Vijfde reis, december 1999
waarin mijn vriendinnen steeds jonger worden en ik in een pijlsnelle carrière rechercheur, geheim agent en broer van een waterval word, His Worship de Burgemeester van Jinja drie minuten lang de hand schud, besluit dat Afrika mijn goede bedoelingen niet nodig heeft en in ieder geval niet wil hebben.
Jinja Parish House, 20 december 1999
Afrika begint voor mij altijd al in Nederland omdat ik naar Schiphol altijd met de
Nederlandse Spoorwegen reis. Op het station Naarden-Bussum is de Schipholtrein een
kwartier te laat. Dan maar snel naar Weesp boemelen want daar kun je overstappen op een
Schipholtrein die van een andere kant komt. Maar die viel uit.
Bij mijn tweede Afrikareis had ik al gemerkt dat bij terugkeer de geestelijke knop
moeiteloos weer op "Nederland" ging. Nu gebeurt het voor het eerst ook op de
heenweg: de verliefdheid is over. Nu begint dan dus de echte liefde. De
"relaatsie" zoals dat in Nederland heet: ik ben gewoon in Uganda. Niets
bijzonders. Routineus schud ik in Entebbe de bromtaxiboefjes van me af, koop een New
Vision, 600 USH vertel mij niks en zie uit mijn ooghoek al een bustaxi voor me op de rem
gaan staan, Kampala, ja, ga zitten.
De New Vision meldt dat een vals van corruptie
beschuldigde parlementarier, in een vlaag van goedertierenheid, ontketend door de
ontsnapping aan een ernstig ongeluk, zijn belager vergeven heeft. Dat schijnt die belager
een verblijf in een kooi bij de ingang van de vergaderzaal te schelen, van waaruit hij
alle collega's om vergiffenis had moeten vragen. Zelf denk ik dat nog een zekere
geldelijke schadevergoeding dient te worden afgetrokken om op de netto besparing uit te
komen. De goedertierene verdient zo dus zowel aan zijn corruptie als aan het struikelen
van hen die beschuldigen zonder voldoende bewijs.
Volgende bladzijde. Er blijkt onderzoek te zijn gedaan
naar de klacht van een man die zijn wettige echtgenote drie euro per wip moest betalen. De
vrouw voerde als verweer dat zij anders geen geld zag voor het onderhoud van zichzelf en
haar talrijk kroost. Hoe zou ze op dat tarief van drie euro zijn gekomen? Ik bedoel,
waarom niet minder drie euro en waarom niet meer dan drie euro?
Koffie, betoogt een medisch student op de opiniepagina, is een ernstige hard drug, als
gebruiker waarvan je niet jarig bent. Er volgt een pregnante beschrijving van de duivelse
verslavingsverschijnselen en tot welke "therapieën" de
koffie"gebruiker" zijn toevlucht kan nemen. Zo verlaag je de binnenlandse
inkoopsprijs van dit populaire landbouwproduct en stimuleer je de export. Dat is wel
nodig, want er zijn voor het matten in de Congo de laatste tijd flink wat Uganda shillings
bijgedrukt en het terugkopen van een aantal van die briefjes met dollars ter ondersteuning
van de koers is mislukt, zegt mijn valuta handelaar, die op korte termijn een scherp
zakkertje voorziet. Tsja, iedere econoom kan vertellen dat de Uganda shilling zelfs onder
druk was gekomen als niet met verse gedrukte shillings doch met nog niet in omloop
verkerende dollars was betaald en dat zou Museveni
voor zijn Congo-avontuur al niet over hebben gehad. Laat staan een budgetneutrale
oorlogsfinanciering uit binnenlandse belasting of gedwongen besparing. Ja, besparing
waarop
? Ik besluit tot het beetje bij beetje wisselen deze maand.
Wel is Uganda kennelijk nu rijker dan Rusland, want er is inmiddels
flink wat muntgeld in omloop (voorheen, als in Rusland, alleen papier) en het verdwijnt
niet. Het kersverse opbergprobleem los ik op met het zijzakje van mijn sleuteltasje.
Overal in Uganda schuren nu geribbelde munten gaten in de toch al flinterdunne broekzakken
en ze komen tevoorschijn uit zakdoeken, want portemonnees heb ik nog nergens gezien en ik
ga me al helemaal niet afvragen waar de dames het stoppen.
De motorfiets blijkt nog keurig in Kees Goenewouds Rubaga Student's Centre te staan.
Hij heeft wat rijkelijk uit zijn olietank in zijn motor gelekt. Flink sjookend hul ik,
één keer vijfhonderd meter heen en weer, de straat bij Kees in een ondoordringbare walm.
Dan is hij weer helemaal mijn oude ronkjonker. Luchtdruk, remvloeistof, koelwater,
carterolie er bij en er kan zelfs weder van tierelieren worden gesproken. Edoch
alle
huizen op de katholieke heuvel vol, op twee na die niet direct onder het diocees vallen.
Mary Kafuko krijgt er geen voor me los. Bij de Comboni's logeren onder het mom van
regelmatige filosofische discussie met Kanyike gaat ook niet, want die trof ik net zo
ongeveer wegrennend naar een pastorale opdracht in het westen Des Lands aan (mind you,
daar word je momenteel van de weg geschoten, zegt Piet, maar father Kees Groenewoud gaat
er gewoon met zijn familie toeristeren). Ik heb Kanyike naar zijn adres daar gevraagd en
gedreigd achter hem aan te scheuren (hij gaat zelf ook op de motor). Daar schrok hij niet
van. Dat moest ik doen. Wel even bellen of hij "around" was, zoals dat hier zo
mooi heet. Nou ja, flink gas en een extra rol WC-papier mee voor bagger schijten wegens
rebellen
Nee, ik ben ook gek. Ik doe het niet. Ik kijk wel uit, een beetje steeds
tussen de fluitende kogels achter die wegrennende Kanyike aanhollen. Als hij me nodig
heeft zal hij mij wel weten te vinden. Ik besluit verder geen
moeite voor woonruimte te verspillen want ik ben welkom bij Kees Groenewoud in zijn
pastorale jongenscentrum annex kerk en motorhome. Een kamer. Mooi zat. Het ligt niet op de
Rubagaheuvel aan de Noordoostkant buiten de stand, maar in het Noordwesten aan de rand van
Jinja, richting de elektriciteitsdam in de Nijl.
Kees leek dit wonen te simpel voor me, maar ik kan douchen, drinkwater koken en koffie
zetten met mijn dompelaar en paw paw eten. Ik neem zijn aanbod dankbaar aan, er moet toch
10 kilo af.
Jinja Parish House, 22 december 1999
Het lijkt wel of de tijden aan het veranderen zijn. De
dames Small van de bakery staan leunend van achter de
toonbank de deur uit te staren terwijl ik zwijgend mijn ochtendkoffie in mijn keel giet.
Pikzwarte Annie van vijf [plaatje: annie.jpg],
die ik vorige keer buiten een stukje cake gaf en mij toen aan de linkerhand, cake in de
rechter, mee naar binnen nam omdat ze van mening was dat een dergelijke delicatesse in het
zitje van de bakkerij genuttigd diende te worden, herkent mij niet eens meer. Bij Miss
Msese van de overhemden kan er nauwelijks een lachje af. Zij maakt een overhemd voor mij
waar de borstzak meteen afvalt en de enkele knoopsgaten op verkeerde hoogte zitten en
begint vervolgens over haar kerstmis, gewoonlijk een vraag om extra geld. Als ik een kopje
koop bij een vrouw op de markt vraagt haar zwager mij "How about my Christmas".
Ik voel de bui hangen. "MY Christmas? OUR Christmas zul je bedoelen!
Die is raak.
De schoonzus-verkoopster lacht hem uit.
Hij lacht wat zuur mee.
Er staat nog een zus in de buurt. Met hoofddoekje.
Jij doet zeker niet aan kerstmis, vraag ik.
Nee zij niet.
En jij, vraag ik aan Mr How-about-my-Christmas.
Ook moslim, bekent hij nu. Toch niet altijd handig, die hoofddoekjes, moet hij gedacht
hebben.
Piet vindt dat ik maar eens een "structurele" regeling moet gaan treffen voor
mijn logement tijdens mijn bezoeken. Dat gaat natuurlijk niet, want ik weet nooit wanneer
ik kom en daar had Piet ook niet over nagedacht. De bedoeling is dichter bij huis: hij wil
niet opgezadeld zijn met mijn probleem als er geen plek is. Piet is al veertig jaar in
Afrika. Toch houdt hij nog steeds niet van improviseren. De verwijdering tussen Piet en
het Mill Hill formation house heeft zich inmiddels verder ontwikkeld als gevolg van scherp
geuite onvrede wegens aldaar onderbrengen van gasten van Piet ("don't take us for
granted"). Niet alle missionarissen zijn goedertieren altruïsten . Je hebt ook een
type van bazige, bekkende strijders voor het eigen territoriumpje die je vooral absoluut
nergens om moet vragen omdat je subiet een weigering krijgt, die zo minachtend mogelijk
wordt verstrekt ter preventie van hulpvragen in de toekomst.
En dan krijg ik ook nog eens een verbod van Piet om op zijn centrum via een diskette een
file van mijn door het halfmaandelijks van een actuele viruslijst voorziene McAfee
virusprogramma versie 4014 beschermde notebook uit te printen, "want ik wil geen
virus".
Ongenoegen. Dat lijkt deze keer het sleutelwoord.
Ongenoegen. Museveni krijgt er ook steeds meer van
langs. Het ontwikkelingsgeld gaat de zakken van zakken in en verder op aan wapens om de
veroverde Congolese diamantmijnen te verdedigen, luidt het op straat. In Uganda zelf
grijpen de boeven weer hun kans. "Iedereen die Museveni steunt is een dief", had
Miss Small laatst op straat horen schreeuwen. Die
ontwikkelingshulp, zegt ze, als de mensen eens wisten wat er mee gebeurde, stoppen ermee,
geen cent meer. Mij hoeft ze dat niet te vertellen, ik weet het al lang, als Indiërs niet
helpen, dan ontwikkelingshulp zeker niet. En de Indiërs persen
het geld eruit in plaats van het, zoals ontwikkelingswerkers doen, weg te laten lekken in
de winkels en zo door, terug naar het westen waar het vandaan kwam. Voor de toekomst hier
staat de vraag centraal of genoeg uitbuiters Afrika de moeite waard zullen blijven vinden
om uit te blijven buiten. Het probleem voor de uitbuiter, zoals Indische eigenaar van het
nieuwe Nijl Resort zo treffend formuleerde: "There is too much food here".
De ondernemende Afrikanen zelf hebben er ook bepaald niet altijd zin in. Grace was al aan
het sparen voor het ticket naar mij in Nederland. Of een enkele reis goedkoper was dat een
retour. Nauwelijks, zeg ik, soms zelfs duurder. Zus Evelyn werkt inmiddels illegaal in
Engeland. Als Grace weg kon uit Uganda zou ze meteen weg zijn. Hier is geen geld. Daar kun
je gewoon wonen, eten en een autootje kopen. Ja als je eenmaal geld hebt, dan kun je in
Uganda wel weer leven door zaakjes te beginnen.
Hoeveel? $20.000?
Nee, dat is te weinig. Je moet ook een miskleun kunnen maken, $100.000.
Dus zolang je minder dat $100.000 hebt wil je naar Europa en bij meer dan dat wil je
liever hier wonen?
Ja.
Waarom dan hier?
Nou hier woont je familie en al je vrienden. Alleen is hier geen geld.
De enkele-reis-vraag kwam dus niet uit de lucht vallen. Je
kunt daar overal werken en ze vinden je echt niet, heeft ze inmiddels gehoord. Of je
vraagt asiel aan en je zegt dat je een refugee bent. Moet je zeggen dat je uit de Soedan
komt. En overal is werk. Van de familie Kafuko dus Evelyn en naar ik nu verwacht ook
Grace: de slimste twee. In het algemeen kun je er rustig vanuit gaan dat het de crême de
la crême van de arme landen is die bij ons asiel zoekt of illegaal wordt. Kwaliteit!
De asielzoekerij: wij kunnen in hier in Uganda natuurlijk niet concurreren tegen de
Europese asielzoekerscentra. Een topsalaris voor de Ugandese elite is $200. per maand. Een
Europees land geeft aan iedere asielzoeker aanmerkelijk meer uit. Wordt er hier in Afrika
op het scherp van de snede maatschappelijke strijd uitgevochten en de slimmen hebben de
optie hebben asiel aan te vragen, dan verrekken die het natuurlijk om tegen de domme
sterke meedogenlozen, van wie ze het met hun intelligentie best zouden kunnen winnen,
terug te vechten. Doordat de Europese landen de slimmen met asielfaciliteiten uit hun
moeilijke land wegzuigen krijgen daar de meedogenlozen de overhand en vestigen er hun
schrikbewinden. En ziet! Er is er weer werk voor de Goede Westerlingen van Amnesty
International. Zo kreëert Europa Somalië en Soedan. Als ze in Afrika allemaal met een
net zo dom ex-Mesopotamisch geloof behept
waren als de Israëliers en de Palestijnen, die zich immers liever doodvechten en dood
laten bombarderen voor een kale berg waar niks groeit dan in Europa asiel aan te gaan
vragen, ja, dan was er geen probleem.
Maar mijn gedachte dat ik door Grace te steunen ook iets voor Uganda zou doen kan ik dus
wel laten varen. Ach ze heeft natuurlijk groot gelijk. Het recht van de zieligste geldt
nergens ter wereld en zeker niet in de asielzoekerij. Ik mag nog bedenken of ik mij wel
voor een geregisseerde verdwijning in Europa moet lenen. Er zijn weinig leuke mensen in
Europa, Grace is daar toch wel een opsteker vind ik. Ik heb liever Grace aan tafel in het
restaurant om te vragen wat je wil drinken, of aan mijn ziekenhuisbed om even vlug en
handig mijn bloed af te tappen dan het menig blank Nederlanderschap dat zich daarvoor in
de wieg gelegd acht. Nee, die mogen hier weg, laat die maar met UNHCR maagden gaan
verkrachten in een apeland.
Enfin, nou moet ik ophouden over het ongenoegen. Hup Bert! Stap er overheen!
Toen ik Bonny, de housekeeper van father Kees' Rubaga Student's Centre (30 kamers toch
zeker), om een tafel vroeg in mijn kamer kreeg ik een bijzettafeltje van hemzelf. Daarmee
was de rek er uit, want van alle overige 20 rondslingerende tafels van twee bij
ééntwintig was er geeneen tijdelijk beschikbaar. Ineens blijkt dat een tafel zo ongeveer
het enige is dat ik werkelijk nodig heb in het leven. Want zonder tafel kun je niet
fatsoenlijk schrijven en computeren, ergo niet denken.
En mevrouw Small bleek vervolgens ook de kwaadste niet,
had thuis wat sunblock voor mijn blote onderarmen gevonden en was, toen ze vond dat ik er
te veel voor gaf, akkoord met gratis koffie met chocoladecake next time en vroeg nu zelfs
wat of ik hier eigenlijk deed in Jinja! Het was hier achteruit gegaan de laatste jaren.
Zij wou hier weg. Naar Spanje. De gemeente wordt eigenlijk wel algemeen beschouwd als een
zuiver zakkenvullergilde. Niemand heeft meegemaakt dat er iets serieus met het de mensen
afgetroggelde geld gebeurde. Het verhaal dat de ambtenaren van Jinja duurder zijn dan die
van de omliggende gemeenten zingt ook flink rond. Tsja en dan heb je nog dat verhaal van Stsjoertsjie Man die zijn markttenders (zie dagboek 28 augustus 1998) kon behouden
door burgemeesters en kandidaat burgemeesters te poffen, maar weer van mij wilde lenen
voor een paar honderd euro auto-onderdelen. Moet ik dat nog allemaal gaan ontrafelen? Kan
ik met een paar honderd euro de spin in dit web worden? Dat is het nou juist: eigenlijk
heb ik er helemaal geen zin in dat te gaan uitzoeken. Het is allemaal de slimmigheid van
het net iets slimmer zijn dan wie net iets minder dom is en vooral tijdbesteding die saai
is voor iedereen die minder in die paar grijpstuivers is geïnteresseerd. Wat interesseren
mij die spelletjes nu? Het principe is duidelijk. Ik ben geen groot schaker, maar ik weet
er genoeg van om een beetje te begrijpen hoe een schaker denkt. Dat geldt ook boksen,
BVs oprichten, aapvangen en nog zo het een en ander. En nu dan ook voor Ugandees
grijpgraaien. Dat is eigenlijk net zo iemand als zo'n Hollandse bankjongen met z'n click
zus en clack dat. Ik zou zelf hier en daar nog wel bijles nodig hebben om zo'n clickfonds
in elkaar te steken, maar het principe is: als jij in mijn clickfonds gaat verdien ik mee
aan het rendement van jouw belegging. Dus jij kunt altijd beter gewoon zelf die aandelen
kopen, want dan heb je het volle rendement voor jezelf. Alleen al de gedachte dat de hele
dag absoluut voor je clickfonsklanten te moeten verzwijgen, er nooit eens een grapje over
te mogen maken! Buuuhhhh. Ik ga echt niet meer naar die Stsjoertsjie Man. Moet ik weer met
hem en zijn vrienden kip eten en smoezen bedenken waarom ik geen auto van hem koop, ook
geen land, en al helemaal geen geld "leen".
Piet. Wat was dat nu weer. Ik, zijn eigen computerdeskundige en virusverwijderaar, krijg
verbod een diskette in zijn drive te steken! Voor ik het besef sis ik woedend, onder
muisstille hilariteit van het personeel: who is the expert, he? En verlaat gezwind met
mijn vriendelijkste glimlach het "Cultural Research Centre". Ja, Afrika is een
aflopende zaak. Zou ik mijn retourvlucht niet naar voren kunnen verplaatsen? Ik zal hem
nog wel even zeggen dat zulke akkefietjes niet goed zijn voor zijn gezag onder het
"personeel", dat toch al achter hem langs een klacht naar boven blijkt te hebben
gezonden. Heel begrijpelijk. Nee, niet eerder weg uit Afrika, maar weg uit die blanke
egocentrische missionarissenbende. Ik ga gewoon bij Miss Margaret logeren. Of eigenlijk,
wat denkt hij wel, dat ik me door hem van de weg laat snijden? Hij kan me wat, ik heb hem
niet nodig! Kwaad scheur ik naar het Dignity Nursery home, waar ze ook computerdiensten
aanbieden. Het Dignity Nursery home is "Holistic". Er zijn kindertjes van alle
kleuren en alle religiën. Daar opent zich voor mij niet slechts de A-drive voor een
diskette met mijn kerstkaart, waarop ik met Grace aan de sprinkhanen [plaatje: sprinkhanen.jpg] zit, doch scant men
ook een plaatje dat ik even van Father Kees mocht lenen om jullie te laten zien. [plaatje:
autowrak.jpg].
Bill van het Dignity Nursery home had er na een
reisje Uganda in Ierland ineens geen zin meer in een jaar of tien geleden. Zijn vrouw
wilde ook wel naar Uganda. De nursery home staat er nog niet zo lang. Zijn
onderhandelingen met Uganda Telephone verliepen schitterend. Eerst moesten er vijf
telefoonpalen komen. Anders ging het niet. Na wat bier slaagde Bill erin dat aantal terug
te brengen tot één. Toen kwam de vraag of Bill een "good line" wilde of een
"bad line". Bill liet zich het enkele keren uitleggen, waarbij het hierop neer
bleef komen: een "bad line" was gewoon een bad line en een "good
line", daar konden zij voor zorgen. Omdat het boter was bij een vis die Bill nog niet
had mogen ruiken had hij gezegd: doe mij een bad line.
Met mijn computernotebook, papieren en boeken op de grond en op de bedden kreeg ik in
de loop van de ochtend een soort mentale constipatie en reed getergd uit voor een tafel.
Ik kwam weer bij de handige jongens ("veertig euro, ik maak nooit een fuss over
prijs") en belandde uiteindelijk bij het voor mij inmiddels herkenbare type man die
gewoon tafels maakt en die zonder aanzien des persoons (des velkleurs met name) verkoopt.
Inmiddels zit ik aan een mooie zware hoge houten tafel van negentig bij éénveertig,
kosten 20, zijn dochter was al met achtendertig akkoord gegaan, maar Pa stond op
vijfenveertig en ik gunde deze goede mensen geen familieruzie. Op de linkerrand ligt een
grote witte groothandelsrijstzak waarop paw paw, avocado, banaan, water, koffie, thee en
een fruitkan voor het koken van water met een dompelaar erin. Op de rest staat mijn
stopcontactblok met gestabiliseerde stroom, notebook, mobile en papierwinkel. Boven mijn
bed zit een bovenbed plat tegen de wand geschroefd. Tussen de spijlen ervan heb ik mijn
bibliotheek en CDtheek gepropt, op de onderrand een stoet van kartonnen doosjes: malaria
pillen.
Zo. Ik ben het heertje. Ik kan hier alles zelf. Piet kan het dak op. Schoorstenen vullen.
Ach, nou ja. Voelde zich misschien ook gedwongen consequent te zijn tegenover zijn mensen.
Is ook niet de handigste op sociaal gebied. Piet mag ook wel zijn eigenaardigheden hebben.
Neem mijzelf nou, tenslotte
.
Op de motor tuffend over een achteraflaantje hoor ik ineens hetzelfde deuntje als ik voor
de bel van mijn mobile gekozen heb. Het is mijn mobile. Piet. Of hij mij uit eten mocht
uitnodigen. Mij wel! Op het lege Nijl-terras van de Sunset kijkt Piet eens wat naar de
vissers in de verte en zei: je keek zeker wel even vreemd op met die diskette.
Ja, zeg ik en ik was ook nog kinderachtig genoeg om nog een heel uur boos te blijven.
Anders begrijpen ze niet dat zij dat echt niet mogen doen.
Zoiets dacht ik al, zei ik en toen ik daarna nog kwaad bleef dacht ik: Piet mag ook best
kuren hebben.
Piet grinnikt. Over. Hij betaalt.
Jinja Parish House, 23 december 1999
Kees vertel ik dat ik het zoeken naar een andere slaapplek heb opgegeven: de ene helft
moet je niet en de andere helft wil je een poot uitdraaien. Dat vindt Kees wel een goede
beschrijving van Uganda in het algemeen. Ik mag blijven.
Vandaag naar Margaret. Ik heb geen zin. Ik vermoed daar geldgebrek en vragen om subsidie,
die ik ga weigeren. Het leidt immers nergens toe. Ik voel me wel bij voorbaat schuldig.
Ondanks 40 dure polaroidfotos voor in haar camera, twee speelgoedautootjes voor
Sammie en Davies en nog zo meer. Bah. Ik zal toch niet straks tot de vreselijke conclusie
moeten komen dat de charme van Afrika voor mij bestond uit die vrijwel gratis privé
tropische tuin die ik bij mijn huidige verblijf moet ontberen? De rest
achtergrondversiering? Aan mijn dagboeken tot nu toe zou je dat toch niet zeggen. Buiten
zijn hier vogels die je op de heuvel niet had. Eén doet perfect Monty Python's Eric Idle
na in de sketch waarin hij zijn in aanvang onbegrijpende gesprekspartner (gespeeld door
Terry Jones) in het café naar het seksleven van diens vrouw vraagt "Your wife, is
she
" etc.: Ik heb even lol getrapt met deze vogel: plots het raam geopend
en luid geroepen: "Are you insinuating something?!!!". Hij zei niks . Vloog ook
niet weg. [plaatje: duiflied.jpg]
Margaret is er niet, Jackie en Davies ook niet. Victoria en Sammie wel. Sammie is geheel
opgetogen met zijn speelgoedauto. Ik geef hem ook de auto voor Davies. Precies dezelfde,
anders zouden ze toch onmiddellijk overeenstemming hebben bereikt over welke ze ruzie
zouden gaan maken. Hij komt meteen van achteren met een busje met pinda's en sesamzaadjes
Aha! De tweede die ik met eigen ogen heb zien sparen (na Faith). Ik krijg er een
handje van. Sammies Engels is inmiddels ook sterk verbeterd. Dat wordt er toch ook
misschien wel een. Tot nu toe dacht ik dat hij alleen maar uitzonderlijk aardig was.
Dan is het nu tijd om de Wanyangeheuvel op te rijden, want nu hebben we een flink stuk
middag over en een solide crossmotor. Driehonderd meter boven het Victoriameer, een fraai
uitzicht. Bovenop, waar de Kyabasinga al tientallen jaren een huis in aanbouw heeft staan,
waait en regent het kennelijk gemiddeld te hard, geen bomen en voornamelijk kalig, een dun
gespreid gras met een soort zuring. Wel bosjes links en rechts van de hoogste kam waar
apen (stam Dutroux) in wegschieten en mij van daar nastaren precies zoals in de dorpjes de
kleine kinderen het doen. Het ruikt er wel wat naar benzine.
En mijn motor houd er ook mee op. Als ik er onder kijk lijkt het wel of hij staat te
pissen. Dat blijkt te stelpen door sluiting van de benzinekraan. Open ik die, dan spuit
benzine uit twee loszittende slangetjes en een derde losse uitgang aan de carburateur. En
er is nog een derde loszittende slang. Dit alles diep binnenin. Ik friemel wat met de tang
van mijn zakmes, bouw wat af, maar geef het snel op. Bugembe ligt tweehonderdvijftig meter
onder mij, ik hoef de motor maar naar het randje te duwen en ik kan me laten vallen. Ik
kies voor het gemak de plaats waar de weg ligt. Toch al goed voor vijftig kilometer per
uur. Halverwege neem ik, gewicht is snelheid, een lifter mee die weet wie in Bugembe
verstand van motorfietsen heeft. Op een stukje van een kilometer na hoeft er niet geduwd
te worden. A free ride! Grinnik ik achterom, want dat is voor iedere Afrikaan het summum.
Iets krijgen zonder er iets voor te hoeven doen. Inderdaad, big smile.
Die losse slangetjes blijken, legt mijn garagehouder mij uit, allemaal overlopen, een
carburator blijkt een soort WC te zijn, met een vlotter, die net als bij een stortbak kan
blijven hangen en dan gaat hij doorlopen, de benzine op straat. Hij woont in een verroeste
container met een boom er voor en beschikt over een combinatietang, een waterpomptang, een
hamer en een schroevedraaier. Om de carburator vrij te krijgen blijk je de beenplaten te
moeten verwijderen, het zadel, het expansievat van de waterkoeling, de accu en toebehoren,
kortom, in een ommezien lijkt mijn trotse ronkjonker gereduceerd tot een kil geraamte. De
rest ligt er omheen op de rode klei. Gelukkig kan ik de
problematiek en gedachtegang volgen, anders had ik dit zeker als kerstactie
geïnterpreteerd (in Uganda stijgen de prijzen enkele dagen voor de kerst spectaculair,
men heeft geld nodig; ook wordt er in die tijd veel gestolen en geroofd). En ik zit. Onder
een boom. Op een gesloopte autostoel. Die door zijn rugleuning gaat. Waarna ik hem met
rugleuning tegen de boom zet. Wat iedereen wel een goed idee vindt. Mogen we een testrit
maken? Een collega springt snel achterop en het had niet veel gescheeld of er was nog een
derde opgesprongen. Hoewel het mij meteen duidelijk is dat ik die voorlopig niet weer zal
zien duurt het toch nog langer dan ik mij streng had voorgehouden. Dit is namelijk een
wapen, want nu komt natuurlijk de vraagprijs der reparatie en die is veertien euro
vijftig! [plaatje: garage.jpg]
That is a lot, no, no, zeg ik. En, met wijd gespreide armen: And I gave you a free road
test!.
I am a mechanic, that's what I have to do, is het verweer, doch men voelt de eigen
nattigheid en de eerste energie is besteed.
Ik haal de acht euro zoveel die ik voor hem klaar had tevoorschijn en leg die op mijn
zadel.
Nee nee, maak er vijfentwintig van.
Ik peuter mijn sleuteltasje quasi moeizaam uit mijn zak en voel omstandig naar de twee
munten van vijfenzeventig cent die ik er in weet. Die gaan op de briefjes.
Ze pakken het. Als Lusoga sprekende zwartjekker was ik hier voor minder dan drie piek weg
geweest. Het zij zo. En ze hebben hem echt gerepareerd, al is er een zekeringetje bij
geslachtofferd. Dat verbinden we even door en joekelen maar weer. En het is een
turbocarburateur met zo'n spuit erin dus heel niet makkelijk en de turbo doet het ook. En,
tenslotte, het is
.kerstmis.
Ik moet overigens wel in het algemeen constateren dat ik bij vier- tot tienvoudige
vraagprijzen na een routineus lachsalvo met een bereik van minstens driehonderd meter
snelheidshalve tegenwoordig meteen het tweevoudige betaal door het eenvoudig in hun hand
te stoppen met de mededeling, OK je hebt geluk vandaag.
Ik word lui. Ik begin de mij opgedrongen rol van muzungu te accepteren.
Jinja Parish House, 24 december 1999
Ik bestudeer een nieuwe uitgave van Piets Cultural Research Centre over verzoeningsrituelen. Als medewerkers aan het document worden slechts Basoga genoemd. Het is in de wij-vorm. Het gaat over "onze" verzoeningsrituelen. Vóór er sprake kan zijn van verzoening moet er natuurlijk helaas eerst iets misgaan bij "ons". Dit geef een stelprobleem, want hoewel misdragingen van buitenstaanders in alle breedten kunnen worden uitgemeten is het weinig Afrikaans om zelf, als "ons", de vuile was buiten te hangen. Zolang het om verwaarloosde ouders en gestolen kippen gaat is nog tot daar aan toe, maar echt heikel wordt het in paragraaf drie, die als volgt begint:
III MURDER
In Busoga, a human person is a being that at all times needs to be valued, loved and respected. It is through a human being that power and authority of God is revealed to all other creatures. Therefore, in our midst murder is very rare. However, some of the causes of murder are: witchcraft, land disputes and fighting over women.
Let ook op dat vrouwen niet hoger komen dan de derde plaats. Ik heb mij laten vertellen
dat bij moord ook de koeien hoger staan dan de vrouwen omdat je koeien met koeien kunt
vergoeden, en vrouwen niet met vrouwen, zeker niet gehuwde vrouwen met gehuwde vrouwen.
Vrouwen worden in Afrika dus absoluut niet, zoals wel eens door westerlingen wordt beweerd
"als koeien", behandeld.
De koe heeft echter in vele stammen, niet zozeer de Basoga, maar wel nomadenstammen als
Maasai en Karamojong een voor buitenstaanders onnavoelbare status. Daar geeft de koe melk
en bloed, maar wordt niet gegeten of gedood. In zulke stammen sterven bij langdurige
droogte mensen en koeien samen. Voor westerlingen is het daarom wellicht goed als eerste
benadering niet te denken dat vrouwen als koeien, maar dat koeien als als vrouwen worden
behandeld.
Jinja Parish House, zaterdag 25 december 1999
Ochtend eerste kerstdag. Mijn kamertje in het Rubaga Student's Centre ligt recht boven
de kapel. Ik hoor ze ineens zingen onder mij gisteravond. Nee ik ga er niet heen. Ik ben
moe. Moet ik er nog een smoes voor verzinnen? Een dienst op eerste kerstdag en dan ook nog
een keer op kerstavond tevoor, dat ruk ik niet, met die onzin en die stomme liedjes. God
begrijpt dat wel maar die geeft dat niet door, heeft Hij ook groot gelijk in, kan Hij wel
aan de gang blijven. Hij heeft wel een verrassing voor me: ik word wakker bedolven onder
de gele polystyreenschuimpjes uit mijn kennelijk vannacht gescheurde kussen. Een gele
kerst!
Van buiten waait een tenenkaasachtige lucht van de soort die je doet denken dat je zelf
een weekje niet onder douche bent geweest. Resten van alle voor kerst geslachte koeien. De
gieren en marabus hebben ook kerst.
Ik veeg de polystyreen weer in mijn sloop en zet koffie. De gasten van Kees melden dat er
ontbijt is met de hele club, beneden. Ik ga er voorzichtigheidshalve niet heen, want ten
eerste ben ik niet gevraagd en als ze vragen waar ik was eet ik nog niet wegens die plotse
buikloop die mijn aanwezigheid gisteravond bij de mis verhinderde.
Het wordt loeiheet vandaag. Het is negen uur en ik drijf al zowat mijn kamer uit. Mijn
heetste kerst ooit.
Daar heb je het al: binnentredend bij Kees vraagt hij of ik wat gegeten heb. Nee, serieuze
buikloop. Thee? Nee dank je. Kees vindt dat het nieuwe millennium begint bij de geboorte
van Christus. Gisteravond was ik er nog voorzichtig over begonnen dat de nul bij de
geboorte van Jezus nog niet bekend was en dat net als een maand, ook de jaartelling op 1
begonnen is, zodat hij dan nog een jaar moet wachten. De voorbereidingen waren kennelijk
al te ver gevorderd om twijfel toe te laten. Daarom moeten we nu allemaal de ene deur uit
en de andere weer in. Ik protesteer: een mis moet toch niet te veel op een fitness
training gaan lijken. Daar kom ik op terug: zo kom je nog eens met iemand in gesprek, merk
ik, dit is een goed idee.
Kinderen zitten als gewoonlijk op het toneel. Het thema is strijd. Politiek en geweren.
Kees weet het: president Museveni is uitgeblust. Hij
rukt het niet meer, het vuur is eruit, houdt hij zijn volgelingen voor. Hij werkt alleen
nog voor de eigen stam. Dan is het de beurt aan de kinderen, want daar begint het
tenslotte. "Maak jij wel eens ruzie met je broertje?" vraagt hij jochie 1 ter
inleiding.
Ik? Nooit!
"Weet je dat nou wel zeker?".
Ja, never nooit.
Ook niet om wie met iets mag spelen?
Nee.
Teleurgesteld wendt de priester zich tot jochie 2.
Maar nee. Ook altijd vrede. Altijd.
Ja Kees, zo deed Museveni het ook toen hij klein was.
Opnieuw verbaasd over die vreemde paradox, dat ik hier uren met Jan en alleman niets kan
zitten doen terwijl die diensten mij een dermate zwaar geestelijk leed bezorgen dat er een
loden last van me afvalt als ik weer weg mag, krijg ik een aanval van buikloop en
verwijder mij gezwind met verwrongen gezicht.
Kennelijk had mijn Afrika liefde een begin, een midden en een eind. Heb ik wel vaker gehad
met liefdes. Dat zie je pas op het eind. Het is afronden geblazen. Ik moet nog over taal
schrijven en over macht. From the African point of view. Ten eerste omdat ik dat zelf op
een rijtje wil hebben, ten tweede omdat bij beide een collega hoort aan mijn faculteit met
wie ik er samen een artikeltje over kan schrijven. Dat is weer goed wegens de betwisting
in eigen faculteit van mijn Afrika onderzoek. En dit dagboek helemaal in orde maken. En
dan? Gewoon wachten tot er iets nieuws komt. Het wordt mij steeds duidelijker: dit zal
vast niet mijn laatste reis zijn maar het is wel mijn afscheid van Afrika als bezetenheid.
Afronden. Natuurlijk, er is hier nog veel meer, maar ik heb maar één leven, ik ben
achtenveertig en ik moet verder. "My Christmas" is de rest van mijn leven en ik
weet niet eens hoe lang of kort dat is.
Ik zou naar Margaret. Haar vader, die zoals alle ouderen Mzee heet,
is nog steeds ziek, maar ontvangt reeds zittende en zijn stem is krachtiger geworden.
Margaret wilde mij per se om één uur ontvangen hoewel ze er zelf niet zou zijn. Ik nam
aan dat men met eten wilde beginnen. Bij aankomst zet zuster Victoria mij in een stoel en
verdwijnt. Ik begeef mij in mijn in dergelijke omstandigheden gebruikelijk dutje. Na een
uur komt ze met sinas en krijg ik drie flinke punten cake. Daarna weer een dutje.
Vervolgens arriveert Margaret met een "Father" van Mzee! Een dunne lange boom
van een bejaarde. Verlegen. Er is ook een sjieke meneer bij, die van de Charismatische
Episcopale me-zus-en-me-zo Church blijkt te zijn, een afsplitsing der kerk waar ook de
Kathedraal van Bugembe bij hoort, de Anglicanen. Men heeft bruggehoofden in de Verenigde
Staten en Kampala, is doende in West Uganda uit te breiden. De rebellen van Bugembe hadden
hen de gemeente Bugembe aangeboden, hetgeen zij na enig overleg hebben aanvaard. De sjieke
meneer blijkt afgestudeerd veterinair, maar de mensen hebben geen geld om hem te betalen,
dus dat vee gaat gewoon dood en hij is naar een ander baantje gaan omzien. Wel studeert
hij nu verder: business administration. Hij blijkt geïnteresseerd in cultuurverschillen,
beaamt mijn tijdverhaal en geeft er ook mooie voorbeelden bij. Over het vanzelfsprekend
aannemen van gezamenlijkheid en de verontwaardiging die ontstaat als die er niet blijkt te
zijn geeft hij het volgende voorbeeld: een werknemer van de Italiaanse ambassade in
Kampala krijgt geen geld om zijn gestorven kind naar het dorp van zijn clan te brengen en
daar te begraven. Diep gewond door deze als verraad ervaren weigering deponeert hij het
lijkje op de stoep van de ambassade.
Ook de bevreemding van blanken als Afrikanen zeggen "Ja
dat zal ik doen" en er vervolgens niets gebeurt is de ex-veterinair bekend.
Westerlingen kijken niet naar het gezicht van sprekende mensen, ze te veel geconcentreerd
op inhoud van gesproken en geschreven woord, niet gevoelig genoeg voor wat de mens verder
nog uitstraalt. Deze westerse primitiviteit is het resultaat van een ontwikkelingsrem die
westerlingen op hun kinderen zetten: de onderwerpende deprivatiestrategie van de ex-Mesopotamische opvoeding blijft zelfs bij
postchristenen in afgezwakte vorm tot een geestelijke onderontwikkeling leiden: de nobheid.
FatherMzee, de dunne gerimpelde boom, was bij eerste "Charismatische Episcopale"
dienst komen bijwonen, van ver, 15 mijl oost, hetgeen gezien het uit zijn leeftijd
voortvloeiend gebrek aan reislust slechts kan betekenen dat hier zich een dorp, clan of
zoiets aanbiedt aan deze Charismatische Episcopale me-zus-en-me-zo Church. Ik ben oog en
oorgetuige van een echt schisma. Wie maakt zoiets nou nou in levende lijve mee! Trots laat
Margaret mij de folder en het glimmende periodiek van de afsplitsing zien, alsof ze een
nieuwe auto heeft besteld. De Kathedraal van Bugembe laat men nu verder instorten, hetgeen
ook nakende lijkt, en er komt iets bescheideners, uit de wind, in de richting van de oever
van het Victoriameer.
Na het maal vertrekken de heren gezwind en Margaret en ik vertrekken naar Davies die bij
een oom in Jinja logeert. Op de motor, want als mijn moeder durft, durft Margaret ook, had
ze besloten. Op fietssnelheid door Bugembe paraderend komt Stsjoertsjie Man Peter Mudde
The Watchmaker uit een kroeg geduikeld. My friend! My brother! Margaret kent hij
"she's my sister". Jazeker, zegt Margaret. Ze kent hem goed. Als ik wat meer
reserves over Mudde uit, zonder overigens te vertellen dat dit de man is waarvan Margaret
zelf een jaartje geleden zei dat ik er voor moest oppassen omdat hij in een notoire
penozebuurt woont, blijkt het in te houden dat ze haar horloge er wel eens heeft laten
repareren. Met Margaret kun je ook alle kanten op.
Stsjoertsjie Man wil mij graag zien, want hij heeft iets met mij te bespreken, hij had me
al willen schrijven. Ik beloof reeds vanavond hier naar hem te zoeken en anders snel bij
zijn horlogetafeltje aan de markt te komen. In werkelijkheid blijf ik in die straten van
alle kanten letterlijk op tweehonderdvijftig meter afstand en dat zal ook zeker zo
blijven. Net als mijn moeder regelt Margaret de rijsnelheid: een beetje zachter, hier kun
je wel wat harder, etc. Geen problemen.
Oom is niet thuis. Uit op kerstdag. Bij het gemeentehuis? Daar is niks te doen. Bij de
Fatimakerk drommen mensen. Er is een toneelstuk maar het onderwerp past niet bij het
zoekprofiel. Naar de Source of the Nile. Ook daar ziet het zwart. Iedereen in lange jurken
van zijdeachtige stof, zuurtjeskleur, met kant en glitter, de peutertjes ook. Die hebben
er nog hoedjes bij op die mammie even vasthoudt als er radslagen moeten worden gemaakt. Ze
zitten op palmmatten op het gras onder de bomen en drinken soda's uit meegebrachte
kratten. Wij kopen een kaartje voor Margaret, die als Ugandese slechts 30 cent betaalt.
Zij daalt af en ik pas op de motor.
Dutje.
Dan komt ze boven. Met Davies. Rennen rennen, Berrelt Berrelt. We gaan bij oom zitten.
Davies friemelt aan mijn geliefde witte beenhaartjes. Negers hebben geen witte benen en al
helemaal geen zachte haartjes erop.
Margaret wil Davies eigenlijk terug. Zij heeft expres zijn kerstcadeautjes niet
meegenomen. Ik ga vóór jou weg, zegt ze, anders krijgen we drama's, dan wil hij mee. Hij
hield zich in voor oom. Hij moest eigenlijk huilen, zegt Margaret na het afscheid. Waarom
ze hem dan niet gewoon meeneemt, vraag ik.
Dat kan niet.
Waarom niet?
Dat kun je niet zomaar doen.
Maar jij wil het en Davies wil het zelf.
Nee, zegt Margaret nu, Davies wil bij zijn neefjes blijven. En hij ging voor holiday, hij
kan niet zomaar weg.
Zo zoek ik nog wat door naar een uitgang maar kom met Margaret telkens op dezelfde plek
uit. Dan maar eens in stilte in mijn eigen gedachten verder. Is oom als man nu in een
soort ouderlijke macht geraakt? Of kun je een kind niet eerder dan gepland mee terugnemen
omdat dat kwetsend is? Of wil Davies echt niet terug maar wil zij dat ik denk van wel?
Vragen van is het zus of is het zo hebben geen zin. Dan zegt ze ja op de eerste, en ook op
te tweede en de derde En als ik nog een vierde verzin zegt ze daarop ook ja.
Jinja Parish House, zondag 26 december 1999
Ik ben kort geleden met mijn Havana sigaren gestopt, ze werden toch verslavend en de
dosis liep op. Ik heb één Havana sigaar bij me, mijn millenniumsigaar. Nu Kees het
millennium geopend heeft verklaard en ik al twee keer deficiënt ben geweest bij zijn
missen, leek het stoken van dit genotmiddel ten overstaan van hem wel het minste wat ik
terug kon doen. Maar hij blijkt niet bijster te smaken als je geen routine hebt. Is het
per ongeluk zowaar echt een goede daad geworden.
Vandaag, zondag, kom ik absoluut niet onder de mis uit, maar laat ik nu om tien uur met
Zoni afgesproken hebben! Nu val ik dan toch definitief door de mand vrees ik. Dat wordt
wachten tot de mis begint en mij dan zonder motor van het pand verwijderen. Helaas staat
vaak de deur open die de priester uitzicht biedt op mijn vluchtroute. Ik rijd er zonder
gas langs, waarna mijn motor afslaat. De straat gaat naar beneden, dus daar start ik na
een stukje geruisloos dalen op de motor. Ik hoor God grinniken.
Eigenlijk wil ik nu snel mijn verhalen over taal en over
macht schrijven. "Afrika afronden". Maar dat gaat me slecht af. Het is weer het
oude liedje: verhalen moet je laten groeien. Als een plantje. Water geven en rustig laten.
Niet ongeduldig aan het steeltje trekken. Ik moet weer loslaten. Relax God Is In Control.
Het komt vanzelf. En als het vanzelf niet komt, dan komt het niet. Zo is het leven. Dat
wist ik al vóór ik in Afrika kwam, maar hier is het besef waarlijk als een kracht in mij
gevaren en het stuurt mijn handelen. Tot ik weer door bepaalde gevoelens van onlust mijn
oude fout ga maken: iets "af" willen hebben. Eigenlijk niet bezig willen
zijn maar klaar willen zijn. Oftewel: werken. Als je het gevoel hebt dat je
"werkt" betekent dat dat je op het verkeerde spoor zit. De dingen moeten vanzelf
gaan. Je moet de stroom voelen en er in mee gaan. Wie dat doet gebruikt zichzelf zoals,
.alsof je je parapente als poetsdoek gebruikt. Als je de dingen niet laat gebeuren
en hun eigen gang laat gaan dan maak je van het leven een reis naar de dood en verder
niets. Als je de leiding over jezelf neemt, zoals je dat leert in een westerse opvoeding,
dan blokkeer je je interfaces voor de krachten die op je afkomen. Je wordt nob. Terwijl je het juist van die krachten moet hebben.
Jinja Parish House, maandag 27 december 1999
Het regent. Het is dus niet heet, maar ik kan ook nergens heen. Een mooie dag om alles
wat ik over taal heb eens op een rijtje te zetten. En Faith bellen.
Maar dat gaat niet. CelTel vindt dat ik al voor bijna achttien euro heb gebeld. Het
resterende tientje vindt hun computer niet eens genoeg voor een telefoontje naar Kamuli.
Ik vermoed dat CelTel door enige concurrent MtN is uitgenodigd voor het diner. Eigenlijk
logisch ook: MtN was de nieuwkomer. Breekt eerst de prijzen en verovert met een smalle
winstmarge het grootste deel van de klanten van CelTel. En dan: dineren! Tot een derde
netwerk een ravage op de markt komt aanrichten natuurlijk. Het lijkt wel Nederland. Alleen
hier zie je het nog wat makkelijker.
Ook een mooie dag voor het interessante nieuws uit oude
kranten. De grote dam die gepland wordt bij de Budhagali watervallen is onder stevige
discussie, ecologisch, financieel, en
spiritueel. Budhagali is immers een geest, de
King of Spirits of the World, nog wel en die geest is in de diviner gevaren, die daarom
ook Budhagali genoemd wordt. Niemand verbaast het dat zo'n grote geest 250 Megawatt zou
kunnen leveren, maar wil hij dat ook?
De krant heeft nieuws:
Budhagali spirit okays AES
[plaatje: budhagali
okays.jpg]
Een krant van een paar dagen later heeft nog meer nieuws:
Dread-locked Mzee Nabamba Budhagali, the caretaker of Budhagali
falls has acquired a mobile phone to 'link' the sprits and the world
[plaatje: budhagali
mobile.jpg]
Jinja Parish House, dinsdag 28 december 1999
Het is droge tijd, maar het heeft vanmorgen alweer flink
geregend. Er staat een harde koude wind die mij doet rillen in mijn overhemd. Bij de
Sailing Club is het lage wal en het klotst flink. Ik lijk even op een van mijn guur-weer
jeugdvakanties te zijn in Friesland, behalve dat het stikt van de marabus aan de
waterkant: oude roodverbrande kale mannetjes ter grootte van een kind van twaalf zweven
van de landkant af geconcentreerd bijsturend in de turbulentie met wild slingerende
keelzakken naar hun beoogde touch down plek aan de oever. Staan ze eenmaal op de grond dan
houden ze zich in de harde wind wankelend fladderend moeizaam overeind en schrijden dan
naar de waterkant waar de golven kennelijk zeer begeerde hapjes brengen want het is er
druk. Het is letterlijk vechten om een plaatsje. Sommigen hebben al gegeten en gaan wat
vliegen in de dynamische stijgwind bij de oever. Het is al net als bij de parapentisten:
geoefende marabus zweven ondanks het ontbreken van thermiek hoog en draaien moeiteloos hun
achtjes. De jonkies (korte keelzakjes) lijken meer op mij: komen steeds te laag en moeten
dan weer klapwieken om te herstellen. Alleen kan ik niet klapwieken dus rest mij niets dan
landen, parapente opvouwen en weer naar boven klimmen.
Wacht maar tot ik ook zo'n keelzak heb. Hoef ik ook nooit meer te werken.
De kleintjes maken dezelfde fout als ik in het begin: die zien iets en daar willen ze dan
meteen heen. Maar zo gaat dat niet in de zweefvliegerij. In de begeerde richting is geen
stijgwind. Je moet dus eerst ergens de lift van de stijgwind in tot je genoeg hoogte hebt.
Bij het soort wind van vandaag gaat de lift niet vertikaal omhoog maar schuin omhoog
landinwaarts. Die grote marabus weten dat precies. Die slaan ook nooit met hun vleugels.
Nooit. Dan moet je niet vergeten zijn waar je oorspronkelijk heen wou vanzelf. Op het oog,
met kennis van de verticale en horizontale luchtbeweging tussen jou en je target, kies je
een moment waarop je het zou halen als je er heen zou gaan. Marabus houden een ruime marge
aan, zie ik. Maar ik heb ze nog niet gezien met honger en een vreselijk lekker hapje in de
verte.
Kees Groenewoud, missionaris-priester-opperhopman van het Rubaga Students Centre
waar ik mijn kamertje heb, slaapt de laatste tijd slecht. Zijn slaapkamer ligt
strategisch: met uitzicht op de binnenplaats, keuken met daarachter en het verblijf van
Bonnie, zodat bij onraad van twee kanten ge...? (schoten zou me niet verbazen) kan worden.
Ook op de studenten is zo goed zicht.
Het leven op het bewaakte terrein eindigt s avonds laat en begint 's morgens al weer
vroeg. Dus Kees is vaak niet zo uitgeslapen tegenwoordig en sowieso is de pit er ietsje
uit. Hij verlangt naar een eigen huisje op de heuvel, zoals Piet heeft en wat minder
bindende bezigheden: bundeling van het jeugdwerk in de stad. Binnenkort komt de opvolger,
Joseph. Joseph is Ugandees, jong energiek en niet "anti white", flapte Kees er
een paar dagen geleden uit. Dus daar heb je er nogal wat van? vraag ik, pogend mijn
verbazing te beperken. Nu valt het plots toch weer erg mee. Je hebt er die anti white zijn
omdat ze zelf willen schitteren, touwtjes in handen krijgen en een ander geen succes
gunnen. En je hebt er die anti white zijn omdat ze helemaal niks willen en in dat niets
willen door whites worden dwarsgezeten. Ik vraag niet door want Kees is momenteel even
helemaal Noord-Hollander met twee Noord-Hollandse stellen op bezoek voor de kerst. Dat is
's avond is het klaverjassen.
Joseph, de komende man, hoor ik, was zo jofel geweest voorlopig met één kamer genoegen
te nemen. Ik begin mij wat oncomfortabel te voelen nu ik hem voorlopig een kamer lijk te
kosten.
Jinja Parish House, woensdag 29 december 1999
Zojuist in de schemer teruggereden uit Kamuli. Elke minuut licht is kostbaar, want in
het donker rij je veertig. Maximumsnelheid. Was ik even vergeten dat dat toch heuvelop 100
en heuvelaf 120 is. Op mijn keel en armen voortdurend speldeprikjes van snevende mugjes,
soms een wat doffere knal van iets groters. Een toom biggetjes loopt links, dus aan de
kant waar je hier hoort te rijden. Gelukkig is er geen verkeer dus ga ik rechts rijden om
op veilige afstand te passeren. Het voorste biggetje krijgt mij in de gaten en beschouwt
een vlucht dwars over de weg vóór mij langs als het meest voor de hand liggend. Hij weet
niet wat 120 km per uur is en haalt met zijn spurtje op een biglengte na mijn voorwiel
niet. Hij had nog onder mijn achterwiel kunnen gaan liggen maar met een luide gil bokt hij
en keert terug naar zijn familie. Dus niet alleen voor koeien en geiten remmen, houd ik
mij voor als mijn hart weer normaal klopt.
De zon daalt naar de kim, en het zicht op weg wordt nu snel slechter want de mensen gaan
koken. Op open houtvuur. De rook op de weg wordt steeds dichter. Overal komt rook onder de
rieten daken van de keukenhutjes uit. Ik ben voorbij driekwart van mijn tocht als het
duister als de gebruikelijke baksteen valt. Mensen, kippen, geiten, koeien, biggen, potholes en een flink deel van het gemotoriseerd verkeer
is onverlicht. Heeft een auto de luxe van licht dan is het groot licht, de trots van de
eigenaar en het gaat echt niet uit voor een tegenligger. En uit de rook moet worden
opgemaakt dat ook het eten nog nergens gaar is.
Uganda is vol: ik zoek onrustig een plek om te poepen maar
overal ben je dicht genoeg bij hutjes om de kinderen joelend op je af te krijgen rennen.
Dit heeft het karakter van een wilde vlucht uit Kamuli en thuisgekomen ben ik eerst niet
in de stemming geweest er wat van op te schrijven. Nu gaat het wel weer.
Vanmorgen: Als ik aankom in
Kamuli zit het dak van Faiths nieuwe huis er op, verder geen ontwikkelingen. Ik maak van
de coördinaten van de plek een waypoint op de GPS die ik inmiddels bezit vanwege het
zweefzeilen. Eerst vangt hij geen enkele satelliet want je blijkt hem toch eerst op zijn
kaart te moeten voorprikken waar hij ongeveer zit vóór hij begrijpt hoe hij op die plek
naar satellieten moet zoeken. Kennelijk heeft hij aan zoiets als "Europa"
voldoende, want daar hoefde ik hem nergens op weg te helpen. Hier is een prikje midden op
het Afrikaanse continent in ieder geval de klepel die hij moet horen om de klok te vinden.
Geen Faith, die was thuis op de Technische School. Welcome, klonk het mat en van afstand.
Er werd ook weinig met de mondhoeken gedaan.
Hoe het ging: merendeels goed, was haar antwoord, dus er moest iets ergs gebeurd zijn.
Voorlopig liet ze niets los. Of ik father Waldemar wilde begroeten, wordt mij tot mijn
opperste verbazing gevraagd.
Ik? Nee. Die man heeft mij zo lang niet gezien, die herkent mij niet eens. Hoe is het met
je oogst?
Ziekte in de cassaves.
Voorlopig even niet doorvragen, besluit ik. Shaim en Japhet had ze niet meegekregen uit
Butansi, want ze vonden het daar te gezellig, of ik er heen wou.
Ik wel.
Tijdens haar voorbereiding voor vertrek werd ik aan het jackfruit-sap met banaantjes gezet
in haar zithokje. Een zwart-wit TV stond in een wandmeubeltje achter een glazen deurtje
met slot te sneeuwen, het linoleum was vernieuwd.
Faith verschijnt in spijkerbroek, dito jasje, met een baseball pet van Ericsson Mobile
Phones. Daaronderuit links en rechts lange haarplukken als wat Piet altijd noemt de
"fluffies" aan de entongoole (een Kisoga harpje). Een geheel nieuwe
verschijning. Er wordt niet gelachen. De stemming is hier duidelijk, voor zover onder
tropische omstandigheden mogelijk, ver onder nul.
De motor op, de paden in.
Wie heeft de kinderen naar Butansi gebracht?
Me zus.
Ik besluit tot een strikvraag. Wanneer ben je er zelf voor het laatst geweest?
Een maand geleden.
Wie doet daar je gewasssen?
Ik doe daar niets meer. Ik leg het je later wel uit.
We kopen vlees en brood voor de familie en delen die even later onder grote vreugde uit.
Oma moet heel wat aan Faith kwijt. Ik krijg voortdurend vruchten aangeboden, waarvan
sommige mij geheel onbekend zijn, zoals uit een hoge boom een soort peul met steenharde
glimmende kastanjebruine pitten waar je het lichtbruine melige vruchtvlees vanaf moet
sabbelen. Verder zit ik er voor Piet Snot bij, gelukkig zijn de kinderen en ik heel
interessant voor elkaar. Er komt matoke met bonen los. Ik kom op zijn Ugandees aan de ene
kant van de keukendeur terecht en de vrouwen aan de andere kant. Als het op is zegt Faith
dat we kunnen gaan. Shaim wil mee en zet het op een gillen. Een zoon van zo'n vijftien
begrijpt precies wat er aan de hand is, grijpt Shaim resoluut en voert hem gillend af. Ik
trap de motor aan, trap hem in de één en geef gas. Ik heb met Shaim te doen en ik erger
me. Net als bij Margaret: "het kind wil", maar op het eind blijkt het kind niet
te willen doch moet wel blijven (zij het hier omdat het van Faith moet. Bij Margaret sluit
ik die mogelijkheid uit, die wil Davies echt terug).
Wat gaan we nu doen?
Nou, jij wou nog naar mijn land, mij mag je in de stad afzetten.
Tsja, zo komt ze niet van me af. Of
? Als ik haar gewoon eens
afzet en naar huis rijd? Ben ik toch mooi overal vanaf? Dat geld hoef ik toch niet terug
en zoals het vandaag gaat
dit hoef ik zo al helemaal niet aan mijn fiets hebben
hangen. Ik besluit eerst om direct naar de "stad" (meer een gat eigenlijk, dat
Kamuli) te rijden en haar in een café de duimschroeven aan te draaien. Bij de weg
aangekomen lijkt mij ineens een recreatieve wandeling langs de muren en het dak van het
huis in spe over het land dat helaas schriftelijk en ten overstaan van de
dorpsautoriteiten (de Local Committee 1) niet legaal genoeg gekocht is om het van de
dorpsautoriteiten (diezelfde LC1) in gebruik te mogen nemen de ambiance bij uitstek om het
onderwerp gewicht te geven.
Ik steek over en wij stijgen af onder de
prachtige boom die haar voortuin in spe siert.
En ja, daar gaattie. De familie die vond dat hun dochter het recht niet had gehad de grond
aan Faith te verkopen is niet, zoals Faith verwachtte met de prijs omlaag gegaan, maar,
toen er ook nog een glimmend nieuw golfplaten dak op het huis van Faith was verschenen,
omhoog van 200 naara 350 euro. Het werk op de geleende grond bij Butansi had 13 zakken
maïs van 90 à 100 kg opgeleverd, groothandelswaarde 250 USH (18 cent) per kilo en 6
zakken bonen van 100 kg, groothandelswaarde 800 USH (54 cent), dat is samen een dikke 450
euro. De zoon van de familie van dat land, die haar zo goed had geholpen, die altijd te
vertrouwen was geweest met geld voor loonarbeiders en andere zaken waar Faith niet zelf
bij kon zijn, had de dag voor ze de zakken zou komen ophalen een auto laten voorrijden en
tegen zijn familie gezegd dat hij het vast naar Faith zou brengen. Dat was het laatste dat
zijn familie van hem gezien heeft. Hij is later nog in een dorp tussen Kamuli en Jinja
gesignaleerd, Faith er heen, hij bleek daar toen een weekje geweest en weer verdwenen met
onbekende bestemming. Met de waarde van bijvoorbeeld bijna een heel huis en de hele lening
die ik Faith heb verstrekt. Een Local Committee die haar laat betalen voor het maken van
een contract en het later zelf als ongeldig beoordeelt, de verkopende familie geheel vrij
latende hoe verder te handelen, een familie die ziet dat ze klem zit want het huis staat
er al bijna en de eisen opschroeft en dan nog even een Ugandese man, die, zo Ugandees en
zo man als maar kan, zijn kans schoon ziet en daarvoor zelfs bereid is afscheid van zijn
familie te nemen.
Mensen geef niets! Geen cent voor Afrika! Het komt binnen de kortste keren bij de grootste
klootzakken terecht. Mensen bovendien die er niets anders mee doen dan er spullen voor
kopen die bij ons worden gemaakt en die dan weer kapot laten gaan. Koop zelf iets leuks
van dat geld, geef NIET, geef NIET, geef NIET. Afrika heeft ons niet nodig, Afrika heeft
maar één vijand en dat is Afrika. Geven maakt het alleen maar erger in Afrika. Leren ze
helemaal niet dat ze het zelf moeten doen. Leen ze ook niets! Schulden kwijtschelden: NIET
DOEN. Ze kunnen het prima zelf. Beter dan wij. Slim zijn er ook genoeg. Afrika, als je
daar niet zonder enige hulp steenrijk wordt je het nergens. Er zijn mensen zat daar die
het zelf zouden kunnen, gewoon door hun verstand te gebruiken en keihard te werken. Mensen
die welvaart kunnen creëren door landbouwoverschot te produceren en daar weer dingen van
te gaan kopen die anderen aan het werk zetten. Wat heeft Faith niet al een mensen rond
Kamuli aan kleine betaalde klusjes geholpen het afgelopen jaar! Graven, beton storten, een
boom kappen, balken zagen, een dak timmeren, ontginnen. Daar begon het weer eens heel
eventjes, in Kamuli. Dat wordt dus genadeloos afgestraft. Niet door domheid, maar door
gewetenloze slimheid. Alles is er, in Afrika: intelligentie, spierkracht en een
overvloedige natuur. Het is daar allemaal zelfs veel makkelijker dan bij ons. Wij hoeven
echt geen medelijden met ze te hebben.
Ik hou haar even vast na haar droef verhaal maar dat hoeft ze niet. Wel zegt ze dat ze na
de roof, eind november, eerst een tijd niemand heeft willen zien. Nu is ze in de war zegt
ze. Ze weet het niet meer. Ik vertel haar nu, mosterd na de maaltijd, dat ze mijn
oorspronkelijke schema had moeten volgen: een schuur voor gereedschap en dan eerst het
land bebouwen en pas met dat geld een huis gaan bouwen. Ja, dat ziet ze nu ook wel.
Wat ben ik er toch al ongelooflijk vaak in mijn leven niet in geslaagd op een cruciaal
moment mensen te overtuigen. Hoe doen anderen dat? Geven waarschijnlijk gewoon bevelen. Nu
is de keus, zeg ik, ander land te kopen en dit huis in aanbouw te verkopen, of toch fors
bijbetalen voor het betwiste land hier. Tussen die twee afgewogen is 200 euro nog geen
slechte prijs. Ze wil alleen later meer land, want het is niet genoeg. Nou ja, 200 euro is
grof gezegd een kwart jaaromzet, reken ik uit. Ik loop eens onder de boom uit om mijn GPS
vrij zicht op zijn satellieten te geven. N 00o55`15.6 E 33o06`46.5.
Ja, dit is een hobby die ik niet weg moet doen, denk ik. Zo'n meisje tegen de verdrukking
in een valse voorsprong tegen de overmacht van boeven, schorem en uitschot te geven door
haar stiekem te spekken. Wat kost het mij nou. Ndi Musoga! Nu gaan we ook geld gebruiken
om terug te zieken: ik wil nu eerst wel eens horen wat volgens Ugandese advocaten nog uit
haar oude koopcontract te peuren is. Want nu hebben ze me vals. Ik besteed net zo
gemakkelijk duizend euro om die egoïstische klootzakken die 200 euro door de neus te
boren. En en passant begeef ik mij aldus, zo komt het mij toch werkelijk voor, op deze
wijze rechtstreeks in het wezen van het Afrikaanse denken, de reden dat hier niets van de
grond komt. Want dit zootje boeven, schorem en uitschot zit niet in een achterbuurt, dit
zijn de mannen die de lokale regeringscommissies vullen, de mannen van ons kent ons, de
mannen in wiens zak iets moet vallen als je in Kamuli iets wilt, de mannen die er voor
zorgen dat het nooit iets zal worden in Kamuli. En vergeet niet, die advocaat, waar ik nu
naar toe ga, die hoort er ook bij, want dat tuig wordt niets liever dan advocaat. En een
beloning op het hoofd van die dief. Het geld is toch weg. Het hoofd wil ik. Het schorem
komt het me voor vijfenveertig piek brengen. In een zwarte plastic boodschappentas. De
rest aan de krokodillen.
Hoe heet de dief? vraag ik.
Charles Taliawandha.
Ik laat haar de naam precies voor me opschrijven.
Jinja Parish House, donderdag 30 december 1999
Als ik wakker word blijkt mijn hoofd bezig met een aantal eigenaardigheden bij aankomst
bij Faith: dat de conciërge eerst ging kijken of ze er was en mij ondanks mijn aanbod
zelf wel even te kijken bij het hek liet staan. Dat hij terugkwam en zei "you are
welcome". Dat Faith daar vervolgens terwijl ik haar compound op reed de was ophing.
Die conciërge weet natuurlijk dat ze er is. Die meent dat Faith beter niet door mij
verrast kan worden. En Faith is normaal al lang opgehouden met was ophangen als ze zojuist
van de conciërge heeft gehoord dat ik er aan kom. Is ze er, integendeel, net aan
begonnen, als speciaal voor mij bedachte pose? Kan allemaal wel, kan allemaal niet. Aan
het eind van de dag drinkt ze de gebruikelijke soda in het café liever niet buiten op het
terras maar binnen. Het gaat er op lijken dat ik anderen nodig zal hebben om in Kamuli wat
cross checks te doen. Patrick Kaluba, assistent van Piet Korse op het Cultural Research
Centre Jinja, heb ik daar zien rijden. Die zullen we eens wat vragen.
Is het eigenlijk wel zo interessant precies te weten wie er hoe en op welk punt in Kamuli
in de boot genomen wordt door wie? Ken ik het liedje niet langzamerhand? Als ik
gewetenloze domkoppen wil leren aftroeven die ietsje slimmer proberen te zijn dan andere
gewetenloze domkoppen kan ik beter in Nederland oefenen. Daar heb je er ook zat en verdien
je er meer mee. Enfin, het kost hier ook minder. Voor een paar tientjes is Kaluba mijn
privé detective, al zal hij het, mocht hij ontdekken dat aan de andere kant ook geld zit,
niet laten ook daar wat informatie te verkopen. Een kopie van die onvoldoende legale
LC1-grondacte wil ik vandaag nog hebben, maar ook in Kamuli wordt het tijd voor afronding.
Wij weten genoeg om te weten dat wij hier geen missie hebben.
Enfin, naar Kamuli. Tandenpoetsen, kleren wassen en kamer vegen doen we wel als dit
vanavond hopelijk op een duidelijk punt is vastgeprikt.
Jinja Parish House, donderdag 30 december 1999, avond.
Ik ben weer terug uit Kamuli in Jinja. Ik heb het koud van het motorrijden. Ik zie niet hoe ik nu iets opgeschreven krijg. Ik heb geen toegang tot mijn eigen hoofd.
Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999
Als ik wakker word is het nog niet veel beter. De meeste mensen verzwakken als ze een
depressie krijgen. Ze vinden alles best en hebben nergens meer een mening over. Ze doen
alles wat een ander ze zegt. Zo niet Faith. Haar kracht blijft en heeft een krachtig
negatief effect op mij dat voorlopig nog niet is uitgewerkt. Ik liep er bij haar gisteren
weer als Piet Snot bij, ze wil nergens over praten, als ze een vraag beantwoordt is het
kort, op een toon van denk-maar-niet-dat-jij-er-nog-iets-aan-kunt-doen en doet me zelfs
twijfelen of ze het niet verdraait om verdere vragen af te sluiten. Eerst bijvoorbeeld had
ze de ouders van de dief onder druk gezet en naar de politie gesleept -dat héb ik al
gedaan Bert-, maar even later waren het goede en onkreukbare mensen die haar met gebruik
van eigen geld zouden hebben geholpen bij pogingen de dief op te sporen -daar is verder
niets te doen Bert-. Faith heeft in depressie de kracht om mijn hoofd voor mijzelf af te
sluiten. Ik kom er niet doorheen, bij haar niet, bij mezelf niet. Zelfs nu ik thuis voor
dit dagboek probeer te reconstrueren hoe en wat er gezegd en gebeurd is gisteren, kom ik
in mijn hoofd voor een deur te staan zo dik als de deur die Faith voor haar huis had
gepland, nog niet door twintig geweerkolven in te beuken. Achter die deur moet ik zijn,
maar ik kom er niet in.
Het beste dat ik kan doen is opschrijven wat ik mij wél herinner.
Ik begin maar gewoon: ik ben te laat bij het afgesproken café. Ze is er nog. Binnen,
weer. Ik vertel dat we het grondcontract nodig hebben.
We moeten eerst naar Frida vindt ze. Bij de afslag van de asfaltweg kopen we 3 kg vlees
voor vier euro. Frida is thuis. Met een stuk of drie dochters en dito zonen. De oudste
dochter Agnes heeft net haar Masters Degree Public Administration gedaan. Allemaal
van het land van haar moeder betaald. Wil nu op een kantoor werken. Weer iemand verloren
voor Uganda. Ik kom in de zitkamer terecht met Frida en Faith gaat met Agnes op de
binnenplaats zitten. Zo zal het blijven tot we weer weggaan. Op een gegeven moment denk ik
dat het moment gekomen is om weer eens te gaan, hetgeen ik voorzichtig aan Faith ga
vragen. Het gesprek tussen Faith en Agnes lijkt geanimeerd te verlopen. Ik voel me daar
niet welkom. Dat lijkt op gisteren in Butansi, waar je ook geen diepe gaten in haar ogen
ziet als ik niet in de buurt ben. Ik hoor bij het verkeerde verhaal in haar leven. Het
verhaal waarvoor ze zich afsluit. We kunnen trouwens niet weg, wijst ze naar de keuken.
Die rookt onder het dak uit en door de ramen: er is een lunch in aantocht.
Ik druip weer af naar Frida.
O, ja, eerder al, op de heenweg naar Frida vraag ik Faith of ze Frida van de diefstal
verteld heeft.
Dat weet Faith niet meer! Zegt ze. Misschien bedoelt ze wel: hou je kop en bemoei je er
niet mee.
Toch ga ik door: Frida weet veel, zeg ik, we kunnen het er misschien wel eens met haar
over hebben, ze is een hele goede adviseur.
Faith beaamt het knorrig.
Even tussendoor, lezer! Merk je wel dat ik het er uit krijg? Gewoon beginnen, toch altijd
een goede raad. Ben ik toch al schrijvend zowaar mijn eigen placebo geworden! Het komt er
uit, niet in de goede tijdvolgorde, maar dat maakt niet uit.
Als ik met Frida alleen ben blijkt haar ziekte, waarover ik me
zorgen maakte omdat Faith er de vorige keer nogal somber over deed, erg mee is gevallen:
anderhalve week malaria. Nou, dan ben je wel even ver weg en nog wat weekjes moe, maar
daarna ben je weer de oude. Dat was wel net in de tijd geweest dat je de maïs goed moet
wieden. Die was dus flink mislukt, schade circa veertig euro. Te weten voor één kind
schoolgeld. Had ze haar varkentjes voor moeten verkopen. Nu had ze geen geld voor vier
nieuwe biggetjes à zeven euro, waarmee ze weer wat extra zou kunnen verdienen. Vlak voor
kerst, in de dure tijd was wel, zie ik, een kuttig wereldontvangertje gekocht voor twintig
euro, wat in de normale tijd dertig was geweest, dus dat had toch al weer een biggetje
opgeleverd, denk ik dan en zonder radio nog twee en die vierde was dan toch ook nog wel
ergens vandaan gekomen. Prioriteiten. Toch branden die honderden euro's mij flink, daar
onder mijn broekband.
Nee Bert, vermaan ik mijzelf in stilte, dit is een biotoop waar
je alleen ingrijpt als er echt iets omvalt. Het levenswerk van Frida: alle zes kinderen op
school, alle schoolgeld betaald, elke dag goed eten en nabibberend van de malaria weer
gauw naar de mais, verliest haar betekenis in het licht van mijn geldtasje. Dus dat hoort
hier niet en blijft daar tot er honger is of geen geld voor onmisbare medicijnen.
Gisteren vroeg ik mij dat ook al af: drie kilo vlees, daar doen ze een week mee. Hoe
blijft dat goed? Het vlees blijkt elke ochtend even te worden verhit, in jus of op de
houtskool.
Heeft Faith je verteld dat ze bestolen is?
Nee, zegt Frida.
Nou, ze is bestolen.
De laatste week?
Het lijkt erop dat ze Faith onlangs heeft gesproken zonder dat het onderwerp is
aangesneden.
Nee, eind november. Meer vertel ik niet, zeg ik, want ik vind dat je niet andermans
verhalen moet vertellen. Iedereen vertelt zijn eigen verhalen, zo hoort dat.
Daar is Frida het gloeiend me eens. Roddel en achterklap, het ergste wat er is.
Had je medicijnen voor de malaria, vraag ik.
Ja, ze had pillen, geen chloroquine, want daar had ze last van haar ogen door gekregen,
dat is nooit meer weggegaan, trouwens waar is ze bestolen?
In Butansi .
Ze moet het zelf maar vertellen.
Frida loopt de kamer uit.
Als ze een tijd later weer terugkomt heeft ze bijna niets méér los gekregen dan ik al
had verteld. Ik besluit nu de rest te vertellen. Ook dat ze zich zo afgesloten heeft. Dat
had ik niet hoeven doen want Frida heeft haar ogen ook niet in haar zak.
Ze is er heel slecht aan toe, zegt Frida, ze wil huilen. Maar ze kan het niet.
Je moet proberen zo veel mogelijk met haar te praten, zeg ik.
Dat zal Frida doen. Maar daar op de Polytechnic, zegt ze, is de leiding bot. Als je daar
komt begint father Waldemar Faith op ruwe wijze vol te stoppen met opdrachten. De laatste
keer dat ze Faith melk kwam brengen had Frida niets anders kunnen doen dan naar de keuken
van Faith gaan en daar de melk in de ketel te gieten. Ze had Faith niet eens te zien
gekregen. Dat is een hele botte man, zegt Frida nog eens na een korte stilte, kijkend naar
haar handen die een kleedje aan het haken zijn.[plaatje: frida haakt.jpg]
Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 12:00 uur.
Ik zou vandaag naar de tovenaar, maar ik ga niet.
Ik doe even rustig aan, want het verhaal van Faith dat ik nu opschrijf heeft nog allerlei
kanten die goed uitgelegd moeten worden, voor de lezer en niet te vergeten voor mijzelf.
Eerst moet ik weer wat moed verzamelen. Tenslotte, meldt de New Vision, heeft het
parlement ook gistermiddag besloten dat vandaag een vrije dag is. Net op tijd om het in de
krant te krijgen. De beslissing had niet eerder genomen kunnen worden wegens afwezigheid
van een der verantwoordelijke ministers, jawel, meervoud. Ja, dat moest ook haast wel,
één Ministerie voor Vrije Tijd is in een land als dit verregaand onvoldoende. Ik ga naar
de Small Bakery want daar heb ik nog een koffie met
chocoladecake tegoed wegens in de ogen van Miss Small overbetaling van sunblock. Kan ik
meteen daar aan de overkant mijn fruit bijvullen, die werken daar ook. Want àls je dan
een zaak hebt ben je in Uganda ook altijd open.
Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 14:00
Bij de Small Bakery staat het
"dochtertje" des huizes, pikzwarte Annie van vijf, met twee knoetjes voorzien
van gele olifantjes met paarse oren, symbolisch mee te vegen op een sloopauto die iemand
aan het wassen is. Kennelijk rijdt hij nog. Annie kijkt mij aan en
loopt mee naar
binnen. Ben ik me daar ineens weer interessant! Volgens de Small mevrouw en het Small
meisje was er een rekenfout gemaakt de vorige keer. Iets met twee piek of zo. Ik kon het
niet volgen. Het kon me ook niet schelen. Heel Afrikaans, zo'n gesprekje over een
rekenfout de vorige keer. Dat wordt dus geen gratis koffie met chocoladecake, maar toch
echt wel koffie met chocoladecake.
In een British Air blad van juli staat een advertentie van iets dat ik al lang uitgevonden
wenste te zien: een PC notebook met ingebouwd oculair voor digitale foto en video, niet
wegschrijvend op een bandje, maar rechtstreeks op de hard disk. Als er nou ook nog een
goede geluidskaart in zit dan heb je notebook, fototoestel, videocamera en minidisk
recorder in één, voor 2250,-. Mijn huidige notebook is nog zeker 1350,-
waard, de digitale camera 450,-, minidisk recorder 180,-, kan allemaal
verkocht, heb ik voor 270,- ook nog een Digitale Video Camera erin, alles in één.
Met aansluiting op mobile voor internet en e-mail. Nooit meer up- en downloaden, nooit
meer bandloopproblemen. Ik hoop dat het goed werkt, maar SONY, dat zijn Japanners en niet
zomaar Japanners, dus nu wil ik toch graag snel naar huis om het ding te proberen. Ach
jee, nog 17 dagen.
Kleine Annie vraagt hoe ik heet.
Bert.
Nee!, zegt ze. Ze kan haar naam schrijven. A-N-N-I-E.
Kan ze mijn naam schrijven?
Nee!.
Ik schrijf: B-E-R-T. Kan ze dat lezen? [plaatje: annie schrijft.jpg]
Nee!
O, dit is duidelijk de nieuwste sport. Nee zeggen. Wat staat daar? Wijzend naar haar eigen
schrijfsel.
Annie! Dus je kunt wel lezen!
Nee!
Ja!
Nee!
Enz.
Ik schrijf I-E-N-N-A. Kun je dit lezen?
It's wrong! Krijg ik bestraffend te horen. Het ijs is duidelijk gebroken. Zij tekent
alles, vis, pot, kop, bril en ik schrijf dan de namen erbij, een mooie taakverdeling. Voor
mijn werk is verder geen belangstelling, zodra ik de naam geschreven heb kunnen we meteen
naar het volgende. Zo wordt het moeilijker: wat die "Tellar" is weet ik niet,
mammie legt uit dat het een "tele" (TV) is. Vooral het met grote overtuiging
getrokken diagonale kruis over wat nu het scherm blijkt te zijn had mij op het verkeerde
been gezet. Dat je ook M'men hebt laat ze mij zien door haar naam voor de variatie eens
als A-M-M-I-E te schrijven.
Ik spreek het uit en schrijf er gauw nog een M voor: MAMMIE. Wat staat daar?
It's wrong!
Dat is voor mij het sein wat te gaan lezen. Ze haalt haar snoep op en een beker water en
komt er bij zitten met schommelende beentjes. Als ik om iets lach wat ik lees moet ik
uitleggen waarom.
Wat is dit?
Een computer. Die wil ik.
Koop hem dan.
Ik heb geen geld. Heb jij geld?
Wij hebben geld, hier achter.
Geef mij.
Nee.
I want money.
You don't.
Annie gimme money.
I don't.
Etc.
Dit proberen we in allerlei ritmes uit.
Ik: Annie gimme money, zij: I don't. [plaatje: annie zingt.jpg].
Daarbij gaat ze swingend dromerig het raam uit kijken. Ook ik blijk dit op de automaat te
kunnen zetten en er gewoon de krant bij te kunnen lezen. Heel genoeglijk.
Ik wil betalen.
Ik mag er niet uit, vindt Annie.
Ook niet als ik beloof dat ik terugkom?
Dan wel.
Inmiddels heb ik, omdat het toch al niet meer gratis is, een tweede stuk chocoladecake
gegeten. Ik moet betalen. Er komt een briefje aan te pas. Optellen aftrekken
vermenigvuldigen delen
.13 cent. Had ik dan zonder die tweede cake geld toe gekregen?
Nou ja, volgende keer zal er wel opnieuw een rekenfout blijken te zijn gemaakt. Tijdens
het afrekenen zit Annie al op mijn rug en blijken we, als ik er op ga letten, nog steeds
op zachte toon "Annie gimme money, I don't" te doen.
Ik vraag haar of ze mee gaat op de motor.
Nee, ze blijft.
Van mijn wisselgeld krijgt ze 100 USH, 7 cent, als reeds verhaald het monetaire equivalent
van het ei in Uganda. Thuis zet ik Annie, onder moederdwang haar bord leegetende
gefotografeerd terwijl zij kijkt naar de vriendinnetjes die al buiten spelen, als
achtergrond op mijn desktop. Ze krijgt mooie glimmende iconen als oorbellen. [plaatje: annie desktop.jpg]
Zo. De deuren staat weer helemaal open. Thank you Annie. Annie zou eens moeten weten wat
je voor zoiets zou willen betalen. Een ei. En twee mooie virtuele oorbellen. Nou ja,
misschien kan ik ook nog ooit eens iets voor haar doen voor een ei en twee virtuele
oorbellen. Annie gimme money.
I don't.
Goed. Terug naar het moment dat Faith en ik bij Frida aankomen. Frida trekt gauw haar
mooie jurk aan. Faith zit op een leunstoel onderuit voor zich uit te staren. Ze wordt ook
weer snel dikker valt mij nu op. "Alles gaat altijd mis in mijn leven", zegt ze
voor zich uit starend. En ik heb gewerkt, zo ontzettend hard gewerkt. Al mijn hoop zat in
die oogst." Als ik met Frida alleen ben legt ze me ook de
werking der openbare beslissing uit: de Local Committee 1 (LC 1) gaat over een dorpje,
buurtschap, zo'n 50 tot 100 families. Leden worden verkozen doordat de kiesgerechtigden
zich op de dag des oordeels in een rij achter "hun" kandidaat opstellen. Dat is
dus vreselijk als je achterban tegenvalt. Het lidmaatschap is toch aantrekkelijk genoeg en
anders krijg je geknoei, zal Museveni indertijd
hebben bedacht. Er wordt veel gelachen om kandidaten met korte rijtjes, de krant maakt
daar graag fotos van. Het is vooral geinig een hond te trainen aan te sluiten. Je
krijgt natuurlijk in ieder geval je eigen vrouw mee, tenminste als je lichamelijk sterker
bent dan zij, hoewel
er was ook eens ergens een vrouw die niet achter haar man ging
staan en riep: stem niet op hem, hij slaat mij!
Je moet niet kunnen lezen of schrijven, want dat is verdacht, zegt Frida, dan weren ze je.
Leden zijn er vooral op uit zelf munt te slaan uit de zaken die de LC 1 behandelt:
contracten, geschillen, inzamelingen voor gezamenlijke doelen. Zo heeft Faith nu land
gekocht van een dochter wiens ouders nu stellen geen toestemming te hebben gegeven.
Allemaal in hetzelfde buurtschap, iedereen heeft werkelijk alle tijd om iedereen dagelijks
op de hoogte van de laatste roddels, de geheimen en de kleinste wissewasjes, want niemand
werkt, zeker de mannen niet, geloof jij dat ze het niet wisten? Die stelling was jaren
niet betrokken. Kwam pas toen Faith bouwopdrachten ging geven. Ha! Er is geld!
"Milking", noemt Frida dat. En hoe mooier Faiths huis er uit gaat zien, hoe
hoger het extra bedrag dat ze willen.
En de LC 1? Die had het contract toch gelegaliseerd?
Ja, dat wel, maar iedereen weet waar het geld zit: bij Faith. En daar willen we allemaal
wat van. En Faith heeft zich klem gezet door te snel met dat huis te beginnen. Want wat
kun je doen? Het huis weer afbreken?
Ander voorbeeld: de LC1 kun je vragen een dief/schuldenaar als Charles Taliawandha op te
sporen. Dan vragen ze je eerst vijfendertig euro (een fortuin, voor een normaal mens
onbetaalbaar). Ze vragen je nauwkeurig hoeveel Charles Taliawandha precies gestolen heeft.
Dan zoeken ze Charles Taliawandha, troggelen hem zo veel mogelijk zwijggeld af en je hoort
nooit meer iets. LC 1's van één "parish" zijn verenigd in LC2's. (LC 2's van
één Sub-county in een LC 3. Zo heb je LC 4 en LC 5 en daarboven het parlement.) De LC's
heten ook "courts", dus bestuur en rechtspraak zijn in handen van precies
hetzelfde zootje ongeregeld.
Kort samengevat: wat rechtsbescherming betreft zijn deze LC's, volstrekt, maar dan ook
volstrekt nutteloos. Sterker nog: hoe minder zichtbaar je voor die lui bent, hoe beter het
is. En daar heeft Faith haar eerste fout gemaakt. De tweede fout, die met de dief, kan ik
nog niet inschatten. Hij schijnt eerlijk te zijn geweest met werk en met geld. Het is
zoiets als een hond die van een gewoon worstje af kan blijven als je even de kamer uit
moet. Maar dat kost moeite. Er is een grens. Leg je een grote worst neer en ga je dan lang
en ver weg dan begint er steeds meer water in de mond te lopen. Op een gegeven moment kan
hij zich niet meer beheersen. Een baas zal zichzelf de schuld geven: de hond heeft zijn
uiterste best gedaan, hij, de baas, heeft de lat te hoog gelegd. Dit was te veel gevraagd
aan de hond. Deze worst was gewoon te groot voor hem.
Kun je dat voorzien? Ik had daar nooit zo'n oogst onbewaakt laten liggen, maar dat zegt
niets, ik moet helemaal aan de veilige kant blijven omdat ik het niet kan inschatten. Als
het verhaal van Faith over zijn vlucht klopt, als
., dan betaalt hij een hogere prijs
dan hem misschien later lief zal zijn. Die afwegingen zijn slecht te maken voor iemand met
een traditioneel Afrikaanse tijdhorizon. Zoals hij nooit op het idee zou zijn gekomen zo
hard te gaan werken als Faith deed om na zes maanden 450 euro te hebben, gewoon omdat
"zes maanden later" zijn tijdsbewustzijn verre te boven gaat, zo komt hij nu
niet op het idee dat zijn geld over zes maanden op is en de weg terug naar zijn familie
afgesneden. Frida heeft een vergelijkbaar drama meegemaakt:
een door haar benoemd zetbaasje uit de buurt ging er met haar binnengehaalde en al
verpakte maïsoogst vandoor (het moet namelijk wel echt helemaal klaar liggen, stelen mag
natuurlijk niet op werken gaan lijken). De schade was van vergelijkbare aard. Ze vond de
jongen terug, gewoon bij zijn moeder. Ziek. Het geld was op. Het waren mooie feesten
geweest. Nu was hij ziek. En hij had dringend geld nodig voor medicijnen. Of Frida hem
niet kon helpen.
Kun je dat begrijpen? Zegt Frida hoofdschuddend. Ik zei, besef je niet wat je mij
aangedaan hebt, hoe kun je denken dat ik je nog ga helpen?. Een rechtzaak was ze niet
begonnen, want er was geen geld meer en het zou er nooit meer komen ook.
De helers zeggen ook niets. Allemaal mensen uit de buurt. De village. Dus uit die fraaie
African community waarover ik al die mooie dingen geschreven heb.
Ik vraag wat Frida zelf denkt over die jongen. Of zij zelf begrijpt hoe hij op het idee
komt haar zelfs na haar bestolen te hebben nog om hulp te vragen.
Frida begrijpt eerst mijn vraag niet.
Als ik wat mogelijke antwoorden geef, opper dat hij bijvoorbeeld kan denken dat het al zo
lang geleden is dat het niet meer telt, zegt ze: hij heeft geen idee van geld. In zijn
ogen ben ik onmetelijk rijk en hij kan het zich niet voorstellen dat ik lang boos blijf
omdat mij die maïs is afgestolen. Ik heb immers nog zo veel.
Frida! Onmetelijk rijk! In de ogen van de buren! Ik verlies mijn evenwicht bijkans.
Milking, noemt Frida het. Als iemand iets heeft komt een proces van milking op gang: je LC
1 gaat moeilijk doen, je papieren zijn niet in orde, buren hebben ineens een grondgeschil
met je, de LC 1 stelt hen in het gelijk, er wordt gestolen, de LC 1 gaat tegen betaling
zoeken maar kan de dief absoluut nergens vinden. Milking. Je bloedt tot het op is en
iedereen weer arm is.
Mensen zien alleen wat er is. Want ze begrijpen niet dat er hard voor gewerkt is om iets
tot stand te brengen. en ze begrijpen niet dat er de volgende keer weer hard voor gewerkt
moet worden. Het is er. En waar iets is komt iedereen aangerend. En
dan willen ze er wat van hebben. Voor niets.
Zelf woonde ze vroeger met haar man in de stad en ze repareerde
elektrische huishoudelijke apparatuur. Onder Amin waren ze hier naartoe gevlucht, en
hadden dit huis gebouwd. Met haar elektra-kennis had ze nog eens geprobeerd wat te
verdienen met reparatie hier in de buurt, in Kamuli. Maar dat levert vreselijk gesteggel
over de prijs op. De mensen in Busoga begrijpen niet dat het repareren tijd kost en dat je
daar van moet leven. Bij sommige andere stammen, zoals bij de Banyankore en de Baganda
hebben ambachten meer waardering. Frida had wijselijk haar reparatiezaakje opgedoekt en
zich weer teruggetrokken op haar boerderijtje.
Nou, dat is dan duidelijk. Charles Taliawandha moeten we opgeven, opsporing kost geld en
brengt zeker geen Charles Taliawandha. Je kunt een prijs op zijn hoofd zetten en hem
bekend laten maken dat die prijs er weer af gaat als hij betaalt. Maar het geld is nu ik
het zeg al een heel eind op, hij heeft geen keus meer want hij is zelfs te dom en
kortzichtig om te weten hoe hij nog een tweede keer in zijn leven zoveel geld zou moeten
stelen om van de regen in de drup te komen en een korte termijn denker denkt: ach mijn
moordenaars vinden mij misschien wel niet, althans niet vandaag
.. Dan moet je hem
dus echt laten vermoorden want als ze hier merken dat je geen B zegt gaat de milking
keihard door. Moord is weliswaar spotgoedkoop, maar zinloos, zolang je tenminste nog niet
de fout hebt gemaakt ermee te gaan dreigen.
Piet Korse vertelde van een plundering in Kinshasa. Toen de zon weer opging stond er op de
muur van de winkel: "merci pour la fête".
Het Ugandese katholieke aartsbisdom heeft sinds kort een eigen advocaat, in een poging aan
het voortdurende milking van huuradvocaten te ontkomen. Het zal me benieuwen.
Faith moet dat land opnieuw kopen, raadt Frida aan. Dat is het beste.
Ik vraag het me af. Ze verzinnen wel weer een nieuw obstakel. Zelf moet ik, dat wordt nu
zonneklaar, even geen geld geven. Want wat er niet in zit kan er niet uitgemolken worden.
Ik denk dat ze beter de muren, de dakconstructie en de golfplaten kan opbergen, haar geld
voor het land terugvragen en elders iets gaan zoeken. Of een taxatie afdwingen in plaats
van een nieuwe vrije onderhandeling. Immers die familie zat ook fout.
Ik kan eigenlijk niets doen. Eerst was ze eigenwijs door met het huis te beginnen en nu
wil ze helemaal niets meer beginnen, zo lijkt het. En ze zit op zijn zachtst gezegd niet
te springen om mijn bemoeienis. Mijn bruggehoofd zelf in Kamuli is wrak geworden. De muur
die ze om zich heeft staan vervult mij beurtelings met medelijden en met de ergernis van
de miskende ridder. Ik loop er voor joker bij en word afgehouden, zo niet om de tuin
geleid of zelfs tactisch belogen.
Op weg naar huis stuurt ze me langs het kortste pad naar de grote weg. Een kruispunt dat
verder van Kamuli ligt dan onze afslag op de heenweg.
Ga je van hier naar huis? Vraagt ze hoopvol.
Nee, stel ik haar teleur, ik breng je wel even. Het is kwart voor zes. Hoe laat begint je
vrouwengroepje?
Half zes, maar dat geeft niet, ze komen toch te laat. Dan kunnen we even naar je huis om
dat koopcontract van de grond te halen.
O, nee, dat kan beslist niet: er is maar één sleutel, die hebben de anderen en die zijn
zeker weg. Hoeven we zeker niet te proberen. Nee, zeker niet. Ze stuurt het wel op.
Er is duidelijk iets dat ik niet mag weten. Heeft ze een vriend en denkt ze dat ik dat erg
vind? Of heeft ze helemaal geen contract. Of ze moet er even aan knoeien voor ik het mag
zien. Of
het belangrijkste is dat het zaakje duidelijk niet meer te vertrouwen is.
Frida had me -toen ik inmiddels had gehoord dat je weinig kans hebt als LC 1 kandidaat als
je kunt lezen - al verteld dat het contract in Lusoga is, dus dat wordt een mooi karweitje
voor het Cultural Research Centre: hoe koop ik land als Musoga?
Aankomst in Kamuli. Of ik daar onder die boom wil stoppen. Kan ze tussen die huizen door.
Daarachter is de vergadering van har vrouwenclubje. Zonder haar aan te kijken druk ik haar
nog negen piek in de hand. Een klein fortuin (een semester schoolgeld voor een kind). Dank
je wel. Een plichtmatige glimlach en een hand. Doordat ik niet meteen Kamuli uitrijd, ik
ga eerst tanken, zie ik haar eerst in de aangekondigde richting lopen. Even later blijft
ze besluiteloos staan. Die is flink van het padje en doet verwoede pogingen mij er ook af
te krijgen.
Vol gas naar Jinja.
Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 Half vier.
Nou ja zeg! Is het dus toch gelukt zo'n beetje alles op te schrijven. Dank zij Annie gimme money. I don't. Ze zou eens moeten weten. Nog iets: het viel mij dus op dat ze flink dik wordt, die Faith. Dat word je toch meestal niet van de zorgen. Hoewel ze vroeger keivet is geweest, zei ze en middels sport en dieet is afgevallen. Dus wat zou het zijn: eet- en sportdiscipline weg, of zwanger?
Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 avond
Ik ben de laatste uren van de laatste zon van het millennium bij de Sailing Club gaan
zitten. Kon het niet laten hem daar ondergaande te vereeuwigen. [plaatje: millennium ondergang.jpg]
Het water op de foto is bezig de baai in, naar de bron van de Nijl te stromen. Wanneer zal
het Alexandrië hebben bereikt?
Het blijft toch verbazen, die Afrikaanse tijdshorizon: "Happy millennium" hoor
ik nu links en rechts zeggen. Een gelukkige duizend jaar? Zo oud werd Noach niet eens!
Ik moet eigenlijk naar de diviner, maar dat vergt een nieuwe concentratie, omschakeling,
voor vanmiddag was dat te veel.
Ik lees de krant. Van wat Faith meemaakt staat de krant vol sinds ik hem bij mijn eerste
verblijf hier voor de eerste keer kocht. Op kleine en grote schaal. Dan lees je dat. De
harde realiteit dringt niet je door, het is allemaal zo kinderlijk dat je voortdurend in
de lach schiet. Je hoofd wil er niet aan dat het allemaal echt is. Dat dat de normale gang
van zaken is in Afrika. Ik herhaal: de normale gang van zaken. Net als toen ik voor het
eerst hier huizen zag. Ik dacht niet echt letterlijk dat dit maar schuurtjes aan de weg
waren en dat hun echte huizen wel ergens achter zouden staan, maar mijn hoofd probeerde
zich er in eerste instantie vagelijk op die manier uit te redden, herinner ik mij. Toen ze
die fietsendief die voorbij kwam sjezen een eindje verderop lynchten kon ik dat gelukkig
net niet zien. Daar ben je op zon moment dankbaar voor. Aan de andere kant doe je
jezelf daar ook weer geen dienst mee. Het is net zoiets als biefstuk eten zolang een ander
die koe slacht.
Het is een ver-genoeg-van-je-bed-houden, zo van: ach die journalisten concentreren deze
ellende in de krant en dikken het daar nog wat verder aan. Met de krant heb ik het langer
volgehouden dan met de dingen die ik zelf kon zien. Neem nu dit: de voorzitter van de
clanhoofden der Baganda heeft in een oudejaarstoespraak het veelvuldig voorkomen
("the high rate") van obsceniteit en immoraliteit onder de Baganda gelaakt. Hij
laakte barbaarse handelingen als homoseksualiteit, verkrachting, aanranding, incest en het
offeren van kinderen. Zulks vanaf een preekstoel. Dat lees je dan en je denkt, zon
man heeft ook een vijand nodig, hij zal wel wat overdrijven.
Dezelfde krant meldt dat de bisschop van Mukono de inwoners van Mukono heeft
"geadviseerd" af te zien van het plegen van gruweldaden zoals verkrachting,
aanranding en rituele moord. Met de homoseksualiteit valt het in Mukono kenelijk mee, of
deze gruweldaad is zo ernstig dat de bisschop haar naam niet over de lippen kan krijgen.
Beide oude wijzen noemen toch duidelijk de rituele moord als een centraal probleem. Dan
kan het dus niet om incidenten gaan. Een paar dagen later mag de krantenlezer aan een foto
van een onthoofd kleutertje vergapen. [plaatje: beheaded girl.jpg]
En wij maar melkpoeder sturen.
Wat milking in het algemeen betreft, verhalen daarover vullen
zonder enige twijfel iedere dag het grootste deel van iedere krant. Dat is altijd zo
geweest, maar nu is mijn ruit gebroken en waait het met volle kracht bij mij binnen.
Mbarara district moet 20000 betalen, een fortuin. Want men heeft deputy chief
administrative officer Fred Bukeni eruit willen werken en dat is mislukt. Vonnis: Fred
Bukeni moet blijven en Mbarara district moet de proceskosten van 20000 betalen. Nu
is er ruzie onder de verliezers: de voorzitter van de financiële commissie zegt dat nooit
besloten is tot de rechtszaak. En dat geld kan er alleen komen als goedgekeurde projecten
worden afgelast. Dus dat kost bijvoorbeeld een nieuw stuk weg of elektriciteitsleiding.
Hoe kan dit nu gekomen zijn? Bijvoorbeeld: Fred neemt een advocaat, dus Mbarara district
ook. Die advocaten hebben samen op Makerere gestudeerd. De rechter ook. Fred heeft
natuurlijk geen geld van betekenis. Mbarara wel. Dus besluit men dat Fred zal gaan winnen
en dat het heel duur gaat worden. Fred, de twee advocaten en de rechter verdelen de poet
en vullen de zakken. Zo'n beetje de tactiek van de Wilde met Olga
dus. En die wegen en die elektriciteit? Ach, het nieuwe millennium is toch lang
genoeg
happy millennium.
Milking. Zo doe je dat. En op de Makerere universiteit heb je
daar opleidingen voor. Iedereen wil hier rechten studeren. Dat is de meest populaire
opleiding. Je hebt overal een aantal gratis en verder zelf betaalde studieplaatsen. Het
aantal gratis studieplaatsen is in de rechtenstudie relatief het laagst. De algemene
gedachte is dat rechters en advocaten altijd in de buurt van een "buit" staan en
dat je daar dan je "deel" van in de wacht kunt slepen. Puur met slim zijn,
zonder te hoeven werken!
Milking. Negers mooie pakken, aktetassen, glimmende schoenen en een bril met nulglazen
omdat ze geen oogafwijking hebben. Ze tijden in peperdure Mitshubishi Pajero's betaald van
Europees ontwikkelingsgeld. Milking kost weinig moeite en tijd. De rest van de dag lees je
op je gemak de krant.
Milking bestond al vóór je rechters en advocaten
had: Karen Blixen verhaalt in Out of Africa wat er traditioneel gebeurt bij de Gikuyus als
er bijvoorbeeld schade ontstaat door onbedoeld toedoen van iemands zoon. Dit speelt in
1930, de Gikuyus hebben nog hun traditionele recht en lopen nog in hun blote kont. De
ouderlingen komen bijeen in een zogenaamde kiyama om de zaak te regelen. Dat is een edele
taak, waarvoor partijen letterlijk het gelag betalen: kippen, geiten, melk en tal van
zaken die de inwendige mens versterken en rijpen tot een weloverwogen oordeel dienen
dagelijks in ruime hoeveelheden te worden aangevoerd. En reken maar dat men er niet zomaar
uit is, want dit is, net als het vorige en het volgende, een zeer lastig probleem. Dat de
rijkste der partijen het meest aantrekkelijk is als verliespartij is staat onmiddellijk
vast. Dan neemt niet weg dat het weken of zelfs maanden zal gaan duren voor daarvoor
argumenten zijn gevonden die alle oude mannetjes bevredigen.
Toen de Engelsen kwamen met hun recht, advocatuur en rechters met mooie pruiken op
begrepen de Afrikanen meteen waar dat voor is, dat kenden ze wel! Geen traditie is zo snel
en soepel in Afrika ingevoerd als de blanke "rechtspleging".
Milking. Wie in het park eendjes voert moet maar eens opletten. De
eenden die het felst naar het brood happen zijn de zwakste. De sterkste wachten gewoon tot
een zwakke wat heeft en pakken dat af. Op de savanne vangen de wilde honden en de
cheetas de prooi. Volledig kapot van het rennen (een gefinishte wedstrijdlanglaufer
is er echt niets bij) eten ze hijgend zo snel mogelijk. Hun probleem: gieren. Zwevend in
de lucht. Daar lopen de leeuw innen achteraan want de gieren zien de vangst vanuit de
lucht. De vangers worden doodleuk weggejaagd en kunnen iets nieuws gaan zoeken. Zo jaagt
een leeuwin. De leeuw doet al helemaal niks natuurlijk. Die Animal Channel video's van
leeuwinnen, die persoonlijk een prooi vangen is propaganda in absurditeit vergelijkbaar
met een foto van de Koningin der Nederlanden zittend achter haar met dossiers opgetaste
bureau.
Zou het eerlijker zijn als er geen leeuwen waren? Niet
echt: zou het eerlijker zijn als die antilope niet jaren moeizaam heeft lopen grazen om
tot voedsel voor de leeuwen te dienen, dan wel voor de cheeta of de wilde hond? Dat
vindtie zelf in ieder geval niet. En dat gras, groeit daar om zich door de antilope te
laten opeten? Nee vanzelf. Nergens in de natuur wordt bezit beschermd. Ieder graait wat
hij pakken kan. Het geëtter en geziek in de menselijke samenleving in Afrika is dus bij
uitstek natuurlijk. Maar in het westen? Heel apart. Daar etteren en zieken ze wel,
maar dat gaat niet om de overleving. Zelfs de loosers krijgen nog zoveel toegeworpen dat
ze nog moeten oppassen voor overgewicht. Obesity. Je hebt er al weer
gesubsidieerde hulpverleners voor. Waarom is het in het westen niet er op of er onder?
Westerlingen voelen zich geen deel van het
natuurlijke systeem waarin jouw dood mijn eten is. In de ogen van westerlingen is de
natuur iets om van te houden. Alles moet "natuurlijk" zijn. En die absurde
boodschap die alle natuurfilms van alle gezindten uitdragen: wat mooi toch, die natuur,
alle dieren vechten voor hun hachje, behalve één diersoort, de mens, want dat zijn
"wij" en "wij" moeten voor de natuur zorgen. Wij hebben een
"verantwoordelijkheid". Nee dat komt verder nergens in de natuur voor. Alleen
bij "ons".
En het gaat er in als koek. Partijen vol politici kunnen er goed van leven. Nou laten we
dat eens een dag doen: "natuurlijk" leven, met blote handen in de
jungle
ach nee, tot etenstijd, dat zou voldoende zijn. En "wij" zijn echt
niet die heel aparte beesten die wij van de media moeten denken te zijn. In het westen
gebeurt hetzelfde als in de jungle, met het verschil dat je je er momenteel zelfs nog vet
kunt vreten van wat de laatste gier hier laat liggen. Dat is anders geweest en zal
ongetwijfeld ook wel weer eens anders worden.
In het westen eten de sterken van de zwakken met de tanden der moraal. En al is de moraal
waarmee de massamedia de westerse bevolking elke dag weer bespringen meedogenloos,
vlijmscherp en levensgevaarlijk als een leeuw, zoals je bijvoorbeeld kunt zien aan die
natuurfilms die zij maken om ons open te rijten en ons geestelijk bloed te zuigen, ik ben
toch héél blij dat ik weer naar huis mag! Faith, Frida en Margaret moeten zich in deze
wereld zien te redden. Ik moet er niet aan denken. Grace ook niet. Die gaat er vandoor.
Evelyn ook niet, die zit al in Londen.
De mens wordt in de stormvloed van westerse TV-natuurfilms meedogenloos gediscrimineerd.
Op een paar onzelfzuchtige Don Quichotes van het miljeu na (gironummer zoveel...)
figureren wij mensen als de gewetenloze verwoesters der aarde. Mensenrechten horen in de
ecoliturgie niet thuis. Ik hoef trouwens ook helemaal geen mensenrechten, ik eis dat mijn
wilde zoogdierschap wordt erkend en gerespecteerd. Ik ben een zoogdier en ik laat mij niet
door de ecologische penoze in een gedrag dresseren dat vreemd is aan mijn soort, mijn
habitat en mijn ecologische nis. Bij mijn soort is het zo: komen er te veel, dat gaan de
domsten en zwaksten dood van de honger of door onderlinge strijd. Zo hoort dat bij
zoogdieren als ik. Kijk maar naar die natuurfilms. Die eco-gasten achten zich bij uitstek
deskundig, laten zij niet slechts bezig te zijn met de gnoe en de leeuw en zich ook eens
richten op het interessante zoogdier dat zij altijd stiefmoederlijk behandelen: de mens!
Film hem! Volg hem tot in zijn nest! Film de mensen als zij hun puppies verzorgen, hun
territorium verdedigen. Laat zien wat ze gaan doen bij armoede, overbevolking of
voedseltekort!
Dat zou mooie natuurfilms opleveren, die ook door Afrikanen bekeken zouden worden, zij het
met een deskundig oog, want daar weet men niet alleen meer van dieren, maar ook meer van
mensen. Dat is de echt belangrijke Afrikaanse kennis, die bij nadering van blanken
onmiddellijk onder de mat gaat, waarna men zich buiten hartelijk buigend en handen
schuddend opstelt voor de ontvangst. En juist wat daar dan binnen onder de mat ligt, daar
zouden blanken werkelijk hun voordeel mee kunnen doen.
Nergens bijvoorbeeld ziet men scherper dan in Afrika dat de moraal een krokodil is. Dat
bijvoorbeeld de westerse "hulp" het weinig met ontwikkeling te maken heeft. Dat
die hulp een slaatje is die een hulpfons en een westerse producent van
"hulpgoederen" slaan uit het slachtofferen van een naïeve westerse bevolking
aan het zieligheidsimago van Afrika: gironummer...., nee, het Westerse mensbegrip is
zodanig vervuild met allerhande moraal dat je het er nooit meer uit krijgt. Het kan beter
geheel afgeschaft worden.
Afrikanen willen , anders dan ze beweren, ook helemaal
geen "ontwikkelingshulp". Zij willen geld. Maar als wij dat
"ontwikkelingshulp" willen noemen doen zij dat ook. Het beest dat je jaagt mag
je niet afschrikken. Zij noemen het precies zoals wij het noemen: lening, subsidie, hulp,
liefdadigheid. Maakt niet uit, zeg het maar. Als het maar geld is. Om zakken van milkers
mee te vullen. Kopen ze een mooie nieuwe melkwitte Japanse auto van en Nikes voor hun
kindertjes. En dan gaan ze het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank weer vragen
de schulden kwijt te schelden. Die schelden daarmee dan geen "arme landen"
schuld kwijt, maar delen gratis auto's, Nikes en nulbrillen uit aan milkers.
Stel dat je Afrika wilt redden. Stel, zeg ik. Want ik ben het met de Afrikanen eens, het
spreekt niet vanzelf dat Afrika gered moet worden, en het wordt sowieso al een hele klus
het er over eens te worden waarvan Afrika dan gered zou moeten worden.
Stel je wilt Afrika westers ex-Mesopotamisch
"redden": dat ze daar meer "welvaart" krijgen en minder kinderen. Dat
is een wel erg westers-bijziende doelstelling natuurlijk, ik geloof niet dat Afrikanen dat
zelf zo "gered" zouden willen worden en zelf zou ik er ook zeker niet aan
meedoen. Maar goed. Stel. Dan zie ik maar één manier: stopzetting van de
ontwikkelingshulp en de Indiërs er vol op loslaten. Want Indiërs geven geen geld, zoals blanken, en ze pikken
en verpatsen het niet zoals negers. Indiërs krijgen het geld uit van mensen die er iets
voor kopen. D at is niet verplicht, dat kopen. Dan gaan ze van dat geld iets nieuws
bouwen, een winkel, fabriek of plantage. Daar kun je komen werken voor een karig loon.
Maar het is echt niet verplicht. Zo persen Indiërs geld uit de mensen. Militaire en
criminele uitbuiting (de Afrikaanse weg), is het "platspuiten" van de patiënt,
ontwikkelingshulp (de westerse weg) is homeopathie (werkt niet, helpt ook niet),
economische uitbuiting (de Indische weg) is ware ontwikkeling. Waar zouden de westerse
landen nu zijn zonder die lange periode van hardvochtige economische uitbuiting? Er wordt
bij ons schande van gesproken over hoe dat sinds 1815 een dikke honderd jaar lang gegaan
is met de Nederlandse arbeider. Maar wat is er toen niet tot stand gekomen? Wie heeft
overtuigend uitgelegd hoe dat anders had gemoeten gaan, die vreselijke tijd van de
industriële revolutie en die broodmagere arbeiders? Ik heb op dat gebied nogal wat
gelezen, maar daar hebben ze het nooit over.
De Indiërs hebben, als verteld, hier een probleem dat de Nederlandse kapitalistische
uitbuiters destijds niet hadden: "There's too much food". Dus als uitbuiters
hebben zij een onaangename concurrent: al die eetbare dingen die gewoon groeien zonder dat
je er iets voor hoeft te doen. Het beste zou zijn (als je Afrika wilt redden) een
ecologische ramp waardoor Indiërs ook onontbeerlijk worden om de voedselproductie te
organiseren. Dan kan de ware menselijke natuur zijn werk gaan doen en de echte economische
uitbuiting van Afrika beginnen. Elke cent die de Indiër er uit perst wordt omgezet in
iets nieuws waar je geld mee kunt verdienen: plantages, fabrieken, spoorlijnen, wegen,
enzovoort, eindigende met kerncentrales, kruisraketten en nucleaire schilden. En dan zijn
ze gered vanzelf, die Afrikanen.
Westerse landen geven de voorkeur aan
ontwikkelingshulp. En lenen natuurlijk. Want als ze flink schulden hebben, die Afrikanen,
dan heb je altijd wel een reden eens te komen smoezen als er wat aan de knikker is. Die
leningen aan Afrikaanse landen, wat dachten onze westerse bankiers van IMF en Wereldbank
toen ze die verstrekten? Dat die terug zouden komen? Natuurlijk niet. Die zijn toch niet
stom. Die hebben toch wel iemand in dienst die weet wat lenen is in Afrika ( lenen) ? Zit er "veel" westers bankgeld in
Afrika? Nee, natuurlijk niet. De bankiers weten heus wel wat er in de praktijk van de
"hulp" en de "leningen" gekocht wordt en door wie. Zij laten zich
bewust wat melken zolang het meer oplevert dan het kost. Het kolonialisme is afgeschaft
omdat de in de koloniën bovengronds met arbeid geproduceerde waarde voor de westerse
economie in betekenis zodanig afnam dat de kosten van een kolonie niet tegen de
opbrengsten op konden. Nou dan betaal je de zwarte melkers wat zolang het genoeg oplevert.
Dat heet dan "ontwikkelingshulp" en "lening". Het is wezenlijk
corruptie. Niet alleen van de kant van de Afrikaanse brilmans. Ook van die van de westerse
landen.
Thuis in het westen wordt de zaak natuurlijk door de democratische politici heel anders
verkocht! Die gaan eerst naar de boeren en tuinders: stem op ons, dan zullen we je
beschermen tegen de oneerlijke concurrentie van de kinderarbeid in de dictatoriale lage
lonenlanden! Als ze die stemmen hebben, gaan ze de kiezergroep die met zijn stem Goed wil
doen. Tegen deze groep zeggen ze: stem op ons want wij gaan de arme mensen in de
hongerlanden helpen! Zo damt men eerst ter wille van de stem van de Europese landbouw de
importgeldstroom naar de Afrikaanse landen af en zet dan ergens aan de rand met een hoop
lawaai en vlaggen een klein aftapkraantje op het reservoir van binnengehouden
landbouwgeld: wij doen ontwikkelingshulp![plaatje: ontwikkelingshulp.gif]
Nou vooruit: voor bananen, koffie en thee maken we een uitzondering. Die mogen ze naar ons
exporteren. Tot we die hier in de kassen ook kunnen verbouwen. De genetische manipulatie
en de kennis van de benodigde warmte en lichtsoorten is inmiddels gevorderd tot de
avocado, die komt al uit het energieverslindende, klimaatveranderende ozonlaagoplossende
Westland. Ziet u s nachts wel eens zon lichtwolk langs de snelweg alsof er een
Europacup wedstrijd is? Dat is dan zon kas waar miljoenen kilowatts fossiele energie
verslonden worden. Terwijl in Afrika gratis elke dag van acht uur s ochtends tot
acht uur s avonds de zon gratis hetzelfde doet. Dat is het democratische model. Die
kastroep smaakt nergens naar en is veel te duur, maar je steunt er ook de Nederlandse
landbouw mee en dat wordt in Nederland als goed doel, in geld geteld in ieder geval, heel
wat belangrijker gevonden dan het steunen van Afrika. Maar proef dan eens een in de vrije
tropische Afrikaanse zon gegroeide aardappel, haricot en oooohh en als ik er weer aan
denk, die Ugandese tomaten! Zo krijg je ze nergens in Europa en ze kosten bijna niets. En
die aubergines!!!
Kopen we in Afrika wat daar lekkerder en goedkoper gemaakt en naar ons vervoerd kan worden
dan hebben Afrikaanse landen echt geen "ontwikkelingshulp" meer nodig. Waarom
mogen wij Europese consumenten niet op een koopje meegenieten van de vruchten die in
Afrika bijna voor niets uit de bomen vallen? Waarom moeten wij zo nodig naar karton
smakende kapotgefokte ellendezooi eten uit de sufgestookte en blindbelichte kassen van
peperdure zwetende tuinders? Komen we dan eerder in de hemel? Of stopt de wereldwijde
watercirculatie in de oceanen ineens door te veel zoet water van smeltende ijsbergen,
zodat het broeikaseffect plotseling niet door blijkt te gaan, de temperatuur bij ons in
een paar jaar 10oC zakt zodat we naar Afrika moeten als economische
vluchtelingen?
Dat willen we toch niet! Waarom kiezen we niet voor het economische model! Zou het niet
heerlijk zijn voor de politici en de douaneambtenaren, en niet te vergeten voor al die
ontwikkelingswerkers dat alles gaat zonder dat zij er iets voor hoeven te doen? Lekker
relaxen!
Maar ja, dat gaat slecht samen met democratie. Laten we dus snel zorgen dat Afrikaanse
landen ook democratisch worden. Krijgen zij ook werkgelegenheid voor douaneambtenaren,
parlementariërs en wie weet, gaan ze ons ook wel ontwikkelingshulp geven! Werk!
Dat doen we dus allemaal niet, maar op één punt gaat de laatste tijd ondanks de wijze
waarop de Europeaan grommend zijn nest tegen Afrika beschermt intercontinentaal de vrije
economie werken: waar in Europa ernstige personeelstekorten dreigen, zoals in de
verpleging, worden Afrikaanse verpleegsters van harte uitgenodigd.
Waren die daar werkloos? Zijn er in Afrika te veel verpleegsters, zodat het overschot wel
bij ons kan werken? Nee, natuurlijk. Ze vluchten uit Afrika omdat daar een tekort aan
verpleegsters is, een te hoge werkdruk, patiënten sterven omdat de weinige verpleegsters
niet overal tegelijk kunnen zijn. Dat is voor een verpleegster geen leven. Bovendien
krijgen zij in Afrika een salaris dat maar een schijntje is van wat ze hun in Europa wordt
aangeboden.. Ze mogen komen. Vanwege het acute personeelsgebrek strijken we de hand over
ons hart. Wat zijn we toch goed voor deze meisjes! In de media wordt het gepresenteerd als
iets progressiefs: onze multiculturele samenleving staat open voor buitenlandse
arbeidskrachten! Dat biedt een gigantisch werkgelegenheidsperspectief voor alle
verpleegsters uit de derde wereld, want binnenkort hoeft in Europa niemand meer te sterven
die dat niet wil: alle menselijke organen kunnen draaiende worden gehouden of anders
worden vervangen. Geleidelijk zullen er dus steeds meer Nederlanders in een schier
oneindig lange eindfase van hun leven op verzorging aangewezen zijn. Wat een
werkgelegenheid!
Maar wat is voor de derde wereld erger: het wegkopen van de verpleegsters of bijvoorbeeld
kinderarbeid? Dat is een verduiveld lastige ethische kwestie. De praktische kant is
eenvoudiger: westerse vakbonden zien in ieder geval niet graag kinderarbeid in de derde
wereld want dat is lelijke concurrentie voor de eigen leden. Voor de productie van ballen
en sportschoenen willen we in het westen arbeidsplaatsen hebben. Geen oneerlijke
concurrentie van de kinderen in die schandelijke lage lonen landen! Geef die maar wat
ontwikkelingshulp, maar verbiedt hun onethische producten! Weliswaar zien we hier
ook niet graag goedkope zwarte verpleegsters komen, maar als er een ernstig tekort is en
onze leden, de dure witte verpleegsters, er best graag wat hulp bij willen hebben, dan
kunnen we de hand eens over ons hart strijken en ons vreselijk sociaal voelen. Welkom!
Goedertierendheid maakt stinkende wonden omdat iedere westerse goedertierenheid bij
aankomst in Afrika al drie keer bedorven is: de eerste keer bij het verlaten van de
goedertierene, de tweede keer tijdens de reis en de derde keer bij de beweging die de
ontvanger moet maken om het object van goedertierenheid te kunnen zijn.
Voedselhulp is concurrentievervalsing.
Eindelijk kunnen die Afrikaanse boeren eens een goede prijs voor hun oogst krijgen, want
het voedsel is schaars. Maar dan zijn daar meteen die Antonov transportvliegtuigen met
gratis voedsel. En zo is de Afrikaanse boeren is brodeloos. er rest hem niets anders dan
ook maar in de rij te gaan staan voor de "hulpgoederen". Stel je voor dat een in
Wyoming een broodfabriek en een "hulporganisatie" profijtelijk van hun
graanoverschot af willen. Ze starten TV campagne waarin in Nederland als "zielig
land" wordt afgeschilderd, gironummer.... Het gaat ze natuurlijk om dat geld, maar
voor het oog van de goede gevers moet men toch ook in Nederland wat brood gaat uitdelen.
Gratis te verkrijgen. er komen uitdeelpunten in elke wijk. Naast de bakker bijvoorbeeld.
Dan gaat de bakker dus failliet, de meelfabriek, de graanhandelaar ook, dan de boer, dan
alle mensen die aan de boer, fabriek en handelaar machines, trekkers, vrachtwagens en
gebouwen leveren, en dan de mensen waar al die failliete mensen vroeger boodschappen
deden, want daar hebben ze geen geld meer voor. Al die mensen gaan nu in de rij staan bij
het gratis brood. Kortom, één zo'n "solidaire, bevriende natie" zou voldoende
zijn om in Nederland Afrikaanse toestanden te kreëren.
Gratis medicijnen, ook zoiets. Als je gratis spullen een land in pompt heeft dat een
atrophierende werking op het hart en de spieren van dat land zelf, die juist oefening
nodig hebben. Met dit soort hulp wordt de gezonde ziek, de zieke zieker, en de zieksten
gaan dood. De slimmeren onder de hulpverleners weten dat ze de Afrikanen trainen in
bedelarij en doen het met opzet. Op gewetenloze wijze misbruiken zij
solidariteitsgevoelens van westerse mensen om uit alle macht Afrika in de desolate staat
te houden waarin zowel de "ontvangende" (maar niet heus) Afrikaan als de
"gevende" (maar niet heus) westerling kan blijven denken dat
"hulpverlener" onmisbaar is.
De enige macht die Afrika kan redden is de macht van het kapitaal.
Jinja Parish House, zaterdag 1 januari 2000
Zo kan die wel weer. Gelukkig nieuwjaar. Ik ging vandaag naar de diviner Budhagali.
Eindelijk. Van Kees af is het een kilometer of
vijf Noordwaarts over de kleiweg langs de Nijl Oostzijde. Het bord van de "King of Spirits"
heb ik als eens beschreven. Met name bij de stroomversnelling schijnt het te stikken van
de geesten, die, zo meldde de New Vision, volgens de tovenaar akkoord zijn gegaan met het
plan voor de nieuwe dam daar. Of dat met de voor iets dergelijks toch wel vereiste
tweederde meerderheid is gegaan staat er niet bij, maar ook de LC 1 der geesten zal met
een paar honderdduizend Uganda shillings erbij de beroerdste niet zijn. Hoewel, als de
"ecologists" ook geesten hebben kost het meer, want de rafters willen nu vrij
baan houden voor hun wnstgevende toeristenopblaasboten - uit ecologische overwegingen
vanzelf. Dit is al de zoveelste keer dat ik er heen ga, hij is er nooit en ik verwacht er
niet veel van. Zou hij er zijn, de kardinaal der diviners van Busoga, zoals Patrick Kaluba
van Piets Centre hem noemt?
Het bord is weg. De gehele compound is nu omgeven met een schutting van riet. Volstrekt
ongebruikelijk. De ingang is een soort fuik, met op het eind een bamboestengel dwars
erover, waar grote bladeren aan hangen. Ik rijd er onderdoor, de compound op. Het bekende
meisje dat we altijd cola geven als aas voor de diviner en steeds om geld zeurt roept weer
"Welcome!".
Ik stop de motor. Achter mij blijkt een zoon mij ook Welcome te heten. Aan diens kant is
tegen de schutting een rieten afdak gebouwd. Helemaal rechts in het hoekje prikken twee
witte ogen uit een zwart gezicht. Mzee In Eigen Persoon, of ook The Big Man, zoals de
zoons, tevens assistent diviners, Budhagali later in zijn spirituele ontvangstkamer zullen
gaan noemen. Mzee heet mij ook Welcome. In Lusoga. Hij zit er wat flets bij als je dat zo
mag zeggen van een pikzwarte kop.
Hoe is het met zijn arm, vraag ik, want hij was immers van de sokken gereden.
Hij kan hem niet goed meer optillen.
Van de twee zonen-assistent diviners spreekt er één Engels. Makkelijk gaat hem dat niet
af.
Ik betuig mijn tevredenheid dat Mzee er is, omdat ik al zo vaak naar hem op zoek ben
geweest. In het gastenboek ben ik de eerste gast die als datum 1-1-2000 invult.
Mzee verdwijnt met de zoons ter voorbereiding van mijn ontvangst.
Er is gewerkt. De door de in de storm geknakte bomen vernielde shrines zijn nu geheel
opgeruimd en er is daar nieuwbouw gaande, zij het nog niet in een staat die conclusies
toelaat over profane dan wel spirituele behuizing. Het wordt wel opschieten, want de
geesten zijn nu al bijna anderhalf jaar dakloos. Een noodbarak of zoiets zie ik althans
nergens. Misschien denkt de diviner ook: laat ze maar eens voelen wat het betekent om met
een storm je eigen boom op je eigen shrines te blazen.
Ja, hoor, Miss Cola komt om cola zeuren.
Graag!
O, bedoel je dat, ik dacht dat je mij een colaatje aanbood, ik heb jou tenslotte al zoveel
colaatjes gegeven. Nee, sorry, ik heb vandaag geen cola bij me.
Ik zit weer en het duurt. Ik voel weer mijn Ugandese landerigheid opkomen: kan zo in slaap
vallen. Dat kan even niet, want zometeen moet ik even goed op mijn qui-vive zijn.
Dan is het eindelijk zo ver. Ik kan komen. Het is een
ronde hut, de vloer bedekt met barkcloth. Schoenen gaan bij de ingang uit. Rechts van de
ingang tegen de muur: Mzee in kleermakerszit Hij draagt een mantel van barkcloth bezet met
slakkenschelpjes. In zijn hand een soort plumeau van koeiestaart. Zijn pijp, daarstraks
nog leeg, brandt nu. Rechts en links van hem zijn
"zoons"-assistent diviners. De "zoon" aan zijn
rechterzijde, ik noem hem in gedachten Mr Cat omdat ik hem wel makkelijk in een boom zie
klimmen, de jongste, spreekt geen Engels. Mzee spreekt de zoon aan zijn linkerzijde toe,
die nog het beste Engels kent. Ik noem hem Mr Hippo, vanwege zijn ogen en spekkigheid. Mr
Hippo deelt mij mede dat zijn vader mij hartelijk welkom heet en dat ik mijn probleem kan
uitleggen.
Ik vertel dat ik uit Nederland kom en filosoof ben, dat dat mensen zijn die wijsheid
zoeken maar geen macht hebben. Dat ik in Uganda naar wijsheid zoek, dat je hier geen
filosofen hebt, is mij verteld. Wel diviners. Daarom ben ik gekomen. Dat mijn probleem is
dat ik een dochtertje van 7 heb (dit is niet geheel juist, want het gaat om Emilie, de
dochter van mijn zus Willemien en alleen dochters van je broers zijn jouw dochters, niet
die van je zus, ik moet toch wat) die bang is en niet alleen durft te gaan slapen. Dat ze
iets gezien heeft op de televisie waar ze bang van geworden is en dat ik hem precies kan
vertellen wat dat is, als dat zinvol is.
Dit leek mij een geschikt onderwerp. Niet te moeilijk, van de soort waar hij raad mee
hoort te weten, ten tweede echt waar en ten slotte ook nog door mij werkelijk te gebruiken
bij de verjaging van een kinderen etende clown, die Emilie per ongeluk op TV heeft gezien
en haar sindsdien beangstigt.
Dit gaat allemaal in het Lusoga naar de overkant. Schitterend die blik van Mzee: gefronst,
wakker, luisterend, uitstralend: vertel mij niks, ik wist het eigenlijk al.
Maar dan gaat het al meteen mis. Ik had Mr Hippo toch duidelijk verteld dat ik al wist wat
het was, dat ook best wilde uitleggen wat het was. Dat mijn probleem was dat ik het weg
wilde hebben. Maar Mzee ziet het nu als zijn edele taak uit te zoeken wat het was. Hij
laat zoeken naar iets in allerlei zakken, wat bij de uiteindelijke vondst een zak
schelpjes blijkt te zijn. Die gooit hij voor zich leeg. Ik besluit hem zijn gang te laten
gaan. Stel je toch voor dat er een clown uit komt grinnik ik inwendig. Er zitten zes grote
schelpen bij. Drie legt hij links voor en drie rechts voor. De rest, kleine schelpjes,
vlak voor zich in het midden. Hij hijgt een paar keer met gespannen korte haaltjes en
slaat met de koeiestaart losjes op zijn linkerschouder, zijn rechterschouder en zijn
voorhoofd. Zonder te kijken begint zijn rechterhand in de
kleine schelpjes te woelen. Wat hij precies doet kan ik natuurlijk niet beoordelen . Het
oogt zonder meer als een uiterst lastig werkje. Het levert ook een flinke tijd niets op.
Dan ineens toch! Er dient zich een schelpje aan dat opzij wordt gelegd. Het woelen gaat
onverdroten door. Af en toe mompelt Mzee iets aan zijn zoons Mr Hippo en Mr Cat. Soms
zeggen die iets terug. Vooral de mimiek van Mr Cat verraadt als hij iets terugzegt
concentratie. Hij kijkt bij wat hij zegt met gestrekte nek, gesperde ogen en rimpels in
zijn voorhoofd naar de schelpjes alsof hij ze bijna uit de handen van Mzee zou willen
trekken. Woelen woelen.
Dan is er ineens een vraag. Mr Hippo: De Grote Man vraagt: waar is de grootmoeder. Van
wie? Van je vrouw. O, dat is Willemien, dus mijn Oma
.dood. Al vijfentwintig jaar.
She's away.
Away? Ik dacht dat de doden hier niet away gingen. Voor de zekerheid vraag ik: dood bedoel
je? Ze is dood. Al vijfentwintig jaar.
Dat wist de Grote Man, verzekert Mr Hippo.
Woelen, woelen.
Ineens levert het nog een schelpje op. En nog een. Er rolt er een naar de drie grote
rechtsvoor. Een Teken? Nee die moet gewoon terug. Weer een vraag: de Grote Man vraagt: is
er een andere man in het huis? Heb je je vrouw met een andere man achtergelaten?
Nee.
Woelen woelen.
Dan de ontdekking. Mr Hippo: de Grote Man zegt: ze is aangevallen door een geest.
Dank u wel, zeg ik dankbaar. De grote man zegt: het is een clan thing. Hebben jullie daar
geesten?
Jazeker zeg ik, wij hebben namelijk televisie en daar zie je in een uur zoveel geesten als
jullie je hele leven niet zien. En het zijn bijna alleen maar kwaje. En ik denk dat ze
daar een angstaanjagende geest gezien heeft.
De Big Man zwaait met zijn koeiestaart. Kan ze hier komen? Dat wordt moeilijk, zeg ik
zorgelijk.
Kun je iets voor haar meenemen?
Ja dat wel, ik laat mijn gezicht opklaren. De Big Man spuugt in zijn handen en doet een
plotselinge ruwe greep in de schelpjes alsof hij ze wil verrassen. Alsof hij een vis uit
een bun grijpt. Dat levert een handje schelpjes op waaruit hij zorgvuldig enkele
exemplaren selecteert.
Mr Hippo: De Big Man zegt dat het ernstig is. Het kost een half miljoen shilling.
Ik ga in zak en as. Ik heb maar 50 000, stamel ik beteuterd.
Geen nood, daar konden ze me ook wel iets heel goeds voor meegeven.
Opgelucht haal ik adem.
De Big Man spuugt opnieuw in zijn handen (en helaas, ik heb niet opgelet of hij al dan
niet op de vertaling van Mr Hippo over het geld heeft gewacht) en doet een tweede snelle
ruwe greep. Opnieuw worden enkele schelpjes uit de oogst van de greep uitverkoren. Of ik
even wil opschrijven: 2 kippen 1 eend Samen 3000 1 barkcloth 20 000 Samen bij elkaar 23
000 Moet ik komen brengen.
Dat is goed, zeg ik, dat koop ik dan van die 50 000, want dat is het geld dat ik heb.
De assistent diviners kijken beteuterd.
Jullie kunnen die spullen ook zelf kopen, zeg ik, want dan geef ik jullie nu 23 000 en de
rest bij levering.
Ze beginnen weer wat tevredener te kijken.
Dus ik krijg medicijn mee in een barkcloth?
Nee, die barkcloth komt hier te liggen, voor de geesten.
Een soort mobiele telefoonverbinding tussen die barkcloth en het medicijn in Nederland,
maak ik er voor mezelf van. Wat krijg ik dan mee?
Medicijn. In een zakje. Moet ze in veertien dagen opeten. Dan moet het gepiept zijn.
En nog eens iets, zeg ik, ik denk dat het meisje graag de mannen wil zien die haar helpen.
Mag ik een foto maken?
Het voorstel gaat in Lusoga naar Mzee. De mannen discussiëren uitgebreid, de twee zoons
vooral. Vader verlaat het heiligdom c.q. spirituele ontvangstruimte en ik vermoed
binnensmonds vloekend de foto te kunnen vergeten.
Die eend, zegt Mr Hippo ten slotte na lang te zijn onderhouden door Mr Cat, die eend kost
alleen al 70 000. Kun je dat niet voorschieten?
Nou dan koop ik zelf die eend wel en trek het van de 50 000 af.
Aj, daar was niet op gerekend. Nou geef ons dan die 27 000 nu.
Bedoel je het werkloon nu en de materiaalkosten straks? Samen 50 000? Mij best.
Of ze, als dat dan best was, misschien ook 30 000 krijgen.
En 20 000 bij levering?
OK, zeg ik.
Men blijkt nu geheel tevreden.
De foto? probeer ik nog, zo van je weet nooit.
Die gaat door. Mzee is zich aan het voorbereiden.
Aha! Vol ornaat! Daar was mijn investering van dertig piek voornamelijk voor bedoeld en
onverwacht komt het er dus toch nog van.
Ook Mr Cat doet zijn met schelpen afgezette bar kcloth tuniek aan en een schelpenband van
drie schelpen breed om zijn hoofd. Je ziet hem zo op een Griekse vaas staan.
Mzee gaat niet over één nacht ijs: het duurt. Inmiddels heb ik op een witte bladzijde
van mijn leesboek een kwitantie geschreven met de aanbetaling en de som. Met een geleende
pen, ik ben de mijne vergeten. Mijn geld ligt keurig gespreid op het boek te wachten met
de pen erop. Daar komt Mzee. In een witte kanzu (tot de kuiten reikend overhemd) en er is
nog even aan zijn dreadlocks gewerkt ook. Mr Cat meent niet achter te kunnen blijven en
wij wachten met de foto's tot hij ook zijn witte kanzu aan heeft. Mr Hippo vindt zijn
burgerklofje goed genoeg. Ik maak een foto met vlnr Cat, Budhagali en Hippo. [plaatje: budhagali and
assistents.jpg]. En dan nog een van de Big Man solo, in zijn eigen Bigness. [plaatje: budhagali.jpg]
Ik hoef geen handtekening onder de kwitantie, zeg ik, als de pen weg blijkt. De geesten
zijn immers hier. Ik pak in en geef handen ten afscheid. Eerst Mr Hippo, dan Mr Cat, dan
The Big Man. Vooral die laatste hand voelt goed aan. Wat heeft hij van mij in de gaten?
Hoe dan ook, ik beval kennelijk wel.
Vliegend over de kuilen bedenk ik op de terugweg dat geld
toch meer dan welke amulet, welke schelp en welke boom ook voldoet aan de voorstellingen
van Afrikaanse spirituele magie: het is een kintu (onpersoonlijke kracht) waarmee je, als
je het hebt, mensen tot activiteit brengt. En om in Afrika menselijke activiteit teweeg
brengen moet je een kracht van allure kunnen leveren. Verder: kintu is volgens het
Afrikaanse denken nooit ergens vanzelf gekomen. Het is er altijd door iemand. Dat
nu is bij geld toch duidelijker dan waar anders ook? De leiders van het land stoppen met
hun staatskracht macht in het geld. Als ze zwak zijn drukken ze geld bij, zodat de kracht
uit het geld gaat.
De zwaarste spirituele machten in de hut van de Big Man waren zonder twijfel mijn briefjes
van 10 000 Uganda shilling. Die machten komen net zo min van mij als van hun. Wij gaan er
slechts mee om, de Big Man, Mr Cat, Mr Hippo en ik, wij allemaal moeten onze vermogens
gebruiken om de kintu om ons heen ons leven te laten voortstuwen. Wat zij willen met die
dertig piek weet ik niet. Ik wil leren en wie weet zelfs als neveneffect Emilie van haar
clown bevrijden. Echter niet voor meer dan vijfendertig euro.
Hoe langer ik hier over nadenk hoe mooier toch de vergelijking met het zweefzeilen: als je
contact met de natuur te wensen overlaat doet ben je snel beneden en besteed je veel tijd
om zwetend de berghelling weer op te klauteren. Als je het goed doet gebruik je de
opwaartse krachten van de thermiek en zweef je uren lang zonder iets te doen. Dat is de
kern van het Afrikaanse levensidee: niet werken maar zweven.
Jinja Parish House, zondag 2 januari 2000
Vandaag schrijf ik me het leplazeres aan mijn exposé over taal, over hoe Afrikanen taal zien. Het is een bijeenschrapen van herinneringen, notities uit dit dagboek en ervaringen van anderen die ik heb gesproken of die er over hebben geschreven. Dat heb ik al eens gemaakt over kennis en over tijd . Uiteindelijk moet er een vierde komen: over macht. Die over taal krijg ik vandaag of morgen af en dat is goed want deze week heeft Piet hopelijk wat tijd om te lezen
Jinja Parish House, maandag 3 januari 2000
Ik word midden in de nacht wakker. Frida was verbaasd!
Vroeg: is het de laatste week gebeurd. Faith had het niet verteld. Dat kan dus ook zijn
omdat het hele verhaal niet waar is en slechts voor mij bedoeld. Dat zou haar besluit een
driegesprek te vermijden door achter bij Agnes te gaan zitten ook begrijpelijker maken dan
de door mij veronderstelde traumatische neurose. Er kan ergens anders geld voor nodig zijn
geweest.
Ik moet met een Lusoga tolk naar Butansi, naar grootmoeder en dan naar die mensen
daarachter van wie het geleende land is.
Nee, andersom. Eerst naar die mensen, dan naar grootmoeder. Vooral als ik deze week geen
grondcontract krijg. Scenario zoveel: Charles Taliawandha sprak zijn mond voorbij in de
kroeg, kreeg veel bier, ging in op het aanbod de oogst vast even met een andere vrachtauto
naar Faith te brengen. Wat zal ze blij zijn! Op weg naar Kamuli wordt hij onverwacht
buiten geflikkerd. Is hij dood dan komt hij niet meer thuis. Leeft hij nog dan durft hij
niet meer naar huis te gaan.
Hoewel? De hoeveelheid karakter die je nodig hebt om na een faux pas de wijde wereld in te
gaan dicht ik Charles Taliawandha eigenlijk niet toe. Nee, ik heb niets uit te zoeken. Er
valt niets speciaals te leren. Iemand is "slim" geweest voor
vierhonderderdvijftig euro. Wie? Charles? Faith? Nog iemand anders? Hoe? Het doet er niet
toe. Er zijn hier zoveel "slimmeriken" en "slimmigheden", ik heb er al
stapels van gelezen. En dat is het belangrijkste wat je hier van kunt leren.
Verder
als ik er nou een ton uit kon slepen door zelf ook "slim" te gaan
doen, maar vierhonderdvijftig euro
en die zijn trouwens van Faith. Zij moet mijn
lening nog steeds gewoon terug betalen. Al zie ik dat niet meer gebeuren. Dat zou net zo
goed onzeker zijn in het onwaarschijnlijke geval dat ik ontdek wie nu werkelijk waar mee
aan de haal is en het gedeeltelijk terugverover. Nee, ik kom op mijn oude stelling terug.
Wil je weten wat "slim" doen is door het zelf proberen te zijn dan kun je dat
beter in Nederland proberen. Gaat het tenminste ook gauwer om een substantiële
hoeveelheid poen. Hier in Uganda ben ik voor de substantiële cultuurverschillen en die
zijn zo me dunkt duidelijk genoeg.
Nijlstraat 18B, dinsdag 4 januari 2000
Dames en Heren! Ik en mijn spulletjes bevinden zich nu niet meer
in het kamertje in het Studentes Centre van Kees Groenewoud, maar in een van alle westerse
gemakken voorzien huis met smetteloze spiegelende badkamer, altijd werkend warm en koud
stromend water en palmolie, een slaapkamer met bedlampjes bij de twee bedden en een
trekschakelaar waarmee je bij onraad een sirene in werking kunt zetten, een schrijfbureau
met een stoel op wieltjes, een elektrische zuil die een airconditioning blijkt te zijn met
drie standen en een timer, een zitkamer met tafel, dressoir en goed gevulde boekenkast met
Oscar Wilde, Groot Nieuws voor U, Vogels van West Afrika en Scouting en een keuken met
twee gootstenen, ijskast, broodrooster, elektrisch fornuis, waterkoker, boiler, alle
voorzien van stekkers die zowel geaard als gezekerd zijn en gestoken kunnen worden in
één der negen afzonderlijk schakelbare stopcontacten en last but not least voor mijn
boodschappen gereedstaande lege Tupperware plastic doosjes met hermetische deksels. Ik heb
een schaduwrijke veranda (met twee plastic tuinstoelen en een tafel), die uitkijkt op een
gazon als een golfgreen, die met de schaar wordt bijgeknipt en schoongebezemd door
Richard, de housekeeper, die in het "staff house" tegenover het gazon woont. Hij
heeft juist mijn kleren gewassen.
Mijn gordijnen bollen genoeglijk in de warme wind die met zachte zuchtjes door mijn
puntgave ragfijne horren blaast. Ik heb een groot aantal sleutels ter beschikking gekregen
om de weg heen en terug tussen mijn bed en de Afrikaanse realiteit aan het eind van de
oprijlaan met succes te kunnen afleggen. Op mijn slaapkamerbureautje staat de mobiele
telefoon van Budhagali, King of Spirits, op te laden. [Plaatje: budhagali linked.jpg]
Rest mij nog mijn pijlsnelle carrière de afgelopen dagen te beschrijven. Het idee een
kamer voor de opvolger van Kees bezet te
houden was voor mij het sein geweest toch op andere woonruimte uit te gaan. Dus ik naar
Father Gerard Picavet, die misschien iets had of iets wist en
die ik sowieso wel eens wilde ontmoeten. Van de borrels bij de bisschop wist ik al dat hij
aardig was, speciale missionaris vanwege het bisdom Haarlem en als zodanig
godsdienstleraar op een middelbare school hier. Hij ging dertig jaar geleden voor vier
jaar, kon thuis niet meer wennen, was binnen de kortste keren weer in Jinja en zit er nu
nog. Ergens bij de Sunset, in een heel mooi huis, zei iedereen.
Bij de Sunset kenden ze hem. Zie je dat blauwe bord? Daar is het. Ik hobbel honderdvijftig
meter verder over de rode gatenweg met hier en daar nog wat asfalt. Kiira Rd.
(Nijlstraat). Die evenwijdig langs het eerste begin van de Nijl bij het Victoriameer.
De Sunset staat aan de Nijl. Dan loopt Kiira Rd een beetje van de Nijl af, een
boomrijke buurt in. En daar is een huis. Mooi is nog zacht uitgedrukt. Het is een van de
mooiste vijf huizen in heel Jinja. Nieuw. Een luxe hek van donkerrood geschilderde tot een
driehoekige buis gelaste puntig afgezaagde stalen platen. Het piept niet eens, want het is
gesmeerd. Boven de ogen voor de hangsloten zijn ronde stalen afdakjes gelast zodat de
sloten in de regen droog blijven. Behalve bij de poort is het hek tot tegen de drie meter
hoog, dicht begroeid met een klimplant. Een fort. Eenmaal binnen is de oprijlaan van
smetteloos sintel, de grote voortuin is als een golfgreen, zij het dat tropisch gras nu
eenmaal een breder en harder blad heeft. Elk plantje in elke border oogt als het resultaat
van een serie weloverwogen beslissingen. Twee voor Jinjanenese begrippen nieuwe
personenauto's staan op het sintel. Ik stap van mijn rode ronkjonker, klap vertwijfeld het
stof van mijn kleren en loop naar de bel.
Geen bel. Ik tik op het ruitje van de voordeur en daar komt father Picavet in eigen
persoon. Welcome! En je voelt dat hij het meent. Hij leidt mij door zijn woonzaal, mag je
rustig zeggen, naar zijn achterterras. Daar zit hij aan de thee met een magere lange
krasse bejaarde Engelse dame die duidelijk niet gewend is het woord uit handen te geven.
Zij is economist, social worker en geeft advies aan iedereen, soms zelfs aan mensen die
het niet kunnen betalen. Daar blijk ik bij te horen, want na enige vragen over mijn
achtergrond heeft haar hoofd een heel programma voor mij klaar met grammofoonplaten over
haar onderzoek en adviespraktijk dat ze gezwind van start laat gaan hetgeen niet
gemotiveerd lijkt -wel had moeten zijn - door het besef dat het vele middagen zal gaan
vergen vóór de laatste plaat is uitgeklonken.
Picavet krijgt nog meer bezoek en ziet zijn kans schoon zich daarmee uit de voeten te
maken naar een afgelegen gedeelte van zijn paleisje.
Daar zit ik dan. Interesting, interesting
. Ik verzin een list: dit krijgen we nooit
af, zeg ik. Geef me de publicatielijst maar, dan zal ik het lezen. Dit start een plaat
over opdrachtgevers en auteursrechten en verzandt in een verwijzing naar een bibliotheek
in Kampala waar ze vast wel iets hebben. Ik zou ook nog kunnen proberen
.., we komen
in een reeks misschienen terecht die doet vermoeden dat ze ook dit uren zou kunnen
volhouden.
Tenslotte doet Picavet, teruggekeerd op de veranda, erg vooroverzitterig en lunchtijderig.
Het lukt hem haar ook voorover te doen zitten en met haar sleutels te doen rammelen. Lange
tijd maakt hij geen verdere vooruitgang. Interesting, interesting
Dan, ineens, giet
ze haar kop vol koudgeworden thee met een besliste worp naast haar mond over haar jurk en
neemt beleefd afscheid van ons.
Tsja, ik moet dus ook weg. Picavet zal blij zijn even van alle bezoek verlost te zijn. Wat
nu? Goede raad is duur. Ik sta op met Picavet en Miss Advice, al lopende zeg ik dat ik hem
rustig aan zijn lunch laat en nog wel eens terugkom om eens te praten. En, er lijkt net
genoeg belangstelling om nog even te vragen of hij voor de komende veertien dagen
misschien nog iets te wonen voor me weet. Dat weet hij. Zijn vrijstaand gastenhuis, hij
wijst naar de rechterzijde in de tuin, is over enkele dagen vrij. De huidige bewoner, een
Ugandese pleegzoon, die op het gras blijkt te staan, wordt gevraagd meneer even te laten
beoordelen of het misschien iets voor hem is
.
Sindsdien is, dat mag duidelijk zijn, de vakantie begonnen. Ik zit in mijn gewassen en
gestreken kleren met een kouwe cola uit mijn ijskast op mijn terras en lees een mooi boek
uit de bibliotheek in mijn zitkamertje, Out of Africa getiteld waardoor ik het eerst
niet wilde lezen, want een verfilming had naar ik mij meende te herinneren Oscars
gekregen. Gerard zei dat ik me dat niet moest aantrekken, het boek zelf zou absoluut geen
Amerikaanse kitsch zijn. En dat bleek. De schrijfster is een Deense sjieke dame die er
niet op uit is er geld mee te verdienen. Daarenboven is zij Godlof ook niet bezig met
schepping van literatuur. Ze legt je gewoon alles zo duidelijk mogelijk uit. Met liefde.
Richard, de housekeeper, meldt dat hij weer gaat wassen. Tot mijn spijt heb ik nog slechts
een onderbroek weten vuil te krijgen. Hij spuit even een in mijn terrasboom beginnend
wespennestje dood met een spuitbus Superdoom Fastkill.
Ik ga vandaag niet, zoals gisteren, mee uit zwemmen met
Gerard in het zwembad van de Jinja club, de sjiekste club hier, waar de burgemeester lid
van is en Gerard secretaris. Als Stsjoertsjie Man de burgemeester moet poffen om
vervolgens weer bij mij te lenen voor wat auto-onderdelen, wat is dan van deze club de
contributie? Als introducé moet ik 5000 USH, drie euro neertellen voor een vijfentwintig
meter badje. Evenveel als die man in de kwaliteitskrant New Vision klaagde te moeten
betalen voor seks met zijn eigen vrouw
(dagboek 20 december 1999). Nou ja, wat zou een Nederlander betalen voor toegang tot een
wat sjofel 25 m bad, edoch met zon indrukwekkend uitzicht op het Victoriameer?
Ik had Piet aangeboden mee te gaan naar Budhagali bij het afhalen
van het medicijn, maar het leek hem meer iets voor Tabitha, juist aangenomen als
"field worker" bij het Centre, doch nimmer in het veld en steevast achter het
bureau, dat symbool bij uitstek van de Ugandese postdoctorale pensionering, te vinden. Ik
stap Piets Centre binnen, loop door naar Tabitha's achterkamertje en leg haar mijn plan
uit. Of ze mee wil. Daar hoeft ze niet lang over na te denken. Nee bedankt.
Maar, ehh, stamel ik bedremmeld, dit is heel leerzaam en ik dacht ehhh,
omdat jij
field worker bent en zo
Er gaat Tabitha een licht op. Misschien moet dit wel van Piet. Ze vraagt belet, komt terug
en zegt: ik ga mee.
Dat lijkt me geen goed begin. Om het niet erger te maken vraag ik of ze niet bang is voor
een motorfiets. Nee dat is ze niet. Ik babbel wat over mijn moeder die gewoon zegt hoe
hard ze wil en dat zij dat ook mag zeggen. Nu gebeurt iets onverwachts: nauwelijks zijn we
van huis of ze praat honderd uit zonder enige reserve. Het lijkt wel alsof ze ineens
volledig op haar gemak is. Ze heeft een kamer in Jinja. Zoiets kost 40 000 per maand (30
euro). Kan ze wel betalen. In de weekends gaat ze wel naar haar ouders in Wanyange. Niet
altijd, want ze was enig kind, ze mocht nooit wat en nu gingen ze nog steeds de baas over
haar spelen als ze thuis kwam. Dus ze bleef ook wel vaak lekker in Jinja in het weekend.
Ze had op Makerere gestudeerd. Ik wist inmiddels dat er veertig sollicitanten waren
geweest, dus men had een beetje kunnen kiezen. Ben je bang voor de tovenaar? Ook al zou ik
bang zijn, dan nog wil ik er heen. Voor vragen naar de details van haar angsten lijkt mij
de terugweg geschikter, maar mijn reserves jegens Tabitha zijn overwonnen.
Opgelucht rijd ik de compound van Budhagali op. De medicijnen blijken nog te moeten worden
gemaakt. Geen hennen, eenden of nieuwe barkcloth te zien, dat was dus slechts een poging
geweest in natura nog iets boven die 50 000 USH in de wacht te slepen. Zakken gestampte
kruiden in alle kleuren grijs en groen komen tevoorschijn. Emilie moet baden in een
combinatie van drie kruiden en dampen met nog weer een ander kruid en witte poeder
snuiven. Dat laatste normaal twee keer per dag, maar het is een blank kindje dus
voorzichtig aan één keer per dag. De King of Spirits doet mij even voor hoe je moet
snuiven en raakt daarbij in een niesbui die de hele rest van het bezoek niet meer over zal
gaan.
Door de aanwezigheid van Tabitha wordt nu geen Engels meer gesproken. Ik kan mij nu op
andere zaken concentreren en Tabitha krijg ik straks weer mee -althans dat hoop ik en laat
dat nou achteraf ook één van haar angsten zijn geweest- dus onder die onzekere aanname
kan ik haar straks helemaal uithoren. Er wordt veel gesproken door de Big Man tegen
Tabitha, waarbij hij grinnikt en zij een beetje giechelt. De huisapotheek van de King of
Spirits of the World werkt voornamelijk met dik bruin postpapier (basisvoorraden) en
postenveloppen (als schep en ook als zakje voor de klant). Van de basisvoorraad, die nog
harde stukjes bevat, wordt een hoopje voor de klant geschept. The Big Man gaat hier met
grote zorgvuldigheid met zijn vingers de harde stukjes uithalen. Die gaan terug in de
basisvoorraad.
Als de kruiden in de postenveloppen zitten en
Tabitha de instructie duidelijk heeft doorgegeven komt er een CD doosje tevoorschijn met
een zilveren verzegeling er op. Het blijkt een MtN abonnement voor een mobile. SIM
kaartje, access number voor inschrijving en 30,- beltijd. Of ik
Ik leg uit wat het is. Inmiddels weet ik dat ze via MtN hier kunnen bellen, want ik krijg
niet mijn eigen, maar wel een vreemd netwerk op mijn mobile. Hoewel ik hier bij een
diviner ben dus wie weet wat ik hier op mijn mobile krijg. Ik vraag of de Big Man
misschien ook een mobiel lulijzer heeft.
Er komt een mobile uit een doos. Accu leeg natuurlijk. Stroom begint pas vijf kilometer
verderop vlak voor Jinja.
Ik leg uit wat er moet gebeuren. Hebben ze ook een oplader? Een soepele stengel met aan
elke kant een knolletje, verduidelijk ik.
Verbazing om de muzungu. Je ziet ze denken: hoe weet hij dat? Dat kan geen toeval zijn! Er
komt een oplader tevoorschijn.
Tsja, dit moet ik thuis doen, kost een paar uurtjes, zeg ik, rondkijkend of voor deze
drieste actie een vertrouwensbasis bestaat.
En ja. Neem maar mee dan. Ze kennen dat: de onheilwerende amuletten van hun cliënten
raken ook leeg en worden dan bij de diviner afgegeven om een nachtje op te laden. Ben ik
gratis een diviner aan het helpen met werkende tovenarij terwijl hij mij voor zijn nepzooi
een half miljoen afhandig wou maken! En ik wil vanmiddag helemaal niet klooien aan een
mobile en nog een keer met mijn motorfiets zo'n stofspoor trekken op de kleiweg naar de
waterval. Getver. Maar mijn belangen liggen natuurlijk in het leren kennen van deze
Afrikaanse clerus. Ik moet er wat voor over hebben.
Tussen Tabitha, the Big Man en Mr Hippo ontstaat een vreemd verlopend driegesprek. Ik
versta er natuurlijk niets van. Van die kous wil ik straks het naadje weten. Het eindigt
met een plotselinge vraag van Tabitha aan mij: Bert!
Ik schrik ervan.
Kun je Kalivu hier (Mr Hippo) naar het Centre brengen? Jazeker, morgen, zie ik mijn kans
schoon, dan kom ik morgen hier met de mobile, gaan we daarna naar het Centre.
Aldus besloten. Hèhè, ik hoef vandaag niet meer terug te komen.
Tabitha haalt nog 100 shilling uit een grote knip en doet die in het mandje waar mijn 20
000 tweede tranche ligt, mijn kruiden en de mobile van de King of Spirits gaan in mijn
rugzakje, wij lachen vriendelijk ten afscheid, geen handen, waarom ineens niet?
Enfin weg zijn we. Tabitha, achter mij op de motor,
is in een zodanige euforie dat ik mij gereed houd haar bij de enkel te vatten mocht zij
het luchtruim kiezen: Ik ben bij Budhagali geweest! Ik ben bij Budhagali geweest! Je zou
straks mijn moeder moeten zien als ik haar dat vertel. En mijn vriendinnen! Iedereen is
bang voor Budhagali weet je? Iedereen. In heel Busoga. Als klein kind leer je het al: wees
voorzichtig Budhagali kan je meenemen en aan de geesten offeren. Vrouwen worden van huis
getoverd en blijken ineens vrouw van Budhagali te zijn en niet meer weg te kunnen. En hij
is
.hij lijkt wel een heel gewone man!
Waar had hij het de hele tijd over als het niet over de kruiden of de mobile ging, als hij
zo grinnikte, jij vond het wel leuk geloof ik.
Hij maakte de hele tijd grapjes, waarom ik niet met hem wou trouwen en toen we weg zouden
zei hij dat ik nog niet voor hem had gekookt en daarna nog dat ik met die blanke ging
trouwen. Dat zij dan zijn schoonzuster zou worden.
Ik weet dat "voor iemand koken" het teken is van iemands man zijn en dat je
traditioneel met je zwager trouwt als je man sterft. Vooral dat laatste deed mij
verontrust aan de kruiden denken in mijn rugzak. Maar een diviner die mij in een grapje
als zijn broer opvoert
toch een eer en ik heb zijn mobile tenslotte.
Dáár kom je never nooit mee weg bij een diviner, zegt Tabitha vastbesloten.
Dat is voor mij het startsein haar te vertellen dat Budhagali er de politie bij had
gehaald om de vent te vangen die hem van de sokken had gereden. Hoort het niet zo te zijn
dat de politie de diviner erbij haalt als het serieus wordt en niet andersom? vraag ik
retorisch.
Ik krijg gelijk. Daarmee zijn we bij de zijweg van het nieuwe Nile Resort, dat nu af
schijnt te zijn. Daar moet ik Tabitha uithoren, bedenk ik, want straks in de opwinding in
het Centre kom ik er natuurlijk niet meer tussen. Bij het net gevulde zwembad, onder een
vers rieten afdakje, met beneden ons de gorgelende Nijl, vertelt Tabitha dat Budhagali
haar wat is tegengevallen. Nee, dan haar buurvrouw vroeger thuis. Toen die vijftien jaar
geleden trouwde en daar bij haar man kwam wonen mocht kleine Tabitha'tje van acht niet
naar de buren 's avonds want het was al donker. Toen het verse echtpaar met de gasten
thuiskwam en haar ouders even buiten gingen staan vloog ze uit haar pyjama in een jurkje
en zonder tijd te verliezen sprong ze het raam uit en klom in het stikdonker een boom in
om bij de buren naar binnen te kunnen kijken. De vrouw stond bekend als omgaand met
geesten en kruiden. Zij had veel mensen goed geholpen. Tabitha was net als iedereen
natuurlijk een beetje bang voor haar. Tien jaar later achtte zij haar katholieke vorming
sterk genoeg om haar angst voor dat soort dingen te overwinnen (een christen is
"gered" en bevrijd van de magie, althans dat is het bijgeloof van priesters en
dominees). De buurvrouw, inmiddels gescheiden, nog steeds daar wonend zou haar test case
moeten worden. De test slaagde niet want nog vóór ze goed en wel in het zicht van de
vrouw was had deze geroepen: "Aaaaah, daar heb je eindelijk dat meisje dat zonder
onderbroek op mijn bruiloft kwam!".
Tabitha had zich omgedraaid, het op een holletje gezet en geconcludeerd dat ze eerst nog
een tijdje moest doorbidden. Moet je nagaan Bert, het was stikdonker buiten, ik had een
lang jurkje aan, zij zat in een verlichte kamer stikvol gasten en het was tien jaar
geleden!
Ja en zo'n vrouw wordt natuurlijk nooit "kardinaal van de diviners in Busoga"
want dat moet natuurlijk per se een kerel zijn, sneer ik.
Hier raak ik een snaar bij Tabitha. Ja, precies en volgens mij kon die buurvrouw van mij
veel meer. Trouwens 70% van het werk in Uganda wordt door vrouwen gedaan en dat levert 80%
van de productie op, ik zal je eens een paar economische rapporten laten zien en er was
eens een discussie op het Philosophy Centre Jinja en die begonnen eerst te protesteren als
ik over die dingen begon maar op het laatst had ik ze mooi wel de mond gesnoerd, stelt
Tabitha voldaan vast.
Met reden voldaan, naar mijn mening, want dat zijn daar alleen mannen. Kortom, Tabitha zal
best veel hebben gebeden maar ze vindt de discussie over sekse en het recht op
maatschappelijke erkenning van toepassing op het divinerschap. Reden genoeg om het niet
bij een colaatje te laten en de menukaart aan te laten rukken.
Voorzichtig zeg ik eens dat ik me de hele tijd afvraag of de diviners het allemaal zelf
geloven of dat ze alleen willen dat ik het geloof.
Voor Tabitha is er geen twijfel over: ze geloven het allemaal zelf. Alles.
Zelfs Kalivu (Mr Hippo)? vraag ik.
Zelfs Kalivu.
En, heeft hij je nog wat antwoorden op vragen van je lijstje gegeven? Vraag ik, wetende
dat er in het Centrum vragen bestaan over onbekende geesten en onduidelijke bijnamen van
geesten.
Nee. Mzee wilde het de hele tijd uitleggen. Dan ging Kalivu er telkens doorheen praten,
die wou gewoon niet dat het mij werd verteld. Die Kalivu houd alles af. Die wil geld zien.
Van hem moest ik ook geld in dat mandje leggen. Mzee zei zelfs een keer tegen Kalivu:
"Wat heb jij een hoop woorden". Omdat hij zijn uitleg er gewoon niet doorheen
kreeg. Mzee werd gewoon de mond gesnoerd. En Kalivu wil nu eerst naar het Centre. En als
we iets willen moeten we eerst een brief schrijven.
Wij zijn het helemaal eens: Mr Hippo, die Kalivu, mag door de geesten worden opgehaald.
Voorgoed.
Het verhaal van de gebroken bomen op de compound van de King of Spirits is niet zo breed
bekend in Busoga, zegt Tabitha. Wel dat de King of Spirits het lichaam van Mzee verlaten
zou hebben en hij weer zo ongeveer louter de zoon van zijn vader zou zijn, omdat hij
vreemd gegaan zou zijn. "Adultery" is het woord dat Tabitha gebruikt. Wat hier
precies wel en niet adultery is daar ben je nog niet zomaar uit. Met de vrouw van een
ander en zeker die van je broer, dat is in ieder geval "adultery" . Verder weet
ik het nog niet zo precies. Het waren geruchten.
Hoe dan ook, nu ik weet waar het grinniken van Mzee en het giechelen van Tabitha over ging
en ik de film nog eens voorbij laat komen met deze ondertiteling is mij duidelijk dat de
man wild bruisende ballen moet hebben die hem in aanwezigheid van vrouwen de baas zijn. Ik
hoop dat hij niet ondertussen per ongeluk de verkeerde kruiden voor me heeft gemengd.
Mzee, Budhagali, blijkt niet de naam te dragen van de watervallen die 250 megawatt gaan
leveren over een jaar of vijf, maar de watervallen zijn naar hem genoemd inzoverre
hij niet de zoon van zijn biologische vader is maar de geest Budhagali zelf die bezit van
Mzee heeft genomen en permanent in hem "woont". Als Mzee sterft moet hij, als ik
het goed begrijp, dubbel begraven worden: als lichaam van zijn door zijn vader gegeven
magara als het lichaam van de hem thans bezittende geest. Hij is twee mensen. De naam van
de zoon van de vader-verwekker gebruikt bijna niemand meer. In Mzee wordt de geest
Budhagali, de koning van de Geesten der Wereld, aangesproken.
Mzee is de geest Budhagali.
Het staat trouwens ook op zijn briefpapier.
Het gerucht gaat dat wegens deze dubbele identiteit bij zijn overlijden iemand gedood zal
moeten worden om met de nommo van de zoon van de biologische vader onder Budhagali's
lichaam te begraven. Omdat ik nommo aan zijn mobile heb gegeven en in zijn grapjes als
zijn "broer" wordt aangeduid vrees ik daarvoor een geschikte kandidaat te zijn.
Hij ziet er nog gezond uit, maar omdat hij naar het zich laat aanzien nogal wild om zich
heen neukt lijkt het elk moment mis te kunnen gaan. De HIV situatie is bekend: Patrick,
bijvoorbeeld, van Piets Cultural Research Centre, had mij van de week al eens te
spreken gevraagd omdat zijn acht broers op één stervende na nu allemaal dood zijn en
hem, inclusief zijn eigen, dertig kinderen hadden nagelaten. Of ik ook toevallig iemand
kende die schoolgeld wou gaan betalen. Ik zou mijn best doen, zei ik, de uitgebreidheid
van mijn antwoord keurig gelijk trimmend aan de lengte van zijn aanloop naar de vraag.
Terug in Jinja ga ik de knipselmappen van het centrum in en vind veel over de geplande
Budhagali dam. De bouwondernemingen, gebundeld in de AES, en regering zijn vóór, de
rafters (opblaasboot-rivierafzakkers), toeristenorganisaties en miljeuactivisten zijn
tegen. De rest van de machten informeert bij de beide kanten wat er voor hen aan zit om
aan die kant mee te doen. Het gaat om 250 megawatt, de tegenstanders leveren dus een
achterhoedegevecht. De inbreng van Budhagali, de King of Spirits heeft men ook hier netjes
uitgeknipt, de cartoon over de geschonken mobile incluis. Ik kopieer de knipseloogst en
trek mij terug in mijn paleisje bij Gerard Picavet. Alwaar ik mijn verdere vragen over het
verkeer tussen mensen en geesten opschrijf:
Het probleem: de "economie der geesten": als geesten iets doen vragen zij daarvoor geld. Geesten vragen vaak een bedrag en dan volgt onderhandeling.
Ze kunnen dat bedrag baseren op
kosten die de geest moet maken het karwei te klaren de waarde die de dienst van de geest heeft voor de klant de draagkracht van de klant de behoeften van de geest nog iets anders De vraag is hoe de prijs wordt bepaald. De bovenstaande vragen zijn te abstract voor de diviner. Om er achter te komen zou ik bijvoorbeeld kunnen vragen:
Geesten kosten levende mensen geld. Zijn er ook geesten die geld opleveren? Als men geld achterlaat bij de jonge boom bij de stroomversnelling, wordt dat dan niet gestolen door de tuinlieden? Waait het niet weg? Wat gebeurt er met het geld dat bij het boompje ligt als de gever wegloopt? Is een ernstige zaak wel eens goedkoper dan een lichte zaak? Waarom? Het geld is voor bouw en onderhoud der diviners en heiligdommen. Waarom geeft men het geld aan de geest? Is het niet wat ordinair om een geest als lokettist in te zetten? Men kan het toch gewoon aan de diviner of liever nog, zijn kassier geven?
Terwijl ik dit schrijf gaat mijn neus lopen en komt er zo'n sterke lucht van Emilie's
kruiden uit Budhagali's bruine postenveloppen dat ik het zelfs op mijn tong proef. Lichte
paniek. Zal ik het in een plastic zak stoppen?
Nee, ik ben niet bijgelovig.
Ach, ik doe het toch maar, het is ook beter voor de kruiden...
Nijlstraat 18B, donderdag 6 januari 2000
Ik geraak in zeer ontspannen vaarwater in father Picavets
guest house, doe zo weinig mogelijk. Toch raak ik achter met de verslaggeving. Het is
vooral de bezorgdheid om je lot die hier bij Picavet lavend werkt. Als ik aankondig door
Picavets ontbijt heen te zullen gaan slapen vraagt hij of ik dan wel iets te eten heb, of
dat allemaal lukt in dat huisje daar. Alsof het een lekke tent is. Heb ik wel koffie?
Ja zeker: Ugandese puur arabica filter van de Mount Elgon zelfs nu om in Picavets
koffieapparaat te doen.
Melk?
Ja poeder.
Dat is niks.
Hier heb je een pak melk. En een mooi boek van Karen Blixen. Moet je lezen. Enzovoort. Een
vader in hart en nieren.
Hij is ook vader. De vrouw van een van zijn pupillen overleed met twee kleintjes. De
familie van de moeder wilde ze nemen maar de jongen wilde zijn kleintjes niet kwijt. Ter
barricadering van de familie werd Picavet gauw voogd. Vader en zoontjes waren er toch al
kind aan huis. Felix is nu 13, Victor 11 ze wonen al jaren bij Picavet, die duidelijk
vader is. De echte vader komt er dagelijks, heeft nu een
nieuwe vrouw en twee meisjes. Op de jongste van zeven werd ik verliefd toen ze haar kleine
lijffie met kraaltjesdreadlocks in het zwembad resoluut van de hoge wierp. Toen ik joelde
van de pret deed ze het, op de golven van haar succes nog eens op een andere manier: zo
dat het heel moeilijk en eng lijkt. Ze legde mij later op mijn verzoek uit wat bepaalde
mensen zeiden in Lusoga en bij de spelletjes met de kinderen bepaalt zij de regels, ook
als er veel groteren bij zijn ("if you people don't get this ball I have the
game!"). Is ook de beste van de klas zei Picavet later. Michelle my belle. De vader
van dit alles, inmiddels succesvol bouwondernemer (met veel opdrachten van Picavet), woont
met de tweede vrouw en de meisjes, die net nog een zusje hebben gekregen aan de andere
kant van de Nijl. Felix en Victor willen daar niet wonen: te ver van school en vriendjes.
Het botert meestal wel met de nieuwe mama. Niet altijd. Dan ontstaat er een gesloten
Felix-Victor front waar vader en moeder niet doorheen komen. Lekker bij father Picavet
blijven dus. Die heeft bij zijn verhuizing naar deze buurt ontdekt dat het hebben van
kinderen goed helpt bij het leggen van contacten tussen volwassenen. Een pater die het
ouderschap van binnen kent.
Dat komt ook goed van pas bij de regelmatige samenkomsten van de Jinjajenese padvinderij
met die uit een Engels stadje. Die boog, wijst hij, naar een fantastisch van gelijmde
lagen hout gemaakte boog van een dikke twee meter hoog, hadden ze meegenomen uit Engeland.
Die heb ik ze meteen afgepakt. Hij hoefde niet meer naar huis en behoort nu tot de
voorwerpen der padvinderij alhier, gestald bij Picavet, zoals hier in dit huis vele
waardevolle voorwerpen van vele verenigingen, stichtingen en andere gezelschappen een
veilige plaats hebben.
En dan die meisjes in die jongens hè, zegt Picavet. Mensenlief, dat is me wat, ik zeg
altijd tegen de begeleiders mensen mensen mensen, pas nou toch op, want veel van die
jongens hier zijn seropositief, dat weet je gewoon. En ze zijn heet hier hoor, die
jongens, ze zijn vreselijk heet. Tsja en toen was er een Engels meisje, ja, dat was ook
een hele hete meid en, ja, dat was dus wel misgegaan, toen zaten we wel in de piepzak.
Gelukkig is het goed afgelopen.
Wij zitten aan tafel met de jongens, die inmiddels al ongeduldig weglopen om even te
kijken wat er op TV is.
Picavet geeft mij als zijn mening dat je zo'n
diviner gewoon moet negeren. Het is toch allemaal puur bijgeloof. Kom jongens! Bidden!
Ik beken mij behoedzaam tot de stelling dat het gevaar niet zozeer in bijgeloof, maar in natspat-aspecten zitten. Ik vertel het
natspatverhaal, van de man die zich met een schoon pak in de buurt van een plas op de weg
placht op te houden en ontvouw mijn theorie van de natspatsector. Frida noemt het milking,
ziet het meer als de zuivelindustrie. Bij overheids"dienaren" heet het
"eating", dat is geld vragen voor overheidsdiensten die de klant al lang betaald
heeft met zijn belasting. Dan zijn we bij de catering. Bij diviners betekent het: eerst de
mensen bang maken en dan voor geld angst verdrijven. Je kunt niet steeds maar woorden
blijven verzinnen. De natspatsector, daar houd
ik het bij.
Als ik over de diefstal van Faith te spreken kom vertelt
Picavet van zijn driewielerproject voor invaliden. Die invaliden komen met de regelmaat
van de klok vertellen dat hun wielen gestolen zijn. Ietsje te vaak. De natspatsector.
Picavet vraagt nu altijd naar politiepapieren en de meesten komen daar dan niet meer mee
terug.
persuasive language hè, zegt Picavet. Hij krijgt allerlei verhalen over geldnood aan de
deur. Als hij mensen en hun familie niet kent gaat hij nergens op in.
Als er geld is voor een invalide kindje wordt dat nooit aan de familie gegeven. Want in
Afrika ga je echt je geld niet vrijwillig aan je invalide kind besteden. Dat besteed je
aan je gezonde kinderen. Dus er worden alleen gespecificeerde rekeningen betaald en alleen
rechtstreeks. Anders gaat de natspatsector invaliden uitbaten (nog gevaarlijk ook, in
India verscheen het bericht van bendes die gezonde kinderen amputeren was dan krijgen ze
meer bij het bedelen).
Voor de steun der blinden was iets bedacht: er was een auto op het toneel verschenen, die
zou als taxi dienen, opbrengst voor de blinden. Father Picavet de Onkreukbare accepteerde
de uitnodiging tot het beheer en selecteerde, met al zijn ervaring en de nauwkeurigheid
die zijn huis en tuin tot in het meest minuscule plantje uitstralen, een chauffeur uit
zijn kringen. Het ging een maandje goed. Toen begonnen er dingen kapot te gaan aan de
auto. De garagerekeningen klopten keurig. Het project begon steeds grotere verliezen te
draaien. Alle bonnetjes bleven keurig kloppen. Einde project. De natspatsector. Blinden!
Picavet heeft geen security guard. In alle huizen in de buurt waar security guards zijn is
inmiddels ingebroken. Bij hem niet. Natspatsector.
Geld is het krachtigste amulet in Afrika, zeg ik.
Waar niet, zegt Picavet.
Daar zit ik, met mijn mond vol tanden.
Van Karen Blixen is een Amerikaanse film gemaakt die
allerlei prijzen heeft gewonnen. Er zijn voor mijn twee redenen om niet naar een film te
gaan: als hij Amerikaans is of als hij een prijs gewonnen heeft. Maar het boek is goed,
zei Gerard.
En dat blijkt: ze is verdiept in pogingen de Gikuyus, de Maasai, de Somalis en zelfs de
dieren in en rond haar boerderij, dertiger jaren, Kenya, te begrijpen en vol besef dat het
lang niet volledig zal lukken. Om haar eigen pogingen moet ze vaak een klein beetje
glimlachen, echte grootheid dus.
Van dit boek kun je absoluut geen Amerikaanse film maken en
al helemaal geen film die een prijs wint. Het is moeilijk! Niet veel mensen zullen
bijvoorbeeld haar onsterfelijke paragraafje "De neger en de geschiedenis"
begrijpen, want daarvoor moet je heel veel geschiedenis hebben gestudeerd, met name ook
geschiedenis van het denken. Dat moet ze dus zelf gedaan hebben, dat kan niet anders. En
het leuke is dat ze nergens in haar boek met eruditie te koop loopt. Geen enkele behoefte
te pochen. En ze is nog eerlijk ook. En een schrijfster is ze goddank ook niet. Ze heeft
alles wat ze dacht gewoon zo precies en begrijpelijk mogelijk opgeschreven en daar was ze
Goddank vreselijk goed in, beter dan de meeste "schrijvers". Kanjermens.
Zo lees ik in haar boek dat ze Shakespeares Merchant of Venice aan haar Somalische
bediende, eigenlijk bedrijfleider, kun je wel zeggen, Farah vertelt.
Punt één: hoe kom je er op zoiets te doen?
Nou die vraag stel ik aan de lezer met enige trots - in tegenstelling tot Karen poch ik
graag af en toe over mezelf - omdat ik dat zelf inmiddels al wist: Shakespeare en Afrika
begrijpen elkaar heel wat beter dan moderne westerlingen elk van hen beiden. Neem
bijvoorbeeld de geest van Hamlets vader. Die houdt zich keurig aan de Afrikaanse etiquette
van geesten van voorouders: die komen heus niet als iemand ze "oproept", zoals
men in het zwevende gedeelte van het westen suggereert, maar onverwacht. En ze
komen ook absoluut niet zoals westerse zwevers denken, om zich met wat ordinair en
triviaal circusartiestengedoe bezig te houden zoals het laten bibberen van glazen, het
uitdelen van een oorvijg, of het zeggen van iets dat je al weet maar waarvan je verbaasd
denkt got hoe weet die geest dat nou. Kort gezegd: ze lenen zich niet voor het
hoestmogelijk-gedoe.
Nee! Daarvoor komt de geest van een voorouder niet terug, dat weet Shakespeare en
dat weet heel Afrika. Een geest van een voorouder komt alleen terug als er iets vreselijks
aan de hand is en jaagt daarbij dan absoluut iedereen geheel onverwacht de pokkestuipen
op het lijf, precies zoals Hamlets vader. Echt niet iets leuks en spannends voor een
trans-"sessie" naar westers model.
Niet, of onverwacht de pokkestuipen. Zo hoort dat.
En niet anders.
Dat is de etiquette der voorouders.
Dus mij verbaast het niets dat Karen Blixen de Merchant of
Venice vertelt aan Farah. En ook niet dat Farah prompt één en al aandacht is.
Maar zelf ken ik dat stuk niet. En Karen gaat er geheel terecht vanuit dat je het kent. Ik
schaam me zo dat de honden op mijn veranda mij komen troosten, maar ja, als je vanaf
Hammurabi en de Vedas alle wereldliteratuur achter elkaar gaat lezen kom je op geen
stukken na ooit aan Harry Mulisch toe en dat kun je zon man toch ook niet aandoen,
is mijn gedachte geweest. Nu kom ik met mijn voortrekken der levenden tegenover de doden
lelijk op de koffie. Dat heb je er nou van, zou iedere Afrikaan zeggen.
Gerard biedt uitkomst. Er is een exemplaar in huis.
Het verhaal blijkt als volgt te gaan. Antonio, een Venetiaanse koopman, wil snel rijk
worden. Al zijn geld en meer dan dat, zit in schepen die overal in de toen bekende wereld
aan het moorden, verkrachten, roven, plunderen, kortom handel drijven zijn. Geen dubbeltje
thuis onder het kussen.
Ook zijn vriend Bassanio zit op zwart zaad, erger nog, heeft geen hoop op toekomstige
baten. Hij heeft weinig commerciële of andere talenten. Voor hem zou een huwelijk met een
schone rijke weduwe een uitkomst zijn en dat beseft hij terdege. Rondspeurend vervloekt
hij zijn geldgebrek, want als aspirant heb je toch altijd aanloopkosten voor je de hand op
een goed onder druk staande geldkraan van een rijke weduwe kan leggen.
Maar ineens ziet Bassanio een kans. De schone Portia is zelfs niet eens weduwe, doch jonge
schone maagd, enig kind en erfgename van haar zodanig vermogende vader dat alle
hotelkamers in de buurt van haar veste Belmont bezet zijn met berooide prinsen uit alle
hoeken der aarde. Wat te doen?
Antonio leent normaliter gul uit, gratis natuurlijk, want zo hoort dat onder vrienden.
Maar nu heeft hij even niets te leen. Wel wil hij borg staan voor Bassanio bij Shylock,
een Jood, natuurlijk.
Shylock heeft de pest aan gratis uitleners als Antonio want die
drukken daarmee de rente in Venetië: marktbederf! Goedertierenheid is
concurrentievervalsing! Wettelijk verboden in alle beschaafde landen! En nog varkensvlees
eten ook! Hij bedenkt een geintje: hij doet het deze keer ook eens renteloos, maar wel
over drie weken terugbetalen, zo niet dan mag Shylock een pond vlees naar keuze uit het
lijf van Antonio snijden. Antonio die handel drijft zoals Italianen ook oorlog voeren,
bedenkt welke van zijn schepen de komende drie weken rijk met buit zullen binnenvaren en
gaat akkoord.
Dat had hij niet moeten doen.
Maar daarover later. Het geld komt los en Bassanio gaat aan het werk, althans hij gaat,
laten we zeggen, wat Afrikaans aan de gang. En met succes. Portia is zeer van hem
geporteerd en de hotelkamers rond Belmont worden en masse verlaten door somberende
prinsen.
Antonio's dichtstbijzijnde schepen vergaan natuurlijk, zoals Italiaanse schepen en zeker
Italiaanse schepen in het toneelstuk van een Engelsman betaamt, allemaal. Zo raakt hij in
gebreke bij Shylock, die zich, ondertussen ook flink giftig geworden doordat zijn dochter
er niet alleen met een christen, maar ook nog met enkele van zijn dukaten vandoor gaat,
verheugt op enige amateurchirurgie. Zonder verdoving.
Portia en Bassanio horen ervan. Bassanio vertrekt spoorslags naar Venetië en krijgt nog
gauw van Portia driemaal de aflossing voor Antonio mee, geld zat nu, tenslotte. Portia
gaat spoorslags bidden in het belendende klooster.
In Venetië blijkt Shylock, de Jood, niet in geld geïnteresseerd! Nee, laat Shakespeare
de Jood vinden, al kreeg hij tien keer de som, het mes moet en zal er in.
Antonio legt Bassanio uit dat de Doge Shylock uit hoofde van het speerpuntenbeleid van
Venetië als vestigingsplaats voor buitenlands kapitaal zeker in het gelijk zal stellen.
Hij verwacht niet de operatie te zullen overleven en bereidt zich voor op het troosten van
Bassanio die het binnenkort zonder hem zal moeten stellen, wat Bassanio heel erg vindt
(hoewel Antonio geen vlucht overweegt en Bassanio dat ook niet voorstelt).
Op de rechtzitting ziet de Doge het inderdaad somber in voor Antonio. Bassanio biedt en
biedt, geld zat nu, tenslotte, maar Shylock blijft turend over zijn neerwaarts richting
contract op zijn neus hangende leesbril aandringen op correcte uitvoering van het
overeengekomene. Hij slijpt ondertussen zijn mes.
Dan blijkt de Doge een brief te hebben waarin zich een advocaat voor Antonio stelt. Dit
blijkt Portia, verkleed als geniale postdoc in de rechten, in Afrika de meest populaire
studierichting.
Portia wijst de zaal op de duidelijkheid van het contract. Het dient uitgevoerd. Shylock
moet een chirurgijn huren die Antonio's bloed na afloop moet stelpen.
Shylock prijst haar conclusie maar ziet, werpt hij over zijn op het contract gericht
leesbril tegen, over chirurgijnonkosten niets in het contract staan.
Portia bindt in.
Maar bloed, zegt Portia, daar staat ook niets over in het contract. Bloedvergieten mag
niet volgens de Venetiaanse wetten (christenen niet, tenminste, Joden, negers en Turken
natuurlijk wel).
Hier heeft Shylock niet van terug. Staat dat in de wet? Vraagt hij.
Hij kent ineens de wet niet, zou je van een Jood ook niet verwachten.
Hij gaat akkoord met drie maal de som.
En precies een pond, hè? roept Portia, een tweede Jodenstreek aan haar eerste toevoegend,
want anders draai je subiet de nor in.
Shylock toont zich nu zelfs bereid genoegen te nemen met de enkelvoudige hoofdsom.
En iemand naar het leven staan mag ook niet, zegt Portia en dat heb je al gedaan. Dus
Shylock blijkt eigenlijk al nat te zijn. Veroordeling!
Nou, dat wordt voor Shylock afgifte van zijn gehele bezit,
vonnist de rechter en, of dat al niet erg genoeg is, gedwongen bekering tot het
christendom, volgens een toeschouwer een slecht oordeel wegens de daaruit voortvloeiende
prijsopdrijving van het varkensvlees.
Over het speerpuntenbeleid van Venetië als vestigingsplaats voor buitenlands kapitaal is
later weinig meer vernomen.
'Wat?' zei Farah. 'Heeft de Jood zijn eis laten vallen? Dat
had hij nooit moeten doen. Het vlees kwam hem toe, voor al zijn geld kreeg hij toch al zo
weinig terug.'
'Maar wat kon hij anders doen,' vroeg Karen, 'als hij geen druppel bloed mocht nemen?'
'Memsahib,' zei Farah, 'hij had een roodgloeiend mes kunnen gebruiken. Dan komt er geen
bloed.'
'Maar,' zei Karen, 'hij mocht niet meer of minder dan een pond nemen.'
'En wie,' zei Farah, 'had zich daardoor laten afschrikken en dan nog wel een Jood? Hij had
toch elke keer een klein stukje kunnen nemen, met een kleine weegschaal erbij om ze te
wegen, net zolang tot hij een pond had. Had die Jood dan geen vrienden die hem van advies
konden dienen?'.
Alle Somalis hebben, schrijft Karen, iets uitzonderlijk dramatisch in hun
gezichtsuitdrukking. Met een nauw waarneembare wijziging van blik en gebaar nam Farah nu
een dreigend uiterlijk aan, alsof hij werkelijk in het hof van Venetië was om zijn vriend
of partner Shylock moed in te spreken ten overstaan van Antonio's vele vrienden en de doge
van Venetië in hoogsteigen persoon. Zijn ogen blikkerden op en neer langs de gestalte van
de koopman, wiens borst ontbloot was voor het mes.
'Hoor nu eens, Memsahib,' zei hij, 'hij had héél, héél kleine stukjes kunnen nemen.
Hij had die man een heleboel kwaad kunnen doen, lang voordat hij aan zijn ene pond toe
was.'
Karen zei: 'Maar in dit verhaal gaf de Jood het op.'
'Ja, dat was doodjammer Memsahib,' zei Farah.
Ik moet zeggen dat ik met Farah en Shylock meevoel. Ik heb altijd een grotere hekel
gehad aan Italianen dan aan Joden. Dat hypocriete gedoe. Dat vreselijke operagezang. Dat
elegante sterven. Al die rommelige kitscherige herdenkingsmonumenten overal voor de
"caduti" in al die elegant verloren oorlogen. Onze voetballers wegkopen. Maar
vooral omdat Shakespeare tegen de Jood is. En hem op oneerlijke wijze afmaakt door ineens
een domme onwetende van hem te maken als Portia in de rechtszaal verschijnt. Precies zoals
Farah zegt: zo is een Jood niet. Zo pleeg je goedkope karaktermoord op een Jood om het tij
tegen hem te laten keren, Shakespeare toch! Joden zijn vuil en gemeen maar niet dom en
slap. En vuil en gemeen zijn is in Afrika geen kritiekpunt, want dat is iedereen die de
kans krijgt en dat weet iedereen. In Afrika geldt de waarheid van de sterkste en de
sterksten zijn altijd vuilste, gemeenste, en slimste. Dat is niet alleen bij Joden zo. Dat
is overal altijd zo. En dat weten Farah en Shylock.
Dat kan dus ook niet het specifieke probleem van Afrika
zijn, dat de sterksten er het vuilste, gemeenste, en slimste zijn.
President Yoweri Museveni staat ook aan onze kant. In
zijn boek Sowing the Mustard Seed schrijft
hij (p.13): "toen wij de Merchant of Venice lazen leerden we het conflict
zien in de oude maatschappij, waarin de nieuwe klasse van kooplieden als roofzuchtig en
schraperig werd beschouwd. Het was duidelijk dat Shakespeare Shylock vernederde als een
onwenselijk karakter omdat hij op zijn pond vlees stond; maar dat is nou precies het
kapitalisme."
Aardig trouwens: welk Nederlands kind heeft er tegenwoordig nou nog van Shylock gehoord?
Hebben westerlingen de beschaving naar Afrika gebracht omdat we hem zelf niet meer
hoefden?
Ik besteed twee Havanasigaren aan het uitproberen van een
gedachte. De gedachte dat het probleem van Afrika is dat de sterksten er niet slim
genoeg zijn. Zij denken slim te zijn door een overheidsbaantje of een baantje in het
rechtswezen te bemachtigen en dan met allerlei intriges en samenwerkingen geld af te
troggelen van de overheid en van de klanten die van een overheidsdienst afhankelijk zijn.
Het geld dat de efficientie en dus de groei van de economie had moeten bevorderen wordt
besteed aan dure buitenlandse auto's en wat over is komt "veilig" op een
buitenlandse rekening te staan. Zo verslijt het geld op de weg en raakt het geïnvesteerd
in het buitenland, in plaats van dat het in eigen land wordt besteed aan consumptie en
investeringen die de eigen economie doen groeien en de mensen werk geven. Buitenlandse
investeerders blijven er ook door weg. Die willen geld verdienen en zich niet laten melken
door een corrupte overheid.
Armoe troef.
Zonder die "slimme" corruptie zou iedereen rijker zijn, de corrupten incluis. De
slimsten zijn in Uganda corrupt en corruptie is...dom! De specifieke vorm van domheid der
Ugandese sterksten is kortzichtigheid. Wat de kleintjes in het klein doen: een tennisnet
stelen en er bij een verkooppoging in de sportzaak mee tegen de lamp lopen, geld van tafel
grijpen hoewel ze kunnen bedenken dat de eigenaar bij enig nadenken zal weten wie de enige
is die het gedaan kan hebben, die volstrekt blindheid voor vaak desastreuze consequenties
van handelen in zelfs de meest nabije toekomst, als een hond die weet dat hij niet aan de
worst op tafel mag komen maar wiens baas te lang wegblijft zodat zijn beheersing, kwijl
kwijl, wordt overvraagd, dat doen de groten in het groot.
De tijdhorizon is gewoon te kort. Het koppie werkt niet.
In een natuurpark kun je een achtpersoons bootje met gids huren. Bij de chief clerk. Maar
de boot vertrekt een eind verderop, bij het restaurant. Niet iedereen die daar eet heeft
het aanbod vernomen. Maar de waard is zo vriendelijk het aan te bevelen: daar ligt de
boot. De eters gaan er heen en varen een rondje. De gids steekt de 50 euro in zijn zak,
brengt er tien van naar de waard en het park kan naar het geld fluiten.
Als ik bij het restaurant ben zijn er geen andere liefhebbers en van de prijs krijg ik
niets af. Gelukkig komt er een gezinnetje aanrijden. Mijn kosten dalen tot 25 euro, zegt
de gids. We varen ons rondje. Na afloop vraag ik de familie: wat hebben jullie
afgesproken? De familie blijkt de hele boot te hebben betaald bij de chief clerk. Ik
betaal de familie er een gedeelte van terug en deel dat mede aan de gids. Hij kijkt zuur
maar zegt dat het zo klopt.
Als ik bij de waard ga eten word ik aan een aggressief kruisverhoor onderworpen. Had ik
met die familie afgerekend?
De waard vertrouwde het verhaal van de gids niet en achtte de commissie door zijn neus
geboord. Maar deze flesser bleek dus deze keer niet geflesd door die andere flesser.
Volgende vraag: nu de chief clerk het geld heeft gekegen, zal hij de gids wel volgens de
regels betalen? Waarschijnlijk niet, hij zal zeggen: ik trek af wat ik denk dat er bij jou
blijft hangen. Enz.
Afrika.
Het natspat-gedoe kost tijd die ten koste gaat
van het werk aan de kwaliteit van het park. Het kost toeristen. Het kost inkomen. Iedereen
wordt er armer van. En Uganda als geheel is ook zo'n park.
Man en vrouw staan in Uganda ook in een melkverhouding ten
opzichte van elkaar. Charles Onyango-Obbo, heeft in zijn boekje een prachtige historische analyse van de
melkrelatie tussen man en vrouw in zijn verhaaltje "Wife Beating: The Ugandan
Way". Vroeger verbouwde men vooral koffie, thee en katoen. De oogst werd in één
keer in bulk geleverd aan inkoop-cooperaties van de regering. De vrouwen deden natuurlijk
al het werk op het land, maar als de oogst binnen was gingen de mannen ermee naar de
cooperatie en vingen het geld. De vrouw kreeg een zakcentje en de rest ging op aan drank.
Maar die cooperaties zijn ingestort. Van de traditionele gewassen konden mensen vaak niet
meer leven. Men ging over op bonen, simsim, aardappelen en mais, gember, tomaten en kool.
Maar hoe verkoop je dat? Dat is ineens een heel werk: naar de stad, kraampje huren, doekje
uitvouwen en de hele dag bezig. Werk, dat is in Uganda voor vrouwen. Dus de markt, daar
zit de vrouw. Maar wie krijgt dan het geld binnen? Juist.
Nu krijgt de man een zakcentje, de slimmere vrouwen "betalen" (waarvoor??) hun
man niet eens in geld voor drank maar in drank die ze zelf maken, dat is goedkoper en dan
kan ze het schoolgeld voor de kinderen betalen.
Wat de kleintjes in het klein doen doen de groten in het groot.
In de Obote tijd waren de noordelijke stammen aan de macht. Ze verdeelden de
regeringsbaantjes onder elkaar waar je goed van kunt "eten". Was je van een
noordelijk stam en was je relatief wat aan de slimme kant dan verhuisde je naar Kampala,
kocht een brandkast en een Pajero-trooper en ging dan achter een bureau zitten krant lezen
(met een bril op, ongeacht de kwaliteit der ogen). Het thuisfront van de stam bleef achter
in armoede.
Nu is Museveni
president en de Noordelijke stammen krijgen niet veel regeringsbaantjes. En ziet! Schrijft
Charles Onyango-Obbo in zijn prachtig boekje,
het Noorden leeft op! Men is terug thuis, de bril ligt ergens in een koffer, er is een
café geopend, een kruidenierszaak, een garage. Er wordt aan verdiend, de huizen worden
weer opgeknapt. The Ruler's Curse, noemt Onyango-Obbo dat verhaaltje treffend.
Maar echt slim is het niet, natuurlijk.
Mijn tweede Havana is bijna op. Ik vind dat ik, met dank aan Onyango-Obbo, een heel
eind gekomen ben: de slimsten zijn wel even vuil en gemeen als in het westen, maar ze zijn
niet slim genoeg.
En al die door het ex-Mesopotamische denken
aangetaste westerlingen? Dat zijn de slimsten niet, vanzelf. Die gaan er vanuit dat er
zielige mensen zijn die het slachtoffer zijn van gemene mensen. Het lot van de zielige
mensen wekt mededogen en verontwaardiging. Je moet ze helpen tegen de gemene mensen. Dat
is de liturgie van alle westerse nieuws- en actualiteitenprogramma's (die immers ook niet
voor de slimmen zijn bedoeld). Diskussieprogramma's gaan gewoonlijk slechts over één
onderwerp: wie is er zielig en wie is gemeen. Het wil er bij een ex-Mesopotamiër niet in
dat alle mensen gelijk zijn. Logisch: zij hebben de mentaliteit van de uit het paradijs
verdrevenen en voelen dus dat er anderen zijn die daar nog van het leven genieten.
Schande!
Wat de diviner Budhagali betreft was ik zover dat zijn mobile bij mij aan de Nijlstraat
stond op te laden. Na enige tijd kon de mobile schrijven op zijn eigen display,
edoch
Spaans! Handig van die firma om ze in Uganda in het Spaans af te leveren. Niet
echt mijn beste taal ook. In de hitte van de middag zoek ik ruggelings op mijn bed in het
Spaanse menu de taleninstelling. Na enige tijd spreekt hij Engels. Toch blijft hij in het
Spaans begroeten en afscheid nemen. Als ik de computer van MtN bel weet die goddank raad
met de accescodes en heeft Budhagali aansluiting en zo'n dertig euro beltijd. Ik pak mijn
mobile en voer in in het telefoonboek: Budhagali (de eerste waterval in mijn mobile),
nummer
Ik druk. Een klemmende stilte. En ja. Budhagali's mobile gaat over. Ik
schrijf in Budhagali's phone book: Bert, nummer
..Ik druk. En ja! Ik sta in
verbinding met de geest, de King of Spirits of the World, jawel ik doe niet voor minder.
De volgende dag zou ik dan de mobile brengen en Mr Hippo meenemen naar het Centre. Dat
laatste lijkt me niet goed : we moeten om Hippo heen. Piet moet pontificaal met de
fourwheel drive gaan en Budhagali zelf uitnodigen. Piet lijkt het nog beter dat ik eerst
namens de directeur de uitnodiging verstrek en vraag wanneer het past. Prima. Ik hoef in
ieder geval niet met Mr Hippo achterop terug naar Jinja.
Daar ga ik weer als een stofstreep over de kleiweg naar de waterval. De heren diviners
zitten gerieflijk onder de bomen bij de bamboe nieuwbouw, die voor de geesten bestemd
blijkt.
Hoe het met iedereen hier is, alles prima, hoe het in Jinja is, wij zitten te ver, wij
horen nooit wat, alles goed, geen schoten gehoord vannacht.
Ik kom tevoorschijn met de telefoon en leg uit hoe te bellen. Mr Cat moet ik zelfs het
concept van een kengetal nog uitleggen, maar hij is snel van begrip. Hij is de eerste die
wil bellen. Naar Kampala. Meteen raak, stel ik tot mijn niet geringe voldoening vast, want
mijn persoonlijke prestige is hier natuurlijk aan verbonden.
Thank you very, very, very, very much, zegt Mr Cat, mijn hand schuddend.
Mr Hippo, terug van netjes wassen en kleden, haha, mispoes, is inmiddels doende mijn
uitleg aan Mzee door te geven. Dat geen Engels kennen blijkt dus geen act van Budhagali.
Mr Hippo's uitleg is zo uitgebreid dat het mij lijkt dat hij er zelf nog van alles bij
verzint en met een stem als een kanon, waarschijnlijk van de opwinding. Geeft door aan
Mzee dat het dingetje in dat plastic kaartje nu binnenin de mobile zit, dat de rest van
dat kaartje en alle andere papiertjes weg kunnen behalve de handleiding van MtN. En wat je
regelmatig moet bijvullen: stroom en beltijd.
Ik vraag Mr Cat, die ik langzamerhand als mijn meest naaste hier ga beschouwen, hij lag
mij van het begin af aan, geen kapsones, daar hou ik van, of hij zo na het kabaal van Mr
Hippo even het volgende aan Mzee wil vertellen: normaal reken ik voor dit werk een half
miljoen, maar ik vraag Mzee geen geld, ik kom mijn vriendschap aanbieden.
Mr Cat knikt begrijpend en kiest een dramatisch goed moment om mijn boodschap aan Mzee
door te geven. Zijn Engels blijkt ineens uitstekend. Passief en actief.
En dan nu het volgende, kondig ik plechtig aan. Ik heb over jullie gesproken met de
directeur van het Cultural Research Centre. Ik laat een stilte vallen om het gewicht van
deze mededeling goed te laten voelen. En de directeur, vervolg ik, heeft mij gevraagd het
volgende mede te delen. Het is de directeur een grote eer Budhagali uit te nodigen voor
een bezoek aan het Cultural Research Centre. De directeur zal de geest en de zijnen
persoonlijk komen ophalen in zijn four wheel drive double cabin. De geest hoeft maar te
zeggen wanneer het past. Het kan vanmiddag, het kan morgen, net wat hij wil, de geest mag
het zeggen.
Mr Hippo wacht niet op de mening van de geest, steekt meteen van wal: zoals ik de vorige
keer al gezegd heb: de directeur kan een brief sturen en dan zal het behandeld worden, zo
is hier de regeling.
Ik kijk gefrustreerd, alsof ik niet verwacht dat de directeur van het Cultural Research
Centre zich zal verwaardigen zover te gaan.
Nu echter treedt de magie van de mobile in werking: zie
je, zegt Mr Hippo, excuserend, Mzee mag niet zomaar ergens heen. Hij is het hoofd van de
diviners van heel Uganda. Die brief gaat naar het bureau van de president en als die het
goed vindt krijgen wij toestemming van Mr Okurut, de minister van Culture and Gender.
Van heel Uganda! Roep ik geïmponeerd.
Ja, van heel Uganda. Nu blijkt MrCat "spiritual son" van Budhagali te zijn, ook
een geest dus en in Tororo te zetelen als hoofd van Oost Uganda, te beginnen al met
Iganga, wat nog Busoga is en alles ten oosten daarvan helemaal tot de grens met Kenya.
Niet Budhagali is een "kardinaal" . Mr Cat is er een. En Budhagali? Die
is
.de paus! En de geesten staan dus in een kooitje op het ministerie van Culture en
Gender. En de president, die liefst zo veel mogelijk afstand houdt van de regering om die
zo nodig te kunnen laten vallen als een baksteen, heeft daar wel een sleuteltje van. En
wat die president van het traditionele geloof vindt staat in zijn boek en dat heb ik
gelezen: een rem op de ontwikkeling van Uganda.
Mr Cat blijkt hier een tijdelijke kracht. Budhagali zelf zat met zijn geknakte bomen, zijn
gebroken arm en meestal is hij ook niet zo helder in zijn hoofd door al dat pijproken. Het
was een bende op de compound van Budhagali en Mr Cat is er bijgehaald om met spirituele
kennis van zaken nieuwe shrines te bouwen. Mr Hippo lijkt mij ook geen zoon. Die lijkt
meer een agent van de regering. Die hier de zaak beteugelt en rapporteert over
ontwikkelingen. Ik ben er nu evenwel wat tussendoor gefietst want door mijn mobile magie
ben ik voor Mr Hippo eventjes wel bijna even belangrijk voor hem als de regering. Ik moet
met deze kennis ook de leeftijden bijstellen, want ik was afgeleid door de restrictie van
de biologische vader-zoon relatie. Mr Cat is begin dertig, ik zou hem willen
karakteriseren als een technisch begaafd diviner met liefde voor zijn vak, met een
sympathieke volstrekt hulpvaardige en ongevaarlijke uitstraling. Ik zou bijna vergeten dat
hij het was die mij nog een poot uit probeerde te draaien door te suggereren dat alleen
een eend al vijfenveertig euro kost. Zoiets hoort eigenlijk niet bij de rest van de
verschijning. Mr Hippo is tegen de veertig. Hij kan makkelijk iemand doodslaan. Zonder er
een nacht wakker van te liggen. Budhagali en Mr Cat zijn bang voor hem. Hij voert hier een
schrikbewind waar de rest, Budhagali incluis, in berust bij gebrek aan alternatief. Het
ziet er sterk naar uit dat dat zijn belangrijkste broodwinning is, betaald uit
belastinggeld. Budhagali is denk ik ongeveer op de zelfde dag geboren als ik: 1 juli 1951.
Dan wordt hij dit jaar 49. Zo ziet iemand van die leeftijd er hier uit, zeker met van die
dreadlocks. Trouwens zo zien er zat van mijn leeftijd uit, ook in Nederland. Hij is
verzwakt door drugs (geen in het westen bekende drugs, ze komen de eigen natuurlijke
omgeving) en vrouwen. Lichaamsdelen die nog enige kracht uitstralen zijn zijn ballen.
Ik vraag Mr Cat: geef me je adres in Tororo, dan kom ik eens bij je langs.
Als ik het niet dacht: vóór Mr Cat iets kan zeggen roept Mr Hippo dat ik Mr Cat altijd
via Budhagali kan bereiken. Die is immers de Baas der Bazen.
Mr Cat kruipt in zijn schulp.
Waarom geeft Budhagali die Mr Hippo niet een dodelijk kruid? Hier heerst een subtiel
evenwicht van zware krachten. Mr Hippo is niet slim. Hij beseft niet dat hij door te
actief te zijn door de mand kan vallen en zeker niet dat hij bij mij al door de mand
gevallen is. Dat is niet slim. En Budhagali is niet dom, dus misschien laat hij hem in
leven omdat hij minder irritant is dan wat er voor hem in de plaats zou komen.
Ik krijg een aankondiging te zien van de plechtigheid waarmee onlangs de geest Budhagali
is verhuisd van de geknakte bomen bij Mzee naar een nieuwe verderop. Dat wil men mij wel
even laten zien. Ik start de motor. Achter mij zet zich Mr Cat, die zijn kanzu heeft
aangetrokken met een colbertje erover, daarover een barkcloth tuniek en een
kalebasrammelaar bij zich heeft. Achter Mr Cat zet zich Mr Hippo. Zo gaat het naar de
waterval, waar de dam gaat komen. Nu nog een schitterende plek in de vrije natuur, met
wijds uitzicht over een breed in stroomversnellingen uitwaaierende Nijl. Bij de ingang van
de plek, waar ik normaal 5000 moet betalen, rij ik zonder kijken met geheven hoofd door.
De heren achter mij groeten nog beleefd de "hekwerker". Reeds verheug ik mijn
erop om bij de plek waar ik volgens de bewaking mijn motor dien te parkeren ik pardoes
rechts langs het afsluithek te scheuren, maar dat wordt haastig voor mij geopend. Nu ben
ik even een echte Afrikaanse VIP, die schendt immers met opzet opzichtig de regels om zijn
VIP-zijn te etaleren en te testen, ook als het geen enkel nut heeft en zelfs als het
omslachtig is.
Dan gaat het op natte spekgladde rode klei steil naar beneden, bijna vijfenveertig graden.
Ik glibber neerwaarts door want ik wil wel eens weten of je met twee diviners achterop op
je bek gaat. En nee, natuurlijk.
Wij parkeren onder een boom. Even verder staat een echt gigantische boom. Dood, in de
greep van een parasiet. Het is de zetel van een geest. Wij lopen erheen en doen de
schoenen uit. Mr Cat gaat ons voor in zijn mooie werkpak, knielt en rammelt zachtjes met
zijn rammelaar. Dan mogen wij er ook bij. Ik krijg vier grote ronde donkere vruchtenpitten
die ik, de handen gevouwen als een kommetje, op het gras tegen de stam moet gooien. Dan
mag ik mijn wens doen. Dat is natuurlijk dat Emilie niet langer bang zal zijn voor haar
clown. Even verderop is, wat Mr Cat noemt, het hoofdkwartier van de geesten van Uganda.
Van drie grote bomen is er eentje omgewaaid. Daar is een jong boompje geplant, het
stammetje omhuld met barkcloth waar schelpjes op geplakt zitten, net als de gewaden van de
diviners. Zo'n boompje en een diviner, dat zijn allebei geesten, alleen de diviner is een
geest die loopt en de boom is een geest die in de grond staat. Zo schijnt het ongeveer te
zijn. Maar dat weet ik niet zeker.[plaatje: budhagali tree.jpg].
Nijlstraat 18B, donderdag 6 januari 2000 20:00 uur
Nu moet ik de rest van dit verslag snel afmaken want zometeen
komt er weer van alles bij denk ik: ik zat namelijk net bij Piet te eten en bij
zonsondergang, juist op het moment dat het zicht op de nieuwe maan een eind zou maken aan
de ramadan stond ineens Mr Cat voor de deur met twee broers (?) van Budhagali. De namen
ontgingen mij zo gauw. Een glad broertje dat als woordvoerder optreedt doop ik
"Jacobse", de andere broer, een lange magere oude man, lijkt op Budhagali. Ik
heb afgesproken er om negen uur zijn zometeen. Ze wilden me spreken om een eindafspraak te
maken ("to finalize").
Ik was verbijsterd. Herkende eerst Mr Cat niet eens in zijn burgerklofje. Hoe hadden ze me
in godsnaam hier weten te vinden? Wisten ze dat die witte man die zonet in de tuin naar
mij ging zoeken de directeur zelf is? Ik keek onderzoekend van de een naar de ander. Wat
bracht die mannen er toe om zo krachtig in actie te komen? Of ik de man met de baard ook
gezien had. Piet? Nee, het ging hen duidelijk om Mr Hippo. Nee. Bespeurde ik daar
opluchting? Was men doende achter Mr Hippo om iets te regelen? Ook was de telefoon op. Of
ik die wilde laden. Mr Cat keek mij aan alsof een enkele blik van verstanding voldoende
was voor volledig wederzijds begrip, quod non.
Ik kijk op mijn horloge, zeg dat ik ga eten. Zal ik om negen uur komen.
Ja, ja, daar waren ze heel tevreden mee.
Ik ga eerst eens eten met Piet. Ze zullen wel bij het Cultural Research Centre door
Patrick naar het huis van Piet zijn gedirigeerd, waar ze dan naar mij zouden vragen en mij
daar bij toeval gevonden hebben.
Goed, eerst dus nu even snel het verhaal van gisteren afmaken: we waren bij de
Budhagali watervallen met Mr Cat en Mr Hippo. Bij het verse boompje bidt Mr Cat voor.
Hoe heet ze ook weer?
Emilie.
Dat was verder het enige dat ik verstond bij het mompelen. Weer die pitjes. Ik mocht nu
ook geld geven. Ik leg een muntje van 100 neer.
Het mocht ook wel vijfduizend zijn vond Mr Hippo. Ik deed het maar.
Wat doen die geesten nou
met dat geld, vraag ik Mr Cat, kopen die dingen in winkels? Mr Cat komt daar niet uit
en vraagt Mr Hippo mij dit uit te leggen.
Men gaat er een heiligdom van bouwen.
Terug naar de auto fotografeer ik de heren voor de grote boom. Zeg nog even terug te gaan
voor een foto van het kleine boompje.
Dat mag niet van Mr Hippo. Die boom mag je niet fotograferen.
Ik kom braaf terug. Denkt hij dat ik mijn geld ga ophalen of wil hij niet dat ik zie dat
het al weg is? Brullend in de eerste waag ik een poging met de twee mannen achterop de
vijfenveertig graden helling te bestijgen. Het zijn tenslotte diviners. Gaan we op onze
bek dan kunnen ze moeilijk de schuld aan mij geven. Met groot gemak kom ik boven, onder
tweewerf gejuich achter mij op het zadel. Op de kleiweg terug voer ik de snelheid op tot
negentig. Het wagen van je leven op de weg is hier een kermisvermaak. De heren stappen
voldaan af en ik neem afscheid. Naar ik dacht voor de rest van dit verblijf van mij in
Uganda.
Maar dat loopt nu dus anders. Ik ga nu op weg er naar toe. Tot straks.
Nijlstraat 18B, donderdag 6 januari 2000, 23:03 uur
Dames en heren, inderdaad, ik ben in de familie
opgenomen, ik ben nu de broer van de broers van Budhagali, dus ook van Budhagali zelf. Die
is 86, is mij nu op de mouw gespeld en de oude man in de auto bleek 80 te zijn, dus een
jongere broer van Budhagali. Verder weet ik nu ook hoe een geest praat, althans een geest,
ene "Batumba" of zoiets. En zo heb ik nog een paar dingen te vertellen. O, ja,
ik ben zojuist herboren en wel in het huis van de geest Batumba. Mij kan nooit meer iets
gebeuren. Wie mijn hermoeder is die mij herbaard heeft ben ik even vergeten te vragen, ik
was te druk bezig met het reduceren van een vraagprijs voor de inmiddels geslaagd
verklaarde genezing van Emilie van negenhonderd euro naar vier en een half. Nou weet ik
van de lessen van Kanyike dat een hut een kut kan zijn en dat je als dat zo is, wanneer je
er uit kruipt, "geboren" wordt.
Laat ik rustig beginnen want zo begrijp je er natuurlijk niets van. Ik begin bij de
binnenkomst daarstraks op de donkere compound van Budhagali: ik werd weer binnengeleid in
de spirituele ontvangstruimte van Budhagali. The Big Man zelf was wat aan het eten, twee
van zijn vrouwen lagen, na gedane arbeid, gezusterlijk tegen elkaar te pitten. Slapen, zie
ik nu voor het eerst, doe je gewoon in je kleren. Je gaat liggen op de grond en je doet je
ogen dicht. Dat is slapen. The Big Man was kapot, men had hem, zei Jacobse, ook de hele
dag van hot naar haar gesleept. Mr Hippo is nergens te bekennen. Mogen Jacobse en de oude
man Budhagali exploiteren omdat Mr Hippo uit neuken is met mijn geld? Jacobse wil bellen,
ik geef telefoonles, licht hem bij met mijn TL zaklamp. We krijgen alleen rare toontjes.
Het netwerk is down. Morgen maar weer proberen. Jacobse berust. Budhagali zet lusteloos
zijn bord weg en zijgt neer onder zijn barkcloth divinersmantel met opgenaaide schelpen.
Hij slaapt op slag.
Daarmee is de spirituele ontvangstruimte is nu dus meer een slaapkamer geworden. We kunnen
nu naar buiten, zegt Jacobse. Ik volg hem over de compound langs bamboe wanden in opbouw.
Daarachter blijkt een gat waardoor we een hut betreden die al af is. Daar zitten Mr Cat en
de oude man. Nu ga je wat beleven, zegt Jacobse. We gaan een geest oproepen die jou wat te
vertellen heeft, want het varkentje is namelijk gewassen. De geesten die Emilie
aangevallen hebben zijn gearresteerd in Nederland en opgebracht naar Budhagali.
Och nee! roep ik aangenaam verrast.
Ik krijg een kluwentje koperen bellen met wat koffiebonen in de handen, daar moet ik twee
keer op spugen en dan het zaakje in een mand leggen. Het licht gaat uit, ik mag mijn
zaklamp, die tot nu toe goede diensten bewees, ook uitdoen en Jacobse legt hem naast zich
buiten mijn bereik. Zo'n geest wordt kennelijk toch niet graag plots door een klant
beschenen en Jacobse weet zulke dingen.
Zo. Nu kun je echt niets, maar dan ook helemaal niets zien. Oorverdovend kalebasrammelen
van Mr Cat, een chaotisch kloppen tegen de toch openstaande deur van de hut en daar begint
het bellenkluwentje waarop ik heb gespuugd te rammelen. Het is de oude man die een
kopstemmetje opzet en de heks Eucalypta uit Paulus de Boskabouter gejaagd gaat praten in
Lusoga. Jacobse voelt gelukkig aan dat ik behoefte heb aan wat vertaling. Eucalypta
verklaart naar Nederland geweest te zijn en daar in het huis van mijn zus op de eerste
verdieping een stelletje geesten ingerekend te hebben.
Nou, het was op het kantje geweest, zegt de geest Batumba in het duister. Want het plan
van dat schorem was om daarna je zuster te pakken en daarna jou.
Hoe komen ze nu bij mijn zuster? Ik, wetende dat alleen dochters van broers je eigen
dochter zijn, had bij Budhagali systematisch over "mijn" dochter gesproken,
waardoor Budhagali over haar moeder als "je vrouw" was gaan spreken waarin ik
was meegegaan. Misschien ben ik toch al pratende ergens in de fout gegaan.
Wat ik wil dat er met ze gebeurt, ik mag het zeggen.
Ik vraag belet: mag ik daar dan eerst wat over vragen? Het mag. Zijn dat soort lagere
geesten nog op te voeden, is er bijvoorbeeld zoiets als een reclassering?
Eucalypta antwoord dat kwade geesten onverbeterlijk zijn.
Kill them, zeg ik onverschillig.
Tsja, dat kan wel, maar dat gaat niet zomaar één twee drie.
Ik voel hem, dat gaat me geld kosten.
OK doe er maar mee wat je wilt, zeg ik omdat mij dat het goedkoopste lijkt.
Eucalipta brabbelt een tijdje stuurloos door, Jacobse
vergeet even te vertalen. Dan kondigt Jacobse aan dat de geest weer gaat vertrekken. Hij
wil nog even zijn reiskosten vergoeding retour Europa toucheren. Ik wist toch zelf wel wat
zo'n retourtje Europa kost?
Ik argumenteer dat Batumba als geest echt niet met het vliegtuig was gegaan of wel?
Nee, bekent de geest vlot.
Dus, voer ik voort, ga ik ook niet voor een vliegtuig betalen, bovendien zeg ik, waar heb
jij als geest geld voor nodig? Als jij als geest naar winkels moet om iets te kopen ben je
voor mij geen knip voor de neus waard!
Eucalypta rinkelt wat met zijn belletjes en brabbelt door, vertaling bleef helaas
achterwege.
Ik zeg tegen Jacobse: jij zei toch dat die geest weg zou gaan.
Dat gaat hij ook, zegt Jacobse zacht, maar de geest wil wel een appreciation.
Ik heb al mijn vriendschap aangeboden, zeg ik en de magische kracht van mijn vriendschap
heeft te lijden onder betalingen van geld. Wat wil de geest, mijn vriendschap of mijn
geld?
De geest koos voor de vriendschap, maar wilde toch wel een appreciation. Als ik een lam
been kreeg mocht ik wel even gaan verzitten.
Ik beweeg even mijn benen en blijk inderdaad een lam been te hebben. 'T is toch wat, hoest
mogelijk! Dat kan geen toeval zijn!
Trouwens, die gearresteerde geesten, daar was ook nog geen beslissing over gevallen, zegt
Jacobse.
Laat ze maar los, ik vang ze zelf wel, zeg ik boos.
Nee, dat ging niet, gevangen geesten bleven hier.
Eucalypta begint nu vervaarlijk te gillen en te rammelen met zijn bosje bellen. Die
kruipen daarbij tegen mij knie omhoog. Als ze mijn gezicht bereikt hebben pak ik de geest
zijn bellenbos af.
Geef terug, zegt Jacobse.
Nee zeg ik, hij krijgt ze terug maar ik wil nu eerst zelf een appreciation voor het
aanhoren van al dat gezeik over geld.
Leg neer die bellen, zegt Jacobse.
Een appreciation! Zeg ik met zware luide stem.
De hele compound zal het toch hopelijk wel gehoord hebben. Mzee zal toch wel wakker
geworden zijn. Zal toch hopelijk ook wel even gelachen hebben.
Leg neer! roept Jacobse. Ik wacht nog even en smijt dan de bellen voor me op de grond.
De geest gaat nu weg, zegt Jacobse.
Het werd es tijd, zeg ik.
Dan gaat de lamp aan. Je kierde hem wel hè? Zegt Jacobse.
Nou en of, geef ik grif toe.
Ja, ze zijn hier allemaal bang, zelfs de Indiërs.
De Indiërs? Die vliegen zelf op tapijten! zeg ik ongelovig.
Ja, maar toch
lacht Jacobse fijntjes. Wanneer wil de directeur van het Cultural
Research Centre ons ontvangen?
Any time, zeg ik, maar Kalivu heeft ons toch verteld dat de directeur een brief moet
schrijven die naar de Office of the President gaat en dan naar het ministerie van Culture
en Gender?
Nee, kijk, zegt Jacobse na enig supersnel denkwerk, dat hoeft allemaal niet, want wij zijn
de commissie die daarover gaat, wijzend naar Mr Cat, de oude man en hemzelf en nu je in
deze shrine met de geest hebt gesproken ben je herboren en onze broer, dus wij doen het
zonder brief en wij komen gewoon.
Mr Cat, een zoon en dan nog wel een spirituele zoon, in de commissie? Ik herkende hem dus
terecht niet, dit is gewoon een ander. Men kwam, concludeer ik nu, niet alleen koortsig
uit Kampala om mij zonder Mr Hippo negenhonderd euro uit mijn zak te kloppen, maar toch
ook om achter Mr Hippo langs naar het Cultural Research Centre te gaan!
Als ik aangeef dat het niet eerder kan dan maandag over een week en dat ik dan al weg ben
dus dat het dan zonder mij is, kijkt Jacobse aarzelend naar de oude man die zonder
aarzeling nee knikt. Nee, we gaan niet zonder onze broer Bert, zegt Jacobse. Dan wordt het
als ik weer terugkom, zeg ik, dat wordt juli.
Dat is voor een Afrikaan niet te overzien. Kun je net zo goed "nooit" zeggen. Of
ik ook fax heb. Ik geef mijn Nederlandse faxnummer op.
Jacobse schrijft de namen van zijn delegatie: Jacobse heet Haji Semambo en Haji is een
moslimnaam. De oude man heet Isabirye en de derde man uit de Kampalacommissie die ik voor
Mr Cat hield heet Mafumo. En ze zitten in Kampala op PO Box ....., tel 041 ....... Of de
directeur niet eens hier langs kan komen. Dan zullen zij er ook zijn.
Ik maak voor Piet een afspraak op dinsdag 18 januari om 16:00 uur.
Nog eens wat, zegt Jacobse. Ik heb een zoon die graag in het buitenland wil studeren. Kun
je hem niet aan een beurs helpen?
Hoe oud is hij? Vraag ik. 24, zegt Jacobse.
Ik dacht dat Jacobse zelf 24 was.
Man! Heb jij een zoon van 24! En je ziet er zo jong uit! Jacobse glimt. Hij kan het nog
sterker vertellen: zijn oudste dochter heeft al een kind. Hij is opa.
Wat heeft je zoon als laatste opleiding?
Graduate Makerere.
Wat?
Jacobses gelaat trekt diepe rimpels.
Ik bedoel, zeg ik: Law? Art?
Jacobse meent: science and technology.
Goed, ik zal het doorgeven.
Jacobse zegt nog: hij heet Karim Bugembe.
Ik schrijf het op. Dan maken we aanstalten de shrine te verlaten.
Of ik niet iets voor de afbouw der nieuwe heiligdommen wil doneren.
Ik zeg dat ze eeuwig gratis hun mobile op het Centre mogen laten opladen.
De oude man Isabirye grijpt mijn hand in diep doorvoelde dankbaarheid als wil hij de
tevergeefse inhaligheid van zijn Eucalyptarol doen vergeten.
Jacobse vraagt waar of dat Centre is.
Nile Garden.
Waar is dat?
Weet je de
.ik verslik mij bijna. Ze waren dus niet door Patrick naar het
woonhuis van Piet gestuurd! Hoe vinden twee broers van Budhagali en hun zoon de
opperdiviner van gansch Oost-Uganda een grote blanke man met een groene baseballpet op een
rood-zwarte crossmotor die noch naam, noch adres heeft achtergelaten bij een onbekende
vriend vlak buiten een stad van 100 000 inwoners waar hij toevallig te eten is
uitgenodigd, hetgeen zij niet weten? Goed, ze kunnen iemand kennen die weet waar het
woonhuis van de directeur van het Cultural Research Centre is en van plan zijn geweest
daar te gaan vragen. Die mogelijkheid kun je eigenlijk verwaarlozen. Faith, uit Kamuli,
die ook van niks kon weten, vond mij destijds net zo goed op dat streekje bij Piet. Ze
kunnen iedereen mijn signalement hebben gegeven, of er zelfs uitkijkposten voor hebben
uitgezet. Het blijft kras. Heel kras. Ongelooflijk kras.
Enfin. Ik herstel mij, leg uit waar het Centre is, pak een tientje en kijk Jacobse met een
overdreven geacteerde doordringendheid aan: weet je zeker dat het voor de bouw gaat?
Jacobse lacht. Hij weet het zeker. De belletjes van de geest Batumba hebben gleufjes en
zien er een beetje uit als kutjes. Ik vouw een 10000 biljet op en steek het in een
belletje.
De shrine uit. Ik wil nog even het raadsel van Mr Cat oplossen: waar is de man uit Tororo,
zo'n aardige man, ik weet zijn naam niet meer.
Hij is hier, zegt Jacobse en Mafumo blijkt dus toch Mr Cat, Mr Cat blijkt Mafumo. Mijn
zoon, want ik ben nu de broer van de broers van Budhagali, de King of Spirits, en dus de
"vader" van al hun zonen. Herboren met de
geest Batumba als vroed ehh
man. Ik ben voor altijd sterk en mijn zus en Emilie ook.
Ons kan nooit meer wat gebeuren. Dus ik heb waarachtig wel waar voor mijn geld gekregen.
Ik schud lang de hand van Mr Cat, die mij tenslotte door zo hardnekkig mijn geld te
blijven ruiken ongewild rechtstreeks naar de keuken van het divinerdom heeft geleid, waar
ik mocht concluderen dat het wat de relatie betreft tussen wat je zelf gelooft en wat je
anderen wijsmaakt bij diviners niet anders is dan bij westerse priesters, hoogleraren,
ministers, presidenten van raden van bestuur, wildbeschermers, PR-medewerkers en
journalisten. En dat je hun "broer" wordt zodra ze door hebben dat jij ze door
hebt. Allemaal net als in het westen. En wat is dat, een broer? Veilig ben je niet.
Integendeel. Een broer is een relatie die je kunt melken of met wie je samen anderen kunt
melken.
Bedankt Cat, denk ik. Ik kom je eens opzoeken in Tororo! Zeg ik.
Dat moet ik vooral niet doen. Hij is wekelijks hier en in Kampala.
Dan is hij, concludeer ik in stilte, zeker niet wekelijks in Tororo, want dat kan hij echt
niet betalen. Het Tororo verhaal kan dus ook de prullebak in.
Voortreffelijke acteurs, en Mr Cat is de beste van allemaal. Hij doet het, net als broeder
Jos in het Mill Hill Formation House, zoals ik er de meeste bewondering voor heb: vanuit
een low profile de zaken naar je hand zetten. Ja, ik voel het, hij is mijn vriend. Aan hem
zou ik ooit nog eens wat kunnen hebben.
Ik schud de hand van de oude man. Die hand! Roep ik. Het is net of ik de geest Batumba
voel! In het duister lichten zijn tanden op.
Dan de hand van Jacobse.
Vergeet mijn zoon niet! Werk eraan! Maant Jacobse, mijn hand vasthoudend.
Reken erop! Zeg ik als een veldheer die voor zijn keizer Gallië gaat veroveren.
Juist voor ik de motor aantrap zegt Jacobse: die lamp van jou, die wil ik hebben als je
naar huis gaat.
Ik voel het diep in mijn hart: wij zijn nu broers.
Gas!
Nijlstraat 18B, vrijdag 7 januari 2000
Bij deze melkpogingen van het divinerdom moest ik aan Frida denken: voor hen ben je
onmetelijk rijk, ze kunnen zich niet voorstellen dat negenhonderd euro voor jou wat
uitmaakt, legde ze uit. Frida meende zelfs dat het zetbaasje dat haar binnengehaalde en
verpakte oogst stal hetzelfde van haar dacht. Die ging haar later ook gewoon weer om hulp
vragen. Zo ook hier: ik ben nu hun brother, als ik me die negenhonderd euro had laten
aftroggelen was dat kennelijk voor mij niet meer dan een fooi geweest. Dat grapje dat een
Marokkaanse jongen niet met een Surinaams meisje mag trouwen omdat de vader van de jongen
dan bang is dat zijn kleinkinderen te lui zullen zijn om te stelen is bepaald niet van
realiteitsgehalte ontbloot. Als het stelen in Afrika ook maar mogelijkerwijs in werken zou
kunnen ontaarden begint men er niet aan. De oogst moet helemaal verpakt klaarliggen. Een
beetje met belletjes rammelen met een Eucalyptastemmetje gaat nog net, erger moet het niet
worden.
Ik moet ineens denken aan het verhaal dat ik via via hoorde over een Afrikaanse FAO
secretaresse in Lusaka, Zambia. Haar Nederlandse baas, vol mededogen met de hulpbehoevende
Afrikaan, had haar op een dag in totaal één brief te typen gegeven. Die was toen hij
s avonds terugkwam op kantoor niet af. Hij boos. Zij, boos omdat hij boos was: I am
a human being! Het lukte hem niet boos te blijven.
Enfin, als het imago van negers mij nog enigszins ter harte gaat kan ik vandaag verder
beter uit de buurt van mijn dagboek blijven. Tenzij ik weer even denk aan het verhaal van
Gertrude Caton-Thompson, over een Zimbabweaan die met haar mee zou gaan om eens in
Engeland te kijken: "Wonen daar geen negers?" vroeg hij. "Wie doet daar dan
het werk?".
Of deze: Picavet moet naar Kampala. Twee Ugandese jongetjes van twaalf mogen mee. Feest!
Achter in de auto gaat het tussen hen over de vraag wat ze zouden willen zijn. De een zegt
een Indiër te willen zijn. Dan heb je een winkel, een vrachtauto en een gewone auto, en
de mensen komen de hele dag spullen bij je kopen en geld brengen. Het andere jongetje wil
toch liever muzungu (westerling) zijn: dan heb je ook heel veel geld maar je hoeft toch
niets te doen.
En ja, als ik dan weer even de vraag stel hoe de Budhagali mannen mij gevonden
hebben
trouwens mijn naam staat wel in het gastenboek op 1-1-2000. Maar het blijft
knap.
Zeg, even tussendoor: stel, er komt uit een uit de hand gelopen biologische
oorlogsvoering een Aidsachtigchtig virus dat wordt overgebracht als verkoudheid. Welke
menselijke cultuur heeft de meeste overlevingskans? In het westen gaat men op zoek naar
remmers en vaccins. Na een paar jaar zijn de laboratoria leeg: de onderzoekers zijn
gestorven. Zo gaat dat, in een cultuur waarin vrouwen gemiddeld de eerst tien jaar van hun
seksuele rijpheid niet bevrucht worden. De geslachtelijke voortplanting middels
uitsplitsing van soorten in "mannetjes" en "vrouwtjes" is nog maar pas
geleden (een kleine 400 miljoen jaar, dat is nog geen 10% van de tijd die je terug moet
naar het ontstaan van de aarde) bedacht om de soort sneller aan veranderende
omstandigheden aan te kunnen passen. Het succes is daverend. En in het westen, anno 2000?
Als je een ongeveer westerse situatie waarin meisjesbabies allemaal overleven en rond hun
vijfentwintigste 2 babies krijgen waarvan de meisjesbaby na vijfentwintig jaar ook weer
twee enz., vergelijkt met een meer Afrikaanse situatie waarin 30% van de meisjesbabies het
redt tot moeder en dan zo in de vijftien jaar rond hun vijfentwintigste 12 babies krijgt
waarvan 6 meisjes, waar er vijfentwintig jaar later ook dertig procent van over is om weer
12 kinderen te krijgen enz., dan, kun je uitrekenen, mag de natuur in het tweede geval
ruim vier keer zo vaak een nieuwe mens proberen en gaat de evolutie in Afrika dus ruim
vier keer zo snel. In geen enkele rationele onderneming met winstoogmerk die ziet dat de
concurrentie de vernieuwing zoveel sneller aanpakt zou zoiets langer dan een dag worden
getolereerd. Aan evolutiesnelheid hoef je in het westen überhaupt niet te denken want
alles blijft leven en het domste (de test is of je voldoende zorgeloos bent bij de
geslachtsgemeenschap) en zwakste ( heroïneverslaafden met een schare kinderen in de
tehuizen) groeit het hardst in getal en heeft dus in het westen evolutionair de overhand.
Hoe de Heer daar op gekomen is mag Joost weten. Zijn wijsheid blijkt bijvoorbeeld uit het
feit dat het celibaat niet erfelijk is. Inderdaad, lezer, ik raad uw gedachte, zelf heb ik
bij mijn weten ook geen kinderen.
Goed, dat wordt dus niets daar in het westen. Maar er is een volk dat leeft in een
omgeving waar het klimaat gunstig is om zonder veel kennis te overleven, dat zijn kinderen
een korte stoomcursus geeft naar de volwassenheid zodat ze zich op hun zestiende kunnen
gaan voortplanten. Veel kinderen. Heel veel kinderen. Een volk waar de vrouwen baren als
mitrailleurs. De natuur mag er zijn dobbelsteen elk jaar miljoenen malen werpen, mensen
die niet aan de nieuwe ziekte ten prooi zijn gevallen kruisen en misschien zelfs op een
mutatie te komen die tegen het virus bestand is. De volwassenen en kinderen sterven er als
verdrogende stammen, takken, bloemen en bladeren, maar zolang iets van de vegetatie zich
handhaaft schuiven kinderen door naar de volwassenen die overblijven, een
routineaangelegenheid. In Azië, Europa en Noord Amerika lost het virus in enkele jaren
het hele miljeuprobleem definitief op. Wolven en beren heroveren het snel overwoekerde
Ruhrgebied. En ja! Daar is hij, daar bij de evenaar: de resistente mens. Zwart.
Onze herseninhoud zit een beetje aan de grens vanwege het geboortekanaal zeggen ze. Dat
betekent dat buideldieren ons uiteindelijk nog kunnen inhalen in de evolutie. Je kruipt
als klein nat doorzichtig salamandertje de buidel in en groeien maar, die kop! Bijkomend
voordeel is dan ook nog dat het genot van de paring voor de buidelmens-man niet wordt
bedorven door de pijnlijke uitlubberende passage van dat kolerehoofdje in tegengestelde
richting door zijn favoriete ingang. En hoe zou het zijn om na het neuken even gezellig
met je dikke kop in de buidel van je vriendin te mogen!
Nijlstraat 18B, zaterdag 8 januari 2000
Naar Kampala voor boodschappen. Per kamunje. Vlak voor Kampala, op Jinja Rd. tussen de
Uganda School of Management en het Uganda CelTel Mobile Phone Main Office is de weg
inmiddels vierbaans, en op alle banen rijden rokende autoos en zware vrachtwagens. Twee
auto's vóór ons rijdt een mooie nieuwe rode fourwheel drive pickup. Een oude Corolla
haalt ons in en gaat naast hem rijden. De man naast de bestuurder zwaait dreigend naar de
inzittenden van de rode pickup.
Met een AK47.
De rode pickup stopt aan de kant. De Corolla ervoor. Net als wij er in de drukte langs
rijden springt Mister AK47 er met de vinger aan de trekker uit. De inzittenden van de rode
pickup hebben inmiddels al hun handen uit de raampjes gestoken. Er stopt verder niemand.
Wij ook niet.
Terug thuis in Jinja geef ik aan mijn sympathieke geldwisselaar als mijn mening te
kennen dat ik de kwaliteit van deze hold up vrij matig vond. Immers één ruk naar rechts
aan het stuur van die rode pickup en de Corolla ligt onder een tegenliggende vrachtwagen
(in Uganda rijden ze links, dus die Corolla kwam rechts inhalen aan de kant van de
tegenliggers). En dat was toch minstens op een gebroken of althans verbogen geweertje
uitgelopen...
Ja maar je moet toch gewoon doen wat ze zeggen, krijg ik als antwoord. Die mannen denken
absoluut niet na en juist daarom moet je dat zelf ook niet proberen als je wilt blijven
leven.
Nijlstraat 18B, zondag 9 januari 2000
You were lost lost lost, zei Grace toen ik vrijdag weer langskwam bij de Kafukos.
maandag zou ze al weer terug gaan naar Mwanza, haar journalisten"universiteit"
aan de zuidoever van het Victoriameer.
Kan ze nog mee voor de cross check over Charles Taliawandha?
Misschien is ze zondag terug uit Kampala, ik moest maar proberen.
Bij het verlaten van de Kafuko compound loop ik nog even naar waakhond Bert. Hij ligt nog
steeds aan het zachte touw dat ik voor hem heb meegenomen toen ik zag hoe ze hem
vastgebonden hadden. Echt herkennen doet hij me niet en helemaal normaal vind ik hem ook
niet. Er is niet veel contact mee te krijgen. Hij ligt overdag aan zijn touw en 's avonds
gaat hij los. Hij is opgevoed tot beest, in de Afrikaanse betekenis van het woord.
Ik bereid mij voor op de tocht naar Butansi. Overweeg
mij te introduceren door te zeggen dat Budhagali, mijn broer, zei dat ik hier heen moest
omdat de familie in gevaar is en om in een pillendoosje wat maïs te doen. Hun haan moet
iedere dag een korreltje eten. Als ze op zijn moet het geld terug wezen, anders zijn de
kwade geesten niet meer tegen te houden. Ze kunnen nog wat extra korreltjes bij Faith
halen. Dat biedt alleen dan nog volledige bescherming als 50 000 USH per korreltje wordt
afgelost.
Bij twijfel kan ik eerst nog een cross check doen langs de weg van de chauffeur van de
truck die tevergeefs gereden heeft bij Waldemar.
Nee, dus: Grace is er niet. Ik pols haar broer Paul, Waiswa, de
luiste van de tweeling. Wil hij mijn tolk zijn in de bush? Die straalt alleen al bij de
gedachte een vermoeidheid uit die ik niet kan verwoorden, dat moet je aan den lijve
meemaken. Nou vooruit, ik doe een poging: alsof ze de halfgevulde matras van een
tweepersoons waterbed over je heen gooien.
Je weet nooit, even kijken of veldwerker Patrick (van de zeven dode broers en de dertig
kinderen) in het Cultural Research Centre is, waar hij door de week woont. Appelmoes! Hij is er. Morgen wil hij wel mee.
Dan naar Margaret. Alleen Jackie en Veronica zijn thuis.
Het is een saaie boel, vertelt Jackie van boven haar in een mooie lange strakke gele jurk
prangende borsten: Davies is even geweest, maar moest perse weer met oom terug want de
vriendjes daar zijn veel interessanter. Margaret is "not around". Sammie wil wel
even mee maïs halen voor de tovertruc (die ik natuurlijk geheim houd). Omdat een kilo 400
shilling (30 cent) gaat kosten en ik alleen briefjes van 10 000 heb trakteer ik eerst op
een rondje soda. Dan mag Sammie achterop heen en weer naar de winkel. Jij ook even Jackie,
zeg ik, terwijl ik weer horentjes op mijn hoofd voel groeien. Nee, ze is verkouden. Als ik
morgen terugkom is het misschien beter. Flop, daar vallen mijn horentjes ineens slap langs
mijn hoofd als konijnenoren.
Sammie heeft een pleister op zijn hoofd. Ja, mensen, ik mag toch
aannemen dat onze pleisters "blank" zijn omdat wij "blank" zijn.
"Blank", wat is dat voor kleur? Wat is de kleur van een pleister? Zeg het maar,
ik zou het niet weten. Kleine zwarte Marianne van twee hier heeft voor haar Europese pop
helemaal zelf de naam "Baby Pink" bedacht. Ik heb mij, natuurlijk tot lichte
gêne van haar moeder, meteen aan Marianne als "Uncle Pink" voorgesteld, maar
daar wilde zij tot mijn teleurstelling niet aan. Onze kinderen hoeven maar een kik te
geven en ze krijgen een mooie rooie of gele pleister. Maar bruine pleisters in Afrika?
Vergeet het. Overal lopen mensen met die vreemde kleur pleister. Onze geweren en
landmijnen kun je hier overal kopen, maar bruine pleisters? Een Afrikaans leger zou toch
in verband met de camoeflage het eerste moeten zijn om er aan te beginnen. En van het
weinige geld dat er is hebben die hier toch het meeste? En als ze het niet hebben zorgen
ze toch wel dat ze het krijgen? Een hoofd- of armwond (korte mouwen!) en je bent
schietschijf als soldaat met die eehhh
geelbruinroze gebroken witte pleisters.
Bij zonsondergang word ik door Gerard Picavet uitgenodigd met het
hele gezin (dat is Felix van 12, Victor van 11 en Makerere student Cohen van 18) naar
Speke Camp te gaan. Bij de bron van de Nijl. Om zes uur gaan de mannen met de petten weg
bij de slagboom en laten die open achter. Dan is het verder gratis. Vandaag zijn ze er
nog: er was een publiektrekkend gratis concertje, daar wilden zij nog wel even voor
vangen.
Het is twintig over zes! Roept Picavet.
But you find us here, is het antwoord. We are still working! Dat wordt 2200, stelt men
tevreden vast.
Picavet blijkt na dertig jaar Jinja nog principes te hebben. We gaan terug! We rijden in
een wijde cirkel om de golfbaan naar de dichtst bij het begeerde doel liggende parkeerplek
op de openbare weg. Vandaar te voet naar beneden overstekend worden we echter
tegengehouden door een man in een bruin overhemd die zegt dat het voor niet-Ugandezen 2000
pp. is.
Picavet overtuigt Mr Brown, wijzend naar zijn drie pikzwarte zoons, dat wij allemaal
Ugandezen zijn.
OK dan. Dat wordt dan totaal 2000.
Toch mooi dertien en een halve cent gespaard, reken ik uit.
Picavet heeft alleen 10 000. Mr Brown zal even gaan wisselen.
Er is traditionele muziek, zang en dans gaande. De mooie gele
pakken en veren zijn vaker gebruikt: aardig verschoten, maar wat organisatie en strak
spelen betreft kunnen de TTC concoursen er niet aan tippen. De sponsor is PROTECTOR
condooms, een rood doek van zeven bij twee en een half van die strekking vormt de
achtergrond van de dansen. Protector timmert stevig aan de weg in Uganda. In de kamune tussen Kampala en Jinja brult de radio tenmiste
drie keer: "ALWAYS WEAR PROTECTOR CONDOMS!!!". Ze schijnen het te doen ook.
Na het derde liedje is Mr Brown nog niet verschenen. De
mannen van de slagboom zijn niet in het bruin maar in het blauw. Picavet blijft
doodgemoedereerd staan wachten. Ik maak van de gelegenheid gebruik naar bruine pleisters
te vragen.
Ze bestaan, zegt Picavet. Doch ze worden slechts sporadisch aangeboden.
Het leger zal ze dus toch wel hebben, concludeer ik.
Ik vertrouw Picavet toe dat ik bezig ben in de overdaad
en variëteit op de Ugandese markt voor religies het spoor bijster te raken.
Picavet vind het standpunt van Idi Amin destijds nog zo gek niet: katholiek, protestant en
moslim. En van alle drie één soort. Dat moest genoeg zijn om uit te kiezen, vond Amin.
De rest verbood hij. Als dictator moet je tenslotte het aantal pipo's waar je mee te maken
hebt zo klein mogelijk houden.
Dat woord "dictator" hebben ze Amin overigens pas na zijn
vlucht geleerd, blijkt uit David Lambs boek The Africans. Ik fantaseer die
gebeurtenis: ja meneer Amin, u was een dictator. Een wat? Een dic-ta-tor. Tsja, je moet je toch ook niet voorstellen dat een docent van de
jazz academie van Staphorst hier de negers gaat vertellen dat hun muziek polymetrisch is?
Po-ly-me-trisch?
Interessant. Maar nog steeds geen Mr Brown. De zonen zijn het met me eens: Mr Brown is de
stad in. Ik loop eens richting slagboom"werkers". Ik verwacht geen Mr Brown,
doch misschien uitsluitsel over zijn mandaat. Maar het laatste liedje heeft net geklonken
en de blauwe mannen hebben spoorslags hun "hekwerk" beëindigd. Ik loop terug
naar Picavet. Dit valt me toch wel tegen van deze geroutineerde organisator van alles wat
los en vast zit in Jinja, van de bouw van Scout camps tot de mooiste nieuwbouw van Jinja,
het glimmende Enkabi Centre, bijna af en al op TV geweest.
Geen Mr Brown, geen hekwerkers, zeg ik.
Op Picavets gezicht staat weinig af te lezen.
De jongens en ik draaien ons schouderophalend om en zetten de pas richting Speke Camp.
Thank you.
Horen wij Picavet zeggen. Als wij ons omdraaien zien wij tot onze stomme verbazing een
hijgende en zwetende Mr Brown een lapje van 5000 en drie lapjes van 1000 in de handen van
Picavet leggen.
Speke Camp blijkt een nieuwe quasi-gebeurtenis aan de bron van de Nijl: rietoverdekte
bamboesteigers met een bar en een rietoverdekt ponton in de "Nijl", die
"officieel" pas vijftig meter verderop begint. Hier liggen de boten die ik had
zien varen en al tijden zocht omdat zij het definitieve zeildoek voor zonbescherming
hebben, hier volgens Picavet in omloop geraakt via de VN supplies aan de vluchtelingen in
Rwanda: een zilverkleurig ijzersterk kunststof doek. Een winkel in Kampala schijnt er een
partij van te hebben weten bemachtigen, de Indiër (natuurlijk) bij de administratie
schrijft de straatnaam en een plattegrond voor me op. Binnenkort staat mijn rijdende hut
in Nederland heerlijk koel onder een heuse Rwandese vluchtelingentent! [plaatje: noonoo tenten.jpg]
Nijlstraat 18B, maandag 10 januari 2000
Vandaag eerst naar Margaret in Bugembe en dan met
Patrick voor de cross check op het Faith verhaal naar Butansi. Margaret is nog even snel
naar de markt, zegt Jackie, die a) wist dat ik zou komen en b) een lange zwarte broek aan
heeft!! Dat duidt zonder meer op motorfiets-lusten. Wachtend op Margaret vertel ik dat ik
met een geest heb gesproken. Bij Budhagali. Dat is even een moeilijk gesprek tot ik uitleg
dat ik er niets van geloof.
Nee, zij ook niet, zegt ze opgelucht, ze was ook een paar keer uit nieuwsgierigheid
geweest maar hij was nooit thuis.
Verhuurt Budhagali zich voornamelijk aan de Basoga als een soort spookhuis op de kermis?,
vraag ik mij in stilte af. Tabitha ziet dat bepaald niet zo! Geen Margaret.
Hoe is het met de verkoudheid?
Beter.
Kun je op de motor, vraag ik, net of ik de broek niet gezien heb.
Dat kan ze, zegt ze stralend.
Mijn horentjes groeien zo snel aan dat ik twijfel of ik mijn hoofd nog wel de deur uit
krijg.
Ik met Jackie de kleistraat uit, nagewuifd door iedereen, ze is even een prinses.
Rechtsaf, omhoog naar de kathedraal.
Die wordt
gerestaureerd! Ook de Anglicaanse establishment heeft zich wat voorgenomen,
zoveel is duidelijk.
Na een eindje heuvelop stel ik de Wanyangeberg voor. Dat wil ze wel. Nu hopen dat ik weer
pech krijg bovenop. Over de kam naar de ruïne in aanbouw van de Kyabasinga. De apen laten
zich niet zien. Bij het mooiste uitzicht stoppen we. Jackie gaat op een steen staan. De
Here God heeft vlak achter haar steen een tweede gelegd, iets lager, zodat ik net met mijn
kin op haar schouder mee kan kijken. Wij wijzen elkaar alles aan, de eilanden, de
katholieke heuvel, Jinja en Bugembe. Dan laat de Here God een hele horde in vodden gehulde
dorpsjongetjes aan komen hollen, die helemaal om ons heen gaan staan en ons aandachtig
opnemen. Ik hoor Hem giechelen, Hij heeft er duidelijk Lol in. Nou, leuk hoor. Even later
wil Hij zo goed zijn de aandacht van de jongetjes te laten verplaatsen naar de motor,
zodat ik nog even uit het oogpunt van gezelligheid mijn armen om haar heen kan slaan. Dat
vindt ze wel lekker.
Nee, Bert!, roept de Here over zijn schouder van bij de jongetjes, verder nergens
aankomen! Morrend waarom Hij mij dan zo geschapen heeft, laat ik het erbij. Tenslotte
zorgde de Hij er ook weer voor dat de jongetjes van mijn motor afbleven, eerlijk is
eerlijk.
Dan kijkt Jackie op haar horloge. Mammie kan wel al weer thuis zijn. Terug over de kam
naar de pas. Recht het kruispunt over, de kam volgend, gaat ook nog weer een weg omhoog.
Nog even snel kijken, stel ik voor. Dat is goed. Dit hellinkje blijkt bezet door een nog
volkomen traditioneel levende Ugandese familie, een stuk of twintig hutjes, elk voor één
der vrouwen van de grootvaders, vaders, zonen en kleinzonen en ook vaak al getrouwd:
achterkleinzonen. En boven op de top een ietsje modernere familie waar de apen kennelijk
kind aan huis zijn. De kleine aapjes spelen op het gazon en in alle bomen. De opperaap
gaat voor het decorum te onzer ontvangst met brede borst op de nok van het dak zitten. Bij
de mensen op de veranda zitten ook apen. Ze groeten ons vriendelijk. Ik denk aan de
intelligentie van Dutroux en concludeer dat deze mensen toch wel alles op slot moeten
hebben en de sleutels goed moeten opbergen.
We laten ons terugzakken naar Bugembe. Margaret is nog steeds niet "around". Ik
vertrek en krijg een warme zwaai.
Ik kom aan bij het CRC. Patrick staat klaar voor het
vertrek. Hij heeft zelf een helm voor zijn eigen terreinmotor en kleedt zich van onder tot
boven winddicht. Schoenen en sokken, een ruimtevaarder. Uit de wind, achterop! Het is wel
weer een merkwaardig koele dag voor januari, 25oC, maar verder dan een vliesdun
windjack ga ik niet. Korte broek en blote voeten in sandalen. Nu ik weet dat Patrick
meervoudig grootvader is en door het overlijden van zijn zeven broers vader is van 30
kinderen en ook nog twee van hun vrouwen te onderhouden heeft die voortdurend naar het
ziekenhuis moeten omdat ze bezig zijn aan AIDS te overlijden, rijd ik uiterst voorzichtig.
Faith? Van de Polytechnic? Die kent Patrick prima. Patrick is in Kamuli catechist.
Het is flink zoeken naar de "leengrond" van Faith in Butansi waar haar oogst
gestolen is door ene Charles Taliawandha. Als ik bijna de handdoek in de ring wil gooien
en naar de familie van Faith wil gaan om een jongetje te charteren vind ik het juiste
zijpaadje en even later rijden we het erf op. De eerste die we zien is de man met wie
Faith en ik de vorige keer het land bezichtigden, die volgens Faith Charles Taliawandha
heette. Patrick zet grote ogen op: ik ken hem!
Goed? Vraag ik?
Ja, goed.
Hallo, vraag ik Charles, hoe is het hier?
Alles goed. Wij krijgen een stoeltje buiten voor de keuken. De kindertjes zitten in de
keuken nieuwsgierig naar onze ruggen te kijken.
Weet je nog wie ik ben?
Dat wist hij nog.
Zijn Engels is veel beter dan ik mij herinner.
Dit kan ik grotendeels zelf, alleen bij een misverstand helpt Patrick mee.
En jij bent Charles hè?
Nee, dat was hij niet, maar Charles was around.
Dat had Faith me dus op de mouw gespeld, dat dit Charles was. Kinderen gaan op een
holletje om Charles te zoeken. Faiths "Charles" blijkt Samuel te heten en een
medesoldaat van Patrick te zijn geweest.
Hoe is het met het land?
Goed, er is een mooie oogst geweest.
Dat was zeker een heel werk!
Nou en of.
En om het allemaal weg te krijgen!
Nou, Faith had een truck kunnen lenen en daar was het op gegaan. Zes zakken maïs en
honderdvijftig kilo bonen.
Een dikke 200 000, reken ik in stilte uit. Toch iets anders dan een dikke miljoen.
En
een diefstal waard?
En hoe is het met de familie?
Met iedereen goed. Of ik al bij de familie van Faith geweest ben, vraagt Samuel.
Nee, zeg ik, wij zijn hier eerst maar eens gaan kijken. We zitten wat en babbelen wat.
Samuel is volkomen op zijn gemak. Al babbelende zoek ik naar een goede zet, want vanzelf
komt er niets, dat is wel duidelijk. Luister Samuel, ik zal je vertellen waarom ik kom.
Mij is verteld dat jullie problemen zouden hebben. Niet wat voor problemen. Dus nu kom ik
vragen of er ook iets is waarmee ik jullie helpen kan.
Nou, zegt Samuel, dat klopt, ik krijg nog 20 000 shilling van Faith.
Zo, waarom heeft ze dat nog niet betaald? [plaatje: samuel family.jpg]
Ze heeft zelf nog niet verkocht zegt ze.
Ik zal het er met haar over hebben.
Kun jij mij zelf niet helpen?, vraagt Samuel.
Nee, dat moet over Faith lopen. Zelfs als zij het niet heeft. Dan schiet ik het haar voor.
Is ze mij schuldig in plaats van jou.
Dit vinden ze wel origineel. Er wordt gelachen.
Wanneer is de oogst weggereden? Half november.
Een jonge jongen die ik niet ken stelt zich aan me voor: Charles. Zijn Engels is niet
best.
Nu gaat Patrick even in Lusoga verder, Charles wat? Talia. Talia watt? Wandha. Charles
hoort er hier wel bij, maar is helemaal niet van de familie van het land! Charles is ook
volkomen op zijn gemak. Geen spoortje adrenaline te bekennen. Dat zal Patrick later met me
eens blijken.
Hoeveel heeft Charles van Faith te vorderen?
35000, zegt Charles. Het komt er niet helemaal meteen direct uit. Wat daar zo snel in dat
hoofd gebeurt zou je nou zo graag op een floppy willen hebben.
En de werkers, gaat Samuel door, hebben geen van alle nog een cent gezien. Ze heeft nog
geen geld, zegt ze.
Dat kan, zegt Patrick zacht tegen mij, want ze heeft het waarschijnlijk aan de Polytechnic
verkocht en die kan heel goed een aantal maanden achter zijn met betalen. Ik weet geen
reden te bedenken waarom Faith daarvoor zo grotesk zou gaan liegen.
Hoe is het met de kinderen?
Spijtig wijst Samuel de keuken in. Je ziet hun conditie.
Eten hebben ze wel, zie ik, zeg ik.
Niet wat ze eigenlijk moeten hebben, zegt Samuel. Wij babbelen nog wat door, af en toe het
gesprek weer terugbrengend op details die spanning zouden moeten veroorzaken, maar nee,
niets. Zelfs niet als we uiteindelijk zover gaan dat een slimmerik die zich van geen kwaad
bewust is een licht op zou gaan, zo van: je denkt zeker dat we gejat hebben.
Ik ga dit uitzoeken, beloof ik, maar eerst geef ik je vijfduizend, het briefje
tevoorschijn trekkend. Op dat moment hoor ik achter mij een vreugdegejoel van tien kleine
kindertjes achter mij. Het aparte is dat ze niet meer vlak achter mij bij de opening
meekijken, het lijkt wel of ze joelend vluchten, met zijn allen, de donkerte in naar
achteren.
Wat is dat? Vraag ik Samuel.
Ze zijn blij!
Waarom vluchten ze dan?
Ze generen zich voor het lawaai dat hun blijdschap maakt, zegt Samuel. Samuel straalt, de
gezichten van de kinderen staan allemaal op feest. Tijd voor een foto! Zeg ik. En die
krijgen jullie, met de vorige die ik vergeten was op te sturen. Het gezin verzamelt zich
buiten.
Jij er ook bij Charles! Roep ik, in een laatste poging hem de stuipen op het lijf te
jagen. Geen spoor van reserve, vrolijk lachend gaat hij er bij staan. Dat is in mijn ogen
en later ook in de ogen van andere Ugandezen die dit soort situaties kennen, het
definitieve bewijs van zijn volledige onschuld. Twee van mijn foto's zijn toch maar even
close ups van Samuel en Charles, want dat kan nooit kwaad. Nu Faith als postadres gaat
uitvallen vraag ik hoe op te sturen. Naar mij! Zegt Patrick.
Wij nemen hartelijk afscheid. De betoverde maïskorrels rammelen beschaamd mee terug naar
Kamuli in hun pillendoosje. En daar heeft Faith dus geen geld voor, om die Samuel wat eten
voor zijn kindertjes te laten kopen. Al haar hoop zat in die oogst, zei ze bij Frida,
geniaal acterend. Het blijkt dus 200 000. Schoolgeld, meer niet. Maar wel voor iets anders
gebruikt.
Gaan we nu naar Faith? Vraagt Patrick.
Ben je gek, zeg ik en dan zeker weer een nieuw verhaal te controleren krijgen.
Wij zijn hier in de jungle. De een zijn brood is de ander
zijn dood. En wie een prooi heeft verbergt het. Ik heb met mijn lening aan Faith voor
vierhonderdvijftig euro vlees op de savanne gegooid. Nu wordt het opgegeten, dan worden de
opeters opgegeten, ad infinitum. Ga je er een gewoonte van maken met vlees te gooien dan
verstoor je het biologisch evenwicht. Je hebt gras, herten, hyenas, leeuwen, gieren,
wespen, mieren, bacteriën en alles gaat in alles over. Bacterie wordt gras, gras wordt
hert, hert wordt leeuw, leeuw wordt gier, gier wordt mier, mier wordt bacterie. Er is
overvloed. De gieren in de Serengeti eten samen 2 mln kg vlees per jaar, het is zorgvuldig
berekend.
En de mens hoort er net zo goed bij. Alles verdwijnt in een ommezien maar alles blijft
hetzelfde. Wat moet ik? Ik moet geen goede werken doen maar hoog langs de bergkammen
zweven met mijn zweefzeil. Tot ik heel oud ben.
Sterf ik op een lastige maar niet te koude plek in de bergen dan vinden ze na een jaar
alleen nog een skelet en een mooie parapente waar je zo nog mee weg kunt vliegen. Zo goed
als nieuw. Mooie dood.
Nijlstraat 18B, dinsdag 11 januari 2000
Naar Piet's Cultural Research Centre. Er is namelijk een probleem. Als jou als Afrikaan
iets overkomt, goed of kwaad, verzekeren alle zwarte en witte wetenschappelijke
autoriteiten mij, heeft altijd iemand het gedaan, een kracht op je afgestuurd. Er is dus
maar één soort oorzaak: de wil van iemand. Ik noem dat: reductie van alle oorzaak tot
wil. Dat is vrij kras. "Dode" causaliteit bestaat dus niet. Wat niet bestaat
zijn van die dingen als: plantengroei komt van regen, regen komt van afkoeling van
vochtige lucht, lucht koelt af omdat het opstijgt, lucht stijgt op omdat de warme aarde de
lucht verwarmt, de aarde wordt warm omdat de zon er op schijnt, de zon
.enz. Dit is
allemaal op zich nog wel denkbaar in de Afrikaanse traditie, maar uiteindelijk moet je op
"iemand" uitkomen die daar achter zit. Hamminga Bert
Toeval bestaat dus ook niet, al begrijp je veel gebeurtenissen niet en zulke dingen als
sterren enzo zijn dus ook allemaal door "iemand" gewild, net als oorlogen en
ziekte. "Iemand" kan zijn: een levende, een dode (doden worden na hun dood
geesten), of een geest die altijd al geest was en nooit mens is geweest. Die laatste
soort, de als geest geboren geesten wordt veelal in de literatuur net als gestorven
stervelingen als "Bantu" (enkelvoud Muntu) aangeduid, net als levende en dode
mensen. Zo niet in Lusoga. Daar in heten ze emyoyo (enkelvoud omuoyo). In die woordklasse
omu-emy zitten ook de meeste bomen en rivieren, logisch, want dat zijn vaak de zetels,
"lichamen" van dergelijke geesten.
Hoe belangrijk is het onderscheid tussen geesten als wij allemaal, die eerst als mens
geboren zijn en daarna bij sterven een geest worden, geesten die meteen als geest geboren
worden? Dat dient uitgezocht door te kijken naar alles wat een naam heeft beginnend op
mu-ba en alles wat een naam heeft beginnend op omu-emy. Binnengekomen bij het Cultural
Research Centre zeg ik: we gaan het woordenboek helemaal zo op mijn notebook zetten als
Piet het wil, dus niet met een floppy van mij. Er breekt paniek uit. Nu blijkt dat Piets
reserve jegens diskettes niet ingegeven is door virus angst, maar door vrees dat
"zijn" werk gestolen wordt. Vol zelfmedelijden bedenk ik hoe ik Piet van het
prille begin af aan heb geleerd hoe hij de aanmaak van zijn woordenboek op de computer
moet organiseren, dat ik hem een bij een Duitse uitgever gevonden Luganda grammatica heeft
gekregen om er de structuur van te over te nemen voor zijn Lusoga grammatica, zonder
toestemming natuurlijk!
Er is een troost, ik blijk er wel bladzijden van te mogen printen voor 100 USH per stuk.
Met negen bladzijden omu-aba-, 1 bladzij omu-emy- en na stiekeme conversie van het hele
woordenboek tot database, driekwart bladzijde van alle woorden waarbij in de uitleg het
woord "spirit" voorkomt en het weer uitvegen van die database, want die mag Piet
natuurlijk alleen hebben als hij betaalt, raak ik in de stemming om de staf op de
foto's te trakteren van Nabamba Budhagali, wiens voornaam ik net ook tussen de uitgeprinte
woordenboek-papieren ontwaarde, de foto van mijn lunch met Tabitha in het Nile Resort en
de familiefoto's die ik bij Patrick heb gemaakt.
Ze komen weer wat op verhaal, want zij voelden zich gegeneerd mij een digitale kopie te
moeten weigeren.
We bespreken de vraag of er een nieuw woord in het woordenboek bij moet, precies zoals ik
er al meer heb zien staan:
Wat correct Lusoga is wordt onduidelijk zodra je precieze
vragen gaat stellen. Kikonta nhindo, dat is: spirits, waragi.
Slaat dat woord alleen op alcohol Mama Jane?
Mama Jane wil het nog eens horen.
Kikonta nhindo.
Ze haalt haar schouders op. Dat hebben ze daar neergezet ja, zegt ze.
Mama Jane is voor mij een autoriteit. Ik ben ook háár brother geworden, want Budhagali
is een (biologische) zoon van een broer van haar vader, als ik het goed begrijp. Hoewel
het nog een takje verderop kan zijn. Hoe dan ook, zij is dus een echte biologische sister
van Budhagali.
Miss Margaret Nankya zegt dat omuoyo/emyoyo helemaal geen geest/geesten is. Die mensen
kennen daar geen Lusoga. En schrijven kunnen ze het al helemaal niet! Dat betekent hart!
Wat elk levend wezen heeft en wat je doodt als je hem doodt.
Konijnen en kippen ook?
Konijnen en kippen ook.
Oei, dan zit ik helemaal verkeerd want het "leven" dat een normaal levend dier
onderscheid van eentje die dood is, is al zoveel lager dan wat een mens heeft dat een dier
zelfs "weg" is als het gestorven is en niet tot geest wordt, zoals een mens.
Wij zeggen Ejjembe/Mayembe (oorspronkelijk horens van een dier), zegt Margaret.
Patrick haalt uit een woordenboek op het Centre: eighembe/amaghembe. Dat lijkt dus sterk
op Margarets woord. Maar het is een Luganda woordenboek. Lusoga is volgens Patrick:
omusambwa/emisambwa. Dat staat ook in "Piets" woordenboek. Maar Piet is Patrick
natuurlijk.
"Omuoyo/emyoyo" is even van de baan. Wel zijn we na zo vreselijk op het hellende
vlak te zijn geraakt bij Margaret goddank terug bij een omu-/emi- woord, waartoe ook de
bomen en de rivieren behoren: machten met een wil (althans dat is voor het verhaal van de
reductie van alle causaliteit tot wil van belang). Maar helaas, ook de latrines zijn
omu-/emi-. Dat zijn evenwel recente muzunguconstructies, diepe schijtgaten, te graven niet
bij het huis maar bij de bomen en te overdekken met hout, alweer van bomen. Aldus zouden
de als geest geboren geesten weer in de latrine terecht gekomen kunnen zijn, ook al
schijten die natuurlijk niet. Gottegot wat een bende is het in de taal.
Margaret veegt ook even achteloos de vloer aan met de
gevestigde wetenschappelijke mening over bewuste wil als enige oorzaak in Afrika:
Een vlieg, Margaret, als die steekt, dan heeft toch een mens of een geest die vlieg
gestuurd?
Hoe kom je er bij, een vlieg die steekt gewoon!
Maar de hele oude mensen, geloofden niet dat niet?
Nee hoor, dat heeft hier ever nooit iemand geloofd, hoe kom je er bij!
Gelukkig komen Patrick en Mama Jane mij later te hulp: de vlieg is
geen goed voorbeeld: traditioneel wist men niets van het verband tussen vliegen en malaria
en de informatie daarover is er van overheidswege ingeramd, natuurlijk zonder dat werd
ingegaan op mogelijke "afzenders". Je hebt drie groepen wilsbekwame
"personen": levende mensen (bazima), dode mensen (bazimu, de eerste soort
geesten) en "zuivere", geesten (emyoyo, of emisambwa). [plaatje: mensen en geesten.jpg]
En alles wat er in de hele kosmos gebeurt zou van hen af moeten komen. Er zijn, blijkt in
een zeer vertrouwelijk gesprek met Mama Jane ook twee woorden voor "iedereen" in
Lusoga: exclusief de emyoyo is het buli Muntu en inclusief de emyoyo is het buli omu.
Muntu is mens. Helaas wordt het woord omu niet gebruikt als zelfstandig naamwoord
verwijzend naar een wilsbekwame instantie (mens of "zuivere" geest). Op dit punt
meen ik dat Lusoga voor verbetering vatbaar is en ik neem mij voor het woord omu (meervoud
aba) te propageren. De relatie tussen de Bantu en emyoyo is nauw, vele rivier-emyoyo zijn
volgens de mythen zelfs uit een Muntu-vrouw geboren. Hoe zou dat voelen, zo'n geboorte?
Het is een hoop vocht, maar er zit niet zo'n rottig hard bol koppie vooraan.
Dan nu met Gerard Picavet naar zijn grote trots, een kerk/sociaal
centrum in aanbouw, midden in de stad, Enkabi (vrede) Centre gedoopt. De naam hangt er er
al voor aan een spandoek. De kerk zelf staat nog vol water, want het heeft vannacht flink
geregend en de onderste rij pannen moet er nog op. Het wordt het tweede gebouw in Jinja
met drie verdiepingen en tevens het tweede met een gevel van glimmende (!) tegels. Zo ver
is het nog niet. Toch is er al een openingsfeest geweest. De vlaggetjes hangen er nog.
[plaatje: picavet nkabi
centre.jpg]
Het is duidelijk: Gerard heeft alle touwtjes in handen. Welke kamerindeling: Gerard. Welk
merk cement: Gerard. Welke houtsoort voor het dak: Gerard. Geveltegels?: Gerard. Welke
gasten bij de opening: Gerard. Ik durf hier in Jinja al te zeggen dat het heel gevaarlijk
is mij te bedonderen. Gerard durft het aan om keihard van zichzelf te zeggen: dat lukt
niemand. Het zal niet helemaal 100% waar zijn, wel ver over de 99, dat wil ik best
aannemen.
Picavet had zijn voorruit gebroken. Yussuf van de Mission Garage had de rekening
geschreven voor de verzekering. Bij de verzekering vonden ze die rekening 30000 te laag.
Dit zou, verzekerde men daar, de grootst mogelijke problemen opleveren en maanden gaan
kosten. Geen nood, ook Yussuf heeft bij Picavet gewoond. Yussuf is niet
"around". Daar past Picavet niet voor: Yussufs voluptueuze verloofde (Picavet
zal hen binnenkort trouwen, over de details moet nog gesproken worden zegt Picavet
veelbetekenend als ik word voorgesteld) wordt even om het rekeningenboekje gevraagd.
Picavet schrijft hoogstpersoonlijk een nieuwe rekening, 30 000 hoger, of zij hier even wil
tekenen en hieronder een stempel en ook daarboven. Ja, goed zo, dààr. Routineus gaat de
rekening in zijn borstzakje. Even afgeven bij de verzekering en we kunnen weer naar huis.
Zo doe je dat. Yussuf is een van zijn meest betrouwbare zoons. Heeft hem één keer
geprobeerd te bedonderen. Doe dat nou nooit meer, had Picavet gezegd, het lukt je toch
niet. Yussuf! Die ik toch voor geen kleintje vervaard acht. Richard, onze housekeeper,
blijkt absoluut recordhouder in de achting van Picavet op het stuk van eerlijkheid. Heeft
perfecte voorzetten voor een absoluut leeg doel des bedrogs geweigerd in te koppen.
Dat liegen. Een verhaal apart. In Moskou bijvoorbeeld is het
gebruikelijk na een no show bij wijze van excuus een apert leugenachtige verklaring voor
het onverwacht niet verschijnen te geven. Is het ernstig geweest, dan moet er, zuiver uit
wellevendheid, ter genoegdoening ook een ernstige leugen worden verteld. Zo hebben in mijn
discussies met eerder niet op een afspraak verschenen Russen ernstig zieke vrouwen en
moeders om de voorrang gestreden. De beleefdheid en onderdanigheid bestaat juist uit het
liegen zelf, dus dat moet je dan als gekwetste die ergens tevergeefs op een Rus heeft
staan wachten opmerken en waarderen. In Uganda proberen hootemetooten
uit hoe ver hun macht over hun ondergeschikten reikt door steeds onwaarschijnlijker
verhalen tegen ze op te dissen en dan te kijken hoe lang de ondergeschikte blijft knikken.
Die houdt vol, want weet dat er een moment komt waarop de hootemetoot hard gaat lachen en
dan mag de ondergeschikte ook gaan lachen. Dan heeft de superieur n'guono, dat betekent zoiets als clementie, of genade,
hij laat zien: ik ben sterker maar ik maak je niet af.
In vele stammen heeft men een steentje van de diviner bij zich om in de mond te doen als
men gaat liegen. Dit heeft een beschermende werking, zegt men, en de kans dat de leugen
wordt geloofd is groter. Maar het zal ook wel helpen om de waarheid en de leugen in je
hoofd goed gescheiden te houden, ongeveer zoals het westerse jasje-dasje liegpak, dat
immers uitgaat als men bij het golf, de jacht of de barbacue verder van achter uit de mond
wil gaan spreken.
Autistische kinderen kunnen niet liegen. Ouders van autistische kinderen zijn enorm blij
met het eerste leugentje. Wat is hier aan de hand? Is liegen technisch-geestelijk een
hogere prestatie dan eerlijk zijn? Inderdaad, dames en heren, zo is het! Want vóór je
kunt liegen moet je eerst weten a) wat je wilt, b) hoe een ander in elkaar steekt, c) wat
die ander ten onrechte moet gaan geloven om zo te reageren dat hij iets doet wat jij graag
wilt, en tenslotte, d) wat je moet zeggen om die ander dat inderdaad te laten geloven.
Liegen is meesterwerk, eerlijk zijn is kinderspel. Liegen staat dus inderdaad
technisch-geestelijk veel hoger dan eerlijk zijn.
Nijlstraat 18B, woensdag 12 januari 2000
De dag is voor Kampala: mijn zilverkleurig zonwerend UNHCR canvas en wat traditionele
spullen die zo mooi bij elkaar liggen op een marktje bij het National Theatre met wel
dertig winkelhokjes. Het vereist wel speciale vaardigheden de prijs redelijk te krijgen
daar. Zelfs de cola krijg je alleen voor de normale prijs als je eerst naar de cafeetjes
in de verte wijst, die kennelijk te ver zijn voor de toeristen die hier even uit de bus
komen. Er zijn ook onvermurwbare zakelijke dames die je ijskoud laten weglopen na je
eindbod, dat je veiligheidshalve natuurlijk 10% onder je allerlaatste prijs hebt liggen.
Onderweg word ik vijf keer van de weg gereden door inhalende tegenliggers. Op de randjes
("shoulders") van de weg mag je niet rijden, zeggen de borden. Inhalende
autos vinden evenwel dat tegenliggende motorfietsen daar toch maar even op moeten,
al rijden ze honderd en moeten ze even een randje van vijfentwintig centimeter af. Bij
aankomst is mijn kletsnatte plakkende overhemd op de rug van boven tot onder gescheurd.
U hebt groot gelijk meneer, zegt een van de winkeldames, het is ook veel te warm voor een
overhemd vandaag. Zij blijft zo kijken dat ik het, als ik het zou willen, werkelijk als
troost zou opvatten, dankbaarheid zou kunnen tonen voor dit hart onder de riem.
Ja, zeg ik, daaraan kunt u ook zien dat ik niet zo rijk ben als die andere Bazungu, dus ik
wil een redelijke prijs betalen.
Maar meneer, dat overhemd van u brengt meer op dan als wij het dragen. Een gescheurd
overhemd, gekocht van een muzungu, dat is toch iets speciaals!
Tevergeefs bied ik haar het overhemd voor een masker.
Een hokje verder.
Mevrouw, dit is veel te duur. Maar ik wil niet lullig zijn, want U lijkt op mijn nicht,
ook al is die wit. Ik heb een aantal broers die rijk en ongetrouwd zijn. Zal ik de
volgende keer de foto's eens meenemen?
Ben ik niet te oud om nog te kunnen trouwen, vraagt de jonge bloem ironisch, die bij ons
net aan haar tweede vriendje toe zou zijn, maar hier aan haar tweede kind.
Nee zeker niet!
Goed, maar dit kost toch 30000.
Als ik U nog meer complimentjes maak, krijg ik er dan nog wat af?
Jazeker.
U heeft prachtige oorbellen.
Die verkopen wij ook meneer, kijk, hierachter staan ze.
Ik betaal 30000 en geef uiteindelijk veel meer uit dan mijn heilig voorgenomen maximum.
Op de plek die de Indiër had aangewezen was geen winkel te bekennen die ooit iets in
dekzeilen gedaan zou kunnen hebben. Opgewonden boefjes bezweren ze te weten liggen en
tronen mij mee naar een keur van winkeltjes die mij tal van prachtige spullen willen
verkopen behoudens het zilverkleurig UNHCR canvas. Een mooie dag. Terug bij Lugasi, 20
kilometer voor Jinja, is er met mijn overhemd niets meer te beginnen. Het grootste deel
hangt slap langs mijn benen naar beneden. Ik gebruik het nog om de schijn op te houden bij
een cola op een terrasje, flikker het weg en rij met een grote plastic zak voor mijn borst
gebonden naar huis.
Nijlstraat 18B, Avond
Picavet wil geen mobiele telefoon. Hoewel
Uganda
Telephone zou ook mobiel gaan binnenkort. Dat was dan misschien wel wat. Picavet vraagt
zich af hoe dat moet met de telefoon in het Enkabi Centre. Kan beter mobiel zijn (dan,
voel ik fijntjes, zit hij altijd veilig in de zak van de grote diviner van dit Centrum,
Gerard zelve). Als Uganda Telephone nou mobiel gaat
Maar ach, Enkabi Centre ligt ook
dicht bij Uganda Telephone dus een lijn zal ook wel niet te moeilijk zijn.
Is Picavet een fan van Uganda Telephone en tegen CelTel en MtN?, vraag ik mij in stilte
af.
Picavet begrijpt niet waarom iedereen zo klaagt over Uganda Telephone in Jinja. Zijn
telefoon werkt altijd perfect. De bisschop, Piet, Kees iedereen klaagt. Hij begrijpt het
niet. Ja, het is wel een beetje zo...die pakken het soms ook niet zo handig aan: gaan daar
staan schelden op het kantoor van Uganda Telephone als de boel een paar dagen niet werkt.
Dat pikken die Afrikanen tegenwoordig niet meer. Zo krijg je niets voor elkaar. Nou ja, er
is wel iets aardigs en zo zie je weer, kinderen
.Victor en Felix zijn bevriend met de
zoontjes van de directeur van Uganda Telephone, die hier even verderop woont. Als die
thuis moeten komen moet Picavet natuurlijk wel gebeld kunnen worden. Dus, mijmert Picavet,
misschien is het daardoor toch wel een beetje dat hij zo'n goede lijn heeft
Daar raakt Gerard aan een paradox in veel blanken die hier al tientallen jaren rondlopen
en grote deskundigheid over de Afrikaanse cultuur hebben verworven. De bisschop,
begrijpelijkerwijze buiten zichzelf van woede over het veelvuldige isolement van het
bisdom van Jinja op telefonisch gebied, schakelt niet zijn Afrikaans relaties van relaties
in om eens te onderzoeken wat daar achter zit! Terwijl hij een doorgewinterde
Afrikadeskundige is en weet dat de storingen uiterst plaatselijk zijn en niet altijd van
zuiver technische aard.
Nee, de bisschop loopt in hoogsteigen persoon het Jinja gebouw van Uganda Telephone binnen
en gaat zich beklagen bij de directeur.
En neem nou Piet. Ook hij heeft het inmiddels geschopt tot bekende bij Uganda Telephone.
Father, wilt u de directeur zien? Toch niet zo, met blote voeten op uw slippers?
O die wil ik wel uit doen hoor, had Piet gezegd.
Ook bij Piet heeft het niet geholpen. Piet is de man die mij er volledig van heeft
doordrongen dat de Afrikaanse cultuur niet de schriftelijk maar de mondelinge uitwisseling
van mens tot mens doorslaggevend is en dat Afrikanen altijd vriendelijk zijn al zijn ze
tot het uiterste getergd. Maar als een Jinjajenese drankgelegenheid geen diet coke heeft,
wordt de ober, aan wie je op zon moment absoluut niets kunt merken geweldig!-
op niet mis te verstane wijze geschoffeerd. En als Piet, kenner bij uitstek van de
oraliteit der Afrikaanse cultuur, een probleem heeft over salaris of afwezigheid van
personeel in het Cultural Research Centre verwijst hij naar de arbeidscontract, dat ze,
vindt hij dan, beter moeten lezen. Ik weet nog niet hoe je dat nou moet verklaren, dat
wordt echt zoeken, temeer daar Piet zelf ook niet zon contractenlezer is. Toen hij
mij bijvoorbeeld vroeg zelf een structurele oplossing te vinden voor mijn huisvesting in
Jinja was hij de schriftelijke garantstelling daarvoor van de bisschop vergeten. Die
vergat ik dus ook maar gauw, ik ben hier in Afrika en ga hem er dus niet aan herinneren
vanzelf. Zo doe je dat niet hier.
Nee, dan doet Gerard het beter en Bill
van het Dignity Nursery Home ook, die (zie dagboek 22 december 1999) zich met wat bier
ontdeed van vier overbodige telefoonpalen en rustig koos voor een "bad line",
terwijl men verzekerde voor een "good line" te kunnen zorgen. Bills bad
line vergde achteraf trouwens wat smoeswerk, maar toen was het voor een "bad
line" toch een niet onverdienstelijke lijn geworden.
Als geschiedenis der beschaving, zoals Norbert Elias denkt, de geschiedenis is van de
vaardigheden in het beheersen van emotionele problemen ligt Afrika merkwaardigerwijze op
het ene ogenblik ver voor en daarna weer peilloos achter het westen, al naar gelang wat
voor wie op een bepaald moment machtswinst oplevert. En dat lijkt mij nou de maat voor je
beschaving: de breedte van je register.
Een Noord-Hollandse bezoeker komt bij Picavet raad vragen omdat zijn Nederlandse mobile
simkaart het niet doet. Picavet blijkt in een laatje, geheim voor de kinderen, vermoed ik,
want zoiets is natuurlijk meteen bij de vader van hun vriendjes en dan heb je binnen de
kortste keren een slechte lijn, een mobieltje te hebben liggen. Gekregen zegt hij. Ik
geloof het maar. Hij gebruikt het niet, zegt hij. Er zit een SIMcard in van concurrent
MtN. De bezoeker mag hem gebruiken. Die wil liever zijn eigen toestel gebruiken en aarzelt
Picavets mobile te openen. Ik verkoop hem gauw voor negen euro de CelTel SIMcard van mijn
moeder de vorige keer.
Kun jij je mobieltje hier in je la houden, zeg ik behulpzaam tegen Picavet.
Later op de avond maakt Richard zijn imago van onkreukbaarheid letterlijk en figuurlijk
waar: mijn overhemd wordt prachtig gestreken afgeleverd, met bovenop de shillings die ik
voor mijn moeders SIMcard gevangen had. Gevonden in het borstzakje. Ik neem mij voor
morgen een paar mooie fotos van hem te maken. Die krijgt hij in A4 formaat
opgestuurd.
Nijlstraat 18B, donderdag 13 januari 2000, 03:00 AM
Ineens zit ik met wijd gesperde ogen rechtop in mijn bed. Ik had gedroomd van het
woordenboek van Piet. Nabamba Budhagali? Nabamba! Dat was de naam van de geest waarmee ik
afgelopen dondernacht in de shrine van Budhagali heb gesproken! Niks Batumba. Nabamba! Die
ik zijn belletjes heb afgepakt. Nabamba zelf! Nabamba, King of Spirits of the World (dus
niet alleen Uganda, denk erom) zo machtig dat hij zelfs al in het woordenboek van Father
Piet Korse staat. Het zweet breekt mij uit. Nabamba in hoogsteigen persoon! En ik ruk hem
ijskoud even in het pikkedonker zijn belletjes uit zijn virtuele knuisten! Nabamba de
waterval, die in het jaar 2003 een vermogen van 250 Megawatt gaat leveren! Ik ben door het
oog van de naald gekropen. Nu ben ik zijn broer. Onkwetsbaar de rest van mijn leven!
Gewoon door in onwetendheid mijn hand te overspelen! Ik drink trillend een glaasje water.
De rest van de nacht slaap ik onrustig.
Nog vier nachtjes slapen dan gaat mijn vliegtuig. Maar ook
daar kan Nabamba elk moment heen flitsen om een pijp met zijn broer te roken. Verrek, als
ik zijn broer ben, waarom moet ik dan nog per vliegtuig? Kan dat niet goedkoper? Enfin,
dat flitsen zal wel zonder bagage zijn en bovendien ik heb nu toch een retourtje. Dat
wordt wat de volgende keer als ik mijn zweefzeil meeneem en Nabamba laat zien hoe je
daarmee vliegt!
Nijlstraat 18B, vrijdag 14 januari 2000
Even een rondje: geld ophalen voor het portret van Zoni, naar Yussuf om voor het
vertrek zondag een taxi te regelen, naar het Cultural Research Centre voor de meervouden
van dierennamen en de vraag of het woord "wie" in Lusoga ook op geesten kan
slaan en de mugalabe voor Margaret op te halen, naar Margaret om die daar te brengen, naar
Zoni om de portretten op te halen en weer naar huis. Nog een reden om Afrika af te bouwen.
Ik ben te efficiënt geworden om mijzelf in de weldadige afwachtende Afrikaanse houding te
laten dwingen. Ik kan hier nu ook als driftig Europees baasje rondgalopperen. Yussuf is
niet aanwezig, de sleutel van de deur voor de mugalabe is bij Piet en die is in Kenya,
naar Margaret hoef ik dus niet. Zoni is niet thuis en heeft zijn portretten niet af, op
weg naar huis scheur ik mijn achterband. Thuisgekomen bel ik om te zien of Yussuf
bereikbaar is voor reparatie van de motor, maar het hele CelTel network is down.
Zo.
Dat lesje moest ik even opnieuw leren. Dankuwel. Ben ik vandaag even geen broer van
Nabamba Budhagali, onkwetsbaar etc. etc.? Hoewel: die kreeg ook een keer in een storm twee
omwaaiende geest-bomen op zijn shrines. Ene Peter, loodgieter, wacht op de thuiskomst van
Picavet. Zijn pick-up staat voor. Juist als hij besluit niet langer te wachten kom ik op
het idee hem te laten vragen of mijn motor in zijn bak naar Yussuf mag. Dat is goed. Mijn
achterband is total loss, verzekert Moses van Yussufs Mission Garage. Yussuf verkoopt ze.
Zijn voluptueuze verloofde moet helaas out of stock melden. Yussuf zit in Iganga. Tot daar
reikt net het mobiele netwerk. En daar kun je ook mijn maat banden krijgen. Terwijl ik bij
Yussufs winkel sta rijdt Picavet voor. Bert, kom even mee, want ik heb je tentzeil gezien.
Een dankbare cliënt van een van Picavets fondsen blijkt bij zijn voor mij niet geheel
duidelijk ambacht een type dekzeil te gebruiken dat er wat op lijkt. Hij troont ons mee
naar het stalletje op de markt waar hij het gekocht heeft. In het stalletje ertegenover
ligt precies mijn canvas vier bij vijf, voor 18 euro. En zo komt alles nog weer voor vijf
uur goed. En ben ik toch een broer van Nabamba Budhagali, want dit is voor Afrikaanse
begrippen zonder meer een wonder. Twee wonderen eigenlijk: Yussuf en Picavet.
Terug naar huis per bodaboda waar Gerard Picavet mij een krant in de hand drukt waarin
bisschop Samuel Ssekadde de "traditional healers", ook wel "witch
doctors" genoemd, leerlingen van de duivel noemt. Het geluid van Ssekadde werd vlug
gesmoord door de kerk toen de witch doctors dreigden alle namen te noemen van kerkelijke
autoriteiten die hun hulp ooit hadden ingeroepen. Tsja, Piet, bijvoorbeeld, doet ook heel
positief over de krachten van witch doctors en zelfs ik houd het bijvoorbeeld voor
mogelijk dat ik Emilie met witchcraft van mijzelf en mijn broer Nabamba van haar angst
voor de clown af krijg. In ieder geval heb ik al even de boodschap aan Emilie over de
gearresteerde geesten op het antwoordapparaat van mijn zus, haar moeder, gezet. Ach, het
is met witch docters net als met alle soorten clerus van alle religies: als je ze secuur
het mes op de keel houdt, kunnen ze heel nuttig zijn. Goed dat er mensen zijn als Mr
Hippo.
Het in krant gesignaleerde groeiende aantal kinderverminkingen en rituele mensenoffers is
volgens de Voorzitter van het Ugandese Verbond van Witch Doctors het werk van
"fakes". De bond heeft een registratie van leden en verstrekt certificaten.
"Steeds meer mensen wenden zich tot ons met hun problemen, wij kunnen oplichters niet
toestaan onze naam door het slijk te halen". De voorzitter van de Nationale
Autoriteit voor Medicijnen, een autoriteit van echte doctors, waar tegenwoordig ook een
traditionele heler bij zit, maant de witch doctors tot organisatie, administratie en
discipline, anders gaat de regering het zaakje verregaand oprollen.
Bij thuiskomst zit er ook een envelop in mijn deur. Aan
Bert Hamminga, c/o Rubaga Parish Students House. Keurig door de mannen van Kees verder
geleid. Hij gaat zo:
Kamuli 11-1-2000
Mr Bert
I am not happy the way you did your issues yesterday. People came to me complaining bitterly that I am making an underground move. Bert we have been friends. For a long time that was not the way of doing things. People were so scared and even they gave you wrong information. Come and we count the percentage I am ready to pay you as I earn.
Faith
I was really very annoyed the way villagers came to me at night because of you.
Dat was een kant van de zaak die ik niet had bedacht: hoeveel wantrouwen straalde ik zelf uit jegens Faith met mijn vragen aan de "villagers"? En hoeveel hoop had ik gewekt met mijn suggestie dat ik desnoods Faith geld zou lenen om hen te betalen als ze dat zelf niet kon? Enfin, misschien maar goed ook, want daar ook nog aan denken, dat had mij misschien wel gestoord in mijn pogingen panieksignalen op te vangen. "People were so scared", schrijft ze. Wat een onzin. En ze probeert haar zaak zelfs nog te redden. Een koene vlucht voorwaarts. Het grondcontract zal ze wel niet opgestuurd hebben anders had ik dat er wel bij gekregen. Dat wordt langzamerhand dus ook nog mistige zaak. Ze kan destijds willens en wetens een derde van de door haar aan mij aangewezen plot hebben gekocht en mij dus toen al bewust om een veel grotere tuin hebben geleid dan ze wist dat ze bezat. Daar kan ze een stiekeme berekening over hebben gemaakt waar ze mee op de koffie is gekomen. Ik besluit een brief te maken die erop gericht is de kleine kans dat ik ooit nog mijn geld terug zie zo groot mogelijk te maken. Uiteindelijk gaat hij zo:
Jinja, 13 januari 2000
Dear Faith,
Thank you for your letter of 11-1-2000. I do not share your feelings, because I have
made no suggestion to anybody about you, like you have done about others to me. I am free
to talk to anybody, even to someone like Charles Taliawandha on whose name you put a heavy
burden by calling him a thief who disappeared without trace with around 1 million Uganda
shillings.
Mind Foundation has decided that there is no title at this moment from its side to
research or interfere at the subject of allegations by you that crop was stolen and by
others that you withheld payment for work, nor on the differences in harvest size
according to the information of different witnesses, nor on the issue of contested land
property.
I decline your invitation to come to you for further agreements on how you pay back your
loan and interest because the agreement has been made when you got the money and it is
clear. If something in the contract is unclear to you, you can write me and I will answer
your questions.
Father Peter Korse got the assignment from Mind foundation to receive you for redemption
and interest payments, and sign the receipts for you. If you stick to the agreements with
Mind and come in time to father Peter to repay, there will be no problems. If you wish to
repay earlier, you are free to do so. In that case, interest will be reduced accordingly.
But be sure you stick to the agreements. That will be crucial, because whatever may be the
truth, which Mind is not going to force out if repayment to Mind is executed properly
according to the agreements, the situation has raised suspicion. And make sure you start
saving for your own bike because end of this year I will need it to help someone else
Best wishes,
Bert
Want één ding wil ik zeker terug: mijn fiets!
Nijlstraat 18B, nog steeds vrijdag 14 januari 2000
Ik lunch mee met Gerard en de jongens. Richard heeft weer heerlijk gekookt. Gerard is
geen matoke liefhebber, Richard is een Teso (een Oostelijk stam), Gerard weet niets van
koken, dus dat eindigt met het serveren van het gedeelte der Teso gerechten die Gerard
wél lust: het vlees natuurlijk, de dodo ("spinazie"), rijst, een soort
spaghetti-achtig iets, olijven augurken, chapatti en nog wat van die dingen. Daar op de
vensterbank, legt Gerard met de pret van een zekere heimelijkheid uit, staat een jampot.
Als er pitten in het eten zitten, dan mag je die proberen daar in te gooien. Vol trots
vertelt hij hoe hij nog onlangs helemaal vanaf zijn vaste plaats, die toch drie meter
afstand heeft, raak gooide. Als Richard eens weg moet, zegt Gerard met een panieklachje,
dan loopt de hele zaak hier uit de hand. Richard is zo goed dat Gerard zijn schema's en
agenda van terugkerende klussen (tuin, keuken, de was, zuigen, de ramen, de beesten etc.)
niet eens meer kent. En koken, zo veel is mij duidelijk, dat doet Gerard niet. Zelfs brood
op tafel zetten en de tafel afruimen zal hem niet meevallen want ook daar heeft hij geen
enkele routine in.
In december moest Richard weg want zijn kind was ziek. Richard is thuis, in het verre
oosten van Uganda, getrouwd. Hij was bang daarvoor weggestuurd te worden door Gerard.
Gerard had gezegd: als je getrouwd bent moet je toch bij je vrouw en je kinderen zijn?
Richard had gezegd dat dat bij hen niet zo was en dat hij graag wat hem betreft wou
blijven. Tsja, Richard kan niet verwachten ergens in Teso een bezigheid te vinden met een
zelfde salaris, als lijkt het ons een schijntje.Ongeschoolde arbeid (toeristenhotels, werk
aan de dam) levert hier in principe 1500 per dag op: 30 euro per maand. Voor het in zijn
ogen "dubbele" salaris is hij bereid zijn familie, bij wie nu ook zijn vrouw
woont, die inmiddels een kind heeft, slechts ééns per half jaar te zien. Hij spreekt
over haar als "madame". Madame is traditioneel geregeld door zijn en haar
familie. Gerard is naar de bruiloft geweest en heeft haar gezien. Een verschrikkelijk
mooie meid, zegt hij, ja dat heb je in die dorpen hè, zucht Gerard, van die
verschrikkelijk mooie meiden die dat van zichzelf helemaal niet weten.
Ja, dat buurhuis hier, daar zijn ze jaren geleden aan begonnen.
Er staan alleen muren en die mensen maken dat maar niet af. Ik zou dat er graag bij willen
hebben. Dat is eigenlijk een beetje mijn droom. Is dat niet wat voor jou Bert? Ik draai
mijn plaat af, dat hierheen verhuizen voor mij op langere termijn een serieuze optie is
maar voorlopig niet.
Gerard zegt dat ik het toch ook mooi kan verhuren als ik er zelf niet ben.
Ik bedenk dat de bouwlustigheid, regelneverigheid en connecties van Gerard alsmede zijn
duidelijke eigen interesse in mijn eventuele investering de zaak wel makkelijk maakt: al
die dingen waar ik mij ongemakkelijk bij voelde: bureaucraten die het onderste uit alle
benodigde vergunningen proberen te halen, belazerende aannemers die het in mijn
afwezigheid met mijn opzichter op een akkoordje gooien, goedkope steen en cement zodat de
muren weer afgebroken kunnen worden, allemaal dingen die ik uit eerste hand gehoord
heb
.niet met Gerard! Gerard van het Enkabi Centre, de trots van de burgemeester, van
de Jinja club waar de burgemeester lid van is en trouwens iedereen die een beetje bij de
notabelen van Jinja wil horen zelfs enkele Indiërs!-, Gerard wiens
"zoons" spelen met de zoontjes van de directeur van Uganda Telephone en die ik
natuurlijk ten behoeve van een goede lijn (internet!!) zal stimuleren vaak bij mij te
komen, ik zal er het meest begeerde speelgoed wel voor kopen, al moet het
een
internet computer zijn! Komen de zoontjes van de directeur van Uganda Telephone
vanzelf klagen bij hun vader als ze bij het surfen door uitvallende verbindingen worden
gestoord. Trouwens als ik die jongens alles leer zal het met de telefoonrekening ook wel
meevallen. En tenslotte: Gerard de voogd van de kinderen van een uitstekende aannemer, die
trouwens destijds ook al zijn zoon was, Gerard, een blanke Mzee.
Ga eens mee kijken, zegt Gerard. Gerard loopt met mij in zijn kielzog naar de buren. Op
een stuk land van 25 meter breed en 50 meter diep staan muren op een fundering gemetseld.
Onder de bomen zit een dorpsfamilie die mijn gazon benut voor bananenbomen, aardappelen en
maïs. Hun WC is een flink stinkend gat achterin de tuin met een windscherm er om heen van
takken en gescheurde lappen. De rooilijn van het huis staat 20 meter van de weg. Mooi voor
een rotonde, zegt Gerard verlekkerd. Dat zou wel een heel snelle carrière worden voor
mij: na altijd mijn auto op de openbare weg te hebben geparkeerd nu dan meteen een
oprijlaan voor mijn Isuzu truckje, afwisselend voor goederen- en gastenvervoer (tentje
erover, inschroefbare bankjes) waar ik niet alleen vooruit op rijd, maar ook, na
een sierlijke boog over de rotonde voor de voordeur langs vooruit er weer af! Het
hoofdgebouw van 8 bij 15 meter moet een puntdak krijgen, de puntgevels staan er en alle
kamermuren, het heeft geen dak. Het bijgebouw, dat er in een L-vorm aan vast zit, heeft
een betonnen plafond, bedoeld als vloer voor een kamer van tien bij zeven. De bewonende
familie benut de ruimte onder dat betonnen plafond als hut. [plaatje: ruine.jpg]
Staande op het plafond zie je de spoorbrug over de Nijl, zou je er een podium op maken van
een metertje hoog, dan kijk je over de buurhuizen en bomen en zie nog meer Nijl. Rieten
dakje erop, stopcontacten voor ijskast en notebook en je zit als een prins. 's Zomers een
stukje verderop op het dak barbecuen, o God ja het is hier altijd zomer. Je gooit je geld
niet weg, want Jinja wordt duurder en grond wordt sowieso duurder. En je huis wordt
duurder. En je verhuurt het geheel of gedeeltelijk als je er niet bent. En Gerard heeft
graag zo'n verhuur optie in zijn portefeuille. En we zijn flexibel: als ik kom en het is
verhuurd, dan kan ik wel weer ergens bij Gerard zitten. En als ik genoeg heb van Nederland
en het internet werkt soepel en goedkoop in Uganda dan ga ik met mijn zweefzeil naar
Uganda en neem twee luipaarden, een Richard (maar hij mag ook Margaret heten) en een klein
vrachtautootje. De eerste schatting luidt: grond met ruïne 20 000 000 eindbod, de muren
zijn meest in orde, afbouw all in (waterleiding, elektra, badkamer, WC, douche, riolering,
zwaar hek etc. etc. etc.) 30 000 000. Dat is totaal zo'n 35 000 euro. Daarvoor heb je een
degelijk nieuw huis van 500 m3, de ruimte onder het schuine dak niet
meegerekend, met 7 kamers, keuken en badkamer met zicht vanaf dak op de spoorbrug en de
overkant van de Nijl. Een metertje hoger en je kijkt over de daken van de buren heen.
Terug bij Picavet dient Ernest, aannemer en vader van Felix en Victor zich aan. Picavet
legt, geroutineerd het voorlopige karakter van onze gedachten uit de doeken doend, de
situatie uit aan Ernest. Die weet zich goed op de vlakte te houden. Hij zal er eens over
nadenken. Ook over hoe de eigenaar benaderd moet worden. Prima man, zegt Picavet, hij
heeft dit land met de ruïne in aanbouw gekocht omdat hij snel zwart geld kwijt moest. Ik
ga nog even terug naar de familie om te vragen of ik wat foto's mag maken. Dat is goed.
Ernest, zeg ik, ga voorlopig niet naar de eigenaar, want
als die hoort dat een muzungu foto's is wezen maken slaat zijn hoofd op hol, zeg ik,
denkende aan mijn drie mugalabes in Bufulubi en om de voor de hand liggende reden dat het
normaliter een ramp zou zijn als je Jinjajenese aannemer meteen ook even ongevraagd voor
makelaar zou gaan spelen. Maar ik ben geneigd Gods water over Gods akker te laten lopen,
althans zolang Gerard de priester is. En tenslotte heb ik het geld nog in de zak en zullen
we hoe dan ook niet over één nacht ijs gaan en twee nachten ijs krijg je in Uganda niet
snel. Ik kan het niet laten even een plattegrondje te tekenen op grond van de foto's die
ik natuurlijk onmiddellijk op mijn notebook heb gezet. Ik print een kopietje van de
plattegrond voor Gerard. Als we gaan zwemmen blijkt Gerard de keuken al te hebben
verplaatst. Wat schreef ik ook weer over Afrika? Afbouwen? Ja. Afbouwen. Dat schreef ik.
Nijlstraat 18B, zaterdag 15 januari 2000
Inpakken. Lunch op de Sailing Club regelen. Vergeten er dollars voor te wisselen. Harde
onderhandelingen met bedrijfsleider John die op een koers van 1300 USH begon (dollar
verkoop is hier 1500 USH, aankoop 1550 USH). Ik dirigeerde hem naar 1400, hetgeen hem toch
op honderd euro zeven piek gaat opleveren. Et te, Sailing Club? Nou ja. Laten we er maar
niet over nadenken hoe het was gelopen als ik het er morgen met die dollars op zak op aan
had laten komen. Always in for an unpleasant surprise die negers. Ja, hoe warm zij de
medemens, die hun in wezen volstrekt koud laat, kunnen bejegenen. Je denkt frisse lucht te
ruiken en de maan te zien, maar je hebt slechts in een spiegel gekeken. Als mensen mij
vragen wanneer ik terugkom en zeg ik altijd: juli augustus. Het merkwaardige is dat ik het
nu zelf weer echt begin te geloven. Gerard Picavet. Hij brengt iets nieuws in. Ik weet
niet precies wat. Ik blijf geloven dat mijn onderzoek hier wel zo'n beetje zijn charme
heeft verloren, maar je kunt hier in Jinja zo lekker op je gat zitten! En met Picavet is
dat extra leuk.
Picavet loopt niet in korte broek op blote voeten in slippers met honkbalpet, zoals de
Mill Hillers. Altijd een nette lange broek, schoenen sokken en overhemd. Ondertussen is
zijn Lusoga wel uitstekend, hij ratelt erop los, hoewel ik wel aan zijn Lusoga meen te
kunnen horen dat hij uit Nederland komt. Geen pet dus, de zon vol op zijn keurig in
scheiding gekamde grijze haar. Dat met die schoenen en die lange broek daar begin ik
natuurlijk niet aan, maar ik heb het een dagje zonder pet geprobeerd. Het blijkt ronduit
gevaarlijk op de motor. Ik zin nu wel op een helder witte klep (twee dus, zodat er één
in de was kan) zonder hoofdbedekking. En dan ook mijn haar in zo'n scheiding.
Maar voor ik op weg naar de supermarkt hier met vijf mensen onderweg praatjes maak om even
zaakjes bij te sturen en wat opdrachten de geven en bij enkele bouwwerken keurend tegen
wat muren te schoppen zal het nog el even duren. Hoe weinig sjiek en hoe weinig spin in
het web ik hier ook ben, een eventueel huis naast Picavet kan financiëel geen kwaad en
als ik er ben kan ik er heerlijk zitten schrijven en denken. En
dan ga ik 's middags even wat vliegen van de Wanyange heuvel, of een paar dagen naar
Mount Elgon, 200 km hiervandaan, bijna 5000 meter. En dan ook eens naar Mount Kenya, een
kleine 6000 meter, ook niet zo ver. Die kleine Wanyangeberg hier vlakbij kon wel eens een
hele mooie zijn omdat de koele lucht van het meer onder de verwarmde lucht van de helling
kan komen zodat er geweldige thermiek ontstaat aan het eind van de ochtend en 's middags
zelfs zoveel dat je dan beter weer op de grond kunt zijn, zoals ik de marabus vaak genoeg
wijselijk heb zien doen. Ook zijn er beneden veel veilige landplaatsen. Hoe dan ook, de
volgende keer gaat zeker een zweefzeil mee.
Ik moet 72 uur tevoren mijn vlucht confirmeren, om het risico te vermijden dat hij opnieuw
verkocht wordt. We zijn vrijdagavond op 60 uur. Ze zijn naar huis bij Kenya Airways en dat
zal tot maandagochtend zo blijven. Zelf als ik het Windsor Lake Victoria Hotel bel (alle
telefoonnummers van het hotel gewijzigd, er is geen inlichtingendienst, Picavet redt)
weten ze daar niet wat er nog te doen is. Ik voel me als bij in Nederland, waar de
NS-machinisten te laat wakker worden om je ergens op tijd te brengen en ze bij
NS-Inlichtingen de avond tevoren te vroeg gaan slapen om je dat te vertellen.
Windsor Lake Victoria Hotel Entebbe zondag 16 januari 2000
Er is een zwembad en het kijkt over een slecht gemaaide golfbaan met een sjofel krot waarop nog juist de resten van het woord "Restaurant" te lezen zijn , het geheel aflopend naar het Victoriameer. Ik schrob het Afrikaanse kleistof uit mijn poriën, wat toch altijd weer een mooi rood badwater achterlaat en bel mijn ouders met mijn restje CelTel airtime. Die zullen mijn vlucht wel op Schiphol confirmeren. Tijd in mijn kamer om schoon, airconditioned en met uitzicht op een groot grasveld met prachtige bomen en bloemen nog wat onvermelde wetenswaardigheden vast te leggen.
Picavet eerst, want met deze man zijn we nog lang niet klaar. Yussuf is als zoon van
Picavet een "garage" begonnen bij Picavets oude huis, een eindje verderop. Dat
was wel grappig, zei Picavet. Op een gegeven moment stond mijn hele tuin vol oude
autos (daarbij moet je hier in Afrika gewoon aan autowrakken denken). Picavet! De
man die elk grassprietje en elk plantje in zijn tuin nauwgezet begeleidt tot een
dienstbaar leven. Father Picavet! Een autokerkhof! "Wel grappig!" En die Yussuf
is dus wel moslim, hè en nog steeds niet gedoopt.
Na het vertrek van Yussuf werd hij dus voogd en pleegvader van twee pikzwarte zoontjes van
Ernest, die als babies bij hem zijn gekomen. Aangezien hij al niet eens kookt, ben ik
natuurlijk nieuwsgierig hoe dat ging. Nou, daar had hij de eerste jaren een hele aardig
dame voor in huis gehad, die had dat allemaal heel goed gedaan. Toen de mannekes eenmaal
zelf hun kont af konden vegen en zonder knoeien konden eten was hij weer overgegaan op het
systeem met een housekeeper. Enzovoort: zo is Picavet op zijn velkleur na een echte Musoga
Mzee en vader en grootvader en overgrootvader van een hele stoet zwarte Jinjajenezen
waarvan de oudste generatie nu boven de veertig is. Velen maken nu ergens in Jinja ergens
de dienst over uit. En het kent mekaar en anders maakt Picavet zo nodig de verbinding. Hij
kent de burgemeester van toen deze nog als jeugdige werknemer in zijn school over het
krijt en de pennen ging. Een hele aardige hele goede man. De burgemeester heeft zijn broer
toen die stierf aan AIDS zo goed bijgestaan, zo goed, dat Picavet hem heeft gezegd dat hij
wou dat hij zo'n broer had.
"Picavet" dient op zijn Frans te worden uitgesproken. Het is een oorspronkelijk
Franse adellijke familie, nu gewoon Nederlands. Zij zijn niet officieel adel, maar hun
wapen is wel geregistreerd en de traditie wordt keurig doorgegeven. Zijn deel van het
vruchtgebruik van het familievermogen zet hij in bij zijn projecten in Jinja zoals het
Enkabi Centre.
De Jinja club, zegt hij vaak, is de sjiekste club van
Jinja, waar de elite lid van is, tot de burgemeester toe. Honderd leden is wat weinig om
de oude trekker met maaimachine die de golfbaan maait te blijven repareren. Het ding is
eigenlijk af, er is geen geld voor een nieuwe. Laatst is het gelukt de stoelenvoorraad wat
aan te vullen door de leden op te roepen zelf eens wat stoelen te komen brengen. Goed idee, stoelen collecteren! Geldcollectes hoef je hier namelijk
niet te houden, het beroemde "Harambee", allemaal trekken, een kreet van
Kenyatta, is inmiddels verkeerd in een sceptische verwijzing naar mistige collectes
waarvan het geld nooit meer gezien wordt. Op veel van de zwembadstoelen moet ik beslist
niet gaan zitten. Het jaarlidmaatschap is 85 000 USH ( 60,-). Zwaarder kan men de
top honderd van Jinja kennelijk niet belasten. Voor dus in totaal ongeveer 6000
worden draaiende gehouden: een volledige golfbaan, een vijfentwintig meter bad, vijf
tennisbanen, een squashbaan en een clubhuis met satelliet TV op satelliet, snooker, pool
en dart. Voor die attracties moet per bezoek ook nog wat betaald worden, het zwembad 80
cent bijvoorbeeld. Zo betaalt een lid ook voor golf, tennis, etc., en er is een bar.
Opbrengst laten we zeggen nog eens 25000 per jaar. Er loopt behoorlijk wat personeel
rond. Het hoort niet te kunnen. Ja, je moest eigenlijk 300 leden hebben, zucht Gerard. Het
geld schijnt niet eens de drempel te zijn. Een subtop Jinjajenees zou zich gewoon generen
zich aan te melden. De Scylla van het aan de latten hangen en de Charybdis van het lager
hangen van de lat.
Op één ding is Gerard Picavet mordicus tegen: geiten in
de stad. Geiten horen niet in de stad. Dit is een stad. Daar heb je honden. Maar geen
geiten. Achtergrond van dit duidelijke standpunt blijkt een slepend conflict met wat
eenvoudige boerenlieden aan de rand van zijn A-buurt, die een geit aan een van zijn honden
zijn verloren. Op de compound van Picavet heb je moeder Scoopie, zoon Bob, die 's avonds
als ze los mogen gezelschap krijgen van de hond van de buren, Foxie.
Want Foxie bewaakt veel liever een huis waar gezellig nog wat andere honden zijn. De
buurman, een dokter, heeft er al lang in berust. De honden hebben tal van mogelijkheden
zich naar andere tuinen en naar de openbare weg te begeven. Ze rauzen, aangemoedigd door
de koelte van de nacht, eerst speels bijtend en grauwend om het huis en gaan dan het
liefst pal onder mijn open slaapkamerraam slapen, waar ik elke zucht en elk droomjankje
van ze hoor en ook de machtige huil die ze alle drie over zich blijken te hebben als ze in
de verte andere honden horen huilen. Ik brom ze wel eens toe 's nachts, zo van
tsjongejonge mensen, zo kan die wel weer. Echt kwaad kan ik me er niet over maken. Het is
meer heel gezellig zo samen.
Nee, zegt Picavet, na een stilte waarin hij duidelijk nog eens onbevooroordeeld de zaak
had overwogen: geiten die horen hier niet. Ze vreten ook alles kaal, dat is voor buiten de
stad. Hij had ook niets betaald. Hij had ook gelijk gekregen van de Local Committee, de
LC1 van deze buurt, die hadden ook gezegd, nee, geiten die horen hier niet. En als je ze
hebt dan moet je ze achter een goed hek zetten. Nee, schadevergoeding voor opgevreten
loslopende geiten, daar kunnen we in de stad niet aan beginnen. In een dorp OK, maar niet
hier in de stad. Dit is een stad. En trouwens, het had zijn reputatie helemaal niet
geschaad, want de LC1 moet af en toe beslissingen nemen waarbij reglementair een
buurtbewoner aanwezig moet zijn die geen lid is van de (verkozen) LC1 en, zoals het
reglement zegt "van goede reputatie" is. Daar vroegen ze laatst toch mooi weer
Picavet voor, zegt Picavet en dat was na dat gedoe met die geiten.
Hoe zie je hier de toekomst, vraag ik hem. Ja de Afrikanisering zet natuurlijk helemaal
door, zegt Picavet, de Afrikaanse clerus heeft zelfs nu al eigen bijeenkomsten waar alles
helemaal op zijn Afrikaans gaat.
Is Picavet niet bang dat als er straks eens een tegeltje van de geplande prachtige
glimmende gevel van het Enkabi Centre afvalt, het er dan niet meer opgeplakt wordt?
Picavet erkent ten volle die mogelijkheid. Maar dit is zijn bijdrage, hij heeft die met
plezier geleverd en wat er daarna gebeurt, dat gebeurt daarna. Dit bestaan is zijn lust en
zijn leven, daarom is hij ook teruggekomen na uitvoering van het oorspronkelijk plan na
vier jaar Jinja weer iets in Nederland te gaan doen. Je leeft hier wel op een eiland, zegt
hij, vanaf zijn gerieflijke bank breed richting raam naar zijn A-buurt wijzend.
Ja, maar dat doe je in Nederland ook, zeg ik. Daar leef je in een pretpark waar alles al
voor je bedacht is. Zelfs je zorgen, over de "derde wereld" en het
"miljeu" (wezens die ze hier in Afrika geesten zouden noemen), komen uit de
koker van professionele zorgenontwerpers die tot taak hebben je het contact met de
werkelijkheid te benemen. Voor Nederlandse kranten is nieuws het verslag van wat de
pressiegroepen vandaag weer vinden dat ik moet denken.
Deze gedachten neemt Picavet gaarne in overweging.
Geen dank, denk ik. Geleidelijk krijg ik de indruk
dat Picavet zijn energie en aandacht in Jinja precies op de plekjes heeft waar het nodig
is om dingen draaiende te houden en zal er verbluffend veel in Jinja ratelend, bonkend en
rokend tot stilstand komen als hij zich niet meer groetend, smoezend en handen gevend door
de stad beweegt. Ik vergezel Picavet regelmatig bij zijn vaste zwemuurtje in de sjieke
Jinja club tegen vijven 's middags. Links en rechts groetend gaat de zestigjarige doch
vijftig ogende pater het kleedhok in en hijst zich tussen de kleine jongetjes in zijn
zwembroek. Dan is het veertig keer aantikken. Een kilometer. Bij onze after swim cola aan
de bar draven mensen af en aan om hem papieren te laten lezen, grijpt hij mensen in de
kraag om ze ergens over te spreken en roept hij leden van clubcommissies die zich
ongemerkt uit de voeten willen maken en net dachten veilig de uitgang te hebben bereikt
luid bij de naam, waarna ze zich schoorvoetend bij hem melden.
Dit moeten we even kopiëren in de stad, roept hij. God, doet onze eigen kopieermachine
het? Wat geweldig! De samenzweringen betreffen momenteel voornamelijk het
"millennium" diner dansant, waarvoor Picavet mij ook heeft ingeschreven. Picavet
stelt daarvoor enige zeer waardevolle zaken ter beschikking die hij absoluut in eigen
beheer houdt, als daar zijn een standaard met daaraan een snoer met lampjes van zeer
diverse kleuren en ettelijke lijntjes met driehoekige gekleurde vlaggetjes van het type
dat in Nederland over de straat hoort te hangen als er een "braderie" (wat dat
is heb ik overigens nooit begrepen) is. Als wij deze feest accessoires bij één van onze
zwempartijen meenemen voel ik dat dit het sein in de club is dat het nu echt serieus
wordt: Picavet krijgt de barneger nu zelfs zover dat deze een bezem langs de plafondlampen
haalt die pikzwart zien van de dode meervliegjes, zij het, als ik mij niet vergis, wat
schouderophalend, alsof het voor hem toch iets raadselachtigs blijft waarom Picavet dat in
godsnaam wil.
Picavet kondigt mij overdag vóór het feest aan dat we er netjes uit gaan zien, want hij
wil dat in de club wat stimuleren. Mijn voorstel tot lange groene broek met mijn
gloednieuwe Afrikaanse overhemd van Miss Msese (waarvan ik de knopen inmiddels op de plek
van de knoopsgaten heb gezet en het borstzakje weer opgenaaid) valt in goede aarde, maar
als ik hem de keus geef tussen dat en mijn groene kaundapak en daaronder het prachtig door
Richard gesteven effen lichtbruine korte mouw overhemd van wijlen mijn Turkmeense
ex-schoongrootvader Roman Nikolaevich Akopov, dan valt Picavet zonder voorbehoud voor het
laatste. Hij wil wel een dure meneer introduceren en ik wil dat best wel zijn. Althans
voor een avond.
Stipt op tijd arriveren Victor en Felix (lange
broek, overhemd, das), "zoon" Cohen (18, colbertje, geen das), Picavet (grijze
broek, blazer met klein dun goudkleurig kruisje op het revers, geen das!) en ik in een
vrijwel uitgestorven Jinja club. Het zwembad is vlak achter het clubgebouw op de helling
naar het meer en we schijnen aan de andere kant van het zwembad onder het golfplaten
zonnedak te gaan eten. Midden eronder staat een tafel met vijf mooie stoelen, daaromheen
wrakke stoelen zonder tafel. Alle stoelen staan als een tribune naar het zwembad en
clubhuis gericht. Leeg zal het voorlopig blijven, zelfs als de burgemeester zich aandient
in een smetteloos wit smokingjasje. Gegeneerd rent Picavet op hem af. De lezer zij
geïnformeerd dat een Ugandese burgemeester van een stad als Jinja wordt aangesproken als
"His Worship". Voeg daarbij dat Afrikaanse Hootemetooten minstens een uur te
laat horen te zijn (zes uur als ze zichzelf van werkelijk nationaal belang achten) en de
ramp is duidelijk.
Van afstand, want deze zee zal voor mij neem ik aan wel te hoog zijn, zie ik hoe de
burgemeester beleefd Picavet groet en snel zegt dat hij vast even een hand was komen geven
en straks met zijn vrouw terug zal komen. Met een zorgelijk gezicht tracht Picavet de zaak
op gang te brengen door achter het zwembad aan de tafel plaats te nemen. Uit solidariteit
ga ik mee. Het blijkt de "high table" te zijn, dus ik zet mij deemoedig op een
wrak stoeltje zonder tafel een metertje of drie schuin achter hem. Zo zitten we een
tijdje. Onze actie sorteert met name weinig effect omdat het buiten donker is, op Picavets
gekleurde lampjes na, die aan de andere kant van het zwembad zijn opgesteld. Wij zijn
vrijwel onzichtbaar. Ik kijk in het donker naar de sterren en de wolk meervliegjes die om
de lampen aan de overkant zwermt. Dan besluit Picavet te laten omroepen dat men plaats
dient te nemen.
Uit allerlei onvermoede hoeken en gaten komen mensen tevoorschijn die op de stoelen gaan
zitten. Er komen vijf sexy geklede en gekapte slanke meisjes van een jaar of twintig aan,
alsof het een miss-verkiezing is. Ze gaan op de voorste rij van vijf stoelen, voor mij
zitten. Ik ga ze maar gauw allemaal een hand geven. Even later komt er een mevrouw aan van
het bestuur. Heb je mijn dochters al ontmoet? Zij noemt nog even de namen en ik vraag
stomverbaasd: zijn die allemaal van jou? Jazeker en ze had er nog twee. En nog twee zoons.
Elke kerstmis een baby, dat was jarenlang de gewoonte geweest.
Victor en Alex zijn het wachten op eten moe. Ze hebben hun zwembroek aangetrokken en
rauzen rond in het water. Cohen zit naast mij en spreekt onderhoudend. Hij zit in het
nationaal jeugd cricket team. Verder zal hij denkt hij niet komen, want hij wil goed
studeren. Feesten op Makerere zijn saai. De meiden zitten allemaal achter ouderejaars en
studenten met geld aan. Makerere is "morally dead" zegt hij. Zal hij daar anders
over gaan denken als hij zelf ouderejaars is?
Om de tijd te doden geeft de speaker, na mededeling dat de burgemeester en zijn vrouw even
zoek zijn, maar dat er een delegatie van het bestuur de stad in is om ze op te sporen,
vast een programma van de belangrijke mensen die straks het woord gaan voeren. Cohen
zucht. Hij haat toespraken. Als alles op tijd was geweest hadden we nu al lang kunnen
dansen.
Daar is dan eindelijk de burgemeester. Met zijn vrouw, een
vrouw zoals je hier hoort te hebben als je burgemeester bent. Door wie je ook op een 4WD
Pajerotrooper aangewezen bent. Met de linkervoorband (in Uganda zit het stuur rechts)
extra hard opgepompt.
Er volgt de onvermijdelijke reeks toespraken, waarbij Gerard als "acting
president" moet speechen want president en vice-president hadden hun snor gedrukt,
naar Gerard later verklaarde: het zijn hele goede bestuurders, maar verlegen hè, dat is
het probleem. Gerard schetst, na His Worship de Burgemeester hartelijk welkom te hebben
geheten, een beeld van een dynamische club in opbouw, memoreert de recente successen (de
opzet van een bescheiden keuken, de stoelencollecte), hij legt er nog eens de nadruk op
dat we de elite van Jinja zijn, getuige ook het lidmaatschap van His Worship de
Burgemeester, die overigens zijn eigen speech begon met "dear fellow members",
daarna besluitende dit toch nog even uit te leggen: dat hij zelf lid van de club is,
hetgeen hij dus kennelijk niet voor iedereen gesneden koek achtte.
Na nog een golfbeker te hebben uitgereikt (de winnaar helpt His Worship door hem de beker
aan te geven en vervolgens te gebaren dat hij hem nu terug moet geven) wordt His Worship
de Burgemeester naar het buffet begeleid dat aan de overkant staat opgesteld. Alle
heerlijke dingen die bij een Ugandees buffet, of het nu in de stad of in een dorp is,
thuishoren zijn er weer: matoke, kipkerrie, beef, rijst, pindasaus, "greens"
(dodo), chapatti, kouwe kool met worteltjes, bonensaus.
Als het eten op is loopt Picavet op me af en zegt: ik zal je even aan de burgemeester
voorstellen. Ik grijp de hand van de burgemeester terwijl ik door Picavet wordt
geschilderd als een econoom-filosoof, die hier onderzoek komt doen naar de filosofie van
de Basoga, een broer van Nabamba Budhagali.
Vooral van dat laatste heeft de burgemeester, die tijdens het hele verhaal, een minuut of
drie lang mijn hand vasthoudt, hetgeen bij mij een gaandeweg een gevoel van intimiteit
opwekt waarmee ik mij absoluut geen raad weet, niet terug. Volstrekt in het ongewisse over
het denken van de burgemeester over mijn broer Nabamba vertel ik maar wat over mijn
discussie met Nabamba over de reiskosten en de intercontinentale vervoermiddelen van
geesten. Hij lacht wel, maar toch klinkt het meer van: o, nu zal ik wel moeten lachen.
Ja, ja, zegt Picavet en hij komt hier nog wonen ook.
Dit wordt zowel His Worship De Burgemeester als mij wat veel. Hij geeft me gauw zijn
visitekaartje met reliëf in vierkleurendruk en gaat weer zitten. Ik neem me voor om de
burgemeester als dank voor zijn aandacht mijn foto te sturen van de laatste zonsondergang
in zijn Jinja van het vorige millennium.
De dans wordt geopend door His Worship de Burgemeester en zijn vrouw (aangeduid als First
Lady of Jinja) en Picavet met die dame van het bestuur, die moeder van de vijf sexy missen
op een rijtje. Reggae. Zoals overal hier. De Zuid-Afrikaan Lucky Dube in zijn vrijwel
feilloze imitatie van Bob Marley. Als de crême van de club er weer mee stopt lijkt de
animo in te zakken. Kom op! Zegt Cohen, Wij beginnen gewoon! Ik met Cohen de dansvloer op.
Het duurt lang voor het effect sorteert. Uiteindelijk komen er toch clubjes op de vloer.
Ook Picavet meldt zich weer. Het mengt zich niet en ik blijf met Cohen dansen. Zelfs de
kleintjes zitten als zoutpilaartjes om de dansvloer met sombere gezichtjes. Eén jongetje
van zes met een elite broekje en overhemdje heeft er wel zin in maar van de toch niet mis
te verstane reggae beat kan hij geen koek bakken. Hij hupt maar wat rond als een dronken
kuikentje. Elite. De mooie meiden staan hier en daar degelijk te swingen, twee aan twee in
donkere hoekjes, met de rug naar de rest.
Dan komt Picavet ons vragen of we niet eens zullen gaan. We laden onze hele familie in en
worden door een slaperige Richard opengedaan. Met "mijn" drie honden speels in
mijn kuiten bijtend bereik ik over Picavets graskarpet mijn guest house, waar we als
gebruikelijk met zijn vieren gaan slapen. Ik binnen, de andere drie buiten voor het open
raam. Welterusten, zeg ik, maar mijn kameraden hebben de kop al plat en kloppen alleen nog
af en toe, ogen dicht, wat met hun vlezige staarten op het beton. Mijn laatste nacht
alweer.