is er in gelegd door anderen. Ze zijn door
anderen "geladen". De termen leven en dood zijn er niet op van toepassing. Zowel
planten en dieren als mensen kunnen "levend" en "dood" zijn, maar
alleen mensen blijven na hun dood gewoon voortbestaan. De rest wordt na de dood opgegeten
door mensen, leeuwen, of mieren en is dan "weg", net als een stuk klei
"weg"gaat als je het in het water laat oplossen.
Mensen echter hebben hun lichaam alleen nodig om te leven, niet om er te zijn.
Het zijn van mensen "doet het" ook zonder lichaam. Als een Muntu dood
gaat bestaat hij dus voort. Je wordt Muntu gemaakt doordat je je naam
krijgt (nommo) van je vader vlak na je geboorte. Ben je reeds vóór
de naamgeving gesneefd, dan rouwt men niet om je, want je was nog maar een kintu, een
diertje (over macht van taal gesproken!). Bij de naamgeving komt er uit de mond van je
vader een "starter's pack" voorouder-macht. Die stroomt je oor in (het oor wordt
gezien als een soort vagina, trouwens, dus Horen is een
soort bevrucht worden) en vanaf dat moment is je batterij geladen, magara
heet dat en stelt de voorouder van jouw naam zich met jou in verbinding. Die gaat dan in
de loop van je leven verder door met laden al naar gelang diens kracht en de gerezen
situatie en zijn interesse in jou. Je bent draadloos on line met alle voorouders, maar de
voorouder van je naam is om zo te zeggen de server (met excuses aan de Afrikanen voor deze
barbaarse beeldspraken, maar ik moet wat als ik mijzelf als westerse barbaar al
schrijvende iets aan mijn verstand wil brengen).
Nommo maakt van je baby een
Muntu, een mens. Je maakt er ook koningen mee. De stam van Mepe (Ghana) ontdekte dat de
Nederlandse werkloze Henk Otte , die een vrouw van die stam heeft, "bewoond" is
door hun vroegere koning Ferdinand Gakpetor. De dode Gakpetor investeert kennelijk kracht
in Henk en zoiets hebben de mensen daar meteen in de gaten. Henk werd gekroond en
vertelde, vermeldt het NRC Handelsblad, dat de mensen hysterisch en begonnen te schreeuwen
en te huilen van opwinding toen de priesters onverwacht de naam Gakpetor uitspraken (in
Henks oor en dat van het duizendkoppig publiek, allemaal auditieve "vagina's",
een daad van bevruchting). De naam veroorzaakte een regelrechte extase (Guus Valk, NRC
Handelsblad, 18-01-2000). Verder is voor de locale machthebbers een koning die er niets
van begrijpt en voor de stamleden niet vatbaar is voor contacten, intriges en koehandel
natuurlijk buitengewoon rustig.
Je bent tot Muntu gemaakt door je vader met zijn woord, met je vader is dat destijds net
zo gegaan enzovoort. Van jezelf bent je dus helemaal niets. Je bent als kracht een
pakketje vooroudermacht. Als je spreekt, zijn je woorden weer pakketjes van die macht,
zodat je de vooroudermacht op jouw beurt weer uitstraalt en daar kun je mee bevruchten en
vernietigen, macht mee bevorderen of ontnemen, dus andere krachten helpen of belemmeren.
Janheinz Jahn ontleent in zijn boek Muntu aan Benjamin Matip, Afrique nous t'
ignorons dat de kinderen in Kameroen een schoolbord een zwarte muur noemen waarop je
met de doden praat!
En zo moet je ook verklaren waarom tot mijn verbazing het duizendkoppig publiek in Kamuli
zo stil was toen de Nuntius zijn gloedvolle maar voor hen volstrekt onbegrijpelijke betoog
hield (klik hier voor die passage)
over zijn eigen ontwikkeling in appreciatie van de geschiedenis van de kerkelijke
architectuur: het publiek is er niet op uit te "begrijpen", zoals westerlingen
hun steriele cerebrale bezigheid met taal noemen, het publiek voelt de macht,
en daar gaat het hen om.
Er is overigens in Afrika geen wet van behoud van macht,
zoals westerlingen een wet van behoud van energie hebben. Als een kracht macht uitstraalt,
raakt het die macht niet per definitie kwijt. Denk eens aan de winnaar en de nummer twee
van een fietswedstrijd. De verliezer heeft net ietsje minder macht afgegeven, dat kleine
stukje dat hij op de meet tekort kwam, maar hij is volkomen kapot en veel meer macht kwijt
dan de winnaar, die meteen vrolijk van vreugde gaat staan zwaaien en springen. Misschien
komt dat wel omdat het juichende publiek bij hem zijn machtsverlies meteen meer dan
compenseert. Hoe dan ook, macht afgeven is niet per se macht kwijtraken. Je bent zelf een
kracht, je hebt een eigen "generator", een vuurtje van binnen. En dat geldt
zelfs voor de bintu, de dingen, ja zelfs voor de dode dingen. Wel heb je amuletten die
"op" raken. Hun beschermende kracht gaat er uit. Die moeten dan weer opgeladen
worden bij de medicijnman. Je hebt ook kwaliteitsamuletten van eersteklas medicijnmannen
die eeuwig meegaan. Die zijn natuurlijk wel prijziger.
Dode mensen "zijn" er als gezegd nog wel en bemoeien
zich overal nog mee. Ze slapen na hun dood buiten, op de familiegrond, niet ver van hun
vroegere bed en wie er heen gaat legt als eresaluut een steentje bij het graf. Dat
steentje ben jij, je draagt als het ware iets van jezelf over aan het steentje en zo heeft
de dode jouw gezelschap ook als je weer weg bent. De doden hebben over de meeste kwesties
een mening: welke naam de kinderen moeten krijgen en wie gelijk heeft bij bonje. Ze komen
ook voor hun eigen belangen op en je moet ze te vriend houden net als de levenden, al naar
gelang hun positie in de familie. Met belangrijke doden valt niet te spotten. Er wordt,
als er geen blanken bij zijn, steevast geplengd, een beetje van het eten en van het
drinken gaat op de grond voor de voorouders. Als je je verslikt wordt dat meestal gezien
als een straf voor vergeten te plengen. De voorouders zijn er dus altijd, net als de
levende familieleden. Je voelt gewoon dat ze er zijn. Als je niet nob bent.
Er zijn wat speciale dingen met het kintu-Muntu onderscheid die westerlingen geneigd
zouden zijn als "uitzonderingen" te beschouwen. Dat is natuurlijk hun probleem,
maar we moeten het ze wel uitleggen anders begrijpen ze het niet. De boom zit steevast in de Muntu klasse, en ook alle soortnamen
van bomen en alles wat van hout is gemaakt. Bomen hebben een schaduw, iets wat bij uitstek
een levend wezen heeft, bomen maken geluiden en bewegingen in de wind en zijn zetels van
geesten. Ook voeden de bomen de mensen met vruchten, en hun bijzonderheid was zelfs in het
antieke Griekenland bekend. Daar beitelde men in de pilaren van de tempels der goden
vertikale richeltjes uit om ze meer op bomen te laten lijken, en die pilaarbomen werden
voor sommige tempels weer tot vrouwen uitgehakt met borstjes als sappige vruchten. Vandaar
ook de Nederlandse uitdrukking "een flink bos hout voor de deur". De boom is ook
het model van de clan of de stam in Afrika [plaatje: family tree.jpg]. Je kunt als Afrikaan een stuk hout ook niet zomaar
ergens voor gebruiken. Dat moet je eerst netjes aan het hout vragen. Meestal mag het. De
Afrikaanse cultuur is diepgeworteld in de ontbossing.
Waterkrachten zitten ook in de Muntu klasse, van rivieren tot aan irrigatiekanaaltjes toe.
Rivieren zijn eigenlijk altijd geesten, heel vaak geboren uit een mensenvrouw (dat is dan
dus niet zo'n rottig hard koppie aan het begin, maar daarna wel een verrekte hoop water,
zeker als je bijvoorbeeld aan de Nijl denkt, die ook uit een mensenvrouw is geboren).
Water is eigenlijk een soort zaad, bij uitstek iets levends, ja, iets bevruchtends, daar
gaat alles van groeien en als een Muntu uitlegt wat spreken is, dan zegt hij graag dat
woorden water zijn die het oor bevruchten. Water is de leven-gever aan alles op deze
planeet. Dat hebben westerlingen ook ontdekt, al kwam die ontdekking pas toen ze van het
water een vieze smeerzooi hadden gemaakt.
Kortom: hout en water zijn heel bijzondere substanties in
Afrika. Voor westerlingen moet dit ook duidelijk maken waarom in hun primitieve denkwijze
de Afrikanen zo lang voor "animisten" zijn gehouden. Westerlingen dachten dat
volgens Afrikanen "alles een ziel" heeft. Maar Afrikanen zijn geheel niet behept
met het primitieve westerse bijgeloof in bestaan van zielen. Ze kennen nu het Engelse
woord "soul" en dat gebruiken ze voor magara,
maar als je ze wilt uitleggen wat in het westers bijgeloof een "ziel" is, moet
je heel lang en vaak met ze praten en voorbeelden geven. Dat lukt die moslims en
christenen ook absoluut niet: Afrikanen uitleggen wat een ziel is. Ze leren ze alleen het
de klank van het westerse woord ziel. Dat krijgt dan vervolgens de Afrikaanse lading mee
als het gesproken wordt. Dat legt Janheinz Jahn ook zo goed uit: wat is "Afrikaanse taal"? vraagt
hij. Zijn antwoord: wat klanken betreft kan dat alles zijn, Frans, Engels, Swahili of een
Bantutaal, alles. Afrikaans is namelijk het taalgebruik: het gebruik van taal om
macht over te dragen. Als een westerling Lusoga leert en dat op zijn westers blijft
spreken blijft dat een machteloos brabbelen. Hij heeft de macht niet dus kan die ook niet
uitstralen. Hij wil met die taal dingen zeggen die "waar" of
"wenselijk" zijn, oftewel wenselijke en feitelijke toestanden beschrijven. Westerse filosofen zoals Wittgenstein
hebben zich uitgeput uit te leggen dat de taal daarvoor is en alleen daarvoor kan zijn.
Maar daar is Afrikaanse taal niet voor. Neem iemand die een muziekstuk echt innerlijk
heeft verwerkt en het dan speelt. Dat maakt indruk. Vergelijk dat met iemand die het stuk leest.
Van blad. Het gestuntel. De machteloosheid. Nou, dat bedoel ik dus. In die richting
moet je het zoeken. De westerling houdt zich mij het spelen van muziek angstig vast aan
wat daar "de muziek" genoemd wordt (het papier dat voor je staat op de
lessenaar). Zo houdt men als angstwekkende ervaren emoties onder controle en bewaart met
zijn ex-Mesopotamische kuisheid. Met het
muziekpapier hoedt men zich zich voor het vrijkomen van de macht der krachten. Volgens
Wittgenstein is de taal krachteloos, onmachtig. Afrikanen kennen hem niet, maar zouden
toch snel tot de conclusie komen dat Wittgenstein spookbenauwd was voor de macht van de
taal en zich er panisch voor af trachtte te sluiten. Wittgenstein leed trouwens ook aan
ernstige depressies.
Je weet wel, in het Nederlands heb je een aantonende wijs, aanvoegende wijs, gebiedende
wijs enz. In Afrika wordt eigenlijk alles in één wijs gezegd en die noem ik de
bezwerende wijs. Wij kennen de bezwerende wijs ook. Uit de bijbel bijvoorbeeld: En God
zei: er zij licht. En er was licht. Hoe kwam dat licht daar ineens? Nou, omdat God het
zei. Zo zien Afrikanen God niet. Dingen komen er niet omdat God het zegt. Die bemoeit zich
daar niet mee, die is daar veel te hoog voor. Dingen komen er omdat geesten en mensen het
zeggen. Maken en zeggen is hetzelfde, of het gaat samen, ik weet niet precies hoe ik het
zeggen moet maar ik zit dicht in de buurt. Denk eens aan hoe de vader van Camera Laye (zie
boven) samen met de diviner een sieraad maakt. En
dat maken en zeggen dat is nu precies waartoe je volgens Afrikanen op aarde bent. Het is
je wezen, om het eens zo te zeggen. Zou wel raar wezen als God het dan voor je zou doen.
Alles wordt door mensen gemaakt, tot mensen aan toe, en het gereedschap is... het woord.
Het hele krachtensysteem van de natuur beweegt uiteindelijk door machtsoverdracht middels nommo, het woord. Nommo, het woord, is een energie-pakket,
een soort foton, dat met een bedoeling door een met wil
uitgeruste krac ht (mens of geest) wordt verzonden.
Alle macht die een mens heeft is hem opgestuurd door mensen en geesten, eventueel middels
andere krachten (kintu, dus dode dingen of planten,
dieren, maar ook hoedanigheidskrachten als schoonheid en kou, en ook tijd-plaatskrachten
als "morgen bij de rivier"). Macht erf je, je krijgt het, van
mensen uit je stam. Om de geesten van je stam duidelijk te maken dat je hun macht verdient
hou je je aan de taboes en de regels, gehoorzaam je aan de machtige levenden, je bidt, je
klapt, je zingt, je maakt muziek, je danst en je offert. Bij ons in het westen heb je
"recht" op iets als je er voor "gewerkt" hebt. Daar heeft niemand
recht. Je wacht netjes en deemoedig tot je wat krijgt. En werken heeft er al helemaal niets mee te maken.
Marcel Griaule heeft in zijn boek Dieu d'eau (geweldige titel!) opgeschreven hoe de
Dogon (een stam in Mali) Ogotemmêli dat uitlegt. Geweldig. Janheinz Jahn bespreekt het in
zijn boek Muntu en daar valt niets aan te verbeteren:
'De nommo', zegt Ogotemmêli, 'is water en gloed. De levenskracht die in het woord ligt opgeborgen vloeit uit de mond in de waterdamp, die water en woord is.' Nommo is dus water, gloed en zaad in één woord. Nommo, de levenskracht, is het vloeibare als zodanig, is een eenheid van geestelijk-lichamelijke vloeibaarheid die alles tot leven wekt, alles doordringt en alles bewerkt. 'De levenskracht van de aarde', spreekt Ogotemmêli, 'is het water. Evenzo is het bloed uit water. Zelfs in de stenen bevindt zich deze kracht want de vochtigheid is in alles'. En aangezien de mens de woordkunst machtig is, is hij degeen die de levenskracht dirigeert. Hij ontvangt deze kracht door het woord, deelt ze aan andere mensen mede en vervult zo de zin van het leven. Daarom zegt Ogotemmêli: 'Het woord is voor allen in deze wereld; men moet het uitwisselen opdat het komt en gaat, want het is goed de levenskrachten te nemen en te ontvangen.' Zelfs het verwekken van een mens, waaruit immers een lichamelijk en tegelijkertijd een spiritueel levend wezen -muzima- ontstaat, is niet slechts een verwekking door het zaad, maar tegelijkertijd een verwekking door het woord. In zijn beeldende taal formuleert Ogotemmêli dat als volgt: 'Het goede woord gaat, ook als het door het oor ontvangen wordt (ook het oor is een geslachtsorgaan, zoals Ogotemmêli elders duidelijk maakt, aangezien het het vruchtbare zaad van het woord ontvangt), direct naar het geslachtsorgaan en draait om de baarmoeder als een koperen spiraal om de zon. Dit water-woord brengt de voor de voortplanting noodzakelijke vochtigheid en houdt deze op peil en middels deze vochtigheid laat nommo een water-zaadcel in de baarmoeder doordringen. Het verandert het water van het woord in zaad en geeft het het voorkomen van een mens, die innerlijk van nommo vervuld is'. Alle actie van de mens, alle beweging in de natuur berust dus op het woord, op de levenwekkende kracht van het woord, dat water en gloed en zaad en nommo, dat dus de levenskracht zelve is. Het woord 'bevrijdt' de geronnen kracht van de mineralen, brengt activiteiten in planten en dieren, spoort dus de bintu, de dingen aan tot zinvol handelen. Het woord van de Muntu, -en Muntu omvat levende mensen, doden en godheden -is de werkzame kracht die alle beweging der 'dingen' veroorzaakt en op gang houdt. Al het andere doen is slechts toevoeging.
Aldus Janheinz Jahn in zijn boek Muntu over wat Ogotemmêli aan Griaule heeft verteld.
Afrikaanse taal bezweert, realiseert, bevrucht. Daarvoor hoeft een taal geen Bantutaal te
zijn. Het gaat net zo goed met Engels. Bij Afrikanen heerst vaak het misverstand dat
blanken hun taal op dezelfde wijze gebruiken en dat dat de reden is waarom zij
bijvoorbeeld goede auto's en geweren hebben. Deze overschatting door Afrikanen van het
blanke woord geeft menige blanke religieuze dweper een kans in Afrika. Het barst er dan
ook van de christelijke sekten met verwarde blanke brallers aan het hoofd.
Nu we dit allemaal besproken hebben moeten we nog even terug naar de geschreven taal: taal bevrucht, het is water-zaad. Dat laat je
toch niet drogen op papier! En bevrucht wil je worden door iemand dichtbij die van je
houdt. Niet via papier door iemand die je niet kent, iemand ver weg, of zelfs iemand die
al eeuwen dood is. Dergelijke weerstanden kennen wij in het westen toch ook heel goed: wij
doen in vitro fertilisatie, maar alleen als het niet anders kan. Lezen is in de Afrikaanse
cultuur ook een soort in vitro fertilisatie: je neemt er je toevlucht toe in geval van
nood, zoals wanneer je een videorecorder hebt gekocht en je echt niemand kan vinden die
dezelfde heeft en weet hoe hij werkt. Als het even kan vermijd je het.
Spreken is bezweren, creëren, maken. Zoals de God van de Joden, christenen en islamieten
dat doet. Alleen doe je het zelf. En je macht tot creëren is uiterst bescheiden. Het is
de macht die je voorouders je hebben kunnen en willen geven. De God van de Afrikanen
bezweert en creëert niet. Die is daar te hoog voor. God is voor de traditioneel denkende
Afrikaan ook niet de aangewezen instantie om tot te bidden. Dat doe je tot je voorouders.
Als je een Afrikaan vertelt dat je tot "God" kunt bidden dan concludeert hij dat
die God, hoe machtig ook, toch iemand anders moet zijn dan de echte Afrikaanse God. Dat je
het kennelijk over een of andere onderknuppel hebt. Te vriend houden, dat natuurlijk wel.
Als je het regenlied [plaatje: muziekvoorbeeld regenlied.jpg] hoort zingen op een CD dan hoor je de macht van de
woorden niet. Het is namelijk in een studio opgenomen. Dan zingen ze niet echt, maar ze
"doen ze het voor". Het heeft voor Afrikanen ook geen betekenis. De woorden
hebben natuurlijk wel in de westerse zin een "woordenboek-betekenis" die je kunt
opzoeken, maar geen Afrikaanse betekenis. Dat is behoorlijk anders als je met Afrikanen in
de brandende zon staat bij de akker en de regen is flink te laat. Als je gedurende je
westerse opvoeding niet volstrekt de weg in jezelf bent kwijtgeraakt zul je de dreun
voelen die elk woord uitdeelt. En het zal je ook niet verwonderen dat menigmaal de regen
komt
.
Een veel voorkomende ervaring van blanken is dat je in Afrika met de auto op weg bent en
je vraagt aan voorbijgangers of het nog ver is. Dan zullen ze altijd zeggen dat het niet
ver meer is. Ze "spreken je moed in". Die moed, daar gaat het om vinden ze. Je
kreeg op dat moment toch ook moed? Of niet soms? Als je er dan bij het invallen van het
duister nog steeds niet bent hebben ze niet "gelogen", zoals blanken dan meestal
denken. Ze hebben uit alle macht bezworen maar onvoldoende macht gehad. En misschien
wisten ze dat op dat moment ook al wel. Maar ze hebben voor jou gedaan wat ze konden. Jij
hebt ze dus niets te verwijten. Integendeel.
Ga je het doen?
Ik ga het doen.
En dat gebeurt het dus niet. Een veel gehoorde blanke klacht in Afrika. Dat komt omdat
blanken zich verlaten op de "woordenboek-betekenis" van wat er gezegd wordt.
Daardoor missen ze in Afrika het belangrijkste. Er staat daar namelijk een mens met die
woorden macht uit te zenden. En hetzelfde zinnetje kan voor geheel verschillende
uitzendingen worden gebruikt. Dat heet in het westen "non-verbale communicatie",
maar dat is voor Afrika een foute uitdrukking want het zogenaamd "non-verbale"
is de macht die in het transportmiddel woord verpakt zit. De eigenlijke inhoud van het
woord dus. En dat is wat anders dan wat westerlingen "betekenis" noemen.
De macht van het woord. Om die binnen te krijgen, moet je inderdaad wel breder opletten.
Als je een Muntu een hand geeft, moet je er de tijd voor nemen die goed te voelen. Die
hand "spreekt" net zo goed. Je kunt het Horen
(met hoofdletter bedoel ik het Bantu-verzamelwoord voor alle niet visuele waarneming). Het
hele lichaam spreekt. Leren spreken met je lichaam is in Afrika minstens zo belangrijk als
leren spreken met je mond en stembanden. Daarbij gaat het niet primair om hoe je lichaam
bij beweging oogt maar om hoe het aanvoelt als het zich beweegt. Want het is dat gevoel
dat je overbrengt. Daarom moet je absoluut leren dansen. Als dansende moet je je lichaam
gaan Horen. En dan kun je je lichaam dingen laten zeggen
die anderen ook voelen. Dan spreekt je lichaam. En terwijl het lichaam spreekt zeg je: ik
ga het doen. Daarmee kun je zeggen: 'beslist!' Maar ook: 'als het even kan
' En
zelfs: 'ik denk niet dat ik het kan maar als ik het kan dan doe ik het.' Wie het dansen
(Afrikaans dansen!) verwaarloost wordt nob.
Als baby ga je na je geboorte onmiddellijk de motorische controle over je lichaam
verfijnen. In het begin beweeg je je armen en benen nog als één geheel, dan ga je
grijpen, eerst met alle vingers als geheel, dan kunnen de vingertjes na een tijdje apart
bewegen, enzovoort. Je geluidenrepertoire produceer je in aanvang meer met de
ademhalingsspieren dan met de spieren waar je later woorden mee gaat zeggen, maar iedereen
weet dat baby's zich behoorlijk goed verstaanbaar maken. Moeders begrijpen het meestal
uitstekend. In dat stadium heb je weinig cultuurverschillen.
Dan, ver vóór woorden, komt de gezichtsuitdrukking. Ik kan uren met Bantukinderen samen
zijn zonder mij te realiseren dat we bijna geen gezamenlijke woordbetekenissen (in
westerse zin) kennen. Lichaam en gezicht doen het uitwisseling. We spelen, mij wordt fruit
gebracht, ik moet mee om de koeien te zien. Dat kunnen westerse kinderen ook: die leunen
ook niet erg op de woordenboek-betekenis van woorden. Voor westerse volwassenen ligt dat
anders. Mensen van de zuidelijke Europese stammen laten je vaak volstrekt links liggen
zodra ze merken dat je hun taal "niet spreekt" zoals zij dat noemen. Mensen van
de Germaanse stammen raken er verlegen van en poetsen ook liever de plaat. Zo niet Bantu!
Die beginnen gewoon. Ze gaan praten en vertrouwen erop dat ze begrijpelijk kunnen zijn als
ze zich met hart en ziel richten op een vreemde. Met succes.
Een Afrikaanse gemeenschap is heel hecht, tussen iedereen en iedereen flitsen voortdurend
energiepakketjes. Het is verbluffend mee te maken hoe ze iemand die voor een westerling
onhoorbaar zacht spreekt een heel eind verderop verstaan en op dezelfde zachte toon
antwoorden. Het zicht spreekt daarbij geen rol. Meestal wordt er niet gekeken. Men fietst
elkaar op een bushpaadje als tegenligger voorbij en blijft daarna nog een halve minuut al
doorfietsend op gedempte toon converseren. Zonder omkijken. Echt waar, ik zat bijvoorbeeld
achterop en hoorde mijn eigen fietser nauwelijks en de gepasseerde fietser al helemaal
niet meer.
Klappen ze met een groepje, dan hoor je maar één klap. Alsof hun armspieren onderling
verbonden zijn met het soort neuronen dat in een lichaam de beweging coördineert. Het perfect regelmatige klappen is de basis-zin in Afrika, of,
vergeleken met het schrift, zoiets als de lijntjes op een blocnote (of de bit in de
computer). In de basisklap [plaatje: klappen.jpg]
gaan de handen als perfect spiegelbeeld tegen elkaar (plaatje links) en niet schuin
(plaatje rechts) zoals dat in het westen gebruikelijk is.
De regelmatige klap is als de tel in de muziek, de pixel op het computerscherm. Westerse
mensen klappen bijvoorbeeld aan het eind van een voorstelling. Het publiek is door de
voorstelling geladen en ontlaadt zich weer met de schuine klap "Bfff, bfff,
bfff,
.". Het is een energie kostende klap
"Applaus" heb ik in Afrika alleen meegemaakt bij door blanken georganiseerde
bijeenkomsten. Bij de Afrikaanse klap, de symmetrische, laadt een mens zichzelf met
energie. Probeer het verschil maar eens. Bij de schuine klap zinken je handen in elkaar
weg als in zand. Bij de rechte klap stuiteren je handen tegen elkaar als bij hout. Recht
klappen klinkt ook veel beter: "Pa!, Pa!, Pa!,
.". Een hand is eigenlijk
ook een soort mond. Je kunt er mee praten. De rechte klap heeft een toon. De rechte klap
zet je hele lichaam recht. Dat voel je meteen. En het geluid bevrucht, net als de stem van
de mond, het oor. De rechte klap lijkt wel, om het westers te zeggen, een homeopathisch
pepmiddel. Er komt een soort staande golf in het verschiet en het is alles behalve, zoals
de westerse schuine klap, een overgang naar een gaapje en een ontspannen soupeetje bij
kaarslicht.
Als Afrikanen dansen lijken zelfs hun lichamen als geheel verbonden
door ultra verfijnde draadloze communicatiemedia. En zo is het ook. Vele krachten wisselen
macht uit. Het basisprotocol van deze communicatie is de symmetrische klap. Voor Afrikanen
is het een regelrechte voortzetting van woordenwisseling. Eigenlijk gewoon net zoiets als
een woordenwisseling. Blanken kunnen maar het beste beginnen het voor zichzelf non-verbale
communicatie te noemen, hoewel je die gedachte uiteindelijk weer los moet laten om het
echt te begrijpen: muziek, dans, theater, beeldhouwen, collages maken, schilderen. In
Afrika doen die krachten hetzelfde als de verbale taal: machtsoverdracht van de ene Muntu
naar de andere, direct of via bintu, hantu en kuntu. Net zo goed als taal niet als een
"kunst" (in westerse zin) moet worden beschouwd, zijn in Afrika muziek, dans,
theater, beeldhouwen, collages maken en schilderen absoluut geen "kunsten": het
heeft niets van doen met de in het westen gegroeide gewoonte om amusement te bieden voor
mensen die denken "smaak" te hebben en zich toegang tot "kunst"
financieel kunnen en willen permitteren. Met zulke kunstmatigheden heeft het niets te
maken. In Afrika vormen die krachten de kern van leven en overleving: de kanalisering van
macht, de fundamentele natuurkunde. Je leven hangt er vanaf en het is bovendien nog eens
het enige waar je leven vanaf hangt. Het gaat erom of je onderdak en eten zult
hebben. Of je een vrouw zult hebben, of je kinderen zult hebben.
Bantutalen hebben een woord voor "schoonheid". Dat woord betekent bijna altijd
tegelijk: goed en ook: effectief. Of ook: van goede kwaliteit (waarbij je dan bijvoorbeeld
aan de kwaliteit van een vis of van maïskolven moet denken).
Er is nog een andere goede manier om in te zien dat letters op papier, althans de vorm
van de letters als dragers van "woordenboek-betekenis", in Afrika geen macht,
geen betekenis op zich hebben: de Afrikaanse visie op zintuiglijke waarneming. Voelen,
ruiken en horen worden als één geheel gezien waar in de meeste talen één omvattend
woord voor is (bijvoorbeeld ndoka in Lomongo, okuwulira in Lusoga en Luganda). Dat
schrijven we hier als gezegd als "Horen" (met
hoofdletter). De andere categorie komt goed in de buurt van wat blanken "zien"
noemen.
Jouw Horen is bij uitstek jouw antenne waarmee de macht
kunt downloaden. En macht uitzenden doe je door te zorgen dat je geHoord wordt. Het
visuele is belangrijk, blinden zijn natuurlijk gehandicapt, maar het is secundair: in
Afrika zijn blinden veel minder gehandicapt dan in het Westen. Ze kunnen immers prima
muziek maken, dansen en zingen, dus ze Horen er eigenlijk helemaal bij. Wat dus ook
secundair is, is de visuele weergave van woorden, los van de mens die zich ermee laat
Horen. Een geschreven woord is gewoon eigenlijk "niets". Voorbeeld: David Lamb, één van de eerste journalisten die in 1979 Idi Amins huis bereikte
nadat die naar Libië was gevlucht trof daar enorme stapels ongeopende brieven van
ambassadeurs, ministers en presidenten uit de hele wereld. Hij had best leren lezen maar
een brief "zei" hem niets. Wie iets wil zeggen moet maar komen. Nog een
voorbeeld: Karen Blixen schrijft in Out of Africa over haar jonge Gikuyu-kok, die zij op
zijn Europees had leren koken: "Zijn geheugen voor recepten was indrukwekkend. Hij
kon niet lezen en kende geen Engels, dus kookboeken zeiden hem niets, maar hij hield alles
was wat hem geleerd werd, met behulp van een eigen systeem dat mij altijd een raadsel is
gebleven. Hij gaf gerechten de namen van een gebeurtenis op de dag dat hij had geleerd ze
te maken, dus hij sprak van de saus van de 'blikseminslag in de boom' en de saus van 'het
grijze paard dat dood ging'".
Denk niet dat bijvoorbeeld de tekens die op een schoolbord gezet worden geen nommo hebben: als de leraar op het bord schrijft zegt
hij er dingen bij en ook Hoor je het krijtje.
Alleen voor wie na de les binnenkomt en naar het bord kijkt staat er niets.
Toch is er één ding dat zuiver visueel is en een bijzondere plaats heeft: de schaduw. De
schaduw voegt zich bij het lichaam van een kracht als die kracht gaat leven en verdwijnt
weer als de kracht sterft. Zowel het leven van de buzima (levende mensen en bomen) als dat
van de kizima (levende onpersoonlijke krachten, zoals dieren) bestaat
uit een vereniging van lichaam (Hoorbaar en zichtbaar)
en schaduw (alleen zichtbaar). Het aparte van jou als muzima is dat je ten derde ook nog magara
krijgt als je vader jou je naam geeft en daarmee het eeuwige bestaan na de dood (als je
-volgens de meeste stammen dan- kinderen krijgt die en ook weer enz. want als je tak dood
gaat ben je weg). Je door je vader gegeven namen zijn heilig. Daar ben je zuinig mee.
Daarom hebben Afrikanen meestal nog een andere naam voor dagelijks gebruik zoals voor
officiële registers en dergelijke. Die veranderen ze regelmatig. Dan is er nog de
"christian name" die is voor de blanken. In mijn dagboek gebruik ik de Christian
names want ik ben tenslotte ook een blanke. Voor mij als blanke heten ze ineens
Christopher of Moses. Maar namen zijn belangrijk, dus de naam waarmee je iemand aanspreekt
bepaalt mede wie je voor je krijgt.
Voorbeeld: Nabamba is de naam van de geest van de waterval. De man heeft van zijn vader
ook nog een naam gekregen. Die ken ik niet. Zou ik die kennen en hem zo aanspreken dan zou
ik hem, althans voor mezelf op dat moment ander mens "maken". Hij zou zich ook
ineens een ander mens voelen.
Denk ook aan Jezus. Die was reeds lang een vedette met een imago dat toch zeker niet ver
verwijderd was van een Billy Graham en kwam toen eens terug in Nazareth waar ze hem nog
kenden als kind. Hij voorzag het probleem, maar de zaak was goed voorbereid door een
vooruitgereisde PR- en veiligheidsdienst, de synagoge zat vol en hij had inmiddels een
grote volle baard. Jezus kreeg de rol voor van het boek van Jesaja en begon zijn
gebruikelijke dreun: "De geest des Heren is over mij gekomen..." etc. Maar toen
ging er iets mis. Mensen herkenden hem en "Ze zeiden: is dat niet zoon van
Jozef?" (Lucas 4:22). Onrust, natuurlijk. Geroezemoes, ja weet je nog wel, dat jochie
dat toen... en toen later in de boomgaard... Terwijl een deel van het samengestroomde
publiek herinneringen aan het uitwisselen was over kattekwaad en gillende meisjes en de
andere helft spottend de handen om de mond zette om een verzoeknummer op het gebied van
wonderen in te dienen begon Jezus in te zien dat een tactische terugtocht onvermijdelijk
was. "Voorwaar, ik zeg u", zei hij "geen profeet is heilzaam voor zijn
eigen vaderstad" (Lucas 4:24). De twaalf gespierde leiders van zijn veiligheidsdienst
hadden alle stoelen langs het middenpad door potige lijfwachten laten bezetten en zo kan
Lucas Goddank schrijven: "Ze sprongen overeind...maar hij ging midden tussen hen door
en vertrok" (Lucas 4:29-30). Les: je bent wie je genoemd wordt.
Nabamba kan zich goed in zijn jeugd voor blanken bijvoorbeeld Moses hebben genoemd. Is dat
zo en zou je "Moses" tegen hem zeggen dan gaat het Moses-register open. Dan roep
je zijn imago op dat hij als "Moses" heeft. Jij "maakt" hem weer Moses
door hem Moses te noemen. Dat "worden" door genoemd te worden begint bij de magara bevruchting door het woord van bij de vader die
zijn pasgeboren baby de band met en de kracht van een voorouder inspuit door de baby aan
te spreken met die naam. En dat later overspuiten, zoals bij Jezus en Nabamba, dat blijft
tricky business. Het is verleidelijk, maar het lijkt me voor mij te hoog gegrepen. Ik
begin er in elk geval niet aan, heb ik na enig beraad besloten.
In het westen heb je zieners. Daar doen ze in Afrika niet
aan. Daar heb je diviners en dat zijn Hoorders (dus
voelers, ruikers en oorhoorders). Ik deed een beroep op de diviner Nabamba in verband met
mijn nichtje van negen. Zij had een enge clown op TV gezien en was nu bang alleen boven.
Dat ging maar niet over. Hij ging voelen. Voelen en woelen in een hoop schelpjes. Na een
tijdje had hij twee te pakken. Enige dagen later werd gemeld dat een machtige geest een
retourtje Nederland had gedaan. Twee kwade geesten waren ingerekend en opgebracht naar de
bovenloop van de Naijl. Ik heb mijn nichtje meteen opgebeld om dit heuglijke feit te
rapporteren. En toen was het over ook.
Met kerstmis worden van oude schoolschriften met
vouwen en knippen mooie vormen gemaakt en die gaan op de muur en aan het plafond. Zo heb
ik er wat van kunnen bestuderen. Er bleek veel wiskunde bij te zitten. Tot differentiaal
en integraalrekening aan toe op de middelbare school. Maar grafieken of andere plaatjes,
waar ik zelf bij de wiskunde altijd zo aan gehecht ben, tekenen ze niet. Formules,
formules, formules.
De Basoga tellen geen dagen maar nachten. Waarom, vroeg een vriend van mij en hij kreeg
onmiddellijk antwoord. Ik deed het hem na en kreeg hetzelfde antwoord: nachten, daar gaat
het om, dan plant je voort. Weer een gezichtshoek vanwaaruit het gezicht irrelevant
blijkt. Vrijen doe je in het donker. Wie niet handig genoeg is om in het donker een
condoom om te kunnen doen zit met een groot probleem. Geesten verschijnen in het donker.
Belangrijke rituelen zijn in het donker. Licht en zicht storen het Horen. In de dans gaat het ook om Horen en jezelf laten
Horen. De dans is de zwaarste machtgenerator: je Hoort het ritme van de drums, je Hoort je
eigen lichaam beweging in dat ritme, je Hoort de doden en de geesten komen doordat je
Hoort hoe je lichaam één wordt met de ritmes.
Van praten naar muziek ga je vanuit blanke optiek over van "verbale" naar
"non-verbale" expressie. Zo'n onderscheid is er niet echt in Afrika. Een Muntu
kan op een drum spreken, op een snaar, een hoorn, zijn handen (klappen!) en met zijn mond
en stembanden. Het zijn geen belangrijke verschillen. Als je met mond en stembanden
spreekt maak je ook muziek. Bantutalen zijn ritmisch en tonaal. Blanke taal berust op
medeklinkers. Als je alleen de medeklinkers krijgt begrijp je nog wat er wordt gezegd:
Blnk tl brst p mdklnkrs. Krijg je alleen de klinkers, dan is het niet meer te volgen: ae
aa eu o eeie. Of wel soms? Bantutalen berusten op klinkers. Ze hebben er ook veel meer.
Een Bantutaal leren is een muziekopleiding.
Voorbeeld: toen ik één van mijn broers in Uganda voor het eerst ontmoette, stelde hij
zich voor als "Stsjoertsjie Man". "Stsjoertsjie" bleek etymologisch
van het Engelse "security" af te komen. Het zijn de klinkers die voor hem
tellen. En de "e" en de "i" van security vindt hij duidelijk al niet
eens echte klinkers. Een blanke die het kaartje van mijn broer beschadigd in zijn koffer
vindt, heeft liever dat de letters s c r t m n nog zichtbaar zijn dan oe i a. Maar een
Musamia als mijn broer Stsjoertsjie Man zou ongetwijfeld de voorkeur geven aan oe i a. Al
die moeite om "stsj" te leren zeggen heeft hij gedaan om tot de Engelstalige
gemeenschap gerekend te kunnen worden. Hemzelf zegt het niets.
Als een Muntu zingt doet hij hetzelfde als spreken, maar dan krachtiger. Een peloton
rennende soldaten zingt: zingen is als energiebron belangrijker dan ongehinderd ademhalen.
Alle stammen hebben een drumtaal, maar die gaat er wat uit. Blanken zien het soms als
Morse, maar het gaat niet om de slag ("medeklinker"). Het gaat om de toon die
wordt gemaakt, het timbre. Die lijken op wat je zou Horen
als iemand spreekt. Drum makers en drummers ontlenen hun prestige aan de mate waarin ze de
drum laten spreken als een mens. Blanken hebben weinig oor voor de toon van een Afrikaanse
drum. Zij horen een klap. Maar het is de toon die de drum zijn betekenis geeft als
woord-genererende en machtsversterkende kracht. De drum is een mond. Op de foto hierbij
[plaatje: trommelen met
buren.jpg] praat ik op mijn zelfbedachte blokraan
met twee drummers.
Bij het dansen met Afrikanen is mij duidelijk geworden dat dansen een middel is ter
versterking van tonaal ritmisch klappen, zingen en drummen.
Op het plaatje [plaatje: dansen
in bufulubi.jpg] ben ik in Bufulubi (Busoga, Uganda) en leer ik dansen van drummakers.
Mzee, het hoofd van de familie drumt (rechts op de voorgrond). Ik moet niet eerst langzaam
al tellend een serie pasjes doen, zoals op een blanke dansles. Geen cerebraal gedoe dus.
Gewoon beginnen en je laten "opladen". Als je klapt voel je de klap vanuit je
armspieren door je lijf gaan en tegelijk hoor je hem in je oor. Die twee soorten Horen versterken elkaar in wat komen gaat. Niet de westerse
schuine klap (bfff, bfff) natuurlijk, maar de symmetrische klap (pa!,pa!).
Net zo Hoor je bij drummen en zingen zowel het geluid
als de bewegingen die het geluid produceren. En dan ben je ook nog samen met anderen. Je
bevrucht elkaar en jezelf. De lichamen synchroniseren. Het synchronisatiemedium is niet
het zichtbare maar het Hoorbare: je eigen lijf en de ritmische macht die het door geluiden
binnen krijgt. Om dat proces van synchronisatie en bevruchting te versterken gaan mensen
dansen. Dansen creëert interne signalen in je lichaam: je voelt het ritme van je eigen
beweging, je voelt hoe je lichaam niet alleen de ritmische macht gaat resoneren die door
anderen ingestuurd wordt, maar ook zijn eigen beweging gaat resoneren. Wat er uiteindelijk
gebeurt kun je het best vergelijken met wat ingenieurs de "staande golf" noemen.
Het soort krachten waar een peloton soldaten een brug mee kan doen instorten als ze er als
één man overheen marcheren (vandaar het bekende militaire commando: "Uit de
pas!" dat vóór het betreden van een brug gegeven wordt). Op een gegeven moment is
de complete staande golf ontstaan, maar de Afrikaanse brug kan er tegen. Er lijkt geen
einde te komen aan de versterking. Het sleurt iedereen mee. De dansers stralen een enorme
energie uit, maar de musici, klappers en dansers voelen niet meer dat ze energie aan het
leveren zijn. Het gaat vanzelf. Het vuur is ontstoken, krijg het maar eens uit. Lichamen
bewegen automatisch, voor hun eigenaren voelen ze niet meer aan als "eigen". Hun
lichamen worden door de dans gebruikt. De dans is zelf een kracht geworden, waarop mensen
moeiteloos drijven. Die macht uitgestraald door de kracht "dans" moet, als
alles, van mensen en geesten af komen. Een dans wordt gezien als een complex van krachten,
er zitten meerdere ritmes en meestal ook meerdere metrums is (polyritmiek, polymetrie) en
elk is een kracht die door een geest is gezonden. Die geest beweegt jou volgens dat ritme,
gebruikt jouw lichaam. Verschillende dansers worden bezeten door verschillende geesten, ze
worden "bereden".
Er is geen betere manier om de letterlijke waarheid te zien van de
Afrikaanse visie zoals die in de Afrikaanse talen tot uiting komt, op het Afrikaanse
leven, dan om eens een keer mee te klappen, zingen, drummen en dansen. Het is gewoon
precies zoals zij zeggen dat het is. De westerse antropologen kunnen proberen wat ze
willen maar zij vinden er geen betere uitdrukking voor dan die de Afrikanen zelf
gebruiken.
Missionarissen waren vroeger bang voor de duivelse drum en eigenlijk nog steeds. In de
liturgie werd elke tendens in de richting van de staande golf rigoureus de kop ingedrukt.
Tegenwoordig mag de drum de kerk in, maar hij moet zich beperken tot noten bovenop de
kwart, misschien de achtste, zelfs mag er dan af en toe eentje weggelaten worden. De echte
machtgenererende weglatingen, zoals die op de één of de drie van de maat, zijn nog
steeds uit den boze. Als de moderne Afrikaanse kerkmuziek serieus genomen zou worden door
Afrikanen zou het een rampzalige slapheid uitstralen en zoveel vitale kracht weg laten
lekken dat je de hele rest van de week en de hulp van de medicijnman nodig zou hebben om
weer te herstellen. Maar om deze en andere redenen dringen de ex-Mesopotamische godsdiensten in Afrika slechts
door tot de allerbuitenste regionen van de Muntu. En dan ook nog alleen als er wat
tegenover staat. Want voor niets gaat de zon op, vanzelf.
Vóór blanken in het westen negers een beetje gingen imiteren met hun boem boem in die
disco's kenden ze alleen de parendans op feesten, waar je elkaar vasthoudt en samen
beweegt, en de kunstdans, waarbij de ene helft in het donker zit te kijken naar een andere
helft van getrainde professionele dansers op een verlicht toneel. Die hebben zich uit de
naad gewerkt om een choreografie uit hun hoofd te leren. Een visueel vermaak van
toeschouwers. In Afrika ben je met de hele club samen en iedereen hoort bij de
"voorstelling". Op zijn minst klap je. En niet aan het eind bfff, bfff
maar tijdens: Pa! Pa! De macht moet opgeroepen worden en daar draagt iedereen aan
bij. Voorzover er al een scheiding tussen doeners en anderen is verandert dat voortdurend
en iedereen komt aan de beurt. Iedereen, vanaf dat je kunt staan tot ver nadat je dat
vermogen verloren hebt. Van spreken naar muziek en dan naar dans verandert er niet echt
iets, behalve de hoeveelheid macht die wordt gegenereerd.
Aan het maken van dingen voor het bekijken wordt in Afrika relatief weinig aandacht
besteed. Maskers zijn geen zuiver visuele dingen, je kunt ze ook Horen (voelen in dit geval) en dat zie je mensen ook veel
doen. Beeldjes ook. Daar wordt veel aan gevoeld. Via het zicht wordt geen macht
uitgewisseld.
Als een Muntu in de dans wordt bereden door een geest is dat zonder masker duidelijk
genoeg Hoorbaar. Toch draagt zo'n Muntu vaak een masker.
Daarmee help je namelijk de geest zijn "act" te versterken. Trouwens, de geest
kon wel een teleurgesteld of beledigd zijn als er niet een mooi masker voor hem was
gemaakt. Dan kan hij wegblijven of zich beperken tot een plichtmatige slappe voorstelling.
Dat is dan een teleurstelling en niet vanuit het gezichtspunt van amusement. Zo'n geest
beschermt tegen negatieve krachten, waarvan sommige zelfs levensbedreigend zijn. We zijn
hier met de dans niet in het westerse "uitgaansleven", dit gaat om zaken van
leven en dood. Het is veel belangrijker dan dans in het westen. Het zelfs belangrijker dan
geldverdienen in het westen.
Er zijn vier soorten dans en bij alle vier kun je maskers hebben:
Visueel is ook een beeld dat je in je huis zet. Dat doe je als je iemand dicht bij je wilt hebben. Dan ben je echt weer in de buurt van schrijven, want dat is tenslotte ook visueel ontwerp. Dus denk bij wat Janheinz Jahn over het beeld schrijft ook aan het schrift:
Het is het woord dat iets tot een andere kracht maakt dan wat het daarvoor was, tot wat je wilt dat het is: een beeld. De naamgeving bepaalt wat wordt voorgesteld. De schrijnwerker maakt een beeldje en zegt: 'Dit stuk hout is Erinle' Dan maakt hij er nog een en zegt: 'Dit stuk hout is de koning van Ondo'. Misschien zien ze er wel identiek uit. Toch is de eerste Erinle en de tweede is de koning van Ondo, want niet de vorm bepaalt wat iets voorstelt maar nommo, de naamgeving. Afrikaans beeldhouwwerk vertoont geen individuele expressie of psychologie want die individuele aspecten geef je er niet met de bijtel, maar met het woord aan. .Stel nu eens dat de schrijnwerker een serie identieke beeldjes verschillende representaties heeft gegeven en dat ze vervolgens per ongeluk door elkaar gaan Dan zijn de hun macht kwijt en moet je hernoemen .Een gebruiker kan er genoeg van hebben en zeggen: 'Jij bent niets meer' Dit verklaart waarom Afrikanen beeldjes die hun representatie kwijt zijn zo onachtzaam behandelen (vrij naar Janheinz Jahn's Muntu).
Dat moet je ook toepassen op zulke dingen als een zakelijk
contract. Als stuk papier vormgegeven door een schrijver valt het in de categorie kintu.
Je kunt het met nommo een naam geven: 'Dit is mijn vriendschap met mijn broer XXX'. Maar
dat kun je weer herroepen. Wie is de gebruiker? Als je het samen bent, moet je
overeenstemming bereiken over de naam. Hoe dan ook, wat er op staat is irrelevant, want
visuele vorm is in Afrika niet individueel, het individuele wordt door de gebruiker in het
papier "ge-upload" met nommo, gesproken woord. Er zou dus net zo goed niets op
dat papier kunnen staan!
En zo gaat het ook met amuletten, dingen die macht hebben die beschermt tegen tal van
kwade krachten. De tovenaar stopt die krachten er in met nommo. Als jij niet betaalt haalt
hij ze er weer uit.
Met hout moet je oppassen. Dat kun je niet zomaar een naam geven, want hout is vaak de
zetel van een geest. Die geest heeft er misschien al een naam aan gegeven. Dan moet je dus
eerst aan die geest vragen of je het hout voor jouw naam mag gebruiken. Meestal is dat
goed.
Het valt voor westerlingen niet mee het allemaal goed te begrijpen. Afrikanen zitten
van hun omgekeerde kant natuurlijk met hetzelfde.
Tegen de echt kwalijke aspecten van de ex-Mesopotamische
religies, de essentie die de missionarissen door hun thuisfro nt geacht worden er in te
stampen (waar de meesten dan ook wijselijk van afzien), het monotheïsme als monomaan
machtsdenken, worden Afrikanen door hun cultuur vrijwel perfect beschermd. Slechts de
bijbehorende poespas met bidden, rozekransen, hoofddoekjes of zwarte pakken nemen ze er
met alle plezier op in het palet van rituelen.
Toch gaat het hier en daar mis want iedere Afrikaan ziet dat blanken duidelijk op een
aantal begerenswaardige terreinen, zoals bijvoorbeeld elkaar dood maken, een verbluffende
macht hebben. En de Afrikaan gaat op zijn eigen manier nadenken waar dat vandaan
komt. Velen komen voor zich zelf wel tot de goede conclusie. Een bekende grap in Afrika
is, men schrijft het wel aan de jonge Kenyatta toe maar dat heb ik niet kunnen
verifiëren: toen de blanken kwamen hadden zij de bijbel en wij het land. Zij leerden ons
hoe je moest bidden. Toen wij onze ogen weer open deden hadden zij het land en wij de
bijbel.
Ik ben helaas vergeten in welk boek het verhaal staat van een oud Rwandees vrouwtje die de
auteur van haar verbazing deelgenoot maakt dat die blanken niets begrijpen. Als hij er dan
tegenin brengt dat dat van die treinen en vliegtuigen en zo toch wel verbazend is, dan
zegt ze: ja, maar dat hebben ze alleen maar geleerd, begrijpen doen ze niets.
Velen, zoals ook dat vrouwtje dus, hebben het goed in de gaten, maar helaas! Afrikanen raken op dit punt ook wel eens op het
verkeerde spoor en hoe! Op een festival nam eens een hoge
ambtenares binnen, kreeg van haar assistent een stuk of tien vellen papier aangereikt,
pakte haar bril uit haar handtasje (met nul glazen, haar ogen waren perfect) en begon te
lezen: "Kampala, de tweeëntwintigste van de
negentien
.Het is mijn taak
om
" enzovoort enzovoort enzovoort, bijkans een uur ging ze zo tekeer. Bantu
kunnen heel goed stil zitten wachten tot iets dat ze niet begrijpen over is, dat leer je
van jongs af aan, vooral als het om machtige mensen gaat. Maar nu werd het na een half uur
(mevrouw ging van de inspanning ook wat stotteren) toch wat onrustig. Onyango-Obbo meent dat dit soort ellende met wat
meer job security voor hoogwaardigheidsbekleders te bestrijden is: nu maken ze iedere
toespraak maken alsof het de laatste is, en dus alles wat ze nog bedacht hadden er nog
snel even in moet, omdat ze iedere dag ontslagen kunnen worden.
Ander voorbeeld: met pijn in het hart heb ik rijke Bantus (van die nepfiguren in pakken,
met mobiele telefoon en een Mercedes van gejat ontwikkelingsgeld) in kerken schuin zien
klappen, bfff, bfff, zoals ze dat westerlingen hebben zien doen. Vreselijk, om Afrikaanse
mensen, autobezitters nog wel, zo van de weg te zien raken.
Westerlingen worden omstuwd, want die komen geld brengen.
Als je als westerse secte een beperkt budget hebt moet je je zeloten naar Afrika sturen
want daar zijn de zielen het goedkoopst. Daar zit Afrikaans machiavellisme achter, maar
vaak toch ook het misverstand dat de woorden die de ex-Mesopotamisch fundamentalistische warhoofden
uitspugen een kracht bevatten die hen hun auto's en mobiele telefoons heeft opgeleverd. Je
krijgt dus niet alleen geld, maar ook, door te Horen,
macht.
Zonde, die misverstanden, ik zou er ter verheldering voor de Afrikanen een boek over
willen schrijven als ik niet wist dat ze een pesthekel aan lezen hebben, waar ik goed in
kan komen. Als ik voldoende dacht te hebben aan wat ik op andere manieren te weten kan
komen zou ik ook nooit meer lezen. En in mijn eigen westerse cultuur begint het nu dankzij
de multimedia Goddank toch aardig die kant op te gaan. Heel goed. Zo was het immers toch
ook in Europa in de Middeleeuwen: de geestelijke stand las, en zorgde er voor dat het
lezen tot hun stand beperkt bleef, want als iedereen zomaar zou gaan lezen, waar blijf je
dan, zo was terecht de gedachte. Rampzalig, die protestanten die in de Reformatie de
bijbel in volkstalen gingen vertalen, de mensen leerden lezen en van het geloof een
Doe-Het-Zelf zaak maakten. De schade onder geestelijke stand was niet te overzien. Maar
dankzij de multimedia komen de goede tijden terug en valt er weer wat te verdienen.
Taal, werkelijkheid en waarheid
Vanuit Afrikaans standpunt is God, of het universum, macht. Het universum bestaat uit
krachten. Wat heb je: Met een wil uitgeruste krachten ("omu" mv. "aba"
of "emi"). Daar heb je twee soorten van : Bantu (mensen die leven en
mensengeesten die dode mensen zijn) en emyoyo (als geest geboren geesten) Kintu,
onpersoonlijke krachten: dieren, planten, chemische substanties (klei, steen, maar water
en hout horen hier niet), Hantu (hoe-krachten): als bijvoorbeeld een kracht in de
modaliteit staan, leven, of dood is, dan werkt de betreffende hoe-kracht er op en
tenslotte Kuntu ("waar-wanneer"-krachten).
Als een kracht op een bepaald moment op een bepaalde plaats is dan werkt de betreffende
"tijd-plaats"-kracht erop.
Taal is vanuit Afrikaans standpunt het overbrengen, uitoefenen van macht. Woorden zijn
machtspakketten die op weg gaan naar een adres. Macht kan gaan van elke soort kracht naar
elke andere soort. Alleen Bantu en emyoyo kunnen aan de basis staan van zo'n keten. De
werkelijkheid hoeft er niet uit te zien zoals de Bantu en emyoyo dat willen. Ze maken de
werkelijkheid, maar ze weten niet alles en houden niet overal rekening mee. Daarom zijn er
onbedoelde neveneffecten en onbedoelde uitkomsten. Toch is de werkelijkheid als geheel
niets anders dan het resultaat van handelingen van krachten met een wil. Alle waarheid en
onwaarheid in het universum is en wordt gemaakt door mensen en geesten in vitale
samenwerking en rivaliteit. Hoe machtiger je bent, hoe groter je aandeel in de waarheid.
Een keten van machtsoverbrenging is meestal heel ingewikkeld en werkt vaak indirect, via
heel veel tussenkrachten uit alle vier categorieën. Bantu, zelfs de diviners en oude
wijzen onder hen, mogen slechts verwachten er een heel klein stukje van te doorzien.
In dit universum van machtsoverdracht voelt de Muntu zich volledig afhankelijk van wat
andere krachten hem aan macht willen geven. Hij richt zich voortdurend tot krachten
waarvan hij hoopt dat ze hem welgezind zijn. Hij gebruikt zijn weinige macht om meer macht
te krijgen, zoals je met aas een vis probeert te vangen. Eén van de methoden om "aas
uitbrengende macht" te genereren is resonantie: je creëert een staande golf, zoals
een peloton in de pas lopende soldaten een brug kan doen scheuren en instorten. Dat doe je
met "taal" (in de Afrikaanse betekenis van het woord), versterkt met klappen,
zingen, drummen en dansen (grofweg in die volgorde). Er is geen wet van behoud van
energie. Wie iets wegzendt heeft niet perse zelf minder over. Misschien ben je achteraf
wel moe, maar je kunt je ook herboren voelen.
De meeste machtsoverdrachtsprocessen zijn met wat moeite
wel begrijpelijk voor blanken. Blanken doen vaak hetzelfde, althans een beetje, maar zijn
zich er minder bewust van. Westerlingen verkeren op dat punt door hun extreme en zelfs
gecultiveerde nobheid in een dierlijk stadium. Ze hebben
er ook minder goede termen en zegswijzen voor.
Hoe dan ook, Afrikaanse magie is minder magisch dan blanken
denken. Overgebrachte macht komt je oor binnen. Of liever je Oor (gevoel in het algemeen).
Het oor is een geslachtsorgaan. Het oog is nuttig maar geen geslachtsorgaan. De enige echt
belangrijke "levens"taak van het oog is te zien of een kracht een schaduw heeft.
Dat is het criterium waarmee je beoordeelt of iets leeft.
Een visueel ontwerp bepaalt niet zelf wat het voorstelt. Dat wordt tegen de visuele kracht
gezegd. Toen vreemdelingen het schrift in zijn exorbitante bureaucratische rol
gingen invoeren viel dat vanzelf in de categorie visueel ontwerp. Zoals ieder visueel
ontwerp, kunnen geschreven woorden van zichzelf geen (Afrikaanse) betekenis hebben.
In principe is spreken, muziek maken, dansen en beelden maken allemaal hetzelfde. Macht is
wat je in je leven nodig hebt. Die krijg je van krachten en daarmee kun je zelf weer
krachten maken en die krachten macht geven. Daar zijn veel soorten van: kennis, gezondheid
energie, handigheid, sluwheid, regen, eten, kinderen enzovoort. Macht krijg je van andere
Bantu en emyoyo door overdracht via spreken, zingen, muziek dansen. Afrikaanse poëzie,
muziek en dans zijn dus vormen van kennis en machtoverdracht. Westerlingen zouden het
wetenschap, scholing en training moeten noemen. Wat het zeker niet is is "kunst"
in de westerse betekenis. In het westen hebben de blanken hun grootste
communicatietalenten aan de zijlijn van de samenleving gezet door ze
"kunstenaars" te gaan noemen. Zij en hun werken worden neergezet op speciale
plaatsen waar mensen zelden komen. Hun beroep wordt zo gedefinieerd dat juist zij die in
Afrika als de besten zouden worden beschouwd er helemaal niet aan beginnen. Wie wil er nu
zoet gehouden worden in commissies door stupide "kunstbeleids-" ambtenaren die
leven van het nemen van beslissingen over belastinggeld? In Afrika staan de grootste
communicatietalenten in het centrum van de samenleving. Hun taak is de voortzetting van de
machtsoverdracht van het verleden naar vandaag en morgen. Naar wie vitaliteit en macht
nodig heeft, de jeugd, iedereen die macht is kwijtgeraakt door redenen variërend van
diefstal tot ziekte of ruzie en in het algemeen naar iedereen die meer macht kan
gebruiken. En wie kan dat niet?