Bert hamminga Vondevoort, Helma, Individualisme en de
kennis-verwerving. Afrika ten opzichte van Europa
Index
Economie
en Cultuur, Doctoraal Wijsbegeerte, KUB 1e semester 1999
Vondevoort Helma, Tijdshorizon bij Afrikanen en Nederlanders
In de Afrikaanse samenleving is 'kennis hebben' is een vorm van 'samen
zijn'. Als groep, met z'n allen samen, hebben Afrikanen kennis. Kennis wordt gedeeld en
van mens tot mens overgedragen. Via traditie wordt kennis in stand gehouden. Als een
Afrikaan het met een ander oneens is, zal hij nooit zeggen: "Nee, je hebt
ongelijk". Dat zou hoogst onbeleefd en beledigend zijn. Eerder zal hij zeggen:
"Ja, dat klopt. En je kunt het ook zo zien, namelijk
.' Hij zal proberen het
gesprek een andere draai te geven, door een andere invalshoek te kiezen of een andere
nuance te leggen. Zo kan de uiteindelijke conclusie anders zijn dan de stelling die de
ander in eerste instantie poneerde. Het is dus niet zo dat er in de Afrikaanse samenleving
geen vooruitgang is, of dat kennis daar nooit verandert. Maar voorop staat dat je het
SAMEN eens bent.
Deze manier van kennis-overdracht heeft te maken met de manier waarop in de Afrikaanse
traditionele samenleving een 'persoon', een 'individu', gezien wordt. De Afrikaanse
samenleving kan vergeleken worden met een boom. Een deel van de boom, het individu, kan
niet afgekapt worden. Elk individu is deel van het geheel. Wie zichzelf losmaakt van de
groep, kan niet verder. Een persoon is een stem binnen de stam, een deel van de boom. Elk
individu is afhankelijk van de stam waartoe hij behoort. Hij kan niet op zichzelf leven.
De gemeenschap 'maakt' het individu. Geboren worden alleen is niet genoeg: door het
meemaken van de verschillende rituelen wordt hij steeds meer deel van het geheel. Deze
rituelen gaan zelfs door nadat de persoon gestorven is. Ook na de dood blijft het individu
lid van de familie en van de stam. Het individu kan slechts zeggen: "I am, because we
are; and since we are, therefor I am". [Mbiti, J.S. (1969) p.108]
De stam is het kennende subject. Binnen de stam bestaat een hiërarchie: de ouderen zijn
degenen die de waarheid in pacht hebben. Zij geven hun kennis door aan de jongere
generatie. Maar op hun beurt 'luisteren' de stamoudsten weer naar hun voorouders, de
'living dead'. Dat zijn de gestorven stamleden die ook na hun dood een functie blijven
vervullen in de gemeenschap. Een levende dode is een persoon die lichamelijk dood is, maar
levend is in de herinnering van de overlevenden. Via rituelen wordt contact met hem
gehouden. Hij kan om advies gevraagd worden, maar zich ook ongevraagd met zijn
nakomelingen bemoeien.
Als er binnen het stamleven iets fundamenteel moet veranderen, moeten de 'levende doden'
een teken geven dat zij het ermee eens zijn. Een voorbeeld van zo'n situatie is het
gebruik van condooms. Het losbarsten van het aidsvirus heeft geleid tot een verandering
van seksueel gedrag binnen de Afrikaanse samenleving. Maar het is niet zo dat je als
individu zelf de beslissing neemt condooms te gebruiken. Nee, deze opdracht krijg je via
de stamoudsten, die hem op hun beurt van de voorouders gekregen hebben.
(Mbiti, J.S., (1969), en hamminga, B., 1999, 'Epistemology from the African point of view',
Bert hamminga Research and Teaching)
Op zich kun je een vergelijking trekken met de manier waarop wetenschap in Nederland
bedreven wordt: onze docenten hebben dan de rol van de Afrikaanse "ancestors".
Wij komen als student ook binnen in een wereld die bepaald is door de geschiedenis en
traditie van onze voorgangers. De onderwerpkeuze, wat belangrijk geacht wordt en de manier
waarop er invulling aan wordt gegeven, ligt ook bij ons vast en staat nauwelijks ter
discussie. Een basisschoolleerling mag niet zelf kiezen welke vakken hij volgt. Hij moet
mee in de verplichte stroom. Ook op de middelbare school en op de universiteit moet je je
houden aan een aantal verplichte vakken.
Toch is er een fundamenteel verschil tussen onze manier van kennis-opbouw en
kennis-overdracht en de Afrikaanse. Een reden is dat de Europese wetenschap zich vanaf de
middeleeuwen op een andere manier ontwikkelt. Het kernwoord is 'kritisch zijn'. Als een
docent iets beweert, denk je daar als individu over na. Je leest een paar boeken of
artikelen en vormt zo zelf een oordeel. Dit wordt gestimuleerd. Je afstudeerscriptie moet
kritisch zijn. Het is niet de bedoeling dat je netjes overschrijft wat anderen beweren en
daar een soort samenvatting van maakt. Je moet ernaar streven een nieuw element toe te
voegen. Of een nieuwe invalshoek nemen.Wie goede argumenten heeft, kan de stelling van de
ander aanvechten. Er ontstaat discussie. De ander gaat weer op jouw argumenten in en zo
voer je een gesprek. Het is niet onbeleefd als je het oneens bent met elkaar. Je kunt het
oneens zijn en later gewoon in de kroeg een pilsje drinken. Dit is voor Afrikanen
ondenkbaar.
Het is echter niet zo dat onze situatie altijd leidt tot het ideaal van overeenstemming,
groei van kennis en vooruitgang. Zeker in wetenschappelijke discussies vormen zich vaak
kampen. Bijvoorbeeld de rationalisten tegen de empiristen. Beide groepen dragen argumenten
aan en proberen elkaar hierin te overtroeven. Maar zeker naarmate de zaken complexer
worden, en niet een-twee-drie te 'bewijzen' zijn, blijven er onduidelijkheden bestaan.
Soms loopt de discussie helemaal vast en is er geen groei van kennis.
Hoe dan ook, 'kritisch' kun je pas zijn, als je 'individualistisch' denkt. Het
individualistische denken en de kritische wetenschap zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Wat dat betreft heeft de periode van de 15e en 16e eeuw een bijzondere
betekenis in de ontwikkeling van de Europese wetenschap. De middeleeuwse visie die
individu en gemeenschap in een noodzakelijk wederkerig verband ziet staan, maakt plaats
voor een visie van de mens, die de gemeenschap enkel als middel tot eigen ontplooiing
ziet. Het levensbesef van de Renaissance richt de aandacht sterker dan ooit op de
individualiteit van de mens. Een kunstenaar zet zijn eigen naam onder zijn werk; dit zou
in de middeleeuwen als arrogant en ongepast beschouwd zijn.
Ook de Westerse filosofie maakt een verandering door. Zij komt los van de theologie en de
natuurwetenschap vindt haar eigen methode en maakt zich op haar beurt los van de
wijsbegeerte. De Franse filosoof René Descartes (1596-1650) staat aan het begin van het
individualistische denken zoals wij dat nu kennen. Descartes twijfelt aan alles. Dit kun
je pas doen, als je je 'individu' voelt. Hij trekt de conclusie dat maar één ding zeker
is: namelijk dat je bestaat. "Cogito ergo sum". Na alles weggegooid te hebben,
blijft Descartes in zijn eentje over. Daarna komt de wereld snel weer terug, maar zijn
methodische twijfel dient ertoe te stellen dat het bouwwerk van de kennis van een mens
rust op zijn individuele bestaan.
Een persoon in Europa wordt idealiter gezien als een autonoom individu. Deze zienswijze
is een fundamenteel andere dan de Afrikaanse, die de mens ziet als onderdeel van de
samenleving, als een gedeelte van de boom. Toch is er wat betreft kennis nog een
overeenkomst. Ook in onze maatschappij moet kennis in één geheel vormen. Er mogen geen
contradicties optreden tussen theorieën onderling. Als dat wel gebeurt, gaan we op zoek
naar een ander antwoord. Ons kennissysteem is een geheel. Het is de manier waarop er mee
wordt omgegaan die verschilt met de Afrikaanse manier van kennis-opbouw en
kennis-overdracht.
Bestudeerde literatuur:
Mbiti, J.S. (1969) African religions and philosophy, Londen, etc.: Heinemann
Lamb, D. (1983) The Africans, New York: Random House
Museveni, Y.K. (1997) Sowing the mustard Seed, London: Mac Millan Education LTD
hamminga, B. (1997), Economics, Philosophy and the social morality
of colonialism, Bert hamminga Research and Teaching
hamminga, B. (1999), Le Penseur Africain, Bert hamminga
Research and Teaching
hamminga, B. (1999), Epistemology from the
African point of view, Bert hamminga Research and Teaching
hamminga, B. (1999), Identifying culture groups, Bert hamminga
Research and Teaching