Vijfde reis, december 1999

waarin mijn vriendinnen steeds jonger worden en ik in een pijlsnelle carrière rechercheur, geheim agent en broer van een waterval word, His Worship de Burgemeester van Jinja drie minuten lang de hand schud, besluit dat Afrika mijn goede bedoelingen niet nodig heeft en in ieder geval niet wil hebben.


Jinja Parish House, 20 december 1999

Afrika begint voor mij altijd al in Nederland omdat ik naar Schiphol altijd met de Nederlandse Spoorwegen reis. Op het station Naarden-Bussum is de Schipholtrein een kwartier te laat. Dan maar snel naar Weesp boemelen want daar kun je overstappen op een Schipholtrein die van een andere kant komt. Maar die viel uit.
Bij mijn tweede Afrikareis had ik al gemerkt dat bij terugkeer de geestelijke knop moeiteloos weer op "Nederland" ging. Nu gebeurt het voor het eerst ook op de heenweg: de verliefdheid is over. Nu begint dan dus de echte liefde. De "relaatsie" zoals dat in Nederland heet: ik ben gewoon in Uganda. Niets bijzonders. Routineus schud ik in Entebbe de bromtaxiboefjes van me af, koop een New Vision, 600 USH vertel mij niks en zie uit mijn ooghoek al een bustaxi voor me op de rem gaan staan, Kampala, ja, ga zitten.
De New Vision meldt dat een vals van corruptie beschuldigde parlementarier, in een vlaag van goedertierenheid, ontketend door de ontsnapping aan een ernstig ongeluk, zijn belager vergeven heeft. Dat schijnt die belager een verblijf in een kooi bij de ingang van de vergaderzaal te schelen, van waaruit hij alle collega's om vergiffenis had moeten vragen. Zelf denk ik dat nog een zekere geldelijke schadevergoeding dient te worden afgetrokken om op de netto besparing uit te komen. De goedertierene verdient zo dus zowel aan zijn corruptie als aan het struikelen van hen die beschuldigen zonder voldoende bewijs.
Volgende bladzijde. Er blijkt onderzoek te zijn gedaan naar de klacht van een man die zijn wettige echtgenote drie euro per wip moest betalen. De vrouw voerde als verweer dat zij anders geen geld zag voor het onderhoud van zichzelf en haar talrijk kroost. Hoe zou ze op dat tarief van drie euro zijn gekomen? Ik bedoel, waarom niet minder drie euro en waarom niet meer dan drie euro?
Koffie, betoogt een medisch student op de opiniepagina, is een ernstige hard drug, als gebruiker waarvan je niet jarig bent. Er volgt een pregnante beschrijving van de duivelse verslavingsverschijnselen en tot welke "therapieën" de koffie"gebruiker" zijn toevlucht kan nemen. Zo verlaag je de binnenlandse inkoopsprijs van dit populaire landbouwproduct en stimuleer je de export. Dat is wel nodig, want er zijn voor het matten in de Congo de laatste tijd flink wat Uganda shillings bijgedrukt en het terugkopen van een aantal van die briefjes met dollars ter ondersteuning van de koers is mislukt, zegt mijn valuta handelaar, die op korte termijn een scherp zakkertje voorziet. Tsja, iedere econoom kan vertellen dat de Uganda shilling zelfs onder druk was gekomen als niet met verse gedrukte shillings doch met nog niet in omloop verkerende dollars was betaald en dat zou Museveni voor zijn Congo-avontuur al niet over hebben gehad. Laat staan een budgetneutrale oorlogsfinanciering uit binnenlandse belasting of gedwongen besparing. Ja, besparing waarop…? Ik besluit tot het beetje bij beetje wisselen deze maand.
Wel is Uganda kennelijk nu rijker dan Rusland, want er is inmiddels flink wat muntgeld in omloop (voorheen, als in Rusland, alleen papier) en het verdwijnt niet. Het kersverse opbergprobleem los ik op met het zijzakje van mijn sleuteltasje. Overal in Uganda schuren nu geribbelde munten gaten in de toch al flinterdunne broekzakken en ze komen tevoorschijn uit zakdoeken, want portemonnees heb ik nog nergens gezien en ik ga me al helemaal niet afvragen waar de dames het stoppen.

De motorfiets blijkt nog keurig in Kees Goenewouds Rubaga Student's Centre te staan. Hij heeft wat rijkelijk uit zijn olietank in zijn motor gelekt. Flink sjookend hul ik, één keer vijfhonderd meter heen en weer, de straat bij Kees in een ondoordringbare walm. Dan is hij weer helemaal mijn oude ronkjonker. Luchtdruk, remvloeistof, koelwater, carterolie er bij en er kan zelfs weder van tierelieren worden gesproken. Edoch…alle huizen op de katholieke heuvel vol, op twee na die niet direct onder het diocees vallen. Mary Kafuko krijgt er geen voor me los. Bij de Comboni's logeren onder het mom van regelmatige filosofische discussie met Kanyike gaat ook niet, want die trof ik net zo ongeveer wegrennend naar een pastorale opdracht in het westen Des Lands aan (mind you, daar word je momenteel van de weg geschoten, zegt Piet, maar father Kees Groenewoud gaat er gewoon met zijn familie toeristeren). Ik heb Kanyike naar zijn adres daar gevraagd en gedreigd achter hem aan te scheuren (hij gaat zelf ook op de motor). Daar schrok hij niet van. Dat moest ik doen. Wel even bellen of hij "around" was, zoals dat hier zo mooi heet. Nou ja, flink gas en een extra rol WC-papier mee voor bagger schijten wegens rebellen…Nee, ik ben ook gek. Ik doe het niet. Ik kijk wel uit, een beetje steeds tussen de fluitende kogels achter die wegrennende Kanyike aanhollen. Als hij me nodig heeft zal hij mij wel weten te vinden. Ik besluit verder geen moeite voor woonruimte te verspillen want ik ben welkom bij Kees Groenewoud in zijn pastorale jongenscentrum annex kerk en motorhome. Een kamer. Mooi zat. Het ligt niet op de Rubagaheuvel aan de Noordoostkant buiten de stand, maar in het Noordwesten aan de rand van Jinja, richting de elektriciteitsdam in de Nijl.
Kees leek dit wonen te simpel voor me, maar ik kan douchen, drinkwater koken en koffie zetten met mijn dompelaar en paw paw eten. Ik neem zijn aanbod dankbaar aan, er moet toch 10 kilo af.

Jinja Parish House, 22 december 1999

Het lijkt wel of de tijden aan het veranderen zijn. De dames Small van de bakery staan leunend van achter de toonbank de deur uit te staren terwijl ik zwijgend mijn ochtendkoffie in mijn keel giet. Pikzwarte Annie van vijf [plaatje: annie.jpg], die ik vorige keer buiten een stukje cake gaf en mij toen aan de linkerhand, cake in de rechter, mee naar binnen nam omdat ze van mening was dat een dergelijke delicatesse in het zitje van de bakkerij genuttigd diende te worden, herkent mij niet eens meer. Bij Miss Msese van de overhemden kan er nauwelijks een lachje af. Zij maakt een overhemd voor mij waar de borstzak meteen afvalt en de enkele knoopsgaten op verkeerde hoogte zitten en begint vervolgens over haar kerstmis, gewoonlijk een vraag om extra geld. Als ik een kopje koop bij een vrouw op de markt vraagt haar zwager mij "How about my Christmas".
Ik voel de bui hangen. "MY Christmas? OUR Christmas zul je bedoelen!
Die is raak.
De schoonzus-verkoopster lacht hem uit.
Hij lacht wat zuur mee.
Er staat nog een zus in de buurt. Met hoofddoekje.
Jij doet zeker niet aan kerstmis, vraag ik.
Nee zij niet.
En jij, vraag ik aan Mr How-about-my-Christmas.
Ook moslim, bekent hij nu. Toch niet altijd handig, die hoofddoekjes, moet hij gedacht hebben.

Piet vindt dat ik maar eens een "structurele" regeling moet gaan treffen voor mijn logement tijdens mijn bezoeken. Dat gaat natuurlijk niet, want ik weet nooit wanneer ik kom en daar had Piet ook niet over nagedacht. De bedoeling is dichter bij huis: hij wil niet opgezadeld zijn met mijn probleem als er geen plek is. Piet is al veertig jaar in Afrika. Toch houdt hij nog steeds niet van improviseren. De verwijdering tussen Piet en het Mill Hill formation house heeft zich inmiddels verder ontwikkeld als gevolg van scherp geuite onvrede wegens aldaar onderbrengen van gasten van Piet ("don't take us for granted"). Niet alle missionarissen zijn goedertieren altruïsten . Je hebt ook een type van bazige, bekkende strijders voor het eigen territoriumpje die je vooral absoluut nergens om moet vragen omdat je subiet een weigering krijgt, die zo minachtend mogelijk wordt verstrekt ter preventie van hulpvragen in de toekomst.
En dan krijg ik ook nog eens een verbod van Piet om op zijn centrum via een diskette een file van mijn door het halfmaandelijks van een actuele viruslijst voorziene McAfee virusprogramma versie 4014 beschermde notebook uit te printen, "want ik wil geen virus".
Ongenoegen. Dat lijkt deze keer het sleutelwoord.
Ongenoegen. Museveni krijgt er ook steeds meer van langs. Het ontwikkelingsgeld gaat de zakken van zakken in en verder op aan wapens om de veroverde Congolese diamantmijnen te verdedigen, luidt het op straat. In Uganda zelf grijpen de boeven weer hun kans. "Iedereen die Museveni steunt is een dief", had Miss Small laatst op straat horen schreeuwen. Die ontwikkelingshulp, zegt ze, als de mensen eens wisten wat er mee gebeurde, stoppen ermee, geen cent meer. Mij hoeft ze dat niet te vertellen, ik weet het al lang, als Indiërs niet helpen, dan ontwikkelingshulp zeker niet. En de Indiërs persen het geld eruit in plaats van het, zoals ontwikkelingswerkers doen, weg te laten lekken in de winkels en zo door, terug naar het westen waar het vandaan kwam. Voor de toekomst hier staat de vraag centraal of genoeg uitbuiters Afrika de moeite waard zullen blijven vinden om uit te blijven buiten. Het probleem voor de uitbuiter, zoals Indische eigenaar van het nieuwe Nijl Resort zo treffend formuleerde: "There is too much food here".
De ondernemende Afrikanen zelf hebben er ook bepaald niet altijd zin in. Grace was al aan het sparen voor het ticket naar mij in Nederland. Of een enkele reis goedkoper was dat een retour. Nauwelijks, zeg ik, soms zelfs duurder. Zus Evelyn werkt inmiddels illegaal in Engeland. Als Grace weg kon uit Uganda zou ze meteen weg zijn. Hier is geen geld. Daar kun je gewoon wonen, eten en een autootje kopen. Ja als je eenmaal geld hebt, dan kun je in Uganda wel weer leven door zaakjes te beginnen.
Hoeveel? $20.000?
Nee, dat is te weinig. Je moet ook een miskleun kunnen maken, $100.000.
Dus zolang je minder dat $100.000 hebt wil je naar Europa en bij meer dan dat wil je liever hier wonen?
Ja.
Waarom dan hier?
Nou hier woont je familie en al je vrienden. Alleen is hier geen geld.
De enkele-reis-vraag kwam dus niet uit de lucht vallen. Je kunt daar overal werken en ze vinden je echt niet, heeft ze inmiddels gehoord. Of je vraagt asiel aan en je zegt dat je een refugee bent. Moet je zeggen dat je uit de Soedan komt. En overal is werk. Van de familie Kafuko dus Evelyn en naar ik nu verwacht ook Grace: de slimste twee. In het algemeen kun je er rustig vanuit gaan dat het de crême de la crême van de arme landen is die bij ons asiel zoekt of illegaal wordt. Kwaliteit!
De asielzoekerij: wij kunnen in hier in Uganda natuurlijk niet concurreren tegen de Europese asielzoekerscentra. Een topsalaris voor de Ugandese elite is $200. per maand. Een Europees land geeft aan iedere asielzoeker aanmerkelijk meer uit. Wordt er hier in Afrika op het scherp van de snede maatschappelijke strijd uitgevochten en de slimmen hebben de optie hebben asiel aan te vragen, dan verrekken die het natuurlijk om tegen de domme sterke meedogenlozen, van wie ze het met hun intelligentie best zouden kunnen winnen, terug te vechten. Doordat de Europese landen de slimmen met asielfaciliteiten uit hun moeilijke land wegzuigen krijgen daar de meedogenlozen de overhand en vestigen er hun schrikbewinden. En ziet! Er is er weer werk voor de Goede Westerlingen van Amnesty International. Zo kreëert Europa Somalië en Soedan. Als ze in Afrika allemaal met een net zo dom ex-Mesopotamisch geloof behept waren als de Israëliers en de Palestijnen, die zich immers liever doodvechten en dood laten bombarderen voor een kale berg waar niks groeit dan in Europa asiel aan te gaan vragen, ja, dan was er geen probleem.
Maar mijn gedachte dat ik door Grace te steunen ook iets voor Uganda zou doen kan ik dus wel laten varen. Ach ze heeft natuurlijk groot gelijk. Het recht van de zieligste geldt nergens ter wereld en zeker niet in de asielzoekerij. Ik mag nog bedenken of ik mij wel voor een geregisseerde verdwijning in Europa moet lenen. Er zijn weinig leuke mensen in Europa, Grace is daar toch wel een opsteker vind ik. Ik heb liever Grace aan tafel in het restaurant om te vragen wat je wil drinken, of aan mijn ziekenhuisbed om even vlug en handig mijn bloed af te tappen dan het menig blank Nederlanderschap dat zich daarvoor in de wieg gelegd acht. Nee, die mogen hier weg, laat die maar met UNHCR maagden gaan verkrachten in een apeland.

Enfin, nou moet ik ophouden over het ongenoegen. Hup Bert! Stap er overheen!
Toen ik Bonny, de housekeeper van father Kees' Rubaga Student's Centre (30 kamers toch zeker), om een tafel vroeg in mijn kamer kreeg ik een bijzettafeltje van hemzelf. Daarmee was de rek er uit, want van alle overige 20 rondslingerende tafels van twee bij ééntwintig was er geeneen tijdelijk beschikbaar. Ineens blijkt dat een tafel zo ongeveer het enige is dat ik werkelijk nodig heb in het leven. Want zonder tafel kun je niet fatsoenlijk schrijven en computeren, ergo niet denken.
En mevrouw Small bleek vervolgens ook de kwaadste niet, had thuis wat sunblock voor mijn blote onderarmen gevonden en was, toen ze vond dat ik er te veel voor gaf, akkoord met gratis koffie met chocoladecake next time en vroeg nu zelfs wat of ik hier eigenlijk deed in Jinja! Het was hier achteruit gegaan de laatste jaren. Zij wou hier weg. Naar Spanje. De gemeente wordt eigenlijk wel algemeen beschouwd als een zuiver zakkenvullergilde. Niemand heeft meegemaakt dat er iets serieus met het de mensen afgetroggelde geld gebeurde. Het verhaal dat de ambtenaren van Jinja duurder zijn dan die van de omliggende gemeenten zingt ook flink rond. Tsja en dan heb je nog dat verhaal van Stsjoertsjie Man die zijn markttenders (zie dagboek 28 augustus 1998) kon behouden door burgemeesters en kandidaat burgemeesters te poffen, maar weer van mij wilde lenen voor een paar honderd euro auto-onderdelen. Moet ik dat nog allemaal gaan ontrafelen? Kan ik met een paar honderd euro de spin in dit web worden? Dat is het nou juist: eigenlijk heb ik er helemaal geen zin in dat te gaan uitzoeken. Het is allemaal de slimmigheid van het net iets slimmer zijn dan wie net iets minder dom is en vooral tijdbesteding die saai is voor iedereen die minder in die paar grijpstuivers is geïnteresseerd. Wat interesseren mij die spelletjes nu? Het principe is duidelijk. Ik ben geen groot schaker, maar ik weet er genoeg van om een beetje te begrijpen hoe een schaker denkt. Dat geldt ook boksen, BV’s oprichten, aapvangen en nog zo het een en ander. En nu dan ook voor Ugandees grijpgraaien. Dat is eigenlijk net zo iemand als zo'n Hollandse bankjongen met z'n click zus en clack dat. Ik zou zelf hier en daar nog wel bijles nodig hebben om zo'n clickfonds in elkaar te steken, maar het principe is: als jij in mijn clickfonds gaat verdien ik mee aan het rendement van jouw belegging. Dus jij kunt altijd beter gewoon zelf die aandelen kopen, want dan heb je het volle rendement voor jezelf. Alleen al de gedachte dat de hele dag absoluut voor je clickfonsklanten te moeten verzwijgen, er nooit eens een grapje over te mogen maken! Buuuhhhh. Ik ga echt niet meer naar die Stsjoertsjie Man. Moet ik weer met hem en zijn vrienden kip eten en smoezen bedenken waarom ik geen auto van hem koop, ook geen land, en al helemaal geen geld "leen".
Piet. Wat was dat nu weer. Ik, zijn eigen computerdeskundige en virusverwijderaar, krijg verbod een diskette in zijn drive te steken! Voor ik het besef sis ik woedend, onder muisstille hilariteit van het personeel: who is the expert, he? En verlaat gezwind met mijn vriendelijkste glimlach het "Cultural Research Centre". Ja, Afrika is een aflopende zaak. Zou ik mijn retourvlucht niet naar voren kunnen verplaatsen? Ik zal hem nog wel even zeggen dat zulke akkefietjes niet goed zijn voor zijn gezag onder het "personeel", dat toch al achter hem langs een klacht naar boven blijkt te hebben gezonden. Heel begrijpelijk. Nee, niet eerder weg uit Afrika, maar weg uit die blanke egocentrische missionarissenbende. Ik ga gewoon bij Miss Margaret logeren. Of eigenlijk, wat denkt hij wel, dat ik me door hem van de weg laat snijden? Hij kan me wat, ik heb hem niet nodig! Kwaad scheur ik naar het Dignity Nursery home, waar ze ook computerdiensten aanbieden. Het Dignity Nursery home is "Holistic". Er zijn kindertjes van alle kleuren en alle religiën. Daar opent zich voor mij niet slechts de A-drive voor een diskette met mijn kerstkaart, waarop ik met Grace aan de sprinkhanen [plaatje: sprinkhanen.jpg] zit, doch scant men ook een plaatje dat ik even van Father Kees mocht lenen om jullie te laten zien. [plaatje: autowrak.jpg].
Bill van het Dignity Nursery home had er na een reisje Uganda in Ierland ineens geen zin meer in een jaar of tien geleden. Zijn vrouw wilde ook wel naar Uganda. De nursery home staat er nog niet zo lang. Zijn onderhandelingen met Uganda Telephone verliepen schitterend. Eerst moesten er vijf telefoonpalen komen. Anders ging het niet. Na wat bier slaagde Bill erin dat aantal terug te brengen tot één. Toen kwam de vraag of Bill een "good line" wilde of een "bad line". Bill liet zich het enkele keren uitleggen, waarbij het hierop neer bleef komen: een "bad line" was gewoon een bad line en een "good line", daar konden zij voor zorgen. Omdat het boter was bij een vis die Bill nog niet had mogen ruiken had hij gezegd: doe mij een bad line.

Met mijn computernotebook, papieren en boeken op de grond en op de bedden kreeg ik in de loop van de ochtend een soort mentale constipatie en reed getergd uit voor een tafel. Ik kwam weer bij de handige jongens ("veertig euro, ik maak nooit een fuss over prijs") en belandde uiteindelijk bij het voor mij inmiddels herkenbare type man die gewoon tafels maakt en die zonder aanzien des persoons (des velkleurs met name) verkoopt. Inmiddels zit ik aan een mooie zware hoge houten tafel van negentig bij éénveertig, kosten €20, zijn dochter was al met achtendertig akkoord gegaan, maar Pa stond op vijfenveertig en ik gunde deze goede mensen geen familieruzie. Op de linkerrand ligt een grote witte groothandelsrijstzak waarop paw paw, avocado, banaan, water, koffie, thee en een fruitkan voor het koken van water met een dompelaar erin. Op de rest staat mijn stopcontactblok met gestabiliseerde stroom, notebook, mobile en papierwinkel. Boven mijn bed zit een bovenbed plat tegen de wand geschroefd. Tussen de spijlen ervan heb ik mijn bibliotheek en CDtheek gepropt, op de onderrand een stoet van kartonnen doosjes: malaria pillen.
Zo. Ik ben het heertje. Ik kan hier alles zelf. Piet kan het dak op. Schoorstenen vullen.
Ach, nou ja. Voelde zich misschien ook gedwongen consequent te zijn tegenover zijn mensen. Is ook niet de handigste op sociaal gebied. Piet mag ook wel zijn eigenaardigheden hebben. Neem mijzelf nou, tenslotte….
Op de motor tuffend over een achteraflaantje hoor ik ineens hetzelfde deuntje als ik voor de bel van mijn mobile gekozen heb. Het is mijn mobile. Piet. Of hij mij uit eten mocht uitnodigen. Mij wel! Op het lege Nijl-terras van de Sunset kijkt Piet eens wat naar de vissers in de verte en zei: je keek zeker wel even vreemd op met die diskette.
Ja, zeg ik en ik was ook nog kinderachtig genoeg om nog een heel uur boos te blijven.
Anders begrijpen ze niet dat zij dat echt niet mogen doen.
Zoiets dacht ik al, zei ik en toen ik daarna nog kwaad bleef dacht ik: Piet mag ook best kuren hebben.
Piet grinnikt. Over. Hij betaalt.

Jinja Parish House, 23 december 1999

Kees vertel ik dat ik het zoeken naar een andere slaapplek heb opgegeven: de ene helft moet je niet en de andere helft wil je een poot uitdraaien. Dat vindt Kees wel een goede beschrijving van Uganda in het algemeen. Ik mag blijven.
Vandaag naar Margaret. Ik heb geen zin. Ik vermoed daar geldgebrek en vragen om subsidie, die ik ga weigeren. Het leidt immers nergens toe. Ik voel me wel bij voorbaat schuldig. Ondanks 40 dure polaroidfoto’s voor in haar camera, twee speelgoedautootjes voor Sammie en Davies en nog zo meer. Bah. Ik zal toch niet straks tot de vreselijke conclusie moeten komen dat de charme van Afrika voor mij bestond uit die vrijwel gratis privé tropische tuin die ik bij mijn huidige verblijf moet ontberen? De rest achtergrondversiering? Aan mijn dagboeken tot nu toe zou je dat toch niet zeggen. Buiten zijn hier vogels die je op de heuvel niet had. Eén doet perfect Monty Python's Eric Idle na in de sketch waarin hij zijn in aanvang onbegrijpende gesprekspartner (gespeeld door Terry Jones) in het café naar het seksleven van diens vrouw vraagt "Your wife, is she……" etc.: Ik heb even lol getrapt met deze vogel: plots het raam geopend en luid geroepen: "Are you insinuating something?!!!". Hij zei niks . Vloog ook niet weg. [plaatje: duiflied.jpg]
Margaret is er niet, Jackie en Davies ook niet. Victoria en Sammie wel. Sammie is geheel opgetogen met zijn speelgoedauto. Ik geef hem ook de auto voor Davies. Precies dezelfde, anders zouden ze toch onmiddellijk overeenstemming hebben bereikt over welke ze ruzie zouden gaan maken. Hij komt meteen van achteren met een busje met pinda's en sesamzaadjes   Aha! De tweede die ik met eigen ogen heb zien sparen (na Faith). Ik krijg er een handje van. Sammies Engels is inmiddels ook sterk verbeterd. Dat wordt er toch ook misschien wel een. Tot nu toe dacht ik dat hij alleen maar uitzonderlijk aardig was.
Dan is het nu tijd om de Wanyangeheuvel op te rijden, want nu hebben we een flink stuk middag over en een solide crossmotor. Driehonderd meter boven het Victoriameer, een fraai uitzicht. Bovenop, waar de Kyabasinga al tientallen jaren een huis in aanbouw heeft staan, waait en regent het kennelijk gemiddeld te hard, geen bomen en voornamelijk kalig, een dun gespreid gras met een soort zuring. Wel bosjes links en rechts van de hoogste kam waar apen (stam Dutroux) in wegschieten en mij van daar nastaren precies zoals in de dorpjes de kleine kinderen het doen. Het ruikt er wel wat naar benzine.
En mijn motor houd er ook mee op. Als ik er onder kijk lijkt het wel of hij staat te pissen. Dat blijkt te stelpen door sluiting van de benzinekraan. Open ik die, dan spuit benzine uit twee loszittende slangetjes en een derde losse uitgang aan de carburateur. En er is nog een derde loszittende slang. Dit alles diep binnenin. Ik friemel wat met de tang van mijn zakmes, bouw wat af, maar geef het snel op. Bugembe ligt tweehonderdvijftig meter onder mij, ik hoef de motor maar naar het randje te duwen en ik kan me laten vallen. Ik kies voor het gemak de plaats waar de weg ligt. Toch al goed voor vijftig kilometer per uur. Halverwege neem ik, gewicht is snelheid, een lifter mee die weet wie in Bugembe verstand van motorfietsen heeft. Op een stukje van een kilometer na hoeft er niet geduwd te worden. A free ride! Grinnik ik achterom, want dat is voor iedere Afrikaan het summum. Iets krijgen zonder er iets voor te hoeven doen. Inderdaad, big smile.
Die losse slangetjes blijken, legt mijn garagehouder mij uit, allemaal overlopen, een carburator blijkt een soort WC te zijn, met een vlotter, die net als bij een stortbak kan blijven hangen en dan gaat hij doorlopen, de benzine op straat. Hij woont in een verroeste container met een boom er voor en beschikt over een combinatietang, een waterpomptang, een hamer en een schroevedraaier. Om de carburator vrij te krijgen blijk je de beenplaten te moeten verwijderen, het zadel, het expansievat van de waterkoeling, de accu en toebehoren, kortom, in een ommezien lijkt mijn trotse ronkjonker gereduceerd tot een kil geraamte. De rest ligt er omheen op de rode klei. Gelukkig kan ik de problematiek en gedachtegang volgen, anders had ik dit zeker als kerstactie geïnterpreteerd (in Uganda stijgen de prijzen enkele dagen voor de kerst spectaculair, men heeft geld nodig; ook wordt er in die tijd veel gestolen en geroofd). En ik zit. Onder een boom. Op een gesloopte autostoel. Die door zijn rugleuning gaat. Waarna ik hem met rugleuning tegen de boom zet. Wat iedereen wel een goed idee vindt. Mogen we een testrit maken? Een collega springt snel achterop en het had niet veel gescheeld of er was nog een derde opgesprongen. Hoewel het mij meteen duidelijk is dat ik die voorlopig niet weer zal zien duurt het toch nog langer dan ik mij streng had voorgehouden. Dit is namelijk een wapen, want nu komt natuurlijk de vraagprijs der reparatie en die is veertien euro vijftig! [plaatje: garage.jpg]
That is a lot, no, no, zeg ik. En, met wijd gespreide armen: And I gave you a free road test!.
I am a mechanic, that's what I have to do, is het verweer, doch men voelt de eigen nattigheid en de eerste energie is besteed.
Ik haal de acht euro zoveel die ik voor hem klaar had tevoorschijn en leg die op mijn zadel.
Nee nee, maak er vijfentwintig van.
Ik peuter mijn sleuteltasje quasi moeizaam uit mijn zak en voel omstandig naar de twee munten van vijfenzeventig cent die ik er in weet. Die gaan op de briefjes.
Ze pakken het. Als Lusoga sprekende zwartjekker was ik hier voor minder dan drie piek weg geweest. Het zij zo. En ze hebben hem echt gerepareerd, al is er een zekeringetje bij geslachtofferd. Dat verbinden we even door en joekelen maar weer. En het is een turbocarburateur met zo'n spuit erin dus heel niet makkelijk en de turbo doet het ook. En, tenslotte, het is….kerstmis.
Ik moet overigens wel in het algemeen constateren dat ik bij vier- tot tienvoudige vraagprijzen na een routineus lachsalvo met een bereik van minstens driehonderd meter snelheidshalve tegenwoordig meteen het tweevoudige betaal door het eenvoudig in hun hand te stoppen met de mededeling, OK je hebt geluk vandaag.
Ik word lui. Ik begin de mij opgedrongen rol van muzungu te accepteren.

Jinja Parish House, 24 december 1999

Ik bestudeer een nieuwe uitgave van Piets Cultural Research Centre over verzoeningsrituelen. Als medewerkers aan het document worden slechts Basoga genoemd. Het is in de wij-vorm. Het gaat over "onze" verzoeningsrituelen. Vóór er sprake kan zijn van verzoening moet er natuurlijk helaas eerst iets misgaan bij "ons". Dit geef een stelprobleem, want hoewel misdragingen van buitenstaanders in alle breedten kunnen worden uitgemeten is het weinig Afrikaans om zelf, als "ons", de vuile was buiten te hangen. Zolang het om verwaarloosde ouders en gestolen kippen gaat is nog tot daar aan toe, maar echt heikel wordt het in paragraaf drie, die als volgt begint:

III MURDER

In Busoga, a human person is a being that at all times needs to be valued, loved and respected. It is through a human being that power and authority of God is revealed to all other creatures. Therefore, in our midst murder is very rare. However, some of the causes of murder are: witchcraft, land disputes and fighting over women.

Let ook op dat vrouwen niet hoger komen dan de derde plaats. Ik heb mij laten vertellen dat bij moord ook de koeien hoger staan dan de vrouwen omdat je koeien met koeien kunt vergoeden, en vrouwen niet met vrouwen, zeker niet gehuwde vrouwen met gehuwde vrouwen. Vrouwen worden in Afrika dus absoluut niet, zoals wel eens door westerlingen wordt beweerd "als koeien", behandeld.
De koe heeft echter in vele stammen, niet zozeer de Basoga, maar wel nomadenstammen als Maasai en Karamojong een voor buitenstaanders onnavoelbare status. Daar geeft de koe melk en bloed, maar wordt niet gegeten of gedood. In zulke stammen sterven bij langdurige droogte mensen en koeien samen. Voor westerlingen is het daarom wellicht goed als eerste benadering niet te denken dat vrouwen als koeien, maar dat koeien als als vrouwen worden behandeld.

Jinja Parish House, zaterdag 25 december 1999

Ochtend eerste kerstdag. Mijn kamertje in het Rubaga Student's Centre ligt recht boven de kapel. Ik hoor ze ineens zingen onder mij gisteravond. Nee ik ga er niet heen. Ik ben moe. Moet ik er nog een smoes voor verzinnen? Een dienst op eerste kerstdag en dan ook nog een keer op kerstavond tevoor, dat ruk ik niet, met die onzin en die stomme liedjes. God begrijpt dat wel maar die geeft dat niet door, heeft Hij ook groot gelijk in, kan Hij wel aan de gang blijven. Hij heeft wel een verrassing voor me: ik word wakker bedolven onder de gele polystyreenschuimpjes uit mijn kennelijk vannacht gescheurde kussen. Een gele kerst!
Van buiten waait een tenenkaasachtige lucht van de soort die je doet denken dat je zelf een weekje niet onder douche bent geweest. Resten van alle voor kerst geslachte koeien. De gieren en marabus hebben ook kerst.
Ik veeg de polystyreen weer in mijn sloop en zet koffie. De gasten van Kees melden dat er ontbijt is met de hele club, beneden. Ik ga er voorzichtigheidshalve niet heen, want ten eerste ben ik niet gevraagd en als ze vragen waar ik was eet ik nog niet wegens die plotse buikloop die mijn aanwezigheid gisteravond bij de mis verhinderde.
Het wordt loeiheet vandaag. Het is negen uur en ik drijf al zowat mijn kamer uit. Mijn heetste kerst ooit.
Daar heb je het al: binnentredend bij Kees vraagt hij of ik wat gegeten heb. Nee, serieuze buikloop. Thee? Nee dank je. Kees vindt dat het nieuwe millennium begint bij de geboorte van Christus. Gisteravond was ik er nog voorzichtig over begonnen dat de nul bij de geboorte van Jezus nog niet bekend was en dat net als een maand, ook de jaartelling op 1 begonnen is, zodat hij dan nog een jaar moet wachten. De voorbereidingen waren kennelijk al te ver gevorderd om twijfel toe te laten. Daarom moeten we nu allemaal de ene deur uit en de andere weer in. Ik protesteer: een mis moet toch niet te veel op een fitness training gaan lijken. Daar kom ik op terug: zo kom je nog eens met iemand in gesprek, merk ik, dit is een goed idee.
Kinderen zitten als gewoonlijk op het toneel. Het thema is strijd. Politiek en geweren. Kees weet het: president Museveni is uitgeblust. Hij rukt het niet meer, het vuur is eruit, houdt hij zijn volgelingen voor. Hij werkt alleen nog voor de eigen stam. Dan is het de beurt aan de kinderen, want daar begint het tenslotte. "Maak jij wel eens ruzie met je broertje?" vraagt hij jochie 1 ter inleiding.
Ik? Nooit!
"Weet je dat nou wel zeker?".
Ja, never nooit.
Ook niet om wie met iets mag spelen?
Nee.
Teleurgesteld wendt de priester zich tot jochie 2.
Maar nee. Ook altijd vrede. Altijd.
Ja Kees, zo deed Museveni het ook toen hij klein was.
Opnieuw verbaasd over die vreemde paradox, dat ik hier uren met Jan en alleman niets kan zitten doen terwijl die diensten mij een dermate zwaar geestelijk leed bezorgen dat er een loden last van me afvalt als ik weer weg mag, krijg ik een aanval van buikloop en verwijder mij gezwind met verwrongen gezicht.
Kennelijk had mijn Afrika liefde een begin, een midden en een eind. Heb ik wel vaker gehad met liefdes. Dat zie je pas op het eind. Het is afronden geblazen. Ik moet nog over taal schrijven en over macht. From the African point of view. Ten eerste omdat ik dat zelf op een rijtje wil hebben, ten tweede omdat bij beide een collega hoort aan mijn faculteit met wie ik er samen een artikeltje over kan schrijven. Dat is weer goed wegens de betwisting in eigen faculteit van mijn Afrika onderzoek. En dit dagboek helemaal in orde maken. En dan? Gewoon wachten tot er iets nieuws komt. Het wordt mij steeds duidelijker: dit zal vast niet mijn laatste reis zijn maar het is wel mijn afscheid van Afrika als bezetenheid. Afronden. Natuurlijk, er is hier nog veel meer, maar ik heb maar één leven, ik ben achtenveertig en ik moet verder. "My Christmas" is de rest van mijn leven en ik weet niet eens hoe lang of kort dat is.
Ik zou naar Margaret. Haar vader, die zoals alle ouderen Mzee heet, is nog steeds ziek, maar ontvangt reeds zittende en zijn stem is krachtiger geworden. Margaret wilde mij per se om één uur ontvangen hoewel ze er zelf niet zou zijn. Ik nam aan dat men met eten wilde beginnen. Bij aankomst zet zuster Victoria mij in een stoel en verdwijnt. Ik begeef mij in mijn in dergelijke omstandigheden gebruikelijk dutje. Na een uur komt ze met sinas en krijg ik drie flinke punten cake. Daarna weer een dutje. Vervolgens arriveert Margaret met een "Father" van Mzee! Een dunne lange boom van een bejaarde. Verlegen. Er is ook een sjieke meneer bij, die van de Charismatische Episcopale me-zus-en-me-zo Church blijkt te zijn, een afsplitsing der kerk waar ook de Kathedraal van Bugembe bij hoort, de Anglicanen. Men heeft bruggehoofden in de Verenigde Staten en Kampala, is doende in West Uganda uit te breiden. De rebellen van Bugembe hadden hen de gemeente Bugembe aangeboden, hetgeen zij na enig overleg hebben aanvaard. De sjieke meneer blijkt afgestudeerd veterinair, maar de mensen hebben geen geld om hem te betalen, dus dat vee gaat gewoon dood en hij is naar een ander baantje gaan omzien. Wel studeert hij nu verder: business administration. Hij blijkt geïnteresseerd in cultuurverschillen, beaamt mijn tijdverhaal en geeft er ook mooie voorbeelden bij. Over het vanzelfsprekend aannemen van gezamenlijkheid en de verontwaardiging die ontstaat als die er niet blijkt te zijn geeft hij het volgende voorbeeld: een werknemer van de Italiaanse ambassade in Kampala krijgt geen geld om zijn gestorven kind naar het dorp van zijn clan te brengen en daar te begraven. Diep gewond door deze als verraad ervaren weigering deponeert hij het lijkje op de stoep van de ambassade.
Ook de bevreemding van blanken als Afrikanen zeggen "Ja dat zal ik doen" en er vervolgens niets gebeurt is de ex-veterinair bekend. Westerlingen kijken niet naar het gezicht van sprekende mensen, ze te veel geconcentreerd op inhoud van gesproken en geschreven woord, niet gevoelig genoeg voor wat de mens verder nog uitstraalt. Deze westerse primitiviteit is het resultaat van een ontwikkelingsrem die westerlingen op hun kinderen zetten: de onderwerpende deprivatiestrategie van de ex-Mesopotamische opvoeding blijft zelfs bij postchristenen in afgezwakte vorm tot een geestelijke onderontwikkeling leiden: de nobheid.
FatherMzee, de dunne gerimpelde boom, was bij eerste "Charismatische Episcopale" dienst komen bijwonen, van ver, 15 mijl oost, hetgeen gezien het uit zijn leeftijd voortvloeiend gebrek aan reislust slechts kan betekenen dat hier zich een dorp, clan of zoiets aanbiedt aan deze Charismatische Episcopale me-zus-en-me-zo Church. Ik ben oog en oorgetuige van een echt schisma. Wie maakt zoiets nou nou in levende lijve mee! Trots laat Margaret mij de folder en het glimmende periodiek van de afsplitsing zien, alsof ze een nieuwe auto heeft besteld. De Kathedraal van Bugembe laat men nu verder instorten, hetgeen ook nakende lijkt, en er komt iets bescheideners, uit de wind, in de richting van de oever van het Victoriameer.
Na het maal vertrekken de heren gezwind en Margaret en ik vertrekken naar Davies die bij een oom in Jinja logeert. Op de motor, want als mijn moeder durft, durft Margaret ook, had ze besloten. Op fietssnelheid door Bugembe paraderend komt Stsjoertsjie Man Peter Mudde The Watchmaker uit een kroeg geduikeld. My friend! My brother! Margaret kent hij "she's my sister". Jazeker, zegt Margaret. Ze kent hem goed. Als ik wat meer reserves over Mudde uit, zonder overigens te vertellen dat dit de man is waarvan Margaret zelf een jaartje geleden zei dat ik er voor moest oppassen omdat hij in een notoire penozebuurt woont, blijkt het in te houden dat ze haar horloge er wel eens heeft laten repareren. Met Margaret kun je ook alle kanten op.
Stsjoertsjie Man wil mij graag zien, want hij heeft iets met mij te bespreken, hij had me al willen schrijven. Ik beloof reeds vanavond hier naar hem te zoeken en anders snel bij zijn horlogetafeltje aan de markt te komen. In werkelijkheid blijf ik in die straten van alle kanten letterlijk op tweehonderdvijftig meter afstand en dat zal ook zeker zo blijven. Net als mijn moeder regelt Margaret de rijsnelheid: een beetje zachter, hier kun je wel wat harder, etc. Geen problemen.
Oom is niet thuis. Uit op kerstdag. Bij het gemeentehuis? Daar is niks te doen. Bij de Fatimakerk drommen mensen. Er is een toneelstuk maar het onderwerp past niet bij het zoekprofiel. Naar de Source of the Nile. Ook daar ziet het zwart. Iedereen in lange jurken van zijdeachtige stof, zuurtjeskleur, met kant en glitter, de peutertjes ook. Die hebben er nog hoedjes bij op die mammie even vasthoudt als er radslagen moeten worden gemaakt. Ze zitten op palmmatten op het gras onder de bomen en drinken soda's uit meegebrachte kratten. Wij kopen een kaartje voor Margaret, die als Ugandese slechts 30 cent betaalt. Zij daalt af en ik pas op de motor.
Dutje.
Dan komt ze boven. Met Davies. Rennen rennen, Berrelt Berrelt. We gaan bij oom zitten. Davies friemelt aan mijn geliefde witte beenhaartjes. Negers hebben geen witte benen en al helemaal geen zachte haartjes erop.
Margaret wil Davies eigenlijk terug. Zij heeft expres zijn kerstcadeautjes niet meegenomen. Ik ga vóór jou weg, zegt ze, anders krijgen we drama's, dan wil hij mee. Hij hield zich in voor oom. Hij moest eigenlijk huilen, zegt Margaret na het afscheid. Waarom ze hem dan niet gewoon meeneemt, vraag ik.
Dat kan niet.
Waarom niet?
Dat kun je niet zomaar doen.
Maar jij wil het en Davies wil het zelf.
Nee, zegt Margaret nu, Davies wil bij zijn neefjes blijven. En hij ging voor holiday, hij kan niet zomaar weg.
Zo zoek ik nog wat door naar een uitgang maar kom met Margaret telkens op dezelfde plek uit. Dan maar eens in stilte in mijn eigen gedachten verder. Is oom als man nu in een soort ouderlijke macht geraakt? Of kun je een kind niet eerder dan gepland mee terugnemen omdat dat kwetsend is? Of wil Davies echt niet terug maar wil zij dat ik denk van wel? Vragen van is het zus of is het zo hebben geen zin. Dan zegt ze ja op de eerste, en ook op te tweede en de derde En als ik nog een vierde verzin zegt ze daarop ook ja.

Jinja Parish House, zondag 26 december 1999

Ik ben kort geleden met mijn Havana sigaren gestopt, ze werden toch verslavend en de dosis liep op. Ik heb één Havana sigaar bij me, mijn millenniumsigaar. Nu Kees het millennium geopend heeft verklaard en ik al twee keer deficiënt ben geweest bij zijn missen, leek het stoken van dit genotmiddel ten overstaan van hem wel het minste wat ik terug kon doen. Maar hij blijkt niet bijster te smaken als je geen routine hebt. Is het per ongeluk zowaar echt een goede daad geworden.
Vandaag, zondag, kom ik absoluut niet onder de mis uit, maar laat ik nu om tien uur met Zoni afgesproken hebben! Nu val ik dan toch definitief door de mand vrees ik. Dat wordt wachten tot de mis begint en mij dan zonder motor van het pand verwijderen. Helaas staat vaak de deur open die de priester uitzicht biedt op mijn vluchtroute. Ik rijd er zonder gas langs, waarna mijn motor afslaat. De straat gaat naar beneden, dus daar start ik na een stukje geruisloos dalen op de motor. Ik hoor God grinniken.
Eigenlijk wil ik nu snel mijn verhalen over taal en over macht schrijven. "Afrika afronden". Maar dat gaat me slecht af. Het is weer het oude liedje: verhalen moet je laten groeien. Als een plantje. Water geven en rustig laten. Niet ongeduldig aan het steeltje trekken. Ik moet weer loslaten. Relax God Is In Control. Het komt vanzelf. En als het vanzelf niet komt, dan komt het niet. Zo is het leven. Dat wist ik al vóór ik in Afrika kwam, maar hier is het besef waarlijk als een kracht in mij gevaren en het stuurt mijn handelen. Tot ik weer door bepaalde gevoelens van onlust mijn oude fout ga maken: iets "af" willen hebben. Eigenlijk niet bezig willen zijn maar klaar willen zijn. Oftewel: werken. Als je het gevoel hebt dat je "werkt" betekent dat dat je op het verkeerde spoor zit. De dingen moeten vanzelf gaan. Je moet de stroom voelen en er in mee gaan. Wie dat doet gebruikt zichzelf zoals, ….alsof je je parapente als poetsdoek gebruikt. Als je de dingen niet laat gebeuren en hun eigen gang laat gaan dan maak je van het leven een reis naar de dood en verder niets. Als je de leiding over jezelf neemt, zoals je dat leert in een westerse opvoeding, dan blokkeer je je interfaces voor de krachten die op je afkomen. Je wordt nob. Terwijl je het juist van die krachten moet hebben.

Jinja Parish House, maandag 27 december 1999

Het regent. Het is dus niet heet, maar ik kan ook nergens heen. Een mooie dag om alles wat ik over taal heb eens op een rijtje te zetten. En Faith bellen.
Maar dat gaat niet. CelTel vindt dat ik al voor bijna achttien euro heb gebeld. Het resterende tientje vindt hun computer niet eens genoeg voor een telefoontje naar Kamuli. Ik vermoed dat CelTel door enige concurrent MtN is uitgenodigd voor het diner. Eigenlijk logisch ook: MtN was de nieuwkomer. Breekt eerst de prijzen en verovert met een smalle winstmarge het grootste deel van de klanten van CelTel. En dan: dineren! Tot een derde netwerk een ravage op de markt komt aanrichten natuurlijk. Het lijkt wel Nederland. Alleen hier zie je het nog wat makkelijker.
Ook een mooie dag voor het interessante nieuws uit oude kranten. De grote dam die gepland wordt bij de Budhagali watervallen is onder stevige discussie, ecologisch, financieel, en…spiritueel. Budhagali is immers een geest, de King of Spirits of the World, nog wel en die geest is in de diviner gevaren, die daarom ook Budhagali genoemd wordt. Niemand verbaast het dat zo'n grote geest 250 Megawatt zou kunnen leveren, maar wil hij dat ook?
De krant heeft nieuws:

Budhagali spirit okays AES
[plaatje: budhagali okays.jpg]

Een krant van een paar dagen later heeft nog meer nieuws:

Dread-locked Mzee Nabamba Budhagali, the caretaker of Budhagali falls has acquired a mobile phone to 'link' the sprits and the world
[plaatje: budhagali mobile.jpg]

Jinja Parish House, dinsdag 28 december 1999

Het is droge tijd, maar het heeft vanmorgen alweer flink geregend. Er staat een harde koude wind die mij doet rillen in mijn overhemd. Bij de Sailing Club is het lage wal en het klotst flink. Ik lijk even op een van mijn guur-weer jeugdvakanties te zijn in Friesland, behalve dat het stikt van de marabus aan de waterkant: oude roodverbrande kale mannetjes ter grootte van een kind van twaalf zweven van de landkant af geconcentreerd bijsturend in de turbulentie met wild slingerende keelzakken naar hun beoogde touch down plek aan de oever. Staan ze eenmaal op de grond dan houden ze zich in de harde wind wankelend fladderend moeizaam overeind en schrijden dan naar de waterkant waar de golven kennelijk zeer begeerde hapjes brengen want het is er druk. Het is letterlijk vechten om een plaatsje. Sommigen hebben al gegeten en gaan wat vliegen in de dynamische stijgwind bij de oever. Het is al net als bij de parapentisten: geoefende marabus zweven ondanks het ontbreken van thermiek hoog en draaien moeiteloos hun achtjes. De jonkies (korte keelzakjes) lijken meer op mij: komen steeds te laag en moeten dan weer klapwieken om te herstellen. Alleen kan ik niet klapwieken dus rest mij niets dan landen, parapente opvouwen en weer naar boven klimmen.
Wacht maar tot ik ook zo'n keelzak heb. Hoef ik ook nooit meer te werken.
De kleintjes maken dezelfde fout als ik in het begin: die zien iets en daar willen ze dan meteen heen. Maar zo gaat dat niet in de zweefvliegerij. In de begeerde richting is geen stijgwind. Je moet dus eerst ergens de lift van de stijgwind in tot je genoeg hoogte hebt. Bij het soort wind van vandaag gaat de lift niet vertikaal omhoog maar schuin omhoog landinwaarts. Die grote marabus weten dat precies. Die slaan ook nooit met hun vleugels. Nooit. Dan moet je niet vergeten zijn waar je oorspronkelijk heen wou vanzelf. Op het oog, met kennis van de verticale en horizontale luchtbeweging tussen jou en je target, kies je een moment waarop je het zou halen als je er heen zou gaan. Marabus houden een ruime marge aan, zie ik. Maar ik heb ze nog niet gezien met honger en een vreselijk lekker hapje in de verte.

Kees Groenewoud, missionaris-priester-opperhopman van het Rubaga Student’s Centre waar ik mijn kamertje heb, slaapt de laatste tijd slecht. Zijn slaapkamer ligt strategisch: met uitzicht op de binnenplaats, keuken met daarachter en het verblijf van Bonnie, zodat bij onraad van twee kanten ge...? (schoten zou me niet verbazen) kan worden. Ook op de studenten is zo goed zicht.
Het leven op het bewaakte terrein eindigt ‘s avonds laat en begint 's morgens al weer vroeg. Dus Kees is vaak niet zo uitgeslapen tegenwoordig en sowieso is de pit er ietsje uit. Hij verlangt naar een eigen huisje op de heuvel, zoals Piet heeft en wat minder bindende bezigheden: bundeling van het jeugdwerk in de stad. Binnenkort komt de opvolger, Joseph. Joseph is Ugandees, jong energiek en niet "anti white", flapte Kees er een paar dagen geleden uit. Dus daar heb je er nogal wat van? vraag ik, pogend mijn verbazing te beperken. Nu valt het plots toch weer erg mee. Je hebt er die anti white zijn omdat ze zelf willen schitteren, touwtjes in handen krijgen en een ander geen succes gunnen. En je hebt er die anti white zijn omdat ze helemaal niks willen en in dat niets willen door whites worden dwarsgezeten. Ik vraag niet door want Kees is momenteel even helemaal Noord-Hollander met twee Noord-Hollandse stellen op bezoek voor de kerst. Dat is 's avond is het klaverjassen.
Joseph, de komende man, hoor ik, was zo jofel geweest voorlopig met één kamer genoegen te nemen. Ik begin mij wat oncomfortabel te voelen nu ik hem voorlopig een kamer lijk te kosten.

Jinja Parish House, woensdag 29 december 1999

Zojuist in de schemer teruggereden uit Kamuli. Elke minuut licht is kostbaar, want in het donker rij je veertig. Maximumsnelheid. Was ik even vergeten dat dat toch heuvelop 100 en heuvelaf 120 is. Op mijn keel en armen voortdurend speldeprikjes van snevende mugjes, soms een wat doffere knal van iets groters. Een toom biggetjes loopt links, dus aan de kant waar je hier hoort te rijden. Gelukkig is er geen verkeer dus ga ik rechts rijden om op veilige afstand te passeren. Het voorste biggetje krijgt mij in de gaten en beschouwt een vlucht dwars over de weg vóór mij langs als het meest voor de hand liggend. Hij weet niet wat 120 km per uur is en haalt met zijn spurtje op een biglengte na mijn voorwiel niet. Hij had nog onder mijn achterwiel kunnen gaan liggen maar met een luide gil bokt hij en keert terug naar zijn familie. Dus niet alleen voor koeien en geiten remmen, houd ik mij voor als mijn hart weer normaal klopt.
De zon daalt naar de kim, en het zicht op weg wordt nu snel slechter want de mensen gaan koken. Op open houtvuur. De rook op de weg wordt steeds dichter. Overal komt rook onder de rieten daken van de keukenhutjes uit. Ik ben voorbij driekwart van mijn tocht als het duister als de gebruikelijke baksteen valt. Mensen, kippen, geiten, koeien, biggen, potholes en een flink deel van het gemotoriseerd verkeer is onverlicht. Heeft een auto de luxe van licht dan is het groot licht, de trots van de eigenaar en het gaat echt niet uit voor een tegenligger. En uit de rook moet worden opgemaakt dat ook het eten nog nergens gaar is.
Uganda is vol: ik zoek onrustig een plek om te poepen maar overal ben je dicht genoeg bij hutjes om de kinderen joelend op je af te krijgen rennen.
Dit heeft het karakter van een wilde vlucht uit Kamuli en thuisgekomen ben ik eerst niet in de stemming geweest er wat van op te schrijven. Nu gaat het wel weer.

Vanmorgen: Als ik aankom in Kamuli zit het dak van Faiths nieuwe huis er op, verder geen ontwikkelingen. Ik maak van de coördinaten van de plek een waypoint op de GPS die ik inmiddels bezit vanwege het zweefzeilen. Eerst vangt hij geen enkele satelliet want je blijkt hem toch eerst op zijn kaart te moeten voorprikken waar hij ongeveer zit vóór hij begrijpt hoe hij op die plek naar satellieten moet zoeken. Kennelijk heeft hij aan zoiets als "Europa" voldoende, want daar hoefde ik hem nergens op weg te helpen. Hier is een prikje midden op het Afrikaanse continent in ieder geval de klepel die hij moet horen om de klok te vinden.
Geen Faith, die was thuis op de Technische School. Welcome, klonk het mat en van afstand. Er werd ook weinig met de mondhoeken gedaan.
Hoe het ging: merendeels goed, was haar antwoord, dus er moest iets ergs gebeurd zijn. Voorlopig liet ze niets los. Of ik father Waldemar wilde begroeten, wordt mij tot mijn opperste verbazing gevraagd.
Ik? Nee. Die man heeft mij zo lang niet gezien, die herkent mij niet eens. Hoe is het met je oogst?
Ziekte in de cassaves.
Voorlopig even niet doorvragen, besluit ik. Shaim en Japhet had ze niet meegekregen uit Butansi, want ze vonden het daar te gezellig, of ik er heen wou.
Ik wel.
Tijdens haar voorbereiding voor vertrek werd ik aan het jackfruit-sap met banaantjes gezet in haar zithokje. Een zwart-wit TV stond in een wandmeubeltje achter een glazen deurtje met slot te sneeuwen, het linoleum was vernieuwd.
Faith verschijnt in spijkerbroek, dito jasje, met een baseball pet van Ericsson Mobile Phones. Daaronderuit links en rechts lange haarplukken als wat Piet altijd noemt de "fluffies" aan de entongoole (een Kisoga harpje). Een geheel nieuwe verschijning. Er wordt niet gelachen. De stemming is hier duidelijk, voor zover onder tropische omstandigheden mogelijk, ver onder nul.
De motor op, de paden in.
Wie heeft de kinderen naar Butansi gebracht?
Me zus.
Ik besluit tot een strikvraag. Wanneer ben je er zelf voor het laatst geweest?
Een maand geleden.
Wie doet daar je gewasssen?
Ik doe daar niets meer. Ik leg het je later wel uit.
We kopen vlees en brood voor de familie en delen die even later onder grote vreugde uit.
Oma moet heel wat aan Faith kwijt. Ik krijg voortdurend vruchten aangeboden, waarvan sommige mij geheel onbekend zijn, zoals uit een hoge boom een soort peul met steenharde glimmende kastanjebruine pitten waar je het lichtbruine melige vruchtvlees vanaf moet sabbelen. Verder zit ik er voor Piet Snot bij, gelukkig zijn de kinderen en ik heel interessant voor elkaar. Er komt matoke met bonen los. Ik kom op zijn Ugandees aan de ene kant van de keukendeur terecht en de vrouwen aan de andere kant. Als het op is zegt Faith dat we kunnen gaan. Shaim wil mee en zet het op een gillen. Een zoon van zo'n vijftien begrijpt precies wat er aan de hand is, grijpt Shaim resoluut en voert hem gillend af. Ik trap de motor aan, trap hem in de één en geef gas. Ik heb met Shaim te doen en ik erger me. Net als bij Margaret: "het kind wil", maar op het eind blijkt het kind niet te willen doch moet wel blijven (zij het hier omdat het van Faith moet. Bij Margaret sluit ik die mogelijkheid uit, die wil Davies echt terug).
Wat gaan we nu doen?
Nou, jij wou nog naar mijn land, mij mag je in de stad afzetten.
Tsja, zo komt ze niet van me af. Of…? Als ik haar gewoon eens afzet en naar huis rijd? Ben ik toch mooi overal vanaf? Dat geld hoef ik toch niet terug en zoals het vandaag gaat…dit hoef ik zo al helemaal niet aan mijn fiets hebben hangen. Ik besluit eerst om direct naar de "stad" (meer een gat eigenlijk, dat Kamuli) te rijden en haar in een café de duimschroeven aan te draaien. Bij de weg aangekomen lijkt mij ineens een recreatieve wandeling langs de muren en het dak van het huis in spe over het land dat helaas schriftelijk en ten overstaan van de dorpsautoriteiten (de Local Committee 1) niet legaal genoeg gekocht is om het van de dorpsautoriteiten (diezelfde LC1) in gebruik te mogen nemen de ambiance bij uitstek om het onderwerp gewicht te geven.
Ik steek over en wij stijgen af onder de prachtige boom die haar voortuin in spe siert.
En ja, daar gaattie. De familie die vond dat hun dochter het recht niet had gehad de grond aan Faith te verkopen is niet, zoals Faith verwachtte met de prijs omlaag gegaan, maar, toen er ook nog een glimmend nieuw golfplaten dak op het huis van Faith was verschenen, omhoog van 200 naara 350 euro. Het werk op de geleende grond bij Butansi had 13 zakken maïs van 90 à 100 kg opgeleverd, groothandelswaarde 250 USH (18 cent) per kilo en 6 zakken bonen van 100 kg, groothandelswaarde 800 USH (54 cent), dat is samen een dikke 450 euro. De zoon van de familie van dat land, die haar zo goed had geholpen, die altijd te vertrouwen was geweest met geld voor loonarbeiders en andere zaken waar Faith niet zelf bij kon zijn, had de dag voor ze de zakken zou komen ophalen een auto laten voorrijden en tegen zijn familie gezegd dat hij het vast naar Faith zou brengen. Dat was het laatste dat zijn familie van hem gezien heeft. Hij is later nog in een dorp tussen Kamuli en Jinja gesignaleerd, Faith er heen, hij bleek daar toen een weekje geweest en weer verdwenen met onbekende bestemming. Met de waarde van bijvoorbeeld bijna een heel huis en de hele lening die ik Faith heb verstrekt. Een Local Committee die haar laat betalen voor het maken van een contract en het later zelf als ongeldig beoordeelt, de verkopende familie geheel vrij latende hoe verder te handelen, een familie die ziet dat ze klem zit want het huis staat er al bijna en de eisen opschroeft en dan nog even een Ugandese man, die, zo Ugandees en zo man als maar kan, zijn kans schoon ziet en daarvoor zelfs bereid is afscheid van zijn familie te nemen.
Mensen geef niets! Geen cent voor Afrika! Het komt binnen de kortste keren bij de grootste klootzakken terecht. Mensen bovendien die er niets anders mee doen dan er spullen voor kopen die bij ons worden gemaakt en die dan weer kapot laten gaan. Koop zelf iets leuks van dat geld, geef NIET, geef NIET, geef NIET. Afrika heeft ons niet nodig, Afrika heeft maar één vijand en dat is Afrika. Geven maakt het alleen maar erger in Afrika. Leren ze helemaal niet dat ze het zelf moeten doen. Leen ze ook niets! Schulden kwijtschelden: NIET DOEN. Ze kunnen het prima zelf. Beter dan wij. Slim zijn er ook genoeg. Afrika, als je daar niet zonder enige hulp steenrijk wordt je het nergens. Er zijn mensen zat daar die het zelf zouden kunnen, gewoon door hun verstand te gebruiken en keihard te werken. Mensen die welvaart kunnen creëren door landbouwoverschot te produceren en daar weer dingen van te gaan kopen die anderen aan het werk zetten. Wat heeft Faith niet al een mensen rond Kamuli aan kleine betaalde klusjes geholpen het afgelopen jaar! Graven, beton storten, een boom kappen, balken zagen, een dak timmeren, ontginnen. Daar begon het weer eens heel eventjes, in Kamuli. Dat wordt dus genadeloos afgestraft. Niet door domheid, maar door gewetenloze slimheid. Alles is er, in Afrika: intelligentie, spierkracht en een overvloedige natuur. Het is daar allemaal zelfs veel makkelijker dan bij ons. Wij hoeven echt geen medelijden met ze te hebben.
Ik hou haar even vast na haar droef verhaal maar dat hoeft ze niet. Wel zegt ze dat ze na de roof, eind november, eerst een tijd niemand heeft willen zien. Nu is ze in de war zegt ze. Ze weet het niet meer. Ik vertel haar nu, mosterd na de maaltijd, dat ze mijn oorspronkelijke schema had moeten volgen: een schuur voor gereedschap en dan eerst het land bebouwen en pas met dat geld een huis gaan bouwen. Ja, dat ziet ze nu ook wel.
Wat ben ik er toch al ongelooflijk vaak in mijn leven niet in geslaagd op een cruciaal moment mensen te overtuigen. Hoe doen anderen dat? Geven waarschijnlijk gewoon bevelen. Nu is de keus, zeg ik, ander land te kopen en dit huis in aanbouw te verkopen, of toch fors bijbetalen voor het betwiste land hier. Tussen die twee afgewogen is 200 euro nog geen slechte prijs. Ze wil alleen later meer land, want het is niet genoeg. Nou ja, 200 euro is grof gezegd een kwart jaaromzet, reken ik uit. Ik loop eens onder de boom uit om mijn GPS vrij zicht op zijn satellieten te geven. N 00o55`15.6 E 33o06`46.5. Ja, dit is een hobby die ik niet weg moet doen, denk ik. Zo'n meisje tegen de verdrukking in een valse voorsprong tegen de overmacht van boeven, schorem en uitschot te geven door haar stiekem te spekken. Wat kost het mij nou. Ndi Musoga! Nu gaan we ook geld gebruiken om terug te zieken: ik wil nu eerst wel eens horen wat volgens Ugandese advocaten nog uit haar oude koopcontract te peuren is. Want nu hebben ze me vals. Ik besteed net zo gemakkelijk duizend euro om die egoïstische klootzakken die 200 euro door de neus te boren. En en passant begeef ik mij aldus, zo komt het mij toch werkelijk voor, op deze wijze rechtstreeks in het wezen van het Afrikaanse denken, de reden dat hier niets van de grond komt. Want dit zootje boeven, schorem en uitschot zit niet in een achterbuurt, dit zijn de mannen die de lokale regeringscommissies vullen, de mannen van ons kent ons, de mannen in wiens zak iets moet vallen als je in Kamuli iets wilt, de mannen die er voor zorgen dat het nooit iets zal worden in Kamuli. En vergeet niet, die advocaat, waar ik nu naar toe ga, die hoort er ook bij, want dat tuig wordt niets liever dan advocaat. En een beloning op het hoofd van die dief. Het geld is toch weg. Het hoofd wil ik. Het schorem komt het me voor vijfenveertig piek brengen. In een zwarte plastic boodschappentas. De rest aan de krokodillen.
Hoe heet de dief? vraag ik.
Charles Taliawandha.
Ik laat haar de naam precies voor me opschrijven.

Jinja Parish House, donderdag 30 december 1999

Als ik wakker word blijkt mijn hoofd bezig met een aantal eigenaardigheden bij aankomst bij Faith: dat de conciërge eerst ging kijken of ze er was en mij ondanks mijn aanbod zelf wel even te kijken bij het hek liet staan. Dat hij terugkwam en zei "you are welcome". Dat Faith daar vervolgens terwijl ik haar compound op reed de was ophing. Die conciërge weet natuurlijk dat ze er is. Die meent dat Faith beter niet door mij verrast kan worden. En Faith is normaal al lang opgehouden met was ophangen als ze zojuist van de conciërge heeft gehoord dat ik er aan kom. Is ze er, integendeel, net aan begonnen, als speciaal voor mij bedachte pose? Kan allemaal wel, kan allemaal niet. Aan het eind van de dag drinkt ze de gebruikelijke soda in het café liever niet buiten op het terras maar binnen. Het gaat er op lijken dat ik anderen nodig zal hebben om in Kamuli wat cross checks te doen. Patrick Kaluba, assistent van Piet Korse op het Cultural Research Centre Jinja, heb ik daar zien rijden. Die zullen we eens wat vragen.
Is het eigenlijk wel zo interessant precies te weten wie er hoe en op welk punt in Kamuli in de boot genomen wordt door wie? Ken ik het liedje niet langzamerhand? Als ik gewetenloze domkoppen wil leren aftroeven die ietsje slimmer proberen te zijn dan andere gewetenloze domkoppen kan ik beter in Nederland oefenen. Daar heb je er ook zat en verdien je er meer mee. Enfin, het kost hier ook minder. Voor een paar tientjes is Kaluba mijn privé detective, al zal hij het, mocht hij ontdekken dat aan de andere kant ook geld zit, niet laten ook daar wat informatie te verkopen. Een kopie van die onvoldoende legale LC1-grondacte wil ik vandaag nog hebben, maar ook in Kamuli wordt het tijd voor afronding. Wij weten genoeg om te weten dat wij hier geen missie hebben.
Enfin, naar Kamuli. Tandenpoetsen, kleren wassen en kamer vegen doen we wel als dit vanavond hopelijk op een duidelijk punt is vastgeprikt.

Jinja Parish House, donderdag 30 december 1999, avond.

Ik ben weer terug uit Kamuli in Jinja. Ik heb het koud van het motorrijden. Ik zie niet hoe ik nu iets opgeschreven krijg. Ik heb geen toegang tot mijn eigen hoofd.

Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999

Als ik wakker word is het nog niet veel beter. De meeste mensen verzwakken als ze een depressie krijgen. Ze vinden alles best en hebben nergens meer een mening over. Ze doen alles wat een ander ze zegt. Zo niet Faith. Haar kracht blijft en heeft een krachtig negatief effect op mij dat voorlopig nog niet is uitgewerkt. Ik liep er bij haar gisteren weer als Piet Snot bij, ze wil nergens over praten, als ze een vraag beantwoordt is het kort, op een toon van denk-maar-niet-dat-jij-er-nog-iets-aan-kunt-doen en doet me zelfs twijfelen of ze het niet verdraait om verdere vragen af te sluiten. Eerst bijvoorbeeld had ze de ouders van de dief onder druk gezet en naar de politie gesleept -dat héb ik al gedaan Bert-, maar even later waren het goede en onkreukbare mensen die haar met gebruik van eigen geld zouden hebben geholpen bij pogingen de dief op te sporen -daar is verder niets te doen Bert-. Faith heeft in depressie de kracht om mijn hoofd voor mijzelf af te sluiten. Ik kom er niet doorheen, bij haar niet, bij mezelf niet. Zelfs nu ik thuis voor dit dagboek probeer te reconstrueren hoe en wat er gezegd en gebeurd is gisteren, kom ik in mijn hoofd voor een deur te staan zo dik als de deur die Faith voor haar huis had gepland, nog niet door twintig geweerkolven in te beuken. Achter die deur moet ik zijn, maar ik kom er niet in.
Het beste dat ik kan doen is opschrijven wat ik mij wél herinner.
Ik begin maar gewoon: ik ben te laat bij het afgesproken café. Ze is er nog. Binnen, weer. Ik vertel dat we het grondcontract nodig hebben.
We moeten eerst naar Frida vindt ze. Bij de afslag van de asfaltweg kopen we 3 kg vlees voor vier euro. Frida is thuis. Met een stuk of drie dochters en dito zonen. De oudste dochter Agnes heeft net haar Master’s Degree Public Administration gedaan. Allemaal van het land van haar moeder betaald. Wil nu op een kantoor werken. Weer iemand verloren voor Uganda. Ik kom in de zitkamer terecht met Frida en Faith gaat met Agnes op de binnenplaats zitten. Zo zal het blijven tot we weer weggaan. Op een gegeven moment denk ik dat het moment gekomen is om weer eens te gaan, hetgeen ik voorzichtig aan Faith ga vragen. Het gesprek tussen Faith en Agnes lijkt geanimeerd te verlopen. Ik voel me daar niet welkom. Dat lijkt op gisteren in Butansi, waar je ook geen diepe gaten in haar ogen ziet als ik niet in de buurt ben. Ik hoor bij het verkeerde verhaal in haar leven. Het verhaal waarvoor ze zich afsluit. We kunnen trouwens niet weg, wijst ze naar de keuken. Die rookt onder het dak uit en door de ramen: er is een lunch in aantocht.
Ik druip weer af naar Frida.
O, ja, eerder al, op de heenweg naar Frida vraag ik Faith of ze Frida van de diefstal verteld heeft.
Dat weet Faith niet meer! Zegt ze. Misschien bedoelt ze wel: hou je kop en bemoei je er niet mee.
Toch ga ik door: Frida weet veel, zeg ik, we kunnen het er misschien wel eens met haar over hebben, ze is een hele goede adviseur.
Faith beaamt het knorrig.
Even tussendoor, lezer! Merk je wel dat ik het er uit krijg? Gewoon beginnen, toch altijd een goede raad. Ben ik toch al schrijvend zowaar mijn eigen placebo geworden! Het komt er uit, niet in de goede tijdvolgorde, maar dat maakt niet uit.
Als ik met Frida alleen ben blijkt haar ziekte, waarover ik me zorgen maakte omdat Faith er de vorige keer nogal somber over deed, erg mee is gevallen: anderhalve week malaria. Nou, dan ben je wel even ver weg en nog wat weekjes moe, maar daarna ben je weer de oude. Dat was wel net in de tijd geweest dat je de maïs goed moet wieden. Die was dus flink mislukt, schade circa veertig euro. Te weten voor één kind schoolgeld. Had ze haar varkentjes voor moeten verkopen. Nu had ze geen geld voor vier nieuwe biggetjes à zeven euro, waarmee ze weer wat extra zou kunnen verdienen. Vlak voor kerst, in de dure tijd was wel, zie ik, een kuttig wereldontvangertje gekocht voor twintig euro, wat in de normale tijd dertig was geweest, dus dat had toch al weer een biggetje opgeleverd, denk ik dan en zonder radio nog twee en die vierde was dan toch ook nog wel ergens vandaan gekomen. Prioriteiten. Toch branden die honderden euro's mij flink, daar onder mijn broekband.
Nee Bert, vermaan ik mijzelf in stilte, dit is een biotoop waar je alleen ingrijpt als er echt iets omvalt. Het levenswerk van Frida: alle zes kinderen op school, alle schoolgeld betaald, elke dag goed eten en nabibberend van de malaria weer gauw naar de mais, verliest haar betekenis in het licht van mijn geldtasje. Dus dat hoort hier niet en blijft daar tot er honger is of geen geld voor onmisbare medicijnen.
Gisteren vroeg ik mij dat ook al af: drie kilo vlees, daar doen ze een week mee. Hoe blijft dat goed? Het vlees blijkt elke ochtend even te worden verhit, in jus of op de houtskool.
Heeft Faith je verteld dat ze bestolen is?
Nee, zegt Frida.
Nou, ze is bestolen.
De laatste week?
Het lijkt erop dat ze Faith onlangs heeft gesproken zonder dat het onderwerp is aangesneden.
Nee, eind november. Meer vertel ik niet, zeg ik, want ik vind dat je niet andermans verhalen moet vertellen. Iedereen vertelt zijn eigen verhalen, zo hoort dat.
Daar is Frida het gloeiend me eens. Roddel en achterklap, het ergste wat er is.
Had je medicijnen voor de malaria, vraag ik.
Ja, ze had pillen, geen chloroquine, want daar had ze last van haar ogen door gekregen, dat is nooit meer weggegaan, trouwens waar is ze bestolen?
In Butansi .
Ze moet het zelf maar vertellen.
Frida loopt de kamer uit.
Als ze een tijd later weer terugkomt heeft ze bijna niets méér los gekregen dan ik al had verteld. Ik besluit nu de rest te vertellen. Ook dat ze zich zo afgesloten heeft. Dat had ik niet hoeven doen want Frida heeft haar ogen ook niet in haar zak.
Ze is er heel slecht aan toe, zegt Frida, ze wil huilen. Maar ze kan het niet.
Je moet proberen zo veel mogelijk met haar te praten, zeg ik.
Dat zal Frida doen. Maar daar op de Polytechnic, zegt ze, is de leiding bot. Als je daar komt begint father Waldemar Faith op ruwe wijze vol te stoppen met opdrachten. De laatste keer dat ze Faith melk kwam brengen had Frida niets anders kunnen doen dan naar de keuken van Faith gaan en daar de melk in de ketel te gieten. Ze had Faith niet eens te zien gekregen. Dat is een hele botte man, zegt Frida nog eens na een korte stilte, kijkend naar haar handen die een kleedje aan het haken zijn.[plaatje: frida haakt.jpg]

Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 12:00 uur.

Ik zou vandaag naar de tovenaar, maar ik ga niet.
Ik doe even rustig aan, want het verhaal van Faith dat ik nu opschrijf heeft nog allerlei kanten die goed uitgelegd moeten worden, voor de lezer en niet te vergeten voor mijzelf. Eerst moet ik weer wat moed verzamelen. Tenslotte, meldt de New Vision, heeft het parlement ook gistermiddag besloten dat vandaag een vrije dag is. Net op tijd om het in de krant te krijgen. De beslissing had niet eerder genomen kunnen worden wegens afwezigheid van een der verantwoordelijke ministers, jawel, meervoud. Ja, dat moest ook haast wel, één Ministerie voor Vrije Tijd is in een land als dit verregaand onvoldoende. Ik ga naar de Small Bakery want daar heb ik nog een koffie met chocoladecake tegoed wegens in de ogen van Miss Small overbetaling van sunblock. Kan ik meteen daar aan de overkant mijn fruit bijvullen, die werken daar ook. Want àls je dan een zaak hebt ben je in Uganda ook altijd open.

Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 14:00

Bij de Small Bakery staat het "dochtertje" des huizes, pikzwarte Annie van vijf, met twee knoetjes voorzien van gele olifantjes met paarse oren, symbolisch mee te vegen op een sloopauto die iemand aan het wassen is. Kennelijk rijdt hij nog. Annie kijkt mij aan en…loopt mee naar binnen. Ben ik me daar ineens weer interessant! Volgens de Small mevrouw en het Small meisje was er een rekenfout gemaakt de vorige keer. Iets met twee piek of zo. Ik kon het niet volgen. Het kon me ook niet schelen. Heel Afrikaans, zo'n gesprekje over een rekenfout de vorige keer. Dat wordt dus geen gratis koffie met chocoladecake, maar toch echt wel koffie met chocoladecake.
In een British Air blad van juli staat een advertentie van iets dat ik al lang uitgevonden wenste te zien: een PC notebook met ingebouwd oculair voor digitale foto en video, niet wegschrijvend op een bandje, maar rechtstreeks op de hard disk. Als er nou ook nog een goede geluidskaart in zit dan heb je notebook, fototoestel, videocamera en minidisk recorder in één, voor €2250,-. Mijn huidige notebook is nog zeker €1350,- waard, de digitale camera  €450,-, minidisk recorder €180,-, kan allemaal verkocht, heb ik voor €270,- ook nog een Digitale Video Camera erin, alles in één. Met aansluiting op mobile voor internet en e-mail. Nooit meer up- en downloaden, nooit meer bandloopproblemen. Ik hoop dat het goed werkt, maar SONY, dat zijn Japanners en niet zomaar Japanners, dus nu wil ik toch graag snel naar huis om het ding te proberen. Ach jee, nog 17 dagen.
Kleine Annie vraagt hoe ik heet.
Bert.
Nee!, zegt ze. Ze kan haar naam schrijven. A-N-N-I-E.
Kan ze mijn naam schrijven?
Nee!.
Ik schrijf: B-E-R-T. Kan ze dat lezen? [plaatje: annie schrijft.jpg]
Nee!
O, dit is duidelijk de nieuwste sport. Nee zeggen. Wat staat daar? Wijzend naar haar eigen schrijfsel.
Annie! Dus je kunt wel lezen!
Nee!
Ja!
Nee!
Enz.
Ik schrijf I-E-N-N-A. Kun je dit lezen?
It's wrong! Krijg ik bestraffend te horen. Het ijs is duidelijk gebroken. Zij tekent alles, vis, pot, kop, bril en ik schrijf dan de namen erbij, een mooie taakverdeling. Voor mijn werk is verder geen belangstelling, zodra ik de naam geschreven heb kunnen we meteen naar het volgende. Zo wordt het moeilijker: wat die "Tellar" is weet ik niet, mammie legt uit dat het een "tele" (TV) is. Vooral het met grote overtuiging getrokken diagonale kruis over wat nu het scherm blijkt te zijn had mij op het verkeerde been gezet. Dat je ook M'men hebt laat ze mij zien door haar naam voor de variatie eens als A-M-M-I-E te schrijven.
Ik spreek het uit en schrijf er gauw nog een M voor: MAMMIE. Wat staat daar?
It's wrong!
Dat is voor mij het sein wat te gaan lezen. Ze haalt haar snoep op en een beker water en komt er bij zitten met schommelende beentjes. Als ik om iets lach wat ik lees moet ik uitleggen waarom.
Wat is dit?
Een computer. Die wil ik.
Koop hem dan.
Ik heb geen geld. Heb jij geld?
Wij hebben geld, hier achter.
Geef mij.
Nee.
I want money.
You don't.
Annie gimme money.
I don't.
Etc.
Dit proberen we in allerlei ritmes uit.
Ik: Annie gimme money, zij: I don't. [plaatje: annie zingt.jpg].
Daarbij gaat ze swingend dromerig het raam uit kijken. Ook ik blijk dit op de automaat te kunnen zetten en er gewoon de krant bij te kunnen lezen. Heel genoeglijk.
Ik wil betalen.
Ik mag er niet uit, vindt Annie.
Ook niet als ik beloof dat ik terugkom?
Dan wel.
Inmiddels heb ik, omdat het toch al niet meer gratis is, een tweede stuk chocoladecake gegeten. Ik moet betalen. Er komt een briefje aan te pas. Optellen aftrekken vermenigvuldigen delen….13 cent. Had ik dan zonder die tweede cake geld toe gekregen? Nou ja, volgende keer zal er wel opnieuw een rekenfout blijken te zijn gemaakt. Tijdens het afrekenen zit Annie al op mijn rug en blijken we, als ik er op ga letten, nog steeds op zachte toon "Annie gimme money, I don't" te doen.
Ik vraag haar of ze mee gaat op de motor.
Nee, ze blijft.
Van mijn wisselgeld krijgt ze 100 USH, 7 cent, als reeds verhaald het monetaire equivalent van het ei in Uganda. Thuis zet ik Annie, onder moederdwang haar bord leegetende gefotografeerd terwijl zij kijkt naar de vriendinnetjes die al buiten spelen, als achtergrond op mijn desktop. Ze krijgt mooie glimmende iconen als oorbellen. [plaatje: annie desktop.jpg]
Zo. De deuren staat weer helemaal open. Thank you Annie. Annie zou eens moeten weten wat je voor zoiets zou willen betalen. Een ei. En twee mooie virtuele oorbellen. Nou ja, misschien kan ik ook nog ooit eens iets voor haar doen voor een ei en twee virtuele oorbellen. Annie gimme money.
I don't.

Goed. Terug naar het moment dat Faith en ik bij Frida aankomen. Frida trekt gauw haar mooie jurk aan. Faith zit op een leunstoel onderuit voor zich uit te staren. Ze wordt ook weer snel dikker valt mij nu op. "Alles gaat altijd mis in mijn leven", zegt ze voor zich uit starend. En ik heb gewerkt, zo ontzettend hard gewerkt. Al mijn hoop zat in die oogst." Als ik met Frida alleen ben legt ze me ook de werking der openbare beslissing uit: de Local Committee 1 (LC 1) gaat over een dorpje, buurtschap, zo'n 50 tot 100 families. Leden worden verkozen doordat de kiesgerechtigden zich op de dag des oordeels in een rij achter "hun" kandidaat opstellen. Dat is dus vreselijk als je achterban tegenvalt. Het lidmaatschap is toch aantrekkelijk genoeg en anders krijg je geknoei, zal Museveni indertijd hebben bedacht. Er wordt veel gelachen om kandidaten met korte rijtjes, de krant maakt daar graag foto’s van. Het is vooral geinig een hond te trainen aan te sluiten. Je krijgt natuurlijk in ieder geval je eigen vrouw mee, tenminste als je lichamelijk sterker bent dan zij, hoewel…er was ook eens ergens een vrouw die niet achter haar man ging staan en riep: stem niet op hem, hij slaat mij!
Je moet niet kunnen lezen of schrijven, want dat is verdacht, zegt Frida, dan weren ze je. Leden zijn er vooral op uit zelf munt te slaan uit de zaken die de LC 1 behandelt: contracten, geschillen, inzamelingen voor gezamenlijke doelen. Zo heeft Faith nu land gekocht van een dochter wiens ouders nu stellen geen toestemming te hebben gegeven. Allemaal in hetzelfde buurtschap, iedereen heeft werkelijk alle tijd om iedereen dagelijks op de hoogte van de laatste roddels, de geheimen en de kleinste wissewasjes, want niemand werkt, zeker de mannen niet, geloof jij dat ze het niet wisten? Die stelling was jaren niet betrokken. Kwam pas toen Faith bouwopdrachten ging geven. Ha! Er is geld! "Milking", noemt Frida dat. En hoe mooier Faiths huis er uit gaat zien, hoe hoger het extra bedrag dat ze willen.
En de LC 1? Die had het contract toch gelegaliseerd?
Ja, dat wel, maar iedereen weet waar het geld zit: bij Faith. En daar willen we allemaal wat van. En Faith heeft zich klem gezet door te snel met dat huis te beginnen. Want wat kun je doen? Het huis weer afbreken?
Ander voorbeeld: de LC1 kun je vragen een dief/schuldenaar als Charles Taliawandha op te sporen. Dan vragen ze je eerst vijfendertig euro (een fortuin, voor een normaal mens onbetaalbaar). Ze vragen je nauwkeurig hoeveel Charles Taliawandha precies gestolen heeft. Dan zoeken ze Charles Taliawandha, troggelen hem zo veel mogelijk zwijggeld af en je hoort nooit meer iets. LC 1's van één "parish" zijn verenigd in LC2's. (LC 2's van één Sub-county in een LC 3. Zo heb je LC 4 en LC 5 en daarboven het parlement.) De LC's heten ook "courts", dus bestuur en rechtspraak zijn in handen van precies hetzelfde zootje ongeregeld.
Kort samengevat: wat rechtsbescherming betreft zijn deze LC's, volstrekt, maar dan ook volstrekt nutteloos. Sterker nog: hoe minder zichtbaar je voor die lui bent, hoe beter het is. En daar heeft Faith haar eerste fout gemaakt. De tweede fout, die met de dief, kan ik nog niet inschatten. Hij schijnt eerlijk te zijn geweest met werk en met geld. Het is zoiets als een hond die van een gewoon worstje af kan blijven als je even de kamer uit moet. Maar dat kost moeite. Er is een grens. Leg je een grote worst neer en ga je dan lang en ver weg dan begint er steeds meer water in de mond te lopen. Op een gegeven moment kan hij zich niet meer beheersen. Een baas zal zichzelf de schuld geven: de hond heeft zijn uiterste best gedaan, hij, de baas, heeft de lat te hoog gelegd. Dit was te veel gevraagd aan de hond. Deze worst was gewoon te groot voor hem.
Kun je dat voorzien? Ik had daar nooit zo'n oogst onbewaakt laten liggen, maar dat zegt niets, ik moet helemaal aan de veilige kant blijven omdat ik het niet kan inschatten. Als het verhaal van Faith over zijn vlucht klopt, als…., dan betaalt hij een hogere prijs dan hem misschien later lief zal zijn. Die afwegingen zijn slecht te maken voor iemand met een traditioneel Afrikaanse tijdhorizon. Zoals hij nooit op het idee zou zijn gekomen zo hard te gaan werken als Faith deed om na zes maanden 450 euro te hebben, gewoon omdat "zes maanden later" zijn tijdsbewustzijn verre te boven gaat, zo komt hij nu niet op het idee dat zijn geld over zes maanden op is en de weg terug naar zijn familie afgesneden. Frida heeft een vergelijkbaar drama meegemaakt: een door haar benoemd zetbaasje uit de buurt ging er met haar binnengehaalde en al verpakte maïsoogst vandoor (het moet namelijk wel echt helemaal klaar liggen, stelen mag natuurlijk niet op werken gaan lijken). De schade was van vergelijkbare aard. Ze vond de jongen terug, gewoon bij zijn moeder. Ziek. Het geld was op. Het waren mooie feesten geweest. Nu was hij ziek. En hij had dringend geld nodig voor medicijnen. Of Frida hem niet kon helpen.
Kun je dat begrijpen? Zegt Frida hoofdschuddend. Ik zei, besef je niet wat je mij aangedaan hebt, hoe kun je denken dat ik je nog ga helpen?. Een rechtzaak was ze niet begonnen, want er was geen geld meer en het zou er nooit meer komen ook.
De helers zeggen ook niets. Allemaal mensen uit de buurt. De village. Dus uit die fraaie African community waarover ik al die mooie dingen geschreven heb.
Ik vraag wat Frida zelf denkt over die jongen. Of zij zelf begrijpt hoe hij op het idee komt haar zelfs na haar bestolen te hebben nog om hulp te vragen.
Frida begrijpt eerst mijn vraag niet.
Als ik wat mogelijke antwoorden geef, opper dat hij bijvoorbeeld kan denken dat het al zo lang geleden is dat het niet meer telt, zegt ze: hij heeft geen idee van geld. In zijn ogen ben ik onmetelijk rijk en hij kan het zich niet voorstellen dat ik lang boos blijf omdat mij die maïs is afgestolen. Ik heb immers nog zo veel.
Frida! Onmetelijk rijk! In de ogen van de buren! Ik verlies mijn evenwicht bijkans.
Milking, noemt Frida het. Als iemand iets heeft komt een proces van milking op gang: je LC 1 gaat moeilijk doen, je papieren zijn niet in orde, buren hebben ineens een grondgeschil met je, de LC 1 stelt hen in het gelijk, er wordt gestolen, de LC 1 gaat tegen betaling zoeken maar kan de dief absoluut nergens vinden. Milking. Je bloedt tot het op is en iedereen weer arm is.
Mensen zien alleen wat er is. Want ze begrijpen niet dat er hard voor gewerkt is om iets tot stand te brengen. en ze begrijpen niet dat er de volgende keer weer hard voor gewerkt moet worden. Het is er. En waar iets is komt iedereen aangerend. En dan willen ze er wat van hebben. Voor niets.
Zelf woonde ze vroeger met haar man in de stad en ze repareerde elektrische huishoudelijke apparatuur. Onder Amin waren ze hier naartoe gevlucht, en hadden dit huis gebouwd. Met haar elektra-kennis had ze nog eens geprobeerd wat te verdienen met reparatie hier in de buurt, in Kamuli. Maar dat levert vreselijk gesteggel over de prijs op. De mensen in Busoga begrijpen niet dat het repareren tijd kost en dat je daar van moet leven. Bij sommige andere stammen, zoals bij de Banyankore en de Baganda hebben ambachten meer waardering. Frida had wijselijk haar reparatiezaakje opgedoekt en zich weer teruggetrokken op haar boerderijtje.
Nou, dat is dan duidelijk. Charles Taliawandha moeten we opgeven, opsporing kost geld en brengt zeker geen Charles Taliawandha. Je kunt een prijs op zijn hoofd zetten en hem bekend laten maken dat die prijs er weer af gaat als hij betaalt. Maar het geld is nu ik het zeg al een heel eind op, hij heeft geen keus meer want hij is zelfs te dom en kortzichtig om te weten hoe hij nog een tweede keer in zijn leven zoveel geld zou moeten stelen om van de regen in de drup te komen en een korte termijn denker denkt: ach mijn moordenaars vinden mij misschien wel niet, althans niet vandaag….. Dan moet je hem dus echt laten vermoorden want als ze hier merken dat je geen B zegt gaat de milking keihard door. Moord is weliswaar spotgoedkoop, maar zinloos, zolang je tenminste nog niet de fout hebt gemaakt ermee te gaan dreigen.
Piet Korse vertelde van een plundering in Kinshasa. Toen de zon weer opging stond er op de muur van de winkel: "merci pour la fête".
Het Ugandese katholieke aartsbisdom heeft sinds kort een eigen advocaat, in een poging aan het voortdurende milking van huuradvocaten te ontkomen. Het zal me benieuwen.
Faith moet dat land opnieuw kopen, raadt Frida aan. Dat is het beste.
Ik vraag het me af. Ze verzinnen wel weer een nieuw obstakel. Zelf moet ik, dat wordt nu zonneklaar, even geen geld geven. Want wat er niet in zit kan er niet uitgemolken worden. Ik denk dat ze beter de muren, de dakconstructie en de golfplaten kan opbergen, haar geld voor het land terugvragen en elders iets gaan zoeken. Of een taxatie afdwingen in plaats van een nieuwe vrije onderhandeling. Immers die familie zat ook fout.
Ik kan eigenlijk niets doen. Eerst was ze eigenwijs door met het huis te beginnen en nu wil ze helemaal niets meer beginnen, zo lijkt het. En ze zit op zijn zachtst gezegd niet te springen om mijn bemoeienis. Mijn bruggehoofd zelf in Kamuli is wrak geworden. De muur die ze om zich heeft staan vervult mij beurtelings met medelijden en met de ergernis van de miskende ridder. Ik loop er voor joker bij en word afgehouden, zo niet om de tuin geleid of zelfs tactisch belogen.
Op weg naar huis stuurt ze me langs het kortste pad naar de grote weg. Een kruispunt dat verder van Kamuli ligt dan onze afslag op de heenweg.
Ga je van hier naar huis? Vraagt ze hoopvol.
Nee, stel ik haar teleur, ik breng je wel even. Het is kwart voor zes. Hoe laat begint je vrouwengroepje?
Half zes, maar dat geeft niet, ze komen toch te laat. Dan kunnen we even naar je huis om dat koopcontract van de grond te halen.
O, nee, dat kan beslist niet: er is maar één sleutel, die hebben de anderen en die zijn zeker weg. Hoeven we zeker niet te proberen. Nee, zeker niet. Ze stuurt het wel op.
Er is duidelijk iets dat ik niet mag weten. Heeft ze een vriend en denkt ze dat ik dat erg vind? Of heeft ze helemaal geen contract. Of ze moet er even aan knoeien voor ik het mag zien. Of…het belangrijkste is dat het zaakje duidelijk niet meer te vertrouwen is. Frida had me -toen ik inmiddels had gehoord dat je weinig kans hebt als LC 1 kandidaat als je kunt lezen - al verteld dat het contract in Lusoga is, dus dat wordt een mooi karweitje voor het Cultural Research Centre: hoe koop ik land als Musoga?
Aankomst in Kamuli. Of ik daar onder die boom wil stoppen. Kan ze tussen die huizen door. Daarachter is de vergadering van har vrouwenclubje. Zonder haar aan te kijken druk ik haar nog negen piek in de hand. Een klein fortuin (een semester schoolgeld voor een kind). Dank je wel. Een plichtmatige glimlach en een hand. Doordat ik niet meteen Kamuli uitrijd, ik ga eerst tanken, zie ik haar eerst in de aangekondigde richting lopen. Even later blijft ze besluiteloos staan. Die is flink van het padje en doet verwoede pogingen mij er ook af te krijgen.
Vol gas naar Jinja.

Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 Half vier.

Nou ja zeg! Is het dus toch gelukt zo'n beetje alles op te schrijven. Dank zij Annie gimme money. I don't. Ze zou eens moeten weten. Nog iets: het viel mij dus op dat ze flink dik wordt, die Faith. Dat word je toch meestal niet van de zorgen. Hoewel ze vroeger keivet is geweest, zei ze en middels sport en dieet is afgevallen. Dus wat zou het zijn: eet- en sportdiscipline weg, of zwanger?

Jinja Parish House, vrijdag 31 december 1999 avond

Ik ben de laatste uren van de laatste zon van het millennium bij de Sailing Club gaan zitten. Kon het niet laten hem daar ondergaande te vereeuwigen. [plaatje: millennium ondergang.jpg]
Het water op de foto is bezig de baai in, naar de bron van de Nijl te stromen. Wanneer zal het Alexandrië hebben bereikt?
Het blijft toch verbazen, die Afrikaanse tijdshorizon: "Happy millennium" hoor ik nu links en rechts zeggen. Een gelukkige duizend jaar? Zo oud werd Noach niet eens!
Ik moet eigenlijk naar de diviner, maar dat vergt een nieuwe concentratie, omschakeling, voor vanmiddag was dat te veel.
Ik lees de krant. Van wat Faith meemaakt staat de krant vol sinds ik hem bij mijn eerste verblijf hier voor de eerste keer kocht. Op kleine en grote schaal. Dan lees je dat. De harde realiteit dringt niet je door, het is allemaal zo kinderlijk dat je voortdurend in de lach schiet. Je hoofd wil er niet aan dat het allemaal echt is. Dat dat de normale gang van zaken is in Afrika. Ik herhaal: de normale gang van zaken. Net als toen ik voor het eerst hier huizen zag. Ik dacht niet echt letterlijk dat dit maar schuurtjes aan de weg waren en dat hun echte huizen wel ergens achter zouden staan, maar mijn hoofd probeerde zich er in eerste instantie vagelijk op die manier uit te redden, herinner ik mij. Toen ze die fietsendief die voorbij kwam sjezen een eindje verderop lynchten kon ik dat gelukkig net niet zien. Daar ben je op zo’n moment dankbaar voor. Aan de andere kant doe je jezelf daar ook weer geen dienst mee. Het is net zoiets als biefstuk eten zolang een ander die koe slacht.
Het is een ver-genoeg-van-je-bed-houden, zo van: ach die journalisten concentreren deze ellende in de krant en dikken het daar nog wat verder aan. Met de krant heb ik het langer volgehouden dan met de dingen die ik zelf kon zien. Neem nu dit: de voorzitter van de clanhoofden der Baganda heeft in een oudejaarstoespraak het veelvuldig voorkomen ("the high rate") van obsceniteit en immoraliteit onder de Baganda gelaakt. Hij laakte barbaarse handelingen als homoseksualiteit, verkrachting, aanranding, incest en het offeren van kinderen. Zulks vanaf een preekstoel. Dat lees je dan en je denkt, zo’n man heeft ook een vijand nodig, hij zal wel wat overdrijven.
Dezelfde krant meldt dat de bisschop van Mukono de inwoners van Mukono heeft "geadviseerd" af te zien van het plegen van gruweldaden zoals verkrachting, aanranding en rituele moord. Met de homoseksualiteit valt het in Mukono kenelijk mee, of deze gruweldaad is zo ernstig dat de bisschop haar naam niet over de lippen kan krijgen. Beide oude wijzen noemen toch duidelijk de rituele moord als een centraal probleem. Dan kan het dus niet om incidenten gaan. Een paar dagen later mag de krantenlezer aan een foto van een onthoofd kleutertje vergapen. [plaatje: beheaded girl.jpg]
En wij maar melkpoeder sturen.
Wat milking in het algemeen betreft, verhalen daarover vullen zonder enige twijfel iedere dag het grootste deel van iedere krant. Dat is altijd zo geweest, maar nu is mijn ruit gebroken en waait het met volle kracht bij mij binnen. Mbarara district moet € 20000 betalen, een fortuin. Want men heeft deputy chief administrative officer Fred Bukeni eruit willen werken en dat is mislukt. Vonnis: Fred Bukeni moet blijven en Mbarara district moet de proceskosten van € 20000 betalen. Nu is er ruzie onder de verliezers: de voorzitter van de financiële commissie zegt dat nooit besloten is tot de rechtszaak. En dat geld kan er alleen komen als goedgekeurde projecten worden afgelast. Dus dat kost bijvoorbeeld een nieuw stuk weg of elektriciteitsleiding. Hoe kan dit nu gekomen zijn? Bijvoorbeeld: Fred neemt een advocaat, dus Mbarara district ook. Die advocaten hebben samen op Makerere gestudeerd. De rechter ook. Fred heeft natuurlijk geen geld van betekenis. Mbarara wel. Dus besluit men dat Fred zal gaan winnen en dat het heel duur gaat worden. Fred, de twee advocaten en de rechter verdelen de poet en vullen de zakken. Zo'n beetje de tactiek van de Wilde met Olga dus. En die wegen en die elektriciteit? Ach, het nieuwe millennium is toch lang genoeg…happy millennium.
Milking. Zo doe je dat. En op de Makerere universiteit heb je daar opleidingen voor. Iedereen wil hier rechten studeren. Dat is de meest populaire opleiding. Je hebt overal een aantal gratis en verder zelf betaalde studieplaatsen. Het aantal gratis studieplaatsen is in de rechtenstudie relatief het laagst. De algemene gedachte is dat rechters en advocaten altijd in de buurt van een "buit" staan en dat je daar dan je "deel" van in de wacht kunt slepen. Puur met slim zijn, zonder te hoeven werken!
Milking. Negers mooie pakken, aktetassen, glimmende schoenen en een bril met nulglazen omdat ze geen oogafwijking hebben. Ze tijden in peperdure Mitshubishi Pajero's betaald van Europees ontwikkelingsgeld. Milking kost weinig moeite en tijd. De rest van de dag lees je op je gemak de krant.
Milking bestond al vóór je rechters en advocaten had: Karen Blixen verhaalt in Out of Africa wat er traditioneel gebeurt bij de Gikuyus als er bijvoorbeeld schade ontstaat door onbedoeld toedoen van iemands zoon. Dit speelt in 1930, de Gikuyus hebben nog hun traditionele recht en lopen nog in hun blote kont. De ouderlingen komen bijeen in een zogenaamde kiyama om de zaak te regelen. Dat is een edele taak, waarvoor partijen letterlijk het gelag betalen: kippen, geiten, melk en tal van zaken die de inwendige mens versterken en rijpen tot een weloverwogen oordeel dienen dagelijks in ruime hoeveelheden te worden aangevoerd. En reken maar dat men er niet zomaar uit is, want dit is, net als het vorige en het volgende, een zeer lastig probleem. Dat de rijkste der partijen het meest aantrekkelijk is als verliespartij is staat onmiddellijk vast. Dan neemt niet weg dat het weken of zelfs maanden zal gaan duren voor daarvoor argumenten zijn gevonden die alle oude mannetjes bevredigen.
Toen de Engelsen kwamen met hun recht, advocatuur en rechters met mooie pruiken op begrepen de Afrikanen meteen waar dat voor is, dat kenden ze wel! Geen traditie is zo snel en soepel in Afrika ingevoerd als de blanke "rechtspleging".
Milking. Wie in het park eendjes voert moet maar eens opletten. De eenden die het felst naar het brood happen zijn de zwakste. De sterkste wachten gewoon tot een zwakke wat heeft en pakken dat af. Op de savanne vangen de wilde honden en de cheeta’s de prooi. Volledig kapot van het rennen (een gefinishte wedstrijdlanglaufer is er echt niets bij) eten ze hijgend zo snel mogelijk. Hun probleem: gieren. Zwevend in de lucht. Daar lopen de leeuw innen achteraan want de gieren zien de vangst vanuit de lucht. De vangers worden doodleuk weggejaagd en kunnen iets nieuws gaan zoeken. Zo jaagt een leeuwin. De leeuw doet al helemaal niks natuurlijk. Die Animal Channel video's van leeuwinnen, die persoonlijk een prooi vangen is propaganda in absurditeit vergelijkbaar met een foto van de Koningin der Nederlanden zittend achter haar met dossiers opgetaste bureau.
Zou het eerlijker zijn als er geen leeuwen waren? Niet echt: zou het eerlijker zijn als die antilope niet jaren moeizaam heeft lopen grazen om tot voedsel voor de leeuwen te dienen, dan wel voor de cheeta of de wilde hond? Dat vindtie zelf in ieder geval niet. En dat gras, groeit daar om zich door de antilope te laten opeten? Nee vanzelf. Nergens in de natuur wordt bezit beschermd. Ieder graait wat hij pakken kan. Het geëtter en geziek in de menselijke samenleving in Afrika is dus bij uitstek natuurlijk. Maar in het westen? Heel apart. Daar etteren en zieken ze wel, maar dat gaat niet om de overleving. Zelfs de loosers krijgen nog zoveel toegeworpen dat ze nog moeten oppassen voor overgewicht. Obesity. Je hebt er al weer gesubsidieerde hulpverleners voor. Waarom is het in het westen niet er op of er onder?
Westerlingen voelen zich geen deel van het natuurlijke systeem waarin jouw dood mijn eten is. In de ogen van westerlingen is de natuur iets om van te houden. Alles moet "natuurlijk" zijn. En die absurde boodschap die alle natuurfilms van alle gezindten uitdragen: wat mooi toch, die natuur, alle dieren vechten voor hun hachje, behalve één diersoort, de mens, want dat zijn "wij" en "wij" moeten voor de natuur zorgen. Wij hebben een "verantwoordelijkheid". Nee dat komt verder nergens in de natuur voor. Alleen bij "ons".
En het gaat er in als koek. Partijen vol politici kunnen er goed van leven. Nou laten we dat eens een dag doen: "natuurlijk" leven, met blote handen in de jungle…ach nee, tot etenstijd, dat zou voldoende zijn. En "wij" zijn echt niet die heel aparte beesten die wij van de media moeten denken te zijn. In het westen gebeurt hetzelfde als in de jungle, met het verschil dat je je er momenteel zelfs nog vet kunt vreten van wat de laatste gier hier laat liggen. Dat is anders geweest en zal ongetwijfeld ook wel weer eens anders worden.
In het westen eten de sterken van de zwakken met de tanden der moraal. En al is de moraal waarmee de massamedia de westerse bevolking elke dag weer bespringen meedogenloos, vlijmscherp en levensgevaarlijk als een leeuw, zoals je bijvoorbeeld kunt zien aan die natuurfilms die zij maken om ons open te rijten en ons geestelijk bloed te zuigen, ik ben toch héél blij dat ik weer naar huis mag! Faith, Frida en Margaret moeten zich in deze wereld zien te redden. Ik moet er niet aan denken. Grace ook niet. Die gaat er vandoor. Evelyn ook niet, die zit al in Londen.
De mens wordt in de stormvloed van westerse TV-natuurfilms meedogenloos gediscrimineerd. Op een paar onzelfzuchtige Don Quichotes van het miljeu na (gironummer zoveel...) figureren wij mensen als de gewetenloze verwoesters der aarde. Mensenrechten horen in de ecoliturgie niet thuis. Ik hoef trouwens ook helemaal geen mensenrechten, ik eis dat mijn wilde zoogdierschap wordt erkend en gerespecteerd. Ik ben een zoogdier en ik laat mij niet door de ecologische penoze in een gedrag dresseren dat vreemd is aan mijn soort, mijn habitat en mijn ecologische nis. Bij mijn soort is het zo: komen er te veel, dat gaan de domsten en zwaksten dood van de honger of door onderlinge strijd. Zo hoort dat bij zoogdieren als ik. Kijk maar naar die natuurfilms. Die eco-gasten achten zich bij uitstek deskundig, laten zij niet slechts bezig te zijn met de gnoe en de leeuw en zich ook eens richten op het interessante zoogdier dat zij altijd stiefmoederlijk behandelen: de mens! Film hem! Volg hem tot in zijn nest! Film de mensen als zij hun puppies verzorgen, hun territorium verdedigen. Laat zien wat ze gaan doen bij armoede, overbevolking of voedseltekort!
Dat zou mooie natuurfilms opleveren, die ook door Afrikanen bekeken zouden worden, zij het met een deskundig oog, want daar weet men niet alleen meer van dieren, maar ook meer van mensen. Dat is de echt belangrijke Afrikaanse kennis, die bij nadering van blanken onmiddellijk onder de mat gaat, waarna men zich buiten hartelijk buigend en handen schuddend opstelt voor de ontvangst. En juist wat daar dan binnen onder de mat ligt, daar zouden blanken werkelijk hun voordeel mee kunnen doen.
Nergens bijvoorbeeld ziet men scherper dan in Afrika dat de moraal een krokodil is. Dat bijvoorbeeld de westerse "hulp" het weinig met ontwikkeling te maken heeft. Dat die hulp een slaatje is die een hulpfons en een westerse producent van "hulpgoederen" slaan uit het slachtofferen van een naïeve westerse bevolking aan het zieligheidsimago van Afrika: gironummer...., nee, het Westerse mensbegrip is zodanig vervuild met allerhande moraal dat je het er nooit meer uit krijgt. Het kan beter geheel afgeschaft worden.
Afrikanen willen , anders dan ze beweren, ook helemaal geen "ontwikkelingshulp". Zij willen geld. Maar als wij dat "ontwikkelingshulp" willen noemen doen zij dat ook. Het beest dat je jaagt mag je niet afschrikken. Zij noemen het precies zoals wij het noemen: lening, subsidie, hulp, liefdadigheid. Maakt niet uit, zeg het maar. Als het maar geld is. Om zakken van milkers mee te vullen. Kopen ze een mooie nieuwe melkwitte Japanse auto van en Nikes voor hun kindertjes. En dan gaan ze het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank weer vragen de schulden kwijt te schelden. Die schelden daarmee dan geen "arme landen" schuld kwijt, maar delen gratis auto's, Nikes en nulbrillen uit aan milkers.
Stel dat je Afrika wilt redden. Stel, zeg ik. Want ik ben het met de Afrikanen eens, het spreekt niet vanzelf dat Afrika gered moet worden, en het wordt sowieso al een hele klus het er over eens te worden waarvan Afrika dan gered zou moeten worden.
Stel je wilt Afrika westers ex-Mesopotamisch "redden": dat ze daar meer "welvaart" krijgen en minder kinderen. Dat is een wel erg westers-bijziende doelstelling natuurlijk, ik geloof niet dat Afrikanen dat zelf zo "gered" zouden willen worden en zelf zou ik er ook zeker niet aan meedoen. Maar goed. Stel. Dan zie ik maar één manier: stopzetting van de ontwikkelingshulp en de Indiërs er vol op loslaten. Want Indiërs geven geen geld, zoals blanken, en ze pikken en verpatsen het niet zoals negers. Indiërs krijgen het geld uit van mensen die er iets voor kopen. D at is niet verplicht, dat kopen. Dan gaan ze van dat geld iets nieuws bouwen, een winkel, fabriek of plantage. Daar kun je komen werken voor een karig loon. Maar het is echt niet verplicht. Zo persen Indiërs geld uit de mensen. Militaire en criminele uitbuiting (de Afrikaanse weg), is het "platspuiten" van de patiënt, ontwikkelingshulp (de westerse weg) is homeopathie (werkt niet, helpt ook niet), economische uitbuiting (de Indische weg) is ware ontwikkeling. Waar zouden de westerse landen nu zijn zonder die lange periode van hardvochtige economische uitbuiting? Er wordt bij ons schande van gesproken over hoe dat sinds 1815 een dikke honderd jaar lang gegaan is met de Nederlandse arbeider. Maar wat is er toen niet tot stand gekomen? Wie heeft overtuigend uitgelegd hoe dat anders had gemoeten gaan, die vreselijke tijd van de industriële revolutie en die broodmagere arbeiders? Ik heb op dat gebied nogal wat gelezen, maar daar hebben ze het nooit over.
De Indiërs hebben, als verteld, hier een probleem dat de Nederlandse kapitalistische uitbuiters destijds niet hadden: "There's too much food". Dus als uitbuiters hebben zij een onaangename concurrent: al die eetbare dingen die gewoon groeien zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Het beste zou zijn (als je Afrika wilt redden) een ecologische ramp waardoor Indiërs ook onontbeerlijk worden om de voedselproductie te organiseren. Dan kan de ware menselijke natuur zijn werk gaan doen en de echte economische uitbuiting van Afrika beginnen. Elke cent die de Indiër er uit perst wordt omgezet in iets nieuws waar je geld mee kunt verdienen: plantages, fabrieken, spoorlijnen, wegen, enzovoort, eindigende met kerncentrales, kruisraketten en nucleaire schilden. En dan zijn ze gered vanzelf, die Afrikanen.
Westerse landen geven de voorkeur aan ontwikkelingshulp. En lenen natuurlijk. Want als ze flink schulden hebben, die Afrikanen, dan heb je altijd wel een reden eens te komen smoezen als er wat aan de knikker is. Die leningen aan Afrikaanse landen, wat dachten onze westerse bankiers van IMF en Wereldbank toen ze die verstrekten? Dat die terug zouden komen? Natuurlijk niet. Die zijn toch niet stom. Die hebben toch wel iemand in dienst die weet wat lenen is in Afrika (fiets_bul.jpg (479 bytes) lenen) ? Zit er "veel" westers bankgeld in Afrika? Nee, natuurlijk niet. De bankiers weten heus wel wat er in de praktijk van de "hulp" en de "leningen" gekocht wordt en door wie. Zij laten zich bewust wat melken zolang het meer oplevert dan het kost. Het kolonialisme is afgeschaft omdat de in de koloniën bovengronds met arbeid geproduceerde waarde voor de westerse economie in betekenis zodanig afnam dat de kosten van een kolonie niet tegen de opbrengsten op konden. Nou dan betaal je de zwarte melkers wat zolang het genoeg oplevert. Dat heet dan "ontwikkelingshulp" en "lening". Het is wezenlijk corruptie. Niet alleen van de kant van de Afrikaanse brilmans. Ook van die van de westerse landen.
Thuis in het westen wordt de zaak natuurlijk door de democratische politici heel anders verkocht! Die gaan eerst naar de boeren en tuinders: stem op ons, dan zullen we je beschermen tegen de oneerlijke concurrentie van de kinderarbeid in de dictatoriale lage lonenlanden! Als ze die stemmen hebben, gaan ze de kiezergroep die met zijn stem Goed wil doen. Tegen deze groep zeggen ze: stem op ons want wij gaan de arme mensen in de hongerlanden helpen! Zo damt men eerst ter wille van de stem van de Europese landbouw de importgeldstroom naar de Afrikaanse landen af en zet dan ergens aan de rand met een hoop lawaai en vlaggen een klein aftapkraantje op het reservoir van binnengehouden landbouwgeld: wij doen ontwikkelingshulp![plaatje: ontwikkelingshulp.gif]
Nou vooruit: voor bananen, koffie en thee maken we een uitzondering. Die mogen ze naar ons exporteren. Tot we die hier in de kassen ook kunnen verbouwen. De genetische manipulatie en de kennis van de benodigde warmte en lichtsoorten is inmiddels gevorderd tot de avocado, die komt al uit het energieverslindende, klimaatveranderende ozonlaagoplossende Westland. Ziet u ’s nachts wel eens zo’n lichtwolk langs de snelweg alsof er een Europacup wedstrijd is? Dat is dan zo’n kas waar miljoenen kilowatts fossiele energie verslonden worden. Terwijl in Afrika gratis elke dag van acht uur ’s ochtends tot acht uur ’s avonds de zon gratis hetzelfde doet. Dat is het democratische model. Die kastroep smaakt nergens naar en is veel te duur, maar je steunt er ook de Nederlandse landbouw mee en dat wordt in Nederland als goed doel, in geld geteld in ieder geval, heel wat belangrijker gevonden dan het steunen van Afrika. Maar proef dan eens een in de vrije tropische Afrikaanse zon gegroeide aardappel, haricot en oooohh en als ik er weer aan denk, die Ugandese tomaten! Zo krijg je ze nergens in Europa en ze kosten bijna niets. En die aubergines!!!
Kopen we in Afrika wat daar lekkerder en goedkoper gemaakt en naar ons vervoerd kan worden dan hebben Afrikaanse landen echt geen "ontwikkelingshulp" meer nodig. Waarom mogen wij Europese consumenten niet op een koopje meegenieten van de vruchten die in Afrika bijna voor niets uit de bomen vallen? Waarom moeten wij zo nodig naar karton smakende kapotgefokte ellendezooi eten uit de sufgestookte en blindbelichte kassen van peperdure zwetende tuinders? Komen we dan eerder in de hemel? Of stopt de wereldwijde watercirculatie in de oceanen ineens door te veel zoet water van smeltende ijsbergen, zodat het broeikaseffect plotseling niet door blijkt te gaan, de temperatuur bij ons in een paar jaar 10oC zakt zodat we naar Afrika moeten als economische vluchtelingen?
Dat willen we toch niet! Waarom kiezen we niet voor het economische model! Zou het niet heerlijk zijn voor de politici en de douaneambtenaren, en niet te vergeten voor al die ontwikkelingswerkers dat alles gaat zonder dat zij er iets voor hoeven te doen? Lekker relaxen!
Maar ja, dat gaat slecht samen met democratie. Laten we dus snel zorgen dat Afrikaanse landen ook democratisch worden. Krijgen zij ook werkgelegenheid voor douaneambtenaren, parlementariërs en wie weet, gaan ze ons ook wel ontwikkelingshulp geven! Werk!
Dat doen we dus allemaal niet, maar op één punt gaat de laatste tijd ondanks de wijze waarop de Europeaan grommend zijn nest tegen Afrika beschermt intercontinentaal de vrije economie werken: waar in Europa ernstige personeelstekorten dreigen, zoals in de verpleging, worden Afrikaanse verpleegsters van harte uitgenodigd.
Waren die daar werkloos? Zijn er in Afrika te veel verpleegsters, zodat het overschot wel bij ons kan werken? Nee, natuurlijk. Ze vluchten uit Afrika omdat daar een tekort aan verpleegsters is, een te hoge werkdruk, patiënten sterven omdat de weinige verpleegsters niet overal tegelijk kunnen zijn. Dat is voor een verpleegster geen leven. Bovendien krijgen zij in Afrika een salaris dat maar een schijntje is van wat ze hun in Europa wordt aangeboden.. Ze mogen komen. Vanwege het acute personeelsgebrek strijken we de hand over ons hart. Wat zijn we toch goed voor deze meisjes! In de media wordt het gepresenteerd als iets progressiefs: onze multiculturele samenleving staat open voor buitenlandse arbeidskrachten! Dat biedt een gigantisch werkgelegenheidsperspectief voor alle verpleegsters uit de derde wereld, want binnenkort hoeft in Europa niemand meer te sterven die dat niet wil: alle menselijke organen kunnen draaiende worden gehouden of anders worden vervangen. Geleidelijk zullen er dus steeds meer Nederlanders in een schier oneindig lange eindfase van hun leven op verzorging aangewezen zijn. Wat een werkgelegenheid!
Maar wat is voor de derde wereld erger: het wegkopen van de verpleegsters of bijvoorbeeld kinderarbeid? Dat is een verduiveld lastige ethische kwestie. De praktische kant is eenvoudiger: westerse vakbonden zien in ieder geval niet graag kinderarbeid in de derde wereld want dat is lelijke concurrentie voor de eigen leden. Voor de productie van ballen en sportschoenen willen we in het westen arbeidsplaatsen hebben. Geen oneerlijke concurrentie van de kinderen in die schandelijke lage lonen landen! Geef die maar wat ontwikkelingshulp, maar verbiedt hun onethische producten! Weliswaar zien we hier ook niet graag goedkope zwarte verpleegsters komen, maar als er een ernstig tekort is en onze leden, de dure witte verpleegsters, er best graag wat hulp bij willen hebben, dan kunnen we de hand eens over ons hart strijken en ons vreselijk sociaal voelen. Welkom!
Goedertierendheid maakt stinkende wonden omdat iedere westerse goedertierenheid bij aankomst in Afrika al drie keer bedorven is: de eerste keer bij het verlaten van de goedertierene, de tweede keer tijdens de reis en de derde keer bij de beweging die de ontvanger moet maken om het object van goedertierenheid te kunnen zijn.
Voedselhulp is concurrentievervalsing. Eindelijk kunnen die Afrikaanse boeren eens een goede prijs voor hun oogst krijgen, want het voedsel is schaars. Maar dan zijn daar meteen die Antonov transportvliegtuigen met gratis voedsel. En zo is de Afrikaanse boeren is brodeloos. er rest hem niets anders dan ook maar in de rij te gaan staan voor de "hulpgoederen". Stel je voor dat een in Wyoming een broodfabriek en een "hulporganisatie" profijtelijk van hun graanoverschot af willen. Ze starten TV campagne waarin in Nederland als "zielig land" wordt afgeschilderd, gironummer.... Het gaat ze natuurlijk om dat geld, maar voor het oog van de goede gevers moet men toch ook in Nederland wat brood gaat uitdelen. Gratis te verkrijgen. er komen uitdeelpunten in elke wijk. Naast de bakker bijvoorbeeld. Dan gaat de bakker dus failliet, de meelfabriek, de graanhandelaar ook, dan de boer, dan alle mensen die aan de boer, fabriek en handelaar machines, trekkers, vrachtwagens en gebouwen leveren, en dan de mensen waar al die failliete mensen vroeger boodschappen deden, want daar hebben ze geen geld meer voor. Al die mensen gaan nu in de rij staan bij het gratis brood. Kortom, één zo'n "solidaire, bevriende natie" zou voldoende zijn om in Nederland Afrikaanse toestanden te kreëren.
Gratis medicijnen, ook zoiets. Als je gratis spullen een land in pompt heeft dat een atrophierende werking op het hart en de spieren van dat land zelf, die juist oefening nodig hebben. Met dit soort hulp wordt de gezonde ziek, de zieke zieker, en de zieksten gaan dood. De slimmeren onder de hulpverleners weten dat ze de Afrikanen trainen in bedelarij en doen het met opzet. Op gewetenloze wijze misbruiken zij solidariteitsgevoelens van westerse mensen om uit alle macht Afrika in de desolate staat te houden waarin zowel de "ontvangende" (maar niet heus) Afrikaan als de "gevende" (maar niet heus) westerling kan blijven denken dat "hulpverlener" onmisbaar is.
De enige macht die Afrika kan redden is de macht van het kapitaal.

Jinja Parish House, zaterdag 1 januari 2000

Zo kan die wel weer. Gelukkig nieuwjaar. Ik ging vandaag naar de diviner Budhagali. Eindelijk. Van Kees af is het een kilometer of vijf Noordwaarts over de kleiweg langs de Nijl Oostzijde. Het bord van de "King of Spirits" heb ik als eens beschreven. Met name bij de stroomversnelling schijnt het te stikken van de geesten, die, zo meldde de New Vision, volgens de tovenaar akkoord zijn gegaan met het plan voor de nieuwe dam daar. Of dat met de voor iets dergelijks toch wel vereiste tweederde meerderheid is gegaan staat er niet bij, maar ook de LC 1 der geesten zal met een paar honderdduizend Uganda shillings erbij de beroerdste niet zijn. Hoewel, als de "ecologists" ook geesten hebben kost het meer, want de rafters willen nu vrij baan houden voor hun wnstgevende toeristenopblaasboten - uit ecologische overwegingen vanzelf. Dit is al de zoveelste keer dat ik er heen ga, hij is er nooit en ik verwacht er niet veel van. Zou hij er zijn, de kardinaal der diviners van Busoga, zoals Patrick Kaluba van Piets Centre hem noemt?
Het bord is weg. De gehele compound is nu omgeven met een schutting van riet. Volstrekt ongebruikelijk. De ingang is een soort fuik, met op het eind een bamboestengel dwars erover, waar grote bladeren aan hangen. Ik rijd er onderdoor, de compound op. Het bekende meisje dat we altijd cola geven als aas voor de diviner en steeds om geld zeurt roept weer "Welcome!".
Ik stop de motor. Achter mij blijkt een zoon mij ook Welcome te heten. Aan diens kant is tegen de schutting een rieten afdak gebouwd. Helemaal rechts in het hoekje prikken twee witte ogen uit een zwart gezicht. Mzee In Eigen Persoon, of ook The Big Man, zoals de zoons, tevens assistent diviners, Budhagali later in zijn spirituele ontvangstkamer zullen gaan noemen. Mzee heet mij ook Welcome. In Lusoga. Hij zit er wat flets bij als je dat zo mag zeggen van een pikzwarte kop.
Hoe is het met zijn arm, vraag ik, want hij was immers van de sokken gereden.
Hij kan hem niet goed meer optillen.
Van de twee zonen-assistent diviners spreekt er één Engels. Makkelijk gaat hem dat niet af.
Ik betuig mijn tevredenheid dat Mzee er is, omdat ik al zo vaak naar hem op zoek ben geweest. In het gastenboek ben ik de eerste gast die als datum 1-1-2000 invult.
Mzee verdwijnt met de zoons ter voorbereiding van mijn ontvangst.
Er is gewerkt. De door de in de storm geknakte bomen vernielde shrines zijn nu geheel opgeruimd en er is daar nieuwbouw gaande, zij het nog niet in een staat die conclusies toelaat over profane dan wel spirituele behuizing. Het wordt wel opschieten, want de geesten zijn nu al bijna anderhalf jaar dakloos. Een noodbarak of zoiets zie ik althans nergens. Misschien denkt de diviner ook: laat ze maar eens voelen wat het betekent om met een storm je eigen boom op je eigen shrines te blazen.
Ja, hoor, Miss Cola komt om cola zeuren.
Graag!
O, bedoel je dat, ik dacht dat je mij een colaatje aanbood, ik heb jou tenslotte al zoveel colaatjes gegeven. Nee, sorry, ik heb vandaag geen cola bij me.
Ik zit weer en het duurt. Ik voel weer mijn Ugandese landerigheid opkomen: kan zo in slaap vallen. Dat kan even niet, want zometeen moet ik even goed op mijn qui-vive zijn.
Dan is het eindelijk zo ver. Ik kan komen. Het is een ronde hut, de vloer bedekt met barkcloth. Schoenen gaan bij de ingang uit. Rechts van de ingang tegen de muur: Mzee in kleermakerszit Hij draagt een mantel van barkcloth bezet met slakkenschelpjes. In zijn hand een soort plumeau van koeiestaart. Zijn pijp, daarstraks nog leeg, brandt nu. Rechts en links van hem zijn "zoons"-assistent diviners. De "zoon" aan zijn rechterzijde, ik noem hem in gedachten Mr Cat omdat ik hem wel makkelijk in een boom zie klimmen, de jongste, spreekt geen Engels. Mzee spreekt de zoon aan zijn linkerzijde toe, die nog het beste Engels kent. Ik noem hem Mr Hippo, vanwege zijn ogen en spekkigheid. Mr Hippo deelt mij mede dat zijn vader mij hartelijk welkom heet en dat ik mijn probleem kan uitleggen.
Ik vertel dat ik uit Nederland kom en filosoof ben, dat dat mensen zijn die wijsheid zoeken maar geen macht hebben. Dat ik in Uganda naar wijsheid zoek, dat je hier geen filosofen hebt, is mij verteld. Wel diviners. Daarom ben ik gekomen. Dat mijn probleem is dat ik een dochtertje van 7 heb (dit is niet geheel juist, want het gaat om Emilie, de dochter van mijn zus Willemien en alleen dochters van je broers zijn jouw dochters, niet die van je zus, ik moet toch wat) die bang is en niet alleen durft te gaan slapen. Dat ze iets gezien heeft op de televisie waar ze bang van geworden is en dat ik hem precies kan vertellen wat dat is, als dat zinvol is.
Dit leek mij een geschikt onderwerp. Niet te moeilijk, van de soort waar hij raad mee hoort te weten, ten tweede echt waar en ten slotte ook nog door mij werkelijk te gebruiken bij de verjaging van een kinderen etende clown, die Emilie per ongeluk op TV heeft gezien en haar sindsdien beangstigt.
Dit gaat allemaal in het Lusoga naar de overkant. Schitterend die blik van Mzee: gefronst, wakker, luisterend, uitstralend: vertel mij niks, ik wist het eigenlijk al.
Maar dan gaat het al meteen mis. Ik had Mr Hippo toch duidelijk verteld dat ik al wist wat het was, dat ook best wilde uitleggen wat het was. Dat mijn probleem was dat ik het weg wilde hebben. Maar Mzee ziet het nu als zijn edele taak uit te zoeken wat het was. Hij laat zoeken naar iets in allerlei zakken, wat bij de uiteindelijke vondst een zak schelpjes blijkt te zijn. Die gooit hij voor zich leeg. Ik besluit hem zijn gang te laten gaan. Stel je toch voor dat er een clown uit komt grinnik ik inwendig. Er zitten zes grote schelpen bij. Drie legt hij links voor en drie rechts voor. De rest, kleine schelpjes, vlak voor zich in het midden. Hij hijgt een paar keer met gespannen korte haaltjes en slaat met de koeiestaart losjes op zijn linkerschouder, zijn rechterschouder en zijn voorhoofd. Zonder te kijken begint zijn rechterhand in de kleine schelpjes te woelen. Wat hij precies doet kan ik natuurlijk niet beoordelen . Het oogt zonder meer als een uiterst lastig werkje. Het levert ook een flinke tijd niets op. Dan ineens toch! Er dient zich een schelpje aan dat opzij wordt gelegd. Het woelen gaat onverdroten door. Af en toe mompelt Mzee iets aan zijn zoons Mr Hippo en Mr Cat. Soms zeggen die iets terug. Vooral de mimiek van Mr Cat verraadt als hij iets terugzegt concentratie. Hij kijkt bij wat hij zegt met gestrekte nek, gesperde ogen en rimpels in zijn voorhoofd naar de schelpjes alsof hij ze bijna uit de handen van Mzee zou willen trekken. Woelen woelen.
Dan is er ineens een vraag. Mr Hippo: De Grote Man vraagt: waar is de grootmoeder. Van wie? Van je vrouw. O, dat is Willemien, dus mijn Oma….dood. Al vijfentwintig jaar.
She's away.
Away? Ik dacht dat de doden hier niet away gingen. Voor de zekerheid vraag ik: dood bedoel je? Ze is dood. Al vijfentwintig jaar.
Dat wist de Grote Man, verzekert Mr Hippo.
Woelen, woelen.
Ineens levert het nog een schelpje op. En nog een. Er rolt er een naar de drie grote rechtsvoor. Een Teken? Nee die moet gewoon terug. Weer een vraag: de Grote Man vraagt: is er een andere man in het huis? Heb je je vrouw met een andere man achtergelaten?
Nee.
Woelen woelen.
Dan de ontdekking. Mr Hippo: de Grote Man zegt: ze is aangevallen door een geest.
Dank u wel, zeg ik dankbaar. De grote man zegt: het is een clan thing. Hebben jullie daar geesten?
Jazeker zeg ik, wij hebben namelijk televisie en daar zie je in een uur zoveel geesten als jullie je hele leven niet zien. En het zijn bijna alleen maar kwaje. En ik denk dat ze daar een angstaanjagende geest gezien heeft.
De Big Man zwaait met zijn koeiestaart. Kan ze hier komen? Dat wordt moeilijk, zeg ik zorgelijk.
Kun je iets voor haar meenemen?
Ja dat wel, ik laat mijn gezicht opklaren. De Big Man spuugt in zijn handen en doet een plotselinge ruwe greep in de schelpjes alsof hij ze wil verrassen. Alsof hij een vis uit een bun grijpt. Dat levert een handje schelpjes op waaruit hij zorgvuldig enkele exemplaren selecteert.
Mr Hippo: De Big Man zegt dat het ernstig is. Het kost een half miljoen shilling.
Ik ga in zak en as. Ik heb maar 50 000, stamel ik beteuterd.
Geen nood, daar konden ze me ook wel iets heel goeds voor meegeven.
Opgelucht haal ik adem.
De Big Man spuugt opnieuw in zijn handen (en helaas, ik heb niet opgelet of hij al dan niet op de vertaling van Mr Hippo over het geld heeft gewacht) en doet een tweede snelle ruwe greep. Opnieuw worden enkele schelpjes uit de oogst van de greep uitverkoren. Of ik even wil opschrijven: 2 kippen 1 eend Samen 3000 1 barkcloth 20 000 Samen bij elkaar 23 000 Moet ik komen brengen.
Dat is goed, zeg ik, dat koop ik dan van die 50 000, want dat is het geld dat ik heb.
De assistent diviners kijken beteuterd.
Jullie kunnen die spullen ook zelf kopen, zeg ik, want dan geef ik jullie nu 23 000 en de rest bij levering.
Ze beginnen weer wat tevredener te kijken.
Dus ik krijg medicijn mee in een barkcloth?
Nee, die barkcloth komt hier te liggen, voor de geesten.
Een soort mobiele telefoonverbinding tussen die barkcloth en het medicijn in Nederland, maak ik er voor mezelf van. Wat krijg ik dan mee?
Medicijn. In een zakje. Moet ze in veertien dagen opeten. Dan moet het gepiept zijn.
En nog eens iets, zeg ik, ik denk dat het meisje graag de mannen wil zien die haar helpen. Mag ik een foto maken?
Het voorstel gaat in Lusoga naar Mzee. De mannen discussiëren uitgebreid, de twee zoons vooral. Vader verlaat het heiligdom c.q. spirituele ontvangstruimte en ik vermoed binnensmonds vloekend de foto te kunnen vergeten.
Die eend, zegt Mr Hippo ten slotte na lang te zijn onderhouden door Mr Cat, die eend kost alleen al 70 000. Kun je dat niet voorschieten?
Nou dan koop ik zelf die eend wel en trek het van de 50 000 af.
Aj, daar was niet op gerekend. Nou geef ons dan die 27 000 nu.
Bedoel je het werkloon nu en de materiaalkosten straks? Samen 50 000? Mij best.
Of ze, als dat dan best was, misschien ook 30 000 krijgen.
En 20 000 bij levering?
OK, zeg ik.
Men blijkt nu geheel tevreden.
De foto? probeer ik nog, zo van je weet nooit.
Die gaat door. Mzee is zich aan het voorbereiden.
Aha! Vol ornaat! Daar was mijn investering van dertig piek voornamelijk voor bedoeld en onverwacht komt het er dus toch nog van.
Ook Mr Cat doet zijn met schelpen afgezette bar kcloth tuniek aan en een schelpenband van drie schelpen breed om zijn hoofd. Je ziet hem zo op een Griekse vaas staan.
Mzee gaat niet over één nacht ijs: het duurt. Inmiddels heb ik op een witte bladzijde van mijn leesboek een kwitantie geschreven met de aanbetaling en de som. Met een geleende pen, ik ben de mijne vergeten. Mijn geld ligt keurig gespreid op het boek te wachten met de pen erop. Daar komt Mzee. In een witte kanzu (tot de kuiten reikend overhemd) en er is nog even aan zijn dreadlocks gewerkt ook. Mr Cat meent niet achter te kunnen blijven en wij wachten met de foto's tot hij ook zijn witte kanzu aan heeft. Mr Hippo vindt zijn burgerklofje goed genoeg. Ik maak een foto met vlnr Cat, Budhagali en Hippo. [plaatje: budhagali and assistents.jpg]. En dan nog een van de Big Man solo, in zijn eigen Bigness. [plaatje: budhagali.jpg]
Ik hoef geen handtekening onder de kwitantie, zeg ik, als de pen weg blijkt. De geesten zijn immers hier. Ik pak in en geef handen ten afscheid. Eerst Mr Hippo, dan Mr Cat, dan The Big Man. Vooral die laatste hand voelt goed aan. Wat heeft hij van mij in de gaten? Hoe dan ook, ik beval kennelijk wel.
Vliegend over de kuilen bedenk ik op de terugweg dat geld toch meer dan welke amulet, welke schelp en welke boom ook voldoet aan de voorstellingen van Afrikaanse spirituele magie: het is een kintu (onpersoonlijke kracht) waarmee je, als je het hebt, mensen tot activiteit brengt. En om in Afrika menselijke activiteit teweeg brengen moet je een kracht van allure kunnen leveren. Verder: kintu is volgens het Afrikaanse denken nooit ergens vanzelf gekomen. Het is er altijd door iemand. Dat nu is bij geld toch duidelijker dan waar anders ook? De leiders van het land stoppen met hun staatskracht macht in het geld. Als ze zwak zijn drukken ze geld bij, zodat de kracht uit het geld gaat.
De zwaarste spirituele machten in de hut van de Big Man waren zonder twijfel mijn briefjes van 10 000 Uganda shilling. Die machten komen net zo min van mij als van hun. Wij gaan er slechts mee om, de Big Man, Mr Cat, Mr Hippo en ik, wij allemaal moeten onze vermogens gebruiken om de kintu om ons heen ons leven te laten voortstuwen. Wat zij willen met die dertig piek weet ik niet. Ik wil leren en wie weet zelfs als neveneffect Emilie van haar clown bevrijden. Echter niet voor meer dan vijfendertig euro.
Hoe langer ik hier over nadenk hoe mooier toch de vergelijking met het zweefzeilen: als je contact met de natuur te wensen overlaat doet ben je snel beneden en besteed je veel tijd om zwetend de berghelling weer op te klauteren. Als je het goed doet gebruik je de opwaartse krachten van de thermiek en zweef je uren lang zonder iets te doen. Dat is de kern van het Afrikaanse levensidee: niet werken maar zweven.

Jinja Parish House, zondag 2 januari 2000

Vandaag schrijf ik me het leplazeres aan mijn exposé over taal, over hoe Afrikanen taal zien. Het is een bijeenschrapen van herinneringen, notities uit dit dagboek en ervaringen van anderen die ik heb gesproken of die er over hebben geschreven. Dat heb ik al eens gemaakt over kennis en over tijd . Uiteindelijk moet er een vierde komen: over macht. Die over taal krijg ik vandaag of morgen af en dat is goed want deze week heeft Piet hopelijk wat tijd om te lezen

Jinja Parish House, maandag 3 januari 2000

Ik word midden in de nacht wakker. Frida was verbaasd! Vroeg: is het de laatste week gebeurd. Faith had het niet verteld. Dat kan dus ook zijn omdat het hele verhaal niet waar is en slechts voor mij bedoeld. Dat zou haar besluit een driegesprek te vermijden door achter bij Agnes te gaan zitten ook begrijpelijker maken dan de door mij veronderstelde traumatische neurose. Er kan ergens anders geld voor nodig zijn geweest.
Ik moet met een Lusoga tolk naar Butansi, naar grootmoeder en dan naar die mensen daarachter van wie het geleende land is.
Nee, andersom. Eerst naar die mensen, dan naar grootmoeder. Vooral als ik deze week geen grondcontract krijg. Scenario zoveel: Charles Taliawandha sprak zijn mond voorbij in de kroeg, kreeg veel bier, ging in op het aanbod de oogst vast even met een andere vrachtauto naar Faith te brengen. Wat zal ze blij zijn! Op weg naar Kamuli wordt hij onverwacht buiten geflikkerd. Is hij dood dan komt hij niet meer thuis. Leeft hij nog dan durft hij niet meer naar huis te gaan.
Hoewel? De hoeveelheid karakter die je nodig hebt om na een faux pas de wijde wereld in te gaan dicht ik Charles Taliawandha eigenlijk niet toe. Nee, ik heb niets uit te zoeken. Er valt niets speciaals te leren. Iemand is "slim" geweest voor vierhonderderdvijftig euro. Wie? Charles? Faith? Nog iemand anders? Hoe? Het doet er niet toe. Er zijn hier zoveel "slimmeriken" en "slimmigheden", ik heb er al stapels van gelezen. En dat is het belangrijkste wat je hier van kunt leren. Verder…als ik er nou een ton uit kon slepen door zelf ook "slim" te gaan doen, maar vierhonderdvijftig euro…en die zijn trouwens van Faith. Zij moet mijn lening nog steeds gewoon terug betalen. Al zie ik dat niet meer gebeuren. Dat zou net zo goed onzeker zijn in het onwaarschijnlijke geval dat ik ontdek wie nu werkelijk waar mee aan de haal is en het gedeeltelijk terugverover. Nee, ik kom op mijn oude stelling terug. Wil je weten wat "slim" doen is door het zelf proberen te zijn dan kun je dat beter in Nederland proberen. Gaat het tenminste ook gauwer om een substantiële hoeveelheid poen. Hier in Uganda ben ik voor de substantiële cultuurverschillen en die zijn zo me dunkt duidelijk genoeg.

Nijlstraat 18B, dinsdag 4 januari 2000

Dames en Heren! Ik en mijn spulletjes bevinden zich nu niet meer in het kamertje in het Studentes Centre van Kees Groenewoud, maar in een van alle westerse gemakken voorzien huis met smetteloze spiegelende badkamer, altijd werkend warm en koud stromend water en palmolie, een slaapkamer met bedlampjes bij de twee bedden en een trekschakelaar waarmee je bij onraad een sirene in werking kunt zetten, een schrijfbureau met een stoel op wieltjes, een elektrische zuil die een airconditioning blijkt te zijn met drie standen en een timer, een zitkamer met tafel, dressoir en goed gevulde boekenkast met Oscar Wilde, Groot Nieuws voor U, Vogels van West Afrika en Scouting en een keuken met twee gootstenen, ijskast, broodrooster, elektrisch fornuis, waterkoker, boiler, alle voorzien van stekkers die zowel geaard als gezekerd zijn en gestoken kunnen worden in één der negen afzonderlijk schakelbare stopcontacten en last but not least voor mijn boodschappen gereedstaande lege Tupperware plastic doosjes met hermetische deksels. Ik heb een schaduwrijke veranda (met twee plastic tuinstoelen en een tafel), die uitkijkt op een gazon als een golfgreen, die met de schaar wordt bijgeknipt en schoongebezemd door Richard, de housekeeper, die in het "staff house" tegenover het gazon woont. Hij heeft juist mijn kleren gewassen.
Mijn gordijnen bollen genoeglijk in de warme wind die met zachte zuchtjes door mijn puntgave ragfijne horren blaast. Ik heb een groot aantal sleutels ter beschikking gekregen om de weg heen en terug tussen mijn bed en de Afrikaanse realiteit aan het eind van de oprijlaan met succes te kunnen afleggen. Op mijn slaapkamerbureautje staat de mobiele telefoon van Budhagali, King of Spirits, op te laden. [Plaatje: budhagali linked.jpg]

Rest mij nog mijn pijlsnelle carrière de afgelopen dagen te beschrijven. Het idee een kamer voor de opvolger van Kees bezet te houden was voor mij het sein geweest toch op andere woonruimte uit te gaan. Dus ik naar Father Gerard Picavet, die misschien iets had of iets wist en die ik sowieso wel eens wilde ontmoeten. Van de borrels bij de bisschop wist ik al dat hij aardig was, speciale missionaris vanwege het bisdom Haarlem en als zodanig godsdienstleraar op een middelbare school hier. Hij ging dertig jaar geleden voor vier jaar, kon thuis niet meer wennen, was binnen de kortste keren weer in Jinja en zit er nu nog. Ergens bij de Sunset, in een heel mooi huis, zei iedereen.
Bij de Sunset kenden ze hem. Zie je dat blauwe bord? Daar is het. Ik hobbel honderdvijftig meter verder over de rode gatenweg met hier en daar nog wat asfalt. Kiira Rd. (Nijlstraat). Die evenwijdig langs het eerste begin van de Nijl bij het Victoriameer.   De Sunset staat aan de Nijl. Dan loopt Kiira Rd een beetje van de Nijl af, een boomrijke buurt in. En daar is een huis. Mooi is nog zacht uitgedrukt. Het is een van de mooiste vijf huizen in heel Jinja. Nieuw. Een luxe hek van donkerrood geschilderde tot een driehoekige buis gelaste puntig afgezaagde stalen platen. Het piept niet eens, want het is gesmeerd. Boven de ogen voor de hangsloten zijn ronde stalen afdakjes gelast zodat de sloten in de regen droog blijven. Behalve bij de poort is het hek tot tegen de drie meter hoog, dicht begroeid met een klimplant. Een fort. Eenmaal binnen is de oprijlaan van smetteloos sintel, de grote voortuin is als een golfgreen, zij het dat tropisch gras nu eenmaal een breder en harder blad heeft. Elk plantje in elke border oogt als het resultaat van een serie weloverwogen beslissingen. Twee voor Jinjanenese begrippen nieuwe personenauto's staan op het sintel. Ik stap van mijn rode ronkjonker, klap vertwijfeld het stof van mijn kleren en loop naar de bel.
Geen bel. Ik tik op het ruitje van de voordeur en daar komt father Picavet in eigen persoon. Welcome! En je voelt dat hij het meent. Hij leidt mij door zijn woonzaal, mag je rustig zeggen, naar zijn achterterras. Daar zit hij aan de thee met een magere lange krasse bejaarde Engelse dame die duidelijk niet gewend is het woord uit handen te geven. Zij is economist, social worker en geeft advies aan iedereen, soms zelfs aan mensen die het niet kunnen betalen. Daar blijk ik bij te horen, want na enige vragen over mijn achtergrond heeft haar hoofd een heel programma voor mij klaar met grammofoonplaten over haar onderzoek en adviespraktijk dat ze gezwind van start laat gaan hetgeen niet gemotiveerd lijkt -wel had moeten zijn - door het besef dat het vele middagen zal gaan vergen vóór de laatste plaat is uitgeklonken.
Picavet krijgt nog meer bezoek en ziet zijn kans schoon zich daarmee uit de voeten te maken naar een afgelegen gedeelte van zijn paleisje.
Daar zit ik dan. Interesting, interesting…. Ik verzin een list: dit krijgen we nooit af, zeg ik. Geef me de publicatielijst maar, dan zal ik het lezen. Dit start een plaat over opdrachtgevers en auteursrechten en verzandt in een verwijzing naar een bibliotheek in Kampala waar ze vast wel iets hebben. Ik zou ook nog kunnen proberen….., we komen in een reeks misschienen terecht die doet vermoeden dat ze ook dit uren zou kunnen volhouden.
Tenslotte doet Picavet, teruggekeerd op de veranda, erg vooroverzitterig en lunchtijderig. Het lukt hem haar ook voorover te doen zitten en met haar sleutels te doen rammelen. Lange tijd maakt hij geen verdere vooruitgang. Interesting, interesting… Dan, ineens, giet ze haar kop vol koudgeworden thee met een besliste worp naast haar mond over haar jurk en neemt beleefd afscheid van ons.
Tsja, ik moet dus ook weg. Picavet zal blij zijn even van alle bezoek verlost te zijn. Wat nu? Goede raad is duur. Ik sta op met Picavet en Miss Advice, al lopende zeg ik dat ik hem rustig aan zijn lunch laat en nog wel eens terugkom om eens te praten. En, er lijkt net genoeg belangstelling om nog even te vragen of hij voor de komende veertien dagen misschien nog iets te wonen voor me weet. Dat weet hij. Zijn vrijstaand gastenhuis, hij wijst naar de rechterzijde in de tuin, is over enkele dagen vrij. De huidige bewoner, een Ugandese pleegzoon, die op het gras blijkt te staan, wordt gevraagd meneer even te laten beoordelen of het misschien iets voor hem is….
Sindsdien is, dat mag duidelijk zijn, de vakantie begonnen. Ik zit in mijn gewassen en gestreken kleren met een kouwe cola uit mijn ijskast op mijn terras en lees een mooi boek uit de  bibliotheek in mijn zitkamertje, Out of Africa getiteld waardoor ik het eerst niet wilde lezen, want een verfilming had naar ik mij meende te herinneren Oscars gekregen. Gerard zei dat ik me dat niet moest aantrekken, het boek zelf zou absoluut geen Amerikaanse kitsch zijn. En dat bleek. De schrijfster is een Deense sjieke dame die er niet op uit is er geld mee te verdienen. Daarenboven is zij Godlof ook niet bezig met schepping van literatuur. Ze legt je gewoon alles zo duidelijk mogelijk uit. Met liefde.
Richard, de housekeeper, meldt dat hij weer gaat wassen. Tot mijn spijt heb ik nog slechts een onderbroek weten vuil te krijgen. Hij spuit even een in mijn terrasboom beginnend wespennestje dood met een spuitbus Superdoom Fastkill.
Ik ga vandaag niet, zoals gisteren, mee uit zwemmen met Gerard in het zwembad van de Jinja club, de sjiekste club hier, waar de burgemeester lid van is en Gerard secretaris. Als Stsjoertsjie Man de burgemeester moet poffen om vervolgens weer bij mij te lenen voor wat auto-onderdelen, wat is dan van deze club de contributie? Als introducé moet ik 5000 USH, drie euro neertellen voor een vijfentwintig meter badje. Evenveel als die man in de kwaliteitskrant New Vision klaagde te moeten betalen voor seks met zijn eigen vrouw (dagboek 20 december 1999). Nou ja, wat zou een Nederlander betalen voor toegang tot een wat sjofel 25 m bad, edoch met zo’n indrukwekkend uitzicht op het Victoriameer?
Ik had Piet aangeboden mee te gaan naar Budhagali bij het afhalen van het medicijn, maar het leek hem meer iets voor Tabitha, juist aangenomen als "field worker" bij het Centre, doch nimmer in het veld en steevast achter het bureau, dat symbool bij uitstek van de Ugandese postdoctorale pensionering, te vinden. Ik stap Piets Centre binnen, loop door naar Tabitha's achterkamertje en leg haar mijn plan uit. Of ze mee wil. Daar hoeft ze niet lang over na te denken. Nee bedankt.
Maar, ehh, stamel ik bedremmeld, dit is heel leerzaam en ik dacht ehhh,…omdat jij field worker bent en zo…
Er gaat Tabitha een licht op. Misschien moet dit wel van Piet. Ze vraagt belet, komt terug en zegt: ik ga mee.
Dat lijkt me geen goed begin. Om het niet erger te maken vraag ik of ze niet bang is voor een motorfiets. Nee dat is ze niet. Ik babbel wat over mijn moeder die gewoon zegt hoe hard ze wil en dat zij dat ook mag zeggen. Nu gebeurt iets onverwachts: nauwelijks zijn we van huis of ze praat honderd uit zonder enige reserve. Het lijkt wel alsof ze ineens volledig op haar gemak is. Ze heeft een kamer in Jinja. Zoiets kost 40 000 per maand (30 euro). Kan ze wel betalen. In de weekends gaat ze wel naar haar ouders in Wanyange. Niet altijd, want ze was enig kind, ze mocht nooit wat en nu gingen ze nog steeds de baas over haar spelen als ze thuis kwam. Dus ze bleef ook wel vaak lekker in Jinja in het weekend. Ze had op Makerere gestudeerd. Ik wist inmiddels dat er veertig sollicitanten waren geweest, dus men had een beetje kunnen kiezen. Ben je bang voor de tovenaar? Ook al zou ik bang zijn, dan nog wil ik er heen. Voor vragen naar de details van haar angsten lijkt mij de terugweg geschikter, maar mijn reserves jegens Tabitha zijn overwonnen.
Opgelucht rijd ik de compound van Budhagali op. De medicijnen blijken nog te moeten worden gemaakt. Geen hennen, eenden of nieuwe barkcloth te zien, dat was dus slechts een poging geweest in natura nog iets boven die 50 000 USH in de wacht te slepen. Zakken gestampte kruiden in alle kleuren grijs en groen komen tevoorschijn. Emilie moet baden in een combinatie van drie kruiden en dampen met nog weer een ander kruid en witte poeder snuiven. Dat laatste normaal twee keer per dag, maar het is een blank kindje dus voorzichtig aan één keer per dag. De King of Spirits doet mij even voor hoe je moet snuiven en raakt daarbij in een niesbui die de hele rest van het bezoek niet meer over zal gaan.
Door de aanwezigheid van Tabitha wordt nu geen Engels meer gesproken. Ik kan mij nu op andere zaken concentreren en Tabitha krijg ik straks weer mee -althans dat hoop ik en laat dat nou achteraf ook één van haar angsten zijn geweest- dus onder die onzekere aanname kan ik haar straks helemaal uithoren. Er wordt veel gesproken door de Big Man tegen Tabitha, waarbij hij grinnikt en zij een beetje giechelt. De huisapotheek van de King of Spirits of the World werkt voornamelijk met dik bruin postpapier (basisvoorraden) en postenveloppen (als schep en ook als zakje voor de klant). Van de basisvoorraad, die nog harde stukjes bevat, wordt een hoopje voor de klant geschept. The Big Man gaat hier met grote zorgvuldigheid met zijn vingers de harde stukjes uithalen. Die gaan terug in de basisvoorraad.
Als de kruiden in de postenveloppen zitten en Tabitha de instructie duidelijk heeft doorgegeven komt er een CD doosje tevoorschijn met een zilveren verzegeling er op. Het blijkt een MtN abonnement voor een mobile. SIM kaartje, access number voor inschrijving en €30,- beltijd. Of ik…
Ik leg uit wat het is. Inmiddels weet ik dat ze via MtN hier kunnen bellen, want ik krijg niet mijn eigen, maar wel een vreemd netwerk op mijn mobile. Hoewel ik hier bij een diviner ben dus wie weet wat ik hier op mijn mobile krijg. Ik vraag of de Big Man misschien ook een mobiel lulijzer heeft.
Er komt een mobile uit een doos. Accu leeg natuurlijk. Stroom begint pas vijf kilometer verderop vlak voor Jinja.
Ik leg uit wat er moet gebeuren. Hebben ze ook een oplader? Een soepele stengel met aan elke kant een knolletje, verduidelijk ik.
Verbazing om de muzungu. Je ziet ze denken: hoe weet hij dat? Dat kan geen toeval zijn! Er komt een oplader tevoorschijn.
Tsja, dit moet ik thuis doen, kost een paar uurtjes, zeg ik, rondkijkend of voor deze drieste actie een vertrouwensbasis bestaat.
En ja. Neem maar mee dan. Ze kennen dat: de onheilwerende amuletten van hun cliënten raken ook leeg en worden dan bij de diviner afgegeven om een nachtje op te laden. Ben ik gratis een diviner aan het helpen met werkende tovenarij terwijl hij mij voor zijn nepzooi een half miljoen afhandig wou maken! En ik wil vanmiddag helemaal niet klooien aan een mobile en nog een keer met mijn motorfiets zo'n stofspoor trekken op de kleiweg naar de waterval. Getver. Maar mijn belangen liggen natuurlijk in het leren kennen van deze Afrikaanse clerus. Ik moet er wat voor over hebben.
Tussen Tabitha, the Big Man en Mr Hippo ontstaat een vreemd verlopend driegesprek. Ik versta er natuurlijk niets van. Van die kous wil ik straks het naadje weten. Het eindigt met een plotselinge vraag van Tabitha aan mij: Bert!
Ik schrik ervan.
Kun je Kalivu hier (Mr Hippo) naar het Centre brengen? Jazeker, morgen, zie ik mijn kans schoon, dan kom ik morgen hier met de mobile, gaan we daarna naar het Centre.
Aldus besloten. Hèhè, ik hoef vandaag niet meer terug te komen.
Tabitha haalt nog 100 shilling uit een grote knip en doet die in het mandje waar mijn 20 000 tweede tranche ligt, mijn kruiden en de mobile van de King of Spirits gaan in mijn rugzakje, wij lachen vriendelijk ten afscheid, geen handen, waarom ineens niet?
Enfin weg zijn we. Tabitha, achter mij op de motor, is in een zodanige euforie dat ik mij gereed houd haar bij de enkel te vatten mocht zij het luchtruim kiezen: Ik ben bij Budhagali geweest! Ik ben bij Budhagali geweest! Je zou straks mijn moeder moeten zien als ik haar dat vertel. En mijn vriendinnen! Iedereen is bang voor Budhagali weet je? Iedereen. In heel Busoga. Als klein kind leer je het al: wees voorzichtig Budhagali kan je meenemen en aan de geesten offeren. Vrouwen worden van huis getoverd en blijken ineens vrouw van Budhagali te zijn en niet meer weg te kunnen. En hij is….hij lijkt wel een heel gewone man!
Waar had hij het de hele tijd over als het niet over de kruiden of de mobile ging, als hij zo grinnikte, jij vond het wel leuk geloof ik.
Hij maakte de hele tijd grapjes, waarom ik niet met hem wou trouwen en toen we weg zouden zei hij dat ik nog niet voor hem had gekookt en daarna nog dat ik met die blanke ging trouwen. Dat zij dan zijn schoonzuster zou worden.
Ik weet dat "voor iemand koken" het teken is van iemands man zijn en dat je traditioneel met je zwager trouwt als je man sterft. Vooral dat laatste deed mij verontrust aan de kruiden denken in mijn rugzak. Maar een diviner die mij in een grapje als zijn broer opvoert…toch een eer en ik heb zijn mobile tenslotte.
Dáár kom je never nooit mee weg bij een diviner, zegt Tabitha vastbesloten.
Dat is voor mij het startsein haar te vertellen dat Budhagali er de politie bij had gehaald om de vent te vangen die hem van de sokken had gereden. Hoort het niet zo te zijn dat de politie de diviner erbij haalt als het serieus wordt en niet andersom? vraag ik retorisch.
Ik krijg gelijk. Daarmee zijn we bij de zijweg van het nieuwe Nile Resort, dat nu af schijnt te zijn. Daar moet ik Tabitha uithoren, bedenk ik, want straks in de opwinding in het Centre kom ik er natuurlijk niet meer tussen. Bij het net gevulde zwembad, onder een vers rieten afdakje, met beneden ons de gorgelende Nijl, vertelt Tabitha dat Budhagali haar wat is tegengevallen. Nee, dan haar buurvrouw vroeger thuis. Toen die vijftien jaar geleden trouwde en daar bij haar man kwam wonen mocht kleine Tabitha'tje van acht niet naar de buren 's avonds want het was al donker. Toen het verse echtpaar met de gasten thuiskwam en haar ouders even buiten gingen staan vloog ze uit haar pyjama in een jurkje en zonder tijd te verliezen sprong ze het raam uit en klom in het stikdonker een boom in om bij de buren naar binnen te kunnen kijken. De vrouw stond bekend als omgaand met geesten en kruiden. Zij had veel mensen goed geholpen. Tabitha was net als iedereen natuurlijk een beetje bang voor haar. Tien jaar later achtte zij haar katholieke vorming sterk genoeg om haar angst voor dat soort dingen te overwinnen (een christen is "gered" en bevrijd van de magie, althans dat is het bijgeloof van priesters en dominees). De buurvrouw, inmiddels gescheiden, nog steeds daar wonend zou haar test case moeten worden. De test slaagde niet want nog vóór ze goed en wel in het zicht van de vrouw was had deze geroepen: "Aaaaah, daar heb je eindelijk dat meisje dat zonder onderbroek op mijn bruiloft kwam!".
Tabitha had zich omgedraaid, het op een holletje gezet en geconcludeerd dat ze eerst nog een tijdje moest doorbidden. Moet je nagaan Bert, het was stikdonker buiten, ik had een lang jurkje aan, zij zat in een verlichte kamer stikvol gasten en het was tien jaar geleden!
Ja en zo'n vrouw wordt natuurlijk nooit "kardinaal van de diviners in Busoga" want dat moet natuurlijk per se een kerel zijn, sneer ik.
Hier raak ik een snaar bij Tabitha. Ja, precies en volgens mij kon die buurvrouw van mij veel meer. Trouwens 70% van het werk in Uganda wordt door vrouwen gedaan en dat levert 80% van de productie op, ik zal je eens een paar economische rapporten laten zien en er was eens een discussie op het Philosophy Centre Jinja en die begonnen eerst te protesteren als ik over die dingen begon maar op het laatst had ik ze mooi wel de mond gesnoerd, stelt Tabitha voldaan vast.
Met reden voldaan, naar mijn mening, want dat zijn daar alleen mannen. Kortom, Tabitha zal best veel hebben gebeden maar ze vindt de discussie over sekse en het recht op maatschappelijke erkenning van toepassing op het divinerschap. Reden genoeg om het niet bij een colaatje te laten en de menukaart aan te laten rukken.
Voorzichtig zeg ik eens dat ik me de hele tijd afvraag of de diviners het allemaal zelf geloven of dat ze alleen willen dat ik het geloof.
Voor Tabitha is er geen twijfel over: ze geloven het allemaal zelf. Alles.
Zelfs Kalivu (Mr Hippo)? vraag ik.
Zelfs Kalivu.
En, heeft hij je nog wat antwoorden op vragen van je lijstje gegeven? Vraag ik, wetende dat er in het Centrum vragen bestaan over onbekende geesten en onduidelijke bijnamen van geesten.
Nee. Mzee wilde het de hele tijd uitleggen. Dan ging Kalivu er telkens doorheen praten, die wou gewoon niet dat het mij werd verteld. Die Kalivu houd alles af. Die wil geld zien. Van hem moest ik ook geld in dat mandje leggen. Mzee zei zelfs een keer tegen Kalivu: "Wat heb jij een hoop woorden". Omdat hij zijn uitleg er gewoon niet doorheen kreeg. Mzee werd gewoon de mond gesnoerd. En Kalivu wil nu eerst naar het Centre. En als we iets willen moeten we eerst een brief schrijven.
Wij zijn het helemaal eens: Mr Hippo, die Kalivu, mag door de geesten worden opgehaald. Voorgoed.
Het verhaal van de gebroken bomen op de compound van de King of Spirits is niet zo breed bekend in Busoga, zegt Tabitha. Wel dat de King of Spirits het lichaam van Mzee verlaten zou hebben en hij weer zo ongeveer louter de zoon van zijn vader zou zijn, omdat hij vreemd gegaan zou zijn. "Adultery" is het woord dat Tabitha gebruikt. Wat hier precies wel en niet adultery is daar ben je nog niet zomaar uit. Met de vrouw van een ander en zeker die van je broer, dat is in ieder geval "adultery" . Verder weet ik het nog niet zo precies. Het waren geruchten.
Hoe dan ook, nu ik weet waar het grinniken van Mzee en het giechelen van Tabitha over ging en ik de film nog eens voorbij laat komen met deze ondertiteling is mij duidelijk dat de man wild bruisende ballen moet hebben die hem in aanwezigheid van vrouwen de baas zijn. Ik hoop dat hij niet ondertussen per ongeluk de verkeerde kruiden voor me heeft gemengd.
Mzee, Budhagali, blijkt niet de naam te dragen van de watervallen die 250 megawatt gaan leveren over een jaar of vijf, maar de watervallen zijn naar hem genoemd inzoverre hij niet de zoon van zijn biologische vader is maar de geest Budhagali zelf die bezit van Mzee heeft genomen en permanent in hem "woont". Als Mzee sterft moet hij, als ik het goed begrijp, dubbel begraven worden: als lichaam van zijn door zijn vader gegeven magara als het lichaam van de hem thans bezittende geest. Hij is twee mensen. De naam van de zoon van de vader-verwekker gebruikt bijna niemand meer. In Mzee wordt de geest Budhagali, de koning van de Geesten der Wereld, aangesproken.
Mzee is de geest Budhagali.
Het staat trouwens ook op zijn briefpapier.
Het gerucht gaat dat wegens deze dubbele identiteit bij zijn overlijden iemand gedood zal moeten worden om met de nommo van de zoon van de biologische vader onder Budhagali's lichaam te begraven. Omdat ik nommo aan zijn mobile heb gegeven en in zijn grapjes als zijn "broer" wordt aangeduid vrees ik daarvoor een geschikte kandidaat te zijn. Hij ziet er nog gezond uit, maar omdat hij naar het zich laat aanzien nogal wild om zich heen neukt lijkt het elk moment mis te kunnen gaan. De HIV situatie is bekend: Patrick, bijvoorbeeld, van Piet’s Cultural Research Centre, had mij van de week al eens te spreken gevraagd omdat zijn acht broers op één stervende na nu allemaal dood zijn en hem, inclusief zijn eigen, dertig kinderen hadden nagelaten. Of ik ook toevallig iemand kende die schoolgeld wou gaan betalen. Ik zou mijn best doen, zei ik, de uitgebreidheid van mijn antwoord keurig gelijk trimmend aan de lengte van zijn aanloop naar de vraag.
Terug in Jinja ga ik de knipselmappen van het centrum in en vind veel over de geplande Budhagali dam. De bouwondernemingen, gebundeld in de AES, en regering zijn vóór, de rafters (opblaasboot-rivierafzakkers), toeristenorganisaties en miljeuactivisten zijn tegen. De rest van de machten informeert bij de beide kanten wat er voor hen aan zit om aan die kant mee te doen. Het gaat om 250 megawatt, de tegenstanders leveren dus een achterhoedegevecht. De inbreng van Budhagali, de King of Spirits heeft men ook hier netjes uitgeknipt, de cartoon over de geschonken mobile incluis. Ik kopieer de knipseloogst en trek mij terug in mijn paleisje bij Gerard Picavet. Alwaar ik mijn verdere vragen over het verkeer tussen mensen en geesten opschrijf:

Het probleem: de "economie der geesten": als geesten iets doen vragen zij daarvoor geld. Geesten vragen vaak een bedrag en dan volgt onderhandeling.
Ze kunnen dat bedrag baseren op
kosten die de geest moet maken het karwei te klaren
de waarde die de dienst van de geest heeft voor de klant
de draagkracht van de klant
de behoeften van de geest
nog iets anders
De vraag is hoe de prijs wordt bepaald. De bovenstaande vragen zijn te abstract voor de diviner. Om er achter te komen zou ik bijvoorbeeld kunnen vragen:
Geesten kosten levende mensen geld. Zijn er ook geesten die geld opleveren?
Als men geld achterlaat bij de jonge boom bij de stroomversnelling, wordt dat dan niet gestolen door de tuinlieden? Waait het niet weg? Wat gebeurt er met het geld dat bij het boompje ligt als de gever wegloopt?
Is een ernstige zaak wel eens goedkoper dan een lichte zaak? Waarom?
Het geld is voor bouw en onderhoud der diviners en heiligdommen. Waarom geeft men het geld aan de geest? Is het niet wat ordinair om een geest als lokettist in te zetten? Men kan het toch gewoon aan de diviner of liever nog, zijn kassier geven?

Terwijl ik dit schrijf gaat mijn neus lopen en komt er zo'n sterke lucht van Emilie's kruiden uit Budhagali's bruine postenveloppen dat ik het zelfs op mijn tong proef. Lichte paniek. Zal ik het in een plastic zak stoppen?
Nee, ik ben niet bijgelovig.
Ach, ik doe het toch maar, het is ook beter voor de kruiden...

Nijlstraat 18B, donderdag 6 januari 2000

Ik geraak in zeer ontspannen vaarwater in father Picavets guest house, doe zo weinig mogelijk. Toch raak ik achter met de verslaggeving. Het is vooral de bezorgdheid om je lot die hier bij Picavet lavend werkt. Als ik aankondig door Picavets ontbijt heen te zullen gaan slapen vraagt hij of ik dan wel iets te eten heb, of dat allemaal lukt in dat huisje daar. Alsof het een lekke tent is. Heb ik wel koffie?
Ja zeker: Ugandese puur arabica filter van de Mount Elgon zelfs nu om in Picavets koffieapparaat te doen.
Melk?
Ja poeder.
Dat is niks.
Hier heb je een pak melk. En een mooi boek van Karen Blixen. Moet je lezen. Enzovoort. Een vader in hart en nieren.
Hij is ook vader. De vrouw van een van zijn pupillen overleed met twee kleintjes. De familie van de moeder wilde ze nemen maar de jongen wilde zijn kleintjes niet kwijt. Ter barricadering van de familie werd Picavet gauw voogd. Vader en zoontjes waren er toch al kind aan huis. Felix is nu 13, Victor 11 ze wonen al jaren bij Picavet, die duidelijk vader is. De echte vader komt er dagelijks, heeft nu een nieuwe vrouw en twee meisjes. Op de jongste van zeven werd ik verliefd toen ze haar kleine lijffie met kraaltjesdreadlocks in het zwembad resoluut van de hoge wierp. Toen ik joelde van de pret deed ze het, op de golven van haar succes nog eens op een andere manier: zo dat het heel moeilijk en eng lijkt. Ze legde mij later op mijn verzoek uit wat bepaalde mensen zeiden in Lusoga en bij de spelletjes met de kinderen bepaalt zij de regels, ook als er veel groteren bij zijn ("if you people don't get this ball I have the game!"). Is ook de beste van de klas zei Picavet later. Michelle my belle. De vader van dit alles, inmiddels succesvol bouwondernemer (met veel opdrachten van Picavet), woont met de tweede vrouw en de meisjes, die net nog een zusje hebben gekregen aan de andere kant van de Nijl. Felix en Victor willen daar niet wonen: te ver van school en vriendjes.
Het botert meestal wel met de nieuwe mama. Niet altijd. Dan ontstaat er een gesloten Felix-Victor front waar vader en moeder niet doorheen komen. Lekker bij father Picavet blijven dus. Die heeft bij zijn verhuizing naar deze buurt ontdekt dat het hebben van kinderen goed helpt bij het leggen van contacten tussen volwassenen. Een pater die het ouderschap van binnen kent.
Dat komt ook goed van pas bij de regelmatige samenkomsten van de Jinjajenese padvinderij met die uit een Engels stadje. Die boog, wijst hij, naar een fantastisch van gelijmde lagen hout gemaakte boog van een dikke twee meter hoog, hadden ze meegenomen uit Engeland. Die heb ik ze meteen afgepakt. Hij hoefde niet meer naar huis en behoort nu tot de voorwerpen der padvinderij alhier, gestald bij Picavet, zoals hier in dit huis vele waardevolle voorwerpen van vele verenigingen, stichtingen en andere gezelschappen een veilige plaats hebben.
En dan die meisjes in die jongens hè, zegt Picavet. Mensenlief, dat is me wat, ik zeg altijd tegen de begeleiders mensen mensen mensen, pas nou toch op, want veel van die jongens hier zijn seropositief, dat weet je gewoon. En ze zijn heet hier hoor, die jongens, ze zijn vreselijk heet. Tsja en toen was er een Engels meisje, ja, dat was ook een hele hete meid en, ja, dat was dus wel misgegaan, toen zaten we wel in de piepzak. Gelukkig is het goed afgelopen.
Wij zitten aan tafel met de jongens, die inmiddels al ongeduldig weglopen om even te kijken wat er op TV is.
Picavet geeft mij als zijn mening dat je zo'n diviner gewoon moet negeren. Het is toch allemaal puur bijgeloof. Kom jongens! Bidden!
Ik beken mij behoedzaam tot de stelling dat het gevaar niet zozeer in bijgeloof, maar in natspat-aspecten zitten. Ik vertel het natspatverhaal, van de man die zich met een schoon pak in de buurt van een plas op de weg placht op te houden en ontvouw mijn theorie van de natspatsector. Frida noemt het milking, ziet het meer als de zuivelindustrie. Bij overheids"dienaren" heet het "eating", dat is geld vragen voor overheidsdiensten die de klant al lang betaald heeft met zijn belasting. Dan zijn we bij de catering. Bij diviners betekent het: eerst de mensen bang maken en dan voor geld angst verdrijven. Je kunt niet steeds maar woorden blijven verzinnen. De natspatsector, daar houd ik het bij.
Als ik over de diefstal van Faith te spreken kom vertelt Picavet van zijn driewielerproject voor invaliden. Die invaliden komen met de regelmaat van de klok vertellen dat hun wielen gestolen zijn. Ietsje te vaak. De natspatsector. Picavet vraagt nu altijd naar politiepapieren en de meesten komen daar dan niet meer mee terug.
persuasive language hè, zegt Picavet. Hij krijgt allerlei verhalen over geldnood aan de deur. Als hij mensen en hun familie niet kent gaat hij nergens op in.
Als er geld is voor een invalide kindje wordt dat nooit aan de familie gegeven. Want in Afrika ga je echt je geld niet vrijwillig aan je invalide kind besteden. Dat besteed je aan je gezonde kinderen. Dus er worden alleen gespecificeerde rekeningen betaald en alleen rechtstreeks. Anders gaat de natspatsector invaliden uitbaten (nog gevaarlijk ook, in India verscheen het bericht van bendes die gezonde kinderen amputeren was dan krijgen ze meer bij het bedelen).
Voor de steun der blinden was iets bedacht: er was een auto op het toneel verschenen, die zou als taxi dienen, opbrengst voor de blinden. Father Picavet de Onkreukbare accepteerde de uitnodiging tot het beheer en selecteerde, met al zijn ervaring en de nauwkeurigheid die zijn huis en tuin tot in het meest minuscule plantje uitstralen, een chauffeur uit zijn kringen. Het ging een maandje goed. Toen begonnen er dingen kapot te gaan aan de auto. De garagerekeningen klopten keurig. Het project begon steeds grotere verliezen te draaien. Alle bonnetjes bleven keurig kloppen. Einde project. De natspatsector. Blinden!  
Picavet heeft geen security guard. In alle huizen in de buurt waar security guards zijn is inmiddels ingebroken. Bij hem niet. Natspatsector.
Geld is het krachtigste amulet in Afrika, zeg ik.
Waar niet, zegt Picavet.
Daar zit ik, met mijn mond vol tanden.
Van Karen Blixen is een Amerikaanse film gemaakt die allerlei prijzen heeft gewonnen. Er zijn voor mijn twee redenen om niet naar een film te gaan: als hij Amerikaans is of als hij een prijs gewonnen heeft. Maar het boek is goed, zei Gerard.
En dat blijkt: ze is verdiept in pogingen de Gikuyus, de Maasai, de Somalis en zelfs de dieren in en rond haar boerderij, dertiger jaren, Kenya, te begrijpen en vol besef dat het lang niet volledig zal lukken. Om haar eigen pogingen moet ze vaak een klein beetje glimlachen, echte grootheid dus.
Van dit boek kun je absoluut geen Amerikaanse film maken en al helemaal geen film die een prijs wint. Het is moeilijk! Niet veel mensen zullen bijvoorbeeld haar onsterfelijke paragraafje "De neger en de geschiedenis" begrijpen, want daarvoor moet je heel veel geschiedenis hebben gestudeerd, met name ook geschiedenis van het denken. Dat moet ze dus zelf gedaan hebben, dat kan niet anders. En het leuke is dat ze nergens in haar boek met eruditie te koop loopt. Geen enkele behoefte te pochen. En ze is nog eerlijk ook. En een schrijfster is ze goddank ook niet. Ze heeft alles wat ze dacht gewoon zo precies en begrijpelijk mogelijk opgeschreven en daar was ze Goddank vreselijk goed in, beter dan de meeste "schrijvers". Kanjermens.
Zo lees ik in haar boek dat ze Shakespeare’s Merchant of Venice aan haar Somalische bediende, eigenlijk bedrijfleider, kun je wel zeggen, Farah vertelt.
Punt één: hoe kom je er op zoiets te doen?
Nou die vraag stel ik aan de lezer met enige trots - in tegenstelling tot Karen poch ik graag af en toe over mezelf - omdat ik dat zelf inmiddels al wist: Shakespeare en Afrika begrijpen elkaar heel wat beter dan moderne westerlingen elk van hen beiden. Neem bijvoorbeeld de geest van Hamlets vader. Die houdt zich keurig aan de Afrikaanse etiquette van geesten van voorouders: die komen heus niet als iemand ze "oproept", zoals men in het zwevende gedeelte van het westen suggereert, maar onverwacht. En ze komen ook absoluut niet zoals westerse zwevers denken, om zich met wat ordinair en triviaal circusartiestengedoe bezig te houden zoals het laten bibberen van glazen, het uitdelen van een oorvijg, of het zeggen van iets dat je al weet maar waarvan je verbaasd denkt got hoe weet die geest dat nou. Kort gezegd: ze lenen zich niet voor het hoestmogelijk-gedoe.
Nee! Daarvoor komt de geest van een voorouder niet terug, dat weet Shakespeare en dat weet heel Afrika. Een geest van een voorouder komt alleen terug als er iets vreselijks aan de hand is en jaagt daarbij dan absoluut iedereen geheel onverwacht de pokkestuipen op het lijf, precies zoals Hamlets vader. Echt niet iets leuks en spannends voor een trans-"sessie" naar westers model.
Niet, of onverwacht de pokkestuipen. Zo hoort dat.
En niet anders.
Dat is de etiquette der voorouders.
Dus mij verbaast het niets dat Karen Blixen de Merchant of Venice vertelt aan Farah. En ook niet dat Farah prompt één en al aandacht is.
Maar zelf ken ik dat stuk niet. En Karen gaat er geheel terecht vanuit dat je het kent. Ik schaam me zo dat de honden op mijn veranda mij komen troosten, maar ja, als je vanaf Hammurabi en de Veda’s alle wereldliteratuur achter elkaar gaat lezen kom je op geen stukken na ooit aan Harry Mulisch toe en dat kun je zo’n man toch ook niet aandoen, is mijn gedachte geweest. Nu kom ik met mijn voortrekken der levenden tegenover de doden lelijk op de koffie. Dat heb je er nou van, zou iedere Afrikaan zeggen.
Gerard biedt uitkomst. Er is een exemplaar in huis.

Het verhaal blijkt als volgt te gaan. Antonio, een Venetiaanse koopman, wil snel rijk worden. Al zijn geld en meer dan dat, zit in schepen die overal in de toen bekende wereld aan het moorden, verkrachten, roven, plunderen, kortom handel drijven zijn. Geen dubbeltje thuis onder het kussen.
Ook zijn vriend Bassanio zit op zwart zaad, erger nog, heeft geen hoop op toekomstige baten. Hij heeft weinig commerciële of andere talenten. Voor hem zou een huwelijk met een schone rijke weduwe een uitkomst zijn en dat beseft hij terdege. Rondspeurend vervloekt hij zijn geldgebrek, want als aspirant heb je toch altijd aanloopkosten voor je de hand op een goed onder druk staande geldkraan van een rijke weduwe kan leggen.
Maar ineens ziet Bassanio een kans. De schone Portia is zelfs niet eens weduwe, doch jonge schone maagd, enig kind en erfgename van haar zodanig vermogende vader dat alle hotelkamers in de buurt van haar veste Belmont bezet zijn met berooide prinsen uit alle hoeken der aarde. Wat te doen?
Antonio leent normaliter gul uit, gratis natuurlijk, want zo hoort dat onder vrienden. Maar nu heeft hij even niets te leen. Wel wil hij borg staan voor Bassanio bij Shylock, een Jood, natuurlijk.
Shylock heeft de pest aan gratis uitleners als Antonio want die drukken daarmee de rente in Venetië: marktbederf! Goedertierenheid is concurrentievervalsing! Wettelijk verboden in alle beschaafde landen! En nog varkensvlees eten ook! Hij bedenkt een geintje: hij doet het deze keer ook eens renteloos, maar wel over drie weken terugbetalen, zo niet dan mag Shylock een pond vlees naar keuze uit het lijf van Antonio snijden. Antonio die handel drijft zoals Italianen ook oorlog voeren, bedenkt welke van zijn schepen de komende drie weken rijk met buit zullen binnenvaren en gaat akkoord.
Dat had hij niet moeten doen.
Maar daarover later. Het geld komt los en Bassanio gaat aan het werk, althans hij gaat, laten we zeggen, wat Afrikaans aan de gang. En met succes. Portia is zeer van hem geporteerd en de hotelkamers rond Belmont worden en masse verlaten door somberende prinsen.
Antonio's dichtstbijzijnde schepen vergaan natuurlijk, zoals Italiaanse schepen en zeker Italiaanse schepen in het toneelstuk van een Engelsman betaamt, allemaal. Zo raakt hij in gebreke bij Shylock, die zich, ondertussen ook flink giftig geworden doordat zijn dochter er niet alleen met een christen, maar ook nog met enkele van zijn dukaten vandoor gaat, verheugt op enige amateurchirurgie. Zonder verdoving.
Portia en Bassanio horen ervan. Bassanio vertrekt spoorslags naar Venetië en krijgt nog gauw van Portia driemaal de aflossing voor Antonio mee, geld zat nu, tenslotte. Portia gaat spoorslags bidden in het belendende klooster.
In Venetië blijkt Shylock, de Jood, niet in geld geïnteresseerd! Nee, laat Shakespeare de Jood vinden, al kreeg hij tien keer de som, het mes moet en zal er in.
Antonio legt Bassanio uit dat de Doge Shylock uit hoofde van het speerpuntenbeleid van Venetië als vestigingsplaats voor buitenlands kapitaal zeker in het gelijk zal stellen. Hij verwacht niet de operatie te zullen overleven en bereidt zich voor op het troosten van Bassanio die het binnenkort zonder hem zal moeten stellen, wat Bassanio heel erg vindt (hoewel Antonio geen vlucht overweegt en Bassanio dat ook niet voorstelt).
Op de rechtzitting ziet de Doge het inderdaad somber in voor Antonio. Bassanio biedt en biedt, geld zat nu, tenslotte, maar Shylock blijft turend over zijn neerwaarts richting contract op zijn neus hangende leesbril aandringen op correcte uitvoering van het overeengekomene. Hij slijpt ondertussen zijn mes.
Dan blijkt de Doge een brief te hebben waarin zich een advocaat voor Antonio stelt. Dit blijkt Portia, verkleed als geniale postdoc in de rechten, in Afrika de meest populaire studierichting.
Portia wijst de zaal op de duidelijkheid van het contract. Het dient uitgevoerd. Shylock moet een chirurgijn huren die Antonio's bloed na afloop moet stelpen.
Shylock prijst haar conclusie maar ziet, werpt hij over zijn op het contract gericht leesbril tegen, over chirurgijnonkosten niets in het contract staan.
Portia bindt in.
Maar bloed, zegt Portia, daar staat ook niets over in het contract. Bloedvergieten mag niet volgens de Venetiaanse wetten (christenen niet, tenminste, Joden, negers en Turken natuurlijk wel).
Hier heeft Shylock niet van terug. Staat dat in de wet? Vraagt hij.
Hij kent ineens de wet niet, zou je van een Jood ook niet verwachten.
Hij gaat akkoord met drie maal de som.
En precies een pond, hè? roept Portia, een tweede Jodenstreek aan haar eerste toevoegend, want anders draai je subiet de nor in.
Shylock toont zich nu zelfs bereid genoegen te nemen met de enkelvoudige hoofdsom.
En iemand naar het leven staan mag ook niet, zegt Portia en dat heb je al gedaan. Dus Shylock blijkt eigenlijk al nat te zijn. Veroordeling!
Nou, dat wordt voor Shylock afgifte van zijn gehele bezit, vonnist de rechter en, of dat al niet erg genoeg is, gedwongen bekering tot het christendom, volgens een toeschouwer een slecht oordeel wegens de daaruit voortvloeiende prijsopdrijving van het varkensvlees.
Over het speerpuntenbeleid van Venetië als vestigingsplaats voor buitenlands kapitaal is later weinig meer vernomen.

'Wat?' zei Farah. 'Heeft de Jood zijn eis laten vallen? Dat had hij nooit moeten doen. Het vlees kwam hem toe, voor al zijn geld kreeg hij toch al zo weinig terug.'
'Maar wat kon hij anders doen,' vroeg Karen, 'als hij geen druppel bloed mocht nemen?' 'Memsahib,' zei Farah, 'hij had een roodgloeiend mes kunnen gebruiken. Dan komt er geen bloed.'
'Maar,' zei Karen, 'hij mocht niet meer of minder dan een pond nemen.'
'En wie,' zei Farah, 'had zich daardoor laten afschrikken en dan nog wel een Jood? Hij had toch elke keer een klein stukje kunnen nemen, met een kleine weegschaal erbij om ze te wegen, net zolang tot hij een pond had. Had die Jood dan geen vrienden die hem van advies konden dienen?'.
Alle Somali’s hebben, schrijft Karen, iets uitzonderlijk dramatisch in hun gezichtsuitdrukking. Met een nauw waarneembare wijziging van blik en gebaar nam Farah nu een dreigend uiterlijk aan, alsof hij werkelijk in het hof van Venetië was om zijn vriend of partner Shylock moed in te spreken ten overstaan van Antonio's vele vrienden en de doge van Venetië in hoogsteigen persoon. Zijn ogen blikkerden op en neer langs de gestalte van de koopman, wiens borst ontbloot was voor het mes.
'Hoor nu eens, Memsahib,' zei hij, 'hij had héél, héél kleine stukjes kunnen nemen. Hij had die man een heleboel kwaad kunnen doen, lang voordat hij aan zijn ene pond toe was.'
Karen zei: 'Maar in dit verhaal gaf de Jood het op.'
'Ja, dat was doodjammer Memsahib,' zei Farah.

Ik moet zeggen dat ik met Farah en Shylock meevoel. Ik heb altijd een grotere hekel gehad aan Italianen dan aan Joden. Dat hypocriete gedoe. Dat vreselijke operagezang. Dat elegante sterven. Al die rommelige kitscherige herdenkingsmonumenten overal voor de "caduti" in al die elegant verloren oorlogen. Onze voetballers wegkopen. Maar vooral omdat Shakespeare tegen de Jood is. En hem op oneerlijke wijze afmaakt door ineens een domme onwetende van hem te maken als Portia in de rechtszaal verschijnt. Precies zoals Farah zegt: zo is een Jood niet. Zo pleeg je goedkope karaktermoord op een Jood om het tij tegen hem te laten keren, Shakespeare toch! Joden zijn vuil en gemeen maar niet dom en slap. En vuil en gemeen zijn is in Afrika geen kritiekpunt, want dat is iedereen die de kans krijgt en dat weet iedereen. In Afrika geldt de waarheid van de sterkste en de sterksten zijn altijd vuilste, gemeenste, en slimste. Dat is niet alleen bij Joden zo. Dat is overal altijd zo. En dat weten Farah en Shylock.
Dat kan dus ook niet het specifieke probleem van Afrika zijn, dat de sterksten er het vuilste, gemeenste, en slimste zijn.
President Yoweri Museveni staat ook aan onze kant. In zijn boek Sowing the Mustard Seed schrijft hij (p.13): "toen wij de Merchant of Venice lazen leerden we het conflict zien in de oude maatschappij, waarin de nieuwe klasse van kooplieden als roofzuchtig en schraperig werd beschouwd. Het was duidelijk dat Shakespeare Shylock vernederde als een onwenselijk karakter omdat hij op zijn pond vlees stond; maar dat is nou precies het kapitalisme."
Aardig trouwens: welk Nederlands kind heeft er tegenwoordig nou nog van Shylock gehoord? Hebben westerlingen de beschaving naar Afrika gebracht omdat we hem zelf niet meer hoefden?

Ik besteed twee Havanasigaren aan het uitproberen van een gedachte. De gedachte dat het probleem van Afrika is dat de sterksten er niet slim genoeg zijn. Zij denken slim te zijn door een overheidsbaantje of een baantje in het rechtswezen te bemachtigen en dan met allerlei intriges en samenwerkingen geld af te troggelen van de overheid en van de klanten die van een overheidsdienst afhankelijk zijn. Het geld dat de efficientie en dus de groei van de economie had moeten bevorderen wordt besteed aan dure buitenlandse auto's en wat over is komt "veilig" op een buitenlandse rekening te staan. Zo verslijt het geld op de weg en raakt het geïnvesteerd in het buitenland, in plaats van dat het in eigen land wordt besteed aan consumptie en investeringen die de eigen economie doen groeien en de mensen werk geven. Buitenlandse investeerders blijven er ook door weg. Die willen geld verdienen en zich niet laten melken door een corrupte overheid.
Armoe troef.
Zonder die "slimme" corruptie zou iedereen rijker zijn, de corrupten incluis. De slimsten zijn in Uganda corrupt en corruptie is...dom! De specifieke vorm van domheid der Ugandese sterksten is kortzichtigheid. Wat de kleintjes in het klein doen: een tennisnet stelen en er bij een verkooppoging in de sportzaak mee tegen de lamp lopen, geld van tafel grijpen hoewel ze kunnen bedenken dat de eigenaar bij enig nadenken zal weten wie de enige is die het gedaan kan hebben, die volstrekt blindheid voor vaak desastreuze consequenties van handelen in zelfs de meest nabije toekomst, als een hond die weet dat hij niet aan de worst op tafel mag komen maar wiens baas te lang wegblijft zodat zijn beheersing, kwijl kwijl, wordt overvraagd, dat doen de groten in het groot.
De tijdhorizon is gewoon te kort. Het koppie werkt niet.
In een natuurpark kun je een achtpersoons bootje met gids huren. Bij de chief clerk. Maar de boot vertrekt een eind verderop, bij het restaurant. Niet iedereen die daar eet heeft het aanbod vernomen. Maar de waard is zo vriendelijk het aan te bevelen: daar ligt de boot. De eters gaan er heen en varen een rondje. De gids steekt de 50 euro in zijn zak, brengt er tien van naar de waard en het park kan naar het geld fluiten.
Als ik bij het restaurant ben zijn er geen andere liefhebbers en van de prijs krijg ik niets af. Gelukkig komt er een gezinnetje aanrijden. Mijn kosten dalen tot 25 euro, zegt de gids. We varen ons rondje. Na afloop vraag ik de familie: wat hebben jullie afgesproken? De familie blijkt de hele boot te hebben betaald bij de chief clerk. Ik betaal de familie er een gedeelte van terug en deel dat mede aan de gids. Hij kijkt zuur maar zegt dat het zo klopt.
Als ik bij de waard ga eten word ik aan een aggressief kruisverhoor onderworpen. Had ik met die familie afgerekend?
De waard vertrouwde het verhaal van de gids niet en achtte de commissie door zijn neus geboord. Maar deze flesser bleek dus deze keer niet geflesd door die andere flesser.
Volgende vraag: nu de chief clerk het geld heeft gekegen, zal hij de gids wel volgens de regels betalen? Waarschijnlijk niet, hij zal zeggen: ik trek af wat ik denk dat er bij jou blijft hangen. Enz.
Afrika. 
Het natspat-gedoe kost tijd die ten koste gaat van het werk aan de kwaliteit van het park. Het kost toeristen. Het kost inkomen. Iedereen wordt er armer van. En Uganda als geheel is ook zo'n park.
Man en vrouw staan in Uganda ook in een melkverhouding ten opzichte van elkaar. Charles Onyango-Obbo, heeft in zijn boekje een prachtige historische analyse van de melkrelatie tussen man en vrouw in zijn verhaaltje "Wife Beating: The Ugandan Way". Vroeger verbouwde men vooral koffie, thee en katoen. De oogst werd in één keer in bulk geleverd aan inkoop-cooperaties van de regering. De vrouwen deden natuurlijk al het werk op het land, maar als de oogst binnen was gingen de mannen ermee naar de cooperatie en vingen het geld. De vrouw kreeg een zakcentje en de rest ging op aan drank.
Maar die cooperaties zijn ingestort. Van de traditionele gewassen konden mensen vaak niet meer leven. Men ging over op bonen, simsim, aardappelen en mais, gember, tomaten en kool. Maar hoe verkoop je dat? Dat is ineens een heel werk: naar de stad, kraampje huren, doekje uitvouwen en de hele dag bezig. Werk, dat is in Uganda voor vrouwen. Dus de markt, daar zit de vrouw. Maar wie krijgt dan het geld binnen? Juist.
Nu krijgt de man een zakcentje, de slimmere vrouwen "betalen" (waarvoor??) hun man niet eens in geld voor drank maar in drank die ze zelf maken, dat is goedkoper en dan kan ze het schoolgeld voor de kinderen betalen.
Wat de kleintjes in het klein doen doen de groten in het groot. In de Obote tijd waren de noordelijke stammen aan de macht. Ze verdeelden de regeringsbaantjes onder elkaar waar je goed van kunt "eten". Was je van een noordelijk stam en was je relatief wat aan de slimme kant dan verhuisde je naar Kampala, kocht een brandkast en een Pajero-trooper en ging dan achter een bureau zitten krant lezen (met een bril op, ongeacht de kwaliteit der ogen). Het thuisfront van de stam bleef achter in armoede.
Nu is Museveni president en de Noordelijke stammen krijgen niet veel regeringsbaantjes. En ziet! Schrijft Charles Onyango-Obbo in zijn prachtig boekje, het Noorden leeft op! Men is terug thuis, de bril ligt ergens in een koffer, er is een café geopend, een kruidenierszaak, een garage. Er wordt aan verdiend, de huizen worden weer opgeknapt. The Ruler's Curse, noemt Onyango-Obbo dat verhaaltje treffend.
Maar echt slim is het niet, natuurlijk.

Mijn tweede Havana is bijna op. Ik vind dat ik, met dank aan Onyango-Obbo, een heel eind gekomen ben: de slimsten zijn wel even vuil en gemeen als in het westen, maar ze zijn niet slim genoeg.
En al die door het ex-Mesopotamische denken aangetaste westerlingen? Dat zijn de slimsten niet, vanzelf. Die gaan er vanuit dat er zielige mensen zijn die het slachtoffer zijn van gemene mensen. Het lot van de zielige mensen wekt mededogen en verontwaardiging. Je moet ze helpen tegen de gemene mensen. Dat is de liturgie van alle westerse nieuws- en actualiteitenprogramma's (die immers ook niet voor de slimmen zijn bedoeld). Diskussieprogramma's gaan gewoonlijk slechts over één onderwerp: wie is er zielig en wie is gemeen. Het wil er bij een ex-Mesopotamiër niet in dat alle mensen gelijk zijn. Logisch: zij hebben de mentaliteit van de uit het paradijs verdrevenen en voelen dus dat er anderen zijn die daar nog van het leven genieten. Schande!

Wat de diviner Budhagali betreft was ik zover dat zijn mobile bij mij aan de Nijlstraat stond op te laden. Na enige tijd kon de mobile schrijven op zijn eigen display, edoch…Spaans! Handig van die firma om ze in Uganda in het Spaans af te leveren. Niet echt mijn beste taal ook. In de hitte van de middag zoek ik ruggelings op mijn bed in het Spaanse menu de taleninstelling. Na enige tijd spreekt hij Engels. Toch blijft hij in het Spaans begroeten en afscheid nemen. Als ik de computer van MtN bel weet die goddank raad met de accescodes en heeft Budhagali aansluiting en zo'n dertig euro beltijd. Ik pak mijn mobile en voer in in het telefoonboek: Budhagali (de eerste waterval in mijn mobile), nummer …… Ik druk. Een klemmende stilte. En ja. Budhagali's mobile gaat over. Ik schrijf in Budhagali's phone book: Bert, nummer …..Ik druk. En ja! Ik sta in verbinding met de geest, de King of Spirits of the World, jawel ik doe niet voor minder.
De volgende dag zou ik dan de mobile brengen en Mr Hippo meenemen naar het Centre. Dat laatste lijkt me niet goed : we moeten om Hippo heen. Piet moet pontificaal met de fourwheel drive gaan en Budhagali zelf uitnodigen. Piet lijkt het nog beter dat ik eerst namens de directeur de uitnodiging verstrek en vraag wanneer het past. Prima. Ik hoef in ieder geval niet met Mr Hippo achterop terug naar Jinja.
Daar ga ik weer als een stofstreep over de kleiweg naar de waterval. De heren diviners zitten gerieflijk onder de bomen bij de bamboe nieuwbouw, die voor de geesten bestemd blijkt.
Hoe het met iedereen hier is, alles prima, hoe het in Jinja is, wij zitten te ver, wij horen nooit wat, alles goed, geen schoten gehoord vannacht.
Ik kom tevoorschijn met de telefoon en leg uit hoe te bellen. Mr Cat moet ik zelfs het concept van een kengetal nog uitleggen, maar hij is snel van begrip. Hij is de eerste die wil bellen. Naar Kampala. Meteen raak, stel ik tot mijn niet geringe voldoening vast, want mijn persoonlijke prestige is hier natuurlijk aan verbonden.
Thank you very, very, very, very much, zegt Mr Cat, mijn hand schuddend.
Mr Hippo, terug van netjes wassen en kleden, haha, mispoes, is inmiddels doende mijn uitleg aan Mzee door te geven. Dat geen Engels kennen blijkt dus geen act van Budhagali. Mr Hippo's uitleg is zo uitgebreid dat het mij lijkt dat hij er zelf nog van alles bij verzint en met een stem als een kanon, waarschijnlijk van de opwinding. Geeft door aan Mzee dat het dingetje in dat plastic kaartje nu binnenin de mobile zit, dat de rest van dat kaartje en alle andere papiertjes weg kunnen behalve de handleiding van MtN. En wat je regelmatig moet bijvullen: stroom en beltijd.
Ik vraag Mr Cat, die ik langzamerhand als mijn meest naaste hier ga beschouwen, hij lag mij van het begin af aan, geen kapsones, daar hou ik van, of hij zo na het kabaal van Mr Hippo even het volgende aan Mzee wil vertellen: normaal reken ik voor dit werk een half miljoen, maar ik vraag Mzee geen geld, ik kom mijn vriendschap aanbieden.
Mr Cat knikt begrijpend en kiest een dramatisch goed moment om mijn boodschap aan Mzee door te geven. Zijn Engels blijkt ineens uitstekend. Passief en actief.
En dan nu het volgende, kondig ik plechtig aan. Ik heb over jullie gesproken met de directeur van het Cultural Research Centre. Ik laat een stilte vallen om het gewicht van deze mededeling goed te laten voelen. En de directeur, vervolg ik, heeft mij gevraagd het volgende mede te delen. Het is de directeur een grote eer Budhagali uit te nodigen voor een bezoek aan het Cultural Research Centre. De directeur zal de geest en de zijnen persoonlijk komen ophalen in zijn four wheel drive double cabin. De geest hoeft maar te zeggen wanneer het past. Het kan vanmiddag, het kan morgen, net wat hij wil, de geest mag het zeggen.
Mr Hippo wacht niet op de mening van de geest, steekt meteen van wal: zoals ik de vorige keer al gezegd heb: de directeur kan een brief sturen en dan zal het behandeld worden, zo is hier de regeling.
Ik kijk gefrustreerd, alsof ik niet verwacht dat de directeur van het Cultural Research Centre zich zal verwaardigen zover te gaan.
Nu echter treedt de magie van de mobile in werking: zie je, zegt Mr Hippo, excuserend, Mzee mag niet zomaar ergens heen. Hij is het hoofd van de diviners van heel Uganda. Die brief gaat naar het bureau van de president en als die het goed vindt krijgen wij toestemming van Mr Okurut, de minister van Culture and Gender.
Van heel Uganda! Roep ik geïmponeerd.
Ja, van heel Uganda. Nu blijkt MrCat "spiritual son" van Budhagali te zijn, ook een geest dus en in Tororo te zetelen als hoofd van Oost Uganda, te beginnen al met Iganga, wat nog Busoga is en alles ten oosten daarvan helemaal tot de grens met Kenya. Niet Budhagali is een "kardinaal" . Mr Cat is er een. En Budhagali? Die is….de paus! En de geesten staan dus in een kooitje op het ministerie van Culture en Gender. En de president, die liefst zo veel mogelijk afstand houdt van de regering om die zo nodig te kunnen laten vallen als een baksteen, heeft daar wel een sleuteltje van. En wat die president van het traditionele geloof vindt staat in zijn boek en dat heb ik gelezen: een rem op de ontwikkeling van Uganda.
Mr Cat blijkt hier een tijdelijke kracht. Budhagali zelf zat met zijn geknakte bomen, zijn gebroken arm en meestal is hij ook niet zo helder in zijn hoofd door al dat pijproken. Het was een bende op de compound van Budhagali en Mr Cat is er bijgehaald om met spirituele kennis van zaken nieuwe shrines te bouwen. Mr Hippo lijkt mij ook geen zoon. Die lijkt meer een agent van de regering. Die hier de zaak beteugelt en rapporteert over ontwikkelingen. Ik ben er nu evenwel wat tussendoor gefietst want door mijn mobile magie ben ik voor Mr Hippo eventjes wel bijna even belangrijk voor hem als de regering. Ik moet met deze kennis ook de leeftijden bijstellen, want ik was afgeleid door de restrictie van de biologische vader-zoon relatie. Mr Cat is begin dertig, ik zou hem willen karakteriseren als een technisch begaafd diviner met liefde voor zijn vak, met een sympathieke volstrekt hulpvaardige en ongevaarlijke uitstraling. Ik zou bijna vergeten dat hij het was die mij nog een poot uit probeerde te draaien door te suggereren dat alleen een eend al vijfenveertig euro kost. Zoiets hoort eigenlijk niet bij de rest van de verschijning. Mr Hippo is tegen de veertig. Hij kan makkelijk iemand doodslaan. Zonder er een nacht wakker van te liggen. Budhagali en Mr Cat zijn bang voor hem. Hij voert hier een schrikbewind waar de rest, Budhagali incluis, in berust bij gebrek aan alternatief. Het ziet er sterk naar uit dat dat zijn belangrijkste broodwinning is, betaald uit belastinggeld. Budhagali is denk ik ongeveer op de zelfde dag geboren als ik: 1 juli 1951. Dan wordt hij dit jaar 49. Zo ziet iemand van die leeftijd er hier uit, zeker met van die dreadlocks. Trouwens zo zien er zat van mijn leeftijd uit, ook in Nederland. Hij is verzwakt door drugs (geen in het westen bekende drugs, ze komen de eigen natuurlijke omgeving) en vrouwen. Lichaamsdelen die nog enige kracht uitstralen zijn zijn ballen.
Ik vraag Mr Cat: geef me je adres in Tororo, dan kom ik eens bij je langs.
Als ik het niet dacht: vóór Mr Cat iets kan zeggen roept Mr Hippo dat ik Mr Cat altijd via Budhagali kan bereiken. Die is immers de Baas der Bazen.
Mr Cat kruipt in zijn schulp.
Waarom geeft Budhagali die Mr Hippo niet een dodelijk kruid? Hier heerst een subtiel evenwicht van zware krachten. Mr Hippo is niet slim. Hij beseft niet dat hij door te actief te zijn door de mand kan vallen en zeker niet dat hij bij mij al door de mand gevallen is. Dat is niet slim. En Budhagali is niet dom, dus misschien laat hij hem in leven omdat hij minder irritant is dan wat er voor hem in de plaats zou komen.
Ik krijg een aankondiging te zien van de plechtigheid waarmee onlangs de geest Budhagali is verhuisd van de geknakte bomen bij Mzee naar een nieuwe verderop. Dat wil men mij wel even laten zien. Ik start de motor. Achter mij zet zich Mr Cat, die zijn kanzu heeft aangetrokken met een colbertje erover, daarover een barkcloth tuniek en een kalebasrammelaar bij zich heeft. Achter Mr Cat zet zich Mr Hippo. Zo gaat het naar de waterval, waar de dam gaat komen. Nu nog een schitterende plek in de vrije natuur, met wijds uitzicht over een breed in stroomversnellingen uitwaaierende Nijl. Bij de ingang van de plek, waar ik normaal 5000 moet betalen, rij ik zonder kijken met geheven hoofd door. De heren achter mij groeten nog beleefd de "hekwerker". Reeds verheug ik mijn erop om bij de plek waar ik volgens de bewaking mijn motor dien te parkeren ik pardoes rechts langs het afsluithek te scheuren, maar dat wordt haastig voor mij geopend. Nu ben ik even een echte Afrikaanse VIP, die schendt immers met opzet opzichtig de regels om zijn VIP-zijn te etaleren en te testen, ook als het geen enkel nut heeft en zelfs als het omslachtig is.
Dan gaat het op natte spekgladde rode klei steil naar beneden, bijna vijfenveertig graden. Ik glibber neerwaarts door want ik wil wel eens weten of je met twee diviners achterop op je bek gaat. En nee, natuurlijk.
Wij parkeren onder een boom. Even verder staat een echt gigantische boom. Dood, in de greep van een parasiet. Het is de zetel van een geest. Wij lopen erheen en doen de schoenen uit. Mr Cat gaat ons voor in zijn mooie werkpak, knielt en rammelt zachtjes met zijn rammelaar. Dan mogen wij er ook bij. Ik krijg vier grote ronde donkere vruchtenpitten die ik, de handen gevouwen als een kommetje, op het gras tegen de stam moet gooien. Dan mag ik mijn wens doen. Dat is natuurlijk dat Emilie niet langer bang zal zijn voor haar clown. Even verderop is, wat Mr Cat noemt, het hoofdkwartier van de geesten van Uganda. Van drie grote bomen is er eentje omgewaaid. Daar is een jong boompje geplant, het stammetje omhuld met barkcloth waar schelpjes op geplakt zitten, net als de gewaden van de diviners. Zo'n boompje en een diviner, dat zijn allebei geesten, alleen de diviner is een geest die loopt en de boom is een geest die in de grond staat. Zo schijnt het ongeveer te zijn. Maar dat weet ik niet zeker.[plaatje: budhagali tree.jpg].

Nijlstraat 18B, donderdag 6 januari 2000 20:00 uur

Nu moet ik de rest van dit verslag snel afmaken want zometeen komt er weer van alles bij denk ik: ik zat namelijk net bij Piet te eten en bij zonsondergang, juist op het moment dat het zicht op de nieuwe maan een eind zou maken aan de ramadan stond ineens Mr Cat voor de deur met twee broers (?) van Budhagali. De namen ontgingen mij zo gauw. Een glad broertje dat als woordvoerder optreedt doop ik "Jacobse", de andere broer, een lange magere oude man, lijkt op Budhagali. Ik heb afgesproken er om negen uur zijn zometeen. Ze wilden me spreken om een eindafspraak te maken ("to finalize").
Ik was verbijsterd. Herkende eerst Mr Cat niet eens in zijn burgerklofje. Hoe hadden ze me in godsnaam hier weten te vinden? Wisten ze dat die witte man die zonet in de tuin naar mij ging zoeken de directeur zelf is? Ik keek onderzoekend van de een naar de ander. Wat bracht die mannen er toe om zo krachtig in actie te komen? Of ik de man met de baard ook gezien had. Piet? Nee, het ging hen duidelijk om Mr Hippo. Nee. Bespeurde ik daar opluchting? Was men doende achter Mr Hippo om iets te regelen? Ook was de telefoon op. Of ik die wilde laden. Mr Cat keek mij aan alsof een enkele blik van verstanding voldoende was voor volledig wederzijds begrip, quod non.
Ik kijk op mijn horloge, zeg dat ik ga eten. Zal ik om negen uur komen.
Ja, ja, daar waren ze heel tevreden mee.
Ik ga eerst eens eten met Piet. Ze zullen wel bij het Cultural Research Centre door Patrick naar het huis van Piet zijn gedirigeerd, waar ze dan naar mij zouden vragen en mij daar bij toeval gevonden hebben.

Goed, eerst dus nu even snel het verhaal van gisteren afmaken: we waren bij de Budhagali watervallen met Mr Cat en Mr Hippo. Bij het verse boompje bidt Mr Cat voor.
Hoe heet ze ook weer?
Emilie.
Dat was verder het enige dat ik verstond bij het mompelen. Weer die pitjes. Ik mocht nu ook geld geven. Ik leg een muntje van 100 neer.
Het mocht ook wel vijfduizend zijn vond Mr Hippo. Ik deed het maar.
Wat doen die geesten nou met dat geld, vraag ik Mr Cat, kopen die dingen in winkels? Mr Cat komt daar niet uit en vraagt Mr Hippo mij dit uit te leggen.
Men gaat er een heiligdom van bouwen.
Terug naar de auto fotografeer ik de heren voor de grote boom. Zeg nog even terug te gaan voor een foto van het kleine boompje.
Dat mag niet van Mr Hippo. Die boom mag je niet fotograferen.
Ik kom braaf terug. Denkt hij dat ik mijn geld ga ophalen of wil hij niet dat ik zie dat het al weg is? Brullend in de eerste waag ik een poging met de twee mannen achterop de vijfenveertig graden helling te bestijgen. Het zijn tenslotte diviners. Gaan we op onze bek dan kunnen ze moeilijk de schuld aan mij geven. Met groot gemak kom ik boven, onder tweewerf gejuich achter mij op het zadel. Op de kleiweg terug voer ik de snelheid op tot negentig. Het wagen van je leven op de weg is hier een kermisvermaak. De heren stappen voldaan af en ik neem afscheid. Naar ik dacht voor de rest van dit verblijf van mij in Uganda.

Maar dat loopt nu dus anders. Ik ga nu op weg er naar toe. Tot straks.

Nijlstraat 18B, donderdag 6 januari 2000, 23:03 uur

Dames en heren, inderdaad, ik ben in de familie opgenomen, ik ben nu de broer van de broers van Budhagali, dus ook van Budhagali zelf. Die is 86, is mij nu op de mouw gespeld en de oude man in de auto bleek 80 te zijn, dus een jongere broer van Budhagali. Verder weet ik nu ook hoe een geest praat, althans een geest, ene "Batumba" of zoiets. En zo heb ik nog een paar dingen te vertellen. O, ja, ik ben zojuist herboren en wel in het huis van de geest Batumba. Mij kan nooit meer iets gebeuren. Wie mijn hermoeder is die mij herbaard heeft ben ik even vergeten te vragen, ik was te druk bezig met het reduceren van een vraagprijs voor de inmiddels geslaagd verklaarde genezing van Emilie van negenhonderd euro naar vier en een half. Nou weet ik van de lessen van Kanyike dat een hut een kut kan zijn en dat je als dat zo is, wanneer je er uit kruipt, "geboren" wordt.
Laat ik rustig beginnen want zo begrijp je er natuurlijk niets van. Ik begin bij de binnenkomst daarstraks op de donkere compound van Budhagali: ik werd weer binnengeleid in de spirituele ontvangstruimte van Budhagali. The Big Man zelf was wat aan het eten, twee van zijn vrouwen lagen, na gedane arbeid, gezusterlijk tegen elkaar te pitten. Slapen, zie ik nu voor het eerst, doe je gewoon in je kleren. Je gaat liggen op de grond en je doet je ogen dicht. Dat is slapen. The Big Man was kapot, men had hem, zei Jacobse, ook de hele dag van hot naar haar gesleept. Mr Hippo is nergens te bekennen. Mogen Jacobse en de oude man Budhagali exploiteren omdat Mr Hippo uit neuken is met mijn geld? Jacobse wil bellen, ik geef telefoonles, licht hem bij met mijn TL zaklamp. We krijgen alleen rare toontjes. Het netwerk is down. Morgen maar weer proberen. Jacobse berust. Budhagali zet lusteloos zijn bord weg en zijgt neer onder zijn barkcloth divinersmantel met opgenaaide schelpen. Hij slaapt op slag.
Daarmee is de spirituele ontvangstruimte is nu dus meer een slaapkamer geworden. We kunnen nu naar buiten, zegt Jacobse. Ik volg hem over de compound langs bamboe wanden in opbouw. Daarachter blijkt een gat waardoor we een hut betreden die al af is. Daar zitten Mr Cat en de oude man. Nu ga je wat beleven, zegt Jacobse. We gaan een geest oproepen die jou wat te vertellen heeft, want het varkentje is namelijk gewassen. De geesten die Emilie aangevallen hebben zijn gearresteerd in Nederland en opgebracht naar Budhagali.
Och nee! roep ik aangenaam verrast.
Ik krijg een kluwentje koperen bellen met wat koffiebonen in de handen, daar moet ik twee keer op spugen en dan het zaakje in een mand leggen. Het licht gaat uit, ik mag mijn zaklamp, die tot nu toe goede diensten bewees, ook uitdoen en Jacobse legt hem naast zich buiten mijn bereik. Zo'n geest wordt kennelijk toch niet graag plots door een klant beschenen en Jacobse weet zulke dingen.
Zo. Nu kun je echt niets, maar dan ook helemaal niets zien. Oorverdovend kalebasrammelen van Mr Cat, een chaotisch kloppen tegen de toch openstaande deur van de hut en daar begint het bellenkluwentje waarop ik heb gespuugd te rammelen. Het is de oude man die een kopstemmetje opzet en de heks Eucalypta uit Paulus de Boskabouter gejaagd gaat praten in Lusoga. Jacobse voelt gelukkig aan dat ik behoefte heb aan wat vertaling. Eucalypta verklaart naar Nederland geweest te zijn en daar in het huis van mijn zus op de eerste verdieping een stelletje geesten ingerekend te hebben.
Nou, het was op het kantje geweest, zegt de geest Batumba in het duister. Want het plan van dat schorem was om daarna je zuster te pakken en daarna jou.
Hoe komen ze nu bij mijn zuster? Ik, wetende dat alleen dochters van broers je eigen dochter zijn, had bij Budhagali systematisch over "mijn" dochter gesproken, waardoor Budhagali over haar moeder als "je vrouw" was gaan spreken waarin ik was meegegaan. Misschien ben ik toch al pratende ergens in de fout gegaan.
Wat ik wil dat er met ze gebeurt, ik mag het zeggen.
Ik vraag belet: mag ik daar dan eerst wat over vragen? Het mag. Zijn dat soort lagere geesten nog op te voeden, is er bijvoorbeeld zoiets als een reclassering?
Eucalypta antwoord dat kwade geesten onverbeterlijk zijn.
Kill them, zeg ik onverschillig.
Tsja, dat kan wel, maar dat gaat niet zomaar één twee drie.
Ik voel hem, dat gaat me geld kosten.
OK doe er maar mee wat je wilt, zeg ik omdat mij dat het goedkoopste lijkt.
Eucalipta brabbelt een tijdje stuurloos door, Jacobse vergeet even te vertalen. Dan kondigt Jacobse aan dat de geest weer gaat vertrekken. Hij wil nog even zijn reiskosten vergoeding retour Europa toucheren. Ik wist toch zelf wel wat zo'n retourtje Europa kost?
Ik argumenteer dat Batumba als geest echt niet met het vliegtuig was gegaan of wel?
Nee, bekent de geest vlot.
Dus, voer ik voort, ga ik ook niet voor een vliegtuig betalen, bovendien zeg ik, waar heb jij als geest geld voor nodig? Als jij als geest naar winkels moet om iets te kopen ben je voor mij geen knip voor de neus waard!
Eucalypta rinkelt wat met zijn belletjes en brabbelt door,  vertaling bleef helaas achterwege.
Ik zeg tegen Jacobse: jij zei toch dat die geest weg zou gaan.
Dat gaat hij ook, zegt Jacobse zacht, maar de geest wil wel een appreciation.
Ik heb al mijn vriendschap aangeboden, zeg ik en de magische kracht van mijn vriendschap heeft te lijden onder betalingen van geld. Wat wil de geest, mijn vriendschap of mijn geld?
De geest koos voor de vriendschap, maar wilde toch wel een appreciation. Als ik een lam been kreeg mocht ik wel even gaan verzitten.
Ik beweeg even mijn benen en blijk inderdaad een lam been te hebben. 'T is toch wat, hoest mogelijk! Dat kan geen toeval zijn!
Trouwens, die gearresteerde geesten, daar was ook nog geen beslissing over gevallen, zegt Jacobse.
Laat ze maar los, ik vang ze zelf wel, zeg ik boos.
Nee, dat ging niet, gevangen geesten bleven hier.
Eucalypta begint nu vervaarlijk te gillen en te rammelen met zijn bosje bellen. Die kruipen daarbij tegen mij knie omhoog. Als ze mijn gezicht bereikt hebben pak ik de geest zijn bellenbos af.
Geef terug, zegt Jacobse.
Nee zeg ik, hij krijgt ze terug maar ik wil nu eerst zelf een appreciation voor het aanhoren van al dat gezeik over geld.
Leg neer die bellen, zegt Jacobse.
Een appreciation! Zeg ik met zware luide stem.
De hele compound zal het toch hopelijk wel gehoord hebben. Mzee zal toch wel wakker geworden zijn. Zal toch hopelijk ook wel even gelachen hebben.
Leg neer! roept Jacobse. Ik wacht nog even en smijt dan de bellen voor me op de grond.
De geest gaat nu weg, zegt Jacobse.
Het werd es tijd, zeg ik.
Dan gaat de lamp aan. Je kierde hem wel hè? Zegt Jacobse.
Nou en of, geef ik grif toe.
Ja, ze zijn hier allemaal bang, zelfs de Indiërs.
De Indiërs? Die vliegen zelf op tapijten! zeg ik ongelovig.
Ja, maar toch…lacht Jacobse fijntjes. Wanneer wil de directeur van het Cultural Research Centre ons ontvangen?
Any time, zeg ik, maar Kalivu heeft ons toch verteld dat de directeur een brief moet schrijven die naar de Office of the President gaat en dan naar het ministerie van Culture en Gender?
Nee, kijk, zegt Jacobse na enig supersnel denkwerk, dat hoeft allemaal niet, want wij zijn de commissie die daarover gaat, wijzend naar Mr Cat, de oude man en hemzelf en nu je in deze shrine met de geest hebt gesproken ben je herboren en onze broer, dus wij doen het zonder brief en wij komen gewoon.
Mr Cat, een zoon en dan nog wel een spirituele zoon, in de commissie? Ik herkende hem dus terecht niet, dit is gewoon een ander. Men kwam, concludeer ik nu, niet alleen koortsig uit Kampala om mij zonder Mr Hippo negenhonderd euro uit mijn zak te kloppen, maar toch ook om achter Mr Hippo langs naar het Cultural Research Centre te gaan!
Als ik aangeef dat het niet eerder kan dan maandag over een week en dat ik dan al weg ben dus dat het dan zonder mij is, kijkt Jacobse aarzelend naar de oude man die zonder aarzeling nee knikt. Nee, we gaan niet zonder onze broer Bert, zegt Jacobse. Dan wordt het als ik weer terugkom, zeg ik, dat wordt juli.
Dat is voor een Afrikaan niet te overzien. Kun je net zo goed "nooit" zeggen. Of ik ook fax heb. Ik geef mijn Nederlandse faxnummer op.
Jacobse schrijft de namen van zijn delegatie: Jacobse heet Haji Semambo en Haji is een moslimnaam. De oude man heet Isabirye en de derde man uit de Kampalacommissie die ik voor Mr Cat hield heet Mafumo. En ze zitten in Kampala op PO Box ....., tel 041 ....... Of de directeur niet eens hier langs kan komen. Dan zullen zij er ook zijn.
Ik maak voor Piet een afspraak op dinsdag 18 januari om 16:00 uur.
Nog eens wat, zegt Jacobse. Ik heb een zoon die graag in het buitenland wil studeren. Kun je hem niet aan een beurs helpen?
Hoe oud is hij? Vraag ik. 24, zegt Jacobse.
Ik dacht dat Jacobse zelf 24 was.
Man! Heb jij een zoon van 24! En je ziet er zo jong uit! Jacobse glimt. Hij kan het nog sterker vertellen: zijn oudste dochter heeft al een kind. Hij is opa.
Wat heeft je zoon als laatste opleiding?
Graduate Makerere.
Wat?
Jacobses gelaat trekt diepe rimpels.
Ik bedoel, zeg ik: Law? Art?
Jacobse meent: science and technology.
Goed, ik zal het doorgeven.
Jacobse zegt nog: hij heet Karim Bugembe.
Ik schrijf het op. Dan maken we aanstalten de shrine te verlaten.
Of ik niet iets voor de afbouw der nieuwe heiligdommen wil doneren.
Ik zeg dat ze eeuwig gratis hun mobile op het Centre mogen laten opladen.
De oude man Isabirye grijpt mijn hand in diep doorvoelde dankbaarheid als wil hij de tevergeefse inhaligheid van zijn Eucalyptarol doen vergeten.
Jacobse vraagt waar of dat Centre is.
Nile Garden.
Waar is dat?
Weet je de… ….ik verslik mij bijna. Ze waren dus niet door Patrick naar het woonhuis van Piet gestuurd! Hoe vinden twee broers van Budhagali en hun zoon de opperdiviner van gansch Oost-Uganda een grote blanke man met een groene baseballpet op een rood-zwarte crossmotor die noch naam, noch adres heeft achtergelaten bij een onbekende vriend vlak buiten een stad van 100 000 inwoners waar hij toevallig te eten is uitgenodigd, hetgeen zij niet weten? Goed, ze kunnen iemand kennen die weet waar het woonhuis van de directeur van het Cultural Research Centre is en van plan zijn geweest daar te gaan vragen. Die mogelijkheid kun je eigenlijk verwaarlozen. Faith, uit Kamuli, die ook van niks kon weten, vond mij destijds net zo goed op dat streekje bij Piet. Ze kunnen iedereen mijn signalement hebben gegeven, of er zelfs uitkijkposten voor hebben uitgezet. Het blijft kras. Heel kras. Ongelooflijk kras.
Enfin. Ik herstel mij, leg uit waar het Centre is, pak een tientje en kijk Jacobse met een overdreven geacteerde doordringendheid aan: weet je zeker dat het voor de bouw gaat? Jacobse lacht. Hij weet het zeker. De belletjes van de geest Batumba hebben gleufjes en zien er een beetje uit als kutjes. Ik vouw een 10000 biljet op en steek het in een belletje.
De shrine uit. Ik wil nog even het raadsel van Mr Cat oplossen: waar is de man uit Tororo, zo'n aardige man, ik weet zijn naam niet meer.
Hij is hier, zegt Jacobse en Mafumo blijkt dus toch Mr Cat, Mr Cat blijkt Mafumo. Mijn zoon, want ik ben nu de broer van de broers van Budhagali, de King of Spirits, en dus de "vader" van al hun zonen. Herboren met de geest Batumba als vroed ehh…man. Ik ben voor altijd sterk en mijn zus en Emilie ook. Ons kan nooit meer wat gebeuren. Dus ik heb waarachtig wel waar voor mijn geld gekregen.
Ik schud lang de hand van Mr Cat, die mij tenslotte door zo hardnekkig mijn geld te blijven ruiken ongewild rechtstreeks naar de keuken van het divinerdom heeft geleid, waar ik mocht concluderen dat het wat de relatie betreft tussen wat je zelf gelooft en wat je anderen wijsmaakt bij diviners niet anders is dan bij westerse priesters, hoogleraren, ministers, presidenten van raden van bestuur, wildbeschermers, PR-medewerkers en journalisten. En dat je hun "broer" wordt zodra ze door hebben dat jij ze door hebt. Allemaal net als in het westen. En wat is dat, een broer? Veilig ben je niet. Integendeel. Een broer is een relatie die je kunt melken of met wie je samen anderen kunt melken.
Bedankt Cat, denk ik. Ik kom je eens opzoeken in Tororo! Zeg ik.
Dat moet ik vooral niet doen. Hij is wekelijks hier en in Kampala.
Dan is hij, concludeer ik in stilte, zeker niet wekelijks in Tororo, want dat kan hij echt niet betalen. Het Tororo verhaal kan dus ook de prullebak in.
Voortreffelijke acteurs, en Mr Cat is de beste van allemaal. Hij doet het, net als broeder Jos in het Mill Hill Formation House, zoals ik er de meeste bewondering voor heb: vanuit een low profile de zaken naar je hand zetten. Ja, ik voel het, hij is mijn vriend. Aan hem zou ik ooit nog eens wat kunnen hebben.
Ik schud de hand van de oude man. Die hand! Roep ik. Het is net of ik de geest Batumba voel! In het duister lichten zijn tanden op.
Dan de hand van Jacobse.
Vergeet mijn zoon niet! Werk eraan! Maant Jacobse, mijn hand vasthoudend.
Reken erop! Zeg ik als een veldheer die voor zijn keizer Gallië gaat veroveren.
Juist voor ik de motor aantrap zegt Jacobse: die lamp van jou, die wil ik hebben als je naar huis gaat.
Ik voel het diep in mijn hart: wij zijn nu broers.
Gas!

Nijlstraat 18B, vrijdag 7 januari 2000

Bij deze melkpogingen van het divinerdom moest ik aan Frida denken: voor hen ben je onmetelijk rijk, ze kunnen zich niet voorstellen dat negenhonderd euro voor jou wat uitmaakt, legde ze uit. Frida meende zelfs dat het zetbaasje dat haar binnengehaalde en verpakte oogst stal hetzelfde van haar dacht. Die ging haar later ook gewoon weer om hulp vragen. Zo ook hier: ik ben nu hun brother, als ik me die negenhonderd euro had laten aftroggelen was dat kennelijk voor mij niet meer dan een fooi geweest. Dat grapje dat een Marokkaanse jongen niet met een Surinaams meisje mag trouwen omdat de vader van de jongen dan bang is dat zijn kleinkinderen te lui zullen zijn om te stelen is bepaald niet van realiteitsgehalte ontbloot. Als het stelen in Afrika ook maar mogelijkerwijs in werken zou kunnen ontaarden begint men er niet aan. De oogst moet helemaal verpakt klaarliggen. Een beetje met belletjes rammelen met een Eucalyptastemmetje gaat nog net, erger moet het niet worden.
Ik moet ineens denken aan het verhaal dat ik via via hoorde over een Afrikaanse FAO secretaresse in Lusaka, Zambia. Haar Nederlandse baas, vol mededogen met de hulpbehoevende Afrikaan, had haar op een dag in totaal één brief te typen gegeven. Die was toen hij ’s avonds terugkwam op kantoor niet af. Hij boos. Zij, boos omdat hij boos was: I am a human being! Het lukte hem niet boos te blijven.
Enfin, als het imago van negers mij nog enigszins ter harte gaat kan ik vandaag verder beter uit de buurt van mijn dagboek blijven. Tenzij ik weer even denk aan het verhaal van Gertrude Caton-Thompson, over een Zimbabweaan die met haar mee zou gaan om eens in Engeland te kijken: "Wonen daar geen negers?" vroeg hij. "Wie doet daar dan het werk?". 
Of deze: Picavet moet naar Kampala. Twee Ugandese jongetjes van twaalf mogen mee. Feest! Achter in de auto gaat het tussen hen over de vraag wat ze zouden willen zijn. De een zegt een Indiër te willen zijn. Dan heb je een winkel, een vrachtauto en een gewone auto, en de mensen komen de hele dag spullen bij je kopen en geld brengen. Het andere jongetje wil toch liever muzungu (westerling) zijn: dan heb je ook heel veel geld maar je hoeft toch niets te doen.
En ja, als ik dan weer even de vraag stel hoe de Budhagali mannen mij gevonden hebben…trouwens mijn naam staat wel in het gastenboek op 1-1-2000. Maar het blijft knap.

Zeg, even tussendoor: stel, er komt uit een uit de hand gelopen biologische oorlogsvoering een Aidsachtigchtig virus dat wordt overgebracht als verkoudheid. Welke menselijke cultuur heeft de meeste overlevingskans? In het westen gaat men op zoek naar remmers en vaccins. Na een paar jaar zijn de laboratoria leeg: de onderzoekers zijn gestorven. Zo gaat dat, in een cultuur waarin vrouwen gemiddeld de eerst tien jaar van hun seksuele rijpheid niet bevrucht worden. De geslachtelijke voortplanting middels uitsplitsing van soorten in "mannetjes" en "vrouwtjes" is nog maar pas geleden (een kleine 400 miljoen jaar, dat is nog geen 10% van de tijd die je terug moet naar het ontstaan van de aarde) bedacht om de soort sneller aan veranderende omstandigheden aan te kunnen passen. Het succes is daverend. En in het westen, anno 2000?
Als je een ongeveer westerse situatie waarin meisjesbabies allemaal overleven en rond hun vijfentwintigste 2 babies krijgen waarvan de meisjesbaby na vijfentwintig jaar ook weer twee enz., vergelijkt met een meer Afrikaanse situatie waarin 30% van de meisjesbabies het redt tot moeder en dan zo in de vijftien jaar rond hun vijfentwintigste 12 babies krijgt waarvan 6 meisjes, waar er vijfentwintig jaar later ook dertig procent van over is om weer 12 kinderen te krijgen enz., dan, kun je uitrekenen, mag de natuur in het tweede geval ruim vier keer zo vaak een nieuwe mens proberen en gaat de evolutie in Afrika dus ruim vier keer zo snel. In geen enkele rationele onderneming met winstoogmerk die ziet dat de concurrentie de vernieuwing zoveel sneller aanpakt zou zoiets langer dan een dag worden getolereerd. Aan evolutiesnelheid hoef je in het westen überhaupt niet te denken want alles blijft leven en het domste (de test is of je voldoende zorgeloos bent bij de geslachtsgemeenschap) en zwakste ( heroïneverslaafden met een schare kinderen in de tehuizen) groeit het hardst in getal en heeft dus in het westen evolutionair de overhand. Hoe de Heer daar op gekomen is mag Joost weten. Zijn wijsheid blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het celibaat niet erfelijk is. Inderdaad, lezer, ik raad uw gedachte, zelf heb ik bij mijn weten ook geen kinderen.
Goed, dat wordt dus niets daar in het westen. Maar er is een volk dat leeft in een omgeving waar het klimaat gunstig is om zonder veel kennis te overleven, dat zijn kinderen een korte stoomcursus geeft naar de volwassenheid zodat ze zich op hun zestiende kunnen gaan voortplanten. Veel kinderen. Heel veel kinderen. Een volk waar de vrouwen baren als mitrailleurs. De natuur mag er zijn dobbelsteen elk jaar miljoenen malen werpen, mensen die niet aan de nieuwe ziekte ten prooi zijn gevallen kruisen en misschien zelfs op een mutatie te komen die tegen het virus bestand is. De volwassenen en kinderen sterven er als verdrogende stammen, takken, bloemen en bladeren, maar zolang iets van de vegetatie zich handhaaft schuiven kinderen door naar de volwassenen die overblijven, een routineaangelegenheid. In Azië, Europa en Noord Amerika lost het virus in enkele jaren het hele miljeuprobleem definitief op. Wolven en beren heroveren het snel overwoekerde Ruhrgebied. En ja! Daar is hij, daar bij de evenaar: de resistente mens. Zwart.
Onze herseninhoud zit een beetje aan de grens vanwege het geboortekanaal zeggen ze. Dat betekent dat buideldieren ons uiteindelijk nog kunnen inhalen in de evolutie. Je kruipt als klein nat doorzichtig salamandertje de buidel in en groeien maar, die kop! Bijkomend voordeel is dan ook nog dat het genot van de paring voor de buidelmens-man niet wordt bedorven door de pijnlijke uitlubberende passage van dat kolerehoofdje in tegengestelde richting door zijn favoriete ingang. En hoe zou het zijn om na het neuken even gezellig met je dikke kop in de buidel van je vriendin te mogen!

Nijlstraat 18B, zaterdag 8 januari 2000

Naar Kampala voor boodschappen. Per kamunje. Vlak voor Kampala, op Jinja Rd. tussen de Uganda School of Management en het Uganda CelTel Mobile Phone Main Office is de weg inmiddels vierbaans, en op alle banen rijden rokende autoos en zware vrachtwagens. Twee auto's vóór ons rijdt een mooie nieuwe rode fourwheel drive pickup. Een oude Corolla haalt ons in en gaat naast hem rijden. De man naast de bestuurder zwaait dreigend naar de inzittenden van de rode pickup.
Met een AK47.
De rode pickup stopt aan de kant. De Corolla ervoor. Net als wij er in de drukte langs rijden springt Mister AK47 er met de vinger aan de trekker uit. De inzittenden van de rode pickup hebben inmiddels al hun handen uit de raampjes gestoken. Er stopt verder niemand. Wij ook niet.

Terug thuis in Jinja geef ik aan mijn sympathieke geldwisselaar als mijn mening te kennen dat ik de kwaliteit van deze hold up vrij matig vond. Immers één ruk naar rechts aan het stuur van die rode pickup en de Corolla ligt onder een tegenliggende vrachtwagen (in Uganda rijden ze links, dus die Corolla kwam rechts inhalen aan de kant van de tegenliggers). En dat was toch minstens op een gebroken of althans verbogen geweertje uitgelopen...
Ja maar je moet toch gewoon doen wat ze zeggen, krijg ik als antwoord. Die mannen denken absoluut niet na en juist daarom moet je dat zelf ook niet proberen als je wilt blijven leven.

Nijlstraat 18B, zondag 9 januari 2000

You were lost lost lost, zei Grace toen ik vrijdag weer langskwam bij de Kafuko’s. maandag zou ze al weer terug gaan naar Mwanza, haar journalisten"universiteit" aan de zuidoever van het Victoriameer.
Kan ze nog mee voor de cross check over Charles Taliawandha?
Misschien is ze zondag terug uit Kampala, ik moest maar proberen.
Bij het verlaten van de Kafuko compound loop ik nog even naar waakhond Bert. Hij ligt nog steeds aan het zachte touw dat ik voor hem heb meegenomen toen ik zag hoe ze hem vastgebonden hadden. Echt herkennen doet hij me niet en helemaal normaal vind ik hem ook niet. Er is niet veel contact mee te krijgen. Hij ligt overdag aan zijn touw en 's avonds gaat hij los. Hij is opgevoed tot beest, in de Afrikaanse betekenis van het woord.
Ik bereid mij voor op de tocht naar Butansi. Overweeg mij te introduceren door te zeggen dat Budhagali, mijn broer, zei dat ik hier heen moest omdat de familie in gevaar is en om in een pillendoosje wat maïs te doen. Hun haan moet iedere dag een korreltje eten. Als ze op zijn moet het geld terug wezen, anders zijn de kwade geesten niet meer tegen te houden. Ze kunnen nog wat extra korreltjes bij Faith halen. Dat biedt alleen dan nog volledige bescherming als 50 000 USH per korreltje wordt afgelost.
Bij twijfel kan ik eerst nog een cross check doen langs de weg van de chauffeur van de truck die tevergeefs gereden heeft bij Waldemar.
Nee, dus: Grace is er niet. Ik pols haar broer Paul, Waiswa, de luiste van de tweeling. Wil hij mijn tolk zijn in de bush? Die straalt alleen al bij de gedachte een vermoeidheid uit die ik niet kan verwoorden, dat moet je aan den lijve meemaken. Nou vooruit, ik doe een poging: alsof ze de halfgevulde matras van een tweepersoons waterbed over je heen gooien.
Je weet nooit, even kijken of veldwerker Patrick (van de zeven dode broers en de dertig kinderen) in het Cultural Research Centre is, waar hij door de week woont. Appelmoes! Hij is er. Morgen wil hij wel mee.
Dan naar Margaret. Alleen Jackie en Veronica zijn thuis. Het is een saaie boel, vertelt Jackie van boven haar in een mooie lange strakke gele jurk prangende borsten: Davies is even geweest, maar moest perse weer met oom terug want de vriendjes daar zijn veel interessanter. Margaret is "not around". Sammie wil wel even mee maïs halen voor de tovertruc (die ik natuurlijk geheim houd). Omdat een kilo 400 shilling (30 cent) gaat kosten en ik alleen briefjes van 10 000 heb trakteer ik eerst op een rondje soda. Dan mag Sammie achterop heen en weer naar de winkel. Jij ook even Jackie, zeg ik, terwijl ik weer horentjes op mijn hoofd voel groeien. Nee, ze is verkouden. Als ik morgen terugkom is het misschien beter. Flop, daar vallen mijn horentjes ineens slap langs mijn hoofd als konijnenoren.
Sammie heeft een pleister op zijn hoofd. Ja, mensen, ik mag toch aannemen dat onze pleisters "blank" zijn omdat wij "blank" zijn. "Blank", wat is dat voor kleur? Wat is de kleur van een pleister? Zeg het maar, ik zou het niet weten. Kleine zwarte Marianne van twee hier heeft voor haar Europese pop helemaal zelf de naam "Baby Pink" bedacht. Ik heb mij, natuurlijk tot lichte gêne van haar moeder, meteen aan Marianne als "Uncle Pink" voorgesteld, maar daar wilde zij tot mijn teleurstelling niet aan. Onze kinderen hoeven maar een kik te geven en ze krijgen een mooie rooie of gele pleister. Maar bruine pleisters in Afrika? Vergeet het. Overal lopen mensen met die vreemde kleur pleister. Onze geweren en landmijnen kun je hier overal kopen, maar bruine pleisters? Een Afrikaans leger zou toch in verband met de camoeflage het eerste moeten zijn om er aan te beginnen. En van het weinige geld dat er is hebben die hier toch het meeste? En als ze het niet hebben zorgen ze toch wel dat ze het krijgen? Een hoofd- of armwond (korte mouwen!) en je bent schietschijf als soldaat met die eehhh… geelbruinroze gebroken witte pleisters.
Bij zonsondergang word ik door Gerard Picavet uitgenodigd met het hele gezin (dat is Felix van 12, Victor van 11 en Makerere student Cohen van 18) naar Speke Camp te gaan. Bij de bron van de Nijl. Om zes uur gaan de mannen met de petten weg bij de slagboom en laten die open achter. Dan is het verder gratis. Vandaag zijn ze er nog: er was een publiektrekkend gratis concertje, daar wilden zij nog wel even voor vangen.
Het is twintig over zes! Roept Picavet.
But you find us here, is het antwoord. We are still working! Dat wordt 2200, stelt men tevreden vast.
Picavet blijkt na dertig jaar Jinja nog principes te hebben. We gaan terug! We rijden in een wijde cirkel om de golfbaan naar de dichtst bij het begeerde doel liggende parkeerplek op de openbare weg. Vandaar te voet naar beneden overstekend worden we echter tegengehouden door een man in een bruin overhemd die zegt dat het voor niet-Ugandezen 2000 pp. is.
Picavet overtuigt Mr Brown, wijzend naar zijn drie pikzwarte zoons, dat wij allemaal Ugandezen zijn.
OK dan. Dat wordt dan totaal 2000.
Toch mooi dertien en een halve cent gespaard, reken ik uit.
Picavet heeft alleen 10 000. Mr Brown zal even gaan wisselen.
Er is traditionele muziek, zang en dans gaande. De mooie gele pakken en veren zijn vaker gebruikt: aardig verschoten, maar wat organisatie en strak spelen betreft kunnen de TTC concoursen er niet aan tippen. De sponsor is PROTECTOR condooms, een rood doek van zeven bij twee en een half van die strekking vormt de achtergrond van de dansen. Protector timmert stevig aan de weg in Uganda. In de kamune tussen Kampala en Jinja brult de radio tenmiste drie keer: "ALWAYS WEAR PROTECTOR CONDOMS!!!". Ze schijnen het te doen ook.
Na het derde liedje is Mr Brown nog niet verschenen. De mannen van de slagboom zijn niet in het bruin maar in het blauw. Picavet blijft doodgemoedereerd staan wachten. Ik maak van de gelegenheid gebruik naar bruine pleisters te vragen.
Ze bestaan, zegt Picavet. Doch ze worden slechts sporadisch aangeboden.
Het leger zal ze dus toch wel hebben, concludeer ik.
Ik vertrouw Picavet toe dat ik bezig ben in de overdaad en variëteit op de Ugandese markt voor religies het spoor bijster te raken.
Picavet vind het standpunt van Idi Amin destijds nog zo gek niet: katholiek, protestant en moslim. En van alle drie één soort. Dat moest genoeg zijn om uit te kiezen, vond Amin. De rest verbood hij. Als dictator moet je tenslotte het aantal pipo's waar je mee te maken hebt zo klein mogelijk houden.
Dat woord "dictator" hebben ze Amin overigens pas na zijn vlucht geleerd, blijkt uit David Lambs boek The Africans. Ik fantaseer die gebeurtenis: ja meneer Amin, u was een dictator. Een wat? Een dic-ta-tor. Tsja, je moet je toch ook niet voorstellen dat een docent van de jazz academie van Staphorst hier de negers gaat vertellen dat hun muziek polymetrisch is? Po-ly-me-trisch?
Interessant. Maar nog steeds geen Mr Brown. De zonen zijn het met me eens: Mr Brown is de stad in. Ik loop eens richting slagboom"werkers". Ik verwacht geen Mr Brown, doch misschien uitsluitsel over zijn mandaat. Maar het laatste liedje heeft net geklonken en de blauwe mannen hebben spoorslags hun "hekwerk" beëindigd. Ik loop terug naar Picavet. Dit valt me toch wel tegen van deze geroutineerde organisator van alles wat los en vast zit in Jinja, van de bouw van Scout camps tot de mooiste nieuwbouw van Jinja, het glimmende Enkabi Centre, bijna af en al op TV geweest.
Geen Mr Brown, geen hekwerkers, zeg ik.
Op Picavets gezicht staat weinig af te lezen.
De jongens en ik draaien ons schouderophalend om en zetten de pas richting Speke Camp.
Thank you.
Horen wij Picavet zeggen. Als wij ons omdraaien zien wij tot onze stomme verbazing een hijgende en zwetende Mr Brown een lapje van 5000 en drie lapjes van 1000 in de handen van Picavet leggen.
Speke Camp blijkt een nieuwe quasi-gebeurtenis aan de bron van de Nijl: rietoverdekte bamboesteigers met een bar en een rietoverdekt ponton in de "Nijl", die "officieel" pas vijftig meter verderop begint. Hier liggen de boten die ik had zien varen en al tijden zocht omdat zij het definitieve zeildoek voor zonbescherming hebben, hier volgens Picavet in omloop geraakt via de VN supplies aan de vluchtelingen in Rwanda: een zilverkleurig ijzersterk kunststof doek. Een winkel in Kampala schijnt er een partij van te hebben weten bemachtigen, de Indiër (natuurlijk) bij de administratie schrijft de straatnaam en een plattegrond voor me op. Binnenkort staat mijn rijdende hut in Nederland heerlijk koel onder een heuse Rwandese vluchtelingentent! [plaatje: noonoo tenten.jpg]

Nijlstraat 18B, maandag 10 januari 2000

Vandaag eerst naar Margaret in Bugembe en dan met Patrick voor de cross check op het Faith verhaal naar Butansi. Margaret is nog even snel naar de markt, zegt Jackie, die a) wist dat ik zou komen en b) een lange zwarte broek aan heeft!! Dat duidt zonder meer op motorfiets-lusten. Wachtend op Margaret vertel ik dat ik met een geest heb gesproken. Bij Budhagali. Dat is even een moeilijk gesprek tot ik uitleg dat ik er niets van geloof.
Nee, zij ook niet, zegt ze opgelucht, ze was ook een paar keer uit nieuwsgierigheid geweest maar hij was nooit thuis.
Verhuurt Budhagali zich voornamelijk aan de Basoga als een soort spookhuis op de kermis?, vraag ik mij in stilte af. Tabitha ziet dat bepaald niet zo! Geen Margaret.
Hoe is het met de verkoudheid?
Beter.
Kun je op de motor, vraag ik, net of ik de broek niet gezien heb.
Dat kan ze, zegt ze stralend.
Mijn horentjes groeien zo snel aan dat ik twijfel of ik mijn hoofd nog wel de deur uit krijg.
Ik met Jackie de kleistraat uit, nagewuifd door iedereen, ze is even een prinses. Rechtsaf, omhoog naar de kathedraal.
Die wordt…gerestaureerd! Ook de Anglicaanse establishment heeft zich wat voorgenomen, zoveel is duidelijk.
Na een eindje heuvelop stel ik de Wanyangeberg voor. Dat wil ze wel. Nu hopen dat ik weer pech krijg bovenop. Over de kam naar de ruïne in aanbouw van de Kyabasinga. De apen laten zich niet zien. Bij het mooiste uitzicht stoppen we. Jackie gaat op een steen staan. De Here God heeft vlak achter haar steen een tweede gelegd, iets lager, zodat ik net met mijn kin op haar schouder mee kan kijken. Wij wijzen elkaar alles aan, de eilanden, de katholieke heuvel, Jinja en Bugembe. Dan laat de Here God een hele horde in vodden gehulde dorpsjongetjes aan komen hollen, die helemaal om ons heen gaan staan en ons aandachtig opnemen. Ik hoor Hem giechelen, Hij heeft er duidelijk Lol in. Nou, leuk hoor. Even later wil Hij zo goed zijn de aandacht van de jongetjes te laten verplaatsen naar de motor, zodat ik nog even uit het oogpunt van gezelligheid mijn armen om haar heen kan slaan. Dat vindt ze wel lekker.
Nee, Bert!, roept de Here over zijn schouder van bij de jongetjes, verder nergens aankomen! Morrend waarom Hij mij dan zo geschapen heeft, laat ik het erbij. Tenslotte zorgde de Hij er ook weer voor dat de jongetjes van mijn motor afbleven, eerlijk is eerlijk.
Dan kijkt Jackie op haar horloge. Mammie kan wel al weer thuis zijn. Terug over de kam naar de pas. Recht het kruispunt over, de kam volgend, gaat ook nog weer een weg omhoog. Nog even snel kijken, stel ik voor. Dat is goed. Dit hellinkje blijkt bezet door een nog volkomen traditioneel levende Ugandese familie, een stuk of twintig hutjes, elk voor één der vrouwen van de grootvaders, vaders, zonen en kleinzonen en ook vaak al getrouwd: achterkleinzonen. En boven op de top een ietsje modernere familie waar de apen kennelijk kind aan huis zijn. De kleine aapjes spelen op het gazon en in alle bomen. De opperaap gaat voor het decorum te onzer ontvangst met brede borst op de nok van het dak zitten. Bij de mensen op de veranda zitten ook apen. Ze groeten ons vriendelijk. Ik denk aan de intelligentie van Dutroux en concludeer dat deze mensen toch wel alles op slot moeten hebben en de sleutels goed moeten opbergen.
We laten ons terugzakken naar Bugembe. Margaret is nog steeds niet "around". Ik vertrek en krijg een warme zwaai.
Ik kom aan bij het CRC. Patrick staat klaar voor het vertrek. Hij heeft zelf een helm voor zijn eigen terreinmotor en kleedt zich van onder tot boven winddicht. Schoenen en sokken, een ruimtevaarder. Uit de wind, achterop! Het is wel weer een merkwaardig koele dag voor januari, 25oC, maar verder dan een vliesdun windjack ga ik niet. Korte broek en blote voeten in sandalen. Nu ik weet dat Patrick meervoudig grootvader is en door het overlijden van zijn zeven broers vader is van 30 kinderen en ook nog twee van hun vrouwen te onderhouden heeft die voortdurend naar het ziekenhuis moeten omdat ze bezig zijn aan AIDS te overlijden, rijd ik uiterst voorzichtig.
Faith? Van de Polytechnic? Die kent Patrick prima. Patrick is in Kamuli catechist.
Het is flink zoeken naar de "leengrond" van Faith in Butansi waar haar oogst gestolen is door ene Charles Taliawandha. Als ik bijna de handdoek in de ring wil gooien en naar de familie van Faith wil gaan om een jongetje te charteren vind ik het juiste zijpaadje en even later rijden we het erf op. De eerste die we zien is de man met wie Faith en ik de vorige keer het land bezichtigden, die volgens Faith Charles Taliawandha heette. Patrick zet grote ogen op: ik ken hem!
Goed? Vraag ik?
Ja, goed.
Hallo, vraag ik Charles, hoe is het hier?
Alles goed. Wij krijgen een stoeltje buiten voor de keuken. De kindertjes zitten in de keuken nieuwsgierig naar onze ruggen te kijken.
Weet je nog wie ik ben?
Dat wist hij nog.
Zijn Engels is veel beter dan ik mij herinner.
Dit kan ik grotendeels zelf, alleen bij een misverstand helpt Patrick mee.
En jij bent Charles hè?
Nee, dat was hij niet, maar Charles was around.
Dat had Faith me dus op de mouw gespeld, dat dit Charles was. Kinderen gaan op een holletje om Charles te zoeken. Faiths "Charles" blijkt Samuel te heten en een medesoldaat van Patrick te zijn geweest.
Hoe is het met het land?
Goed, er is een mooie oogst geweest.
Dat was zeker een heel werk!
Nou en of.
En om het allemaal weg te krijgen!
Nou, Faith had een truck kunnen lenen en daar was het op gegaan. Zes zakken maïs en honderdvijftig kilo bonen.
Een dikke 200 000, reken ik in stilte uit. Toch iets anders dan een dikke miljoen. En…een diefstal waard?
En hoe is het met de familie?
Met iedereen goed. Of ik al bij de familie van Faith geweest ben, vraagt Samuel.
Nee, zeg ik, wij zijn hier eerst maar eens gaan kijken. We zitten wat en babbelen wat. Samuel is volkomen op zijn gemak. Al babbelende zoek ik naar een goede zet, want vanzelf komt er niets, dat is wel duidelijk. Luister Samuel, ik zal je vertellen waarom ik kom. Mij is verteld dat jullie problemen zouden hebben. Niet wat voor problemen. Dus nu kom ik vragen of er ook iets is waarmee ik jullie helpen kan.
Nou, zegt Samuel, dat klopt, ik krijg nog 20 000 shilling van Faith.
Zo, waarom heeft ze dat nog niet betaald? [plaatje: samuel family.jpg]
Ze heeft zelf nog niet verkocht zegt ze.
Ik zal het er met haar over hebben.
Kun jij mij zelf niet helpen?, vraagt Samuel.
Nee, dat moet over Faith lopen. Zelfs als zij het niet heeft. Dan schiet ik het haar voor. Is ze mij schuldig in plaats van jou.
Dit vinden ze wel origineel. Er wordt gelachen.
Wanneer is de oogst weggereden? Half november.
Een jonge jongen die ik niet ken stelt zich aan me voor: Charles. Zijn Engels is niet best.
Nu gaat Patrick even in Lusoga verder, Charles wat? Talia. Talia watt? Wandha. Charles hoort er hier wel bij, maar is helemaal niet van de familie van het land! Charles is ook volkomen op zijn gemak. Geen spoortje adrenaline te bekennen. Dat zal Patrick later met me eens blijken.
Hoeveel heeft Charles van Faith te vorderen?
35000, zegt Charles. Het komt er niet helemaal meteen direct uit. Wat daar zo snel in dat hoofd gebeurt zou je nou zo graag op een floppy willen hebben.
En de werkers, gaat Samuel door, hebben geen van alle nog een cent gezien. Ze heeft nog geen geld, zegt ze.
Dat kan, zegt Patrick zacht tegen mij, want ze heeft het waarschijnlijk aan de Polytechnic verkocht en die kan heel goed een aantal maanden achter zijn met betalen. Ik weet geen reden te bedenken waarom Faith daarvoor zo grotesk zou gaan liegen.
Hoe is het met de kinderen?
Spijtig wijst Samuel de keuken in. Je ziet hun conditie.
Eten hebben ze wel, zie ik, zeg ik.
Niet wat ze eigenlijk moeten hebben, zegt Samuel. Wij babbelen nog wat door, af en toe het gesprek weer terugbrengend op details die spanning zouden moeten veroorzaken, maar nee, niets. Zelfs niet als we uiteindelijk zover gaan dat een slimmerik die zich van geen kwaad bewust is een licht op zou gaan, zo van: je denkt zeker dat we gejat hebben.
Ik ga dit uitzoeken, beloof ik, maar eerst geef ik je vijfduizend, het briefje tevoorschijn trekkend. Op dat moment hoor ik achter mij een vreugdegejoel van tien kleine kindertjes achter mij. Het aparte is dat ze niet meer vlak achter mij bij de opening meekijken, het lijkt wel of ze joelend vluchten, met zijn allen, de donkerte in naar achteren.
Wat is dat? Vraag ik Samuel.
Ze zijn blij!
Waarom vluchten ze dan?
Ze generen zich voor het lawaai dat hun blijdschap maakt, zegt Samuel. Samuel straalt, de gezichten van de kinderen staan allemaal op feest. Tijd voor een foto! Zeg ik. En die krijgen jullie, met de vorige die ik vergeten was op te sturen. Het gezin verzamelt zich buiten.
Jij er ook bij Charles! Roep ik, in een laatste poging hem de stuipen op het lijf te jagen. Geen spoor van reserve, vrolijk lachend gaat hij er bij staan. Dat is in mijn ogen en later ook in de ogen van andere Ugandezen die dit soort situaties kennen, het definitieve bewijs van zijn volledige onschuld. Twee van mijn foto's zijn toch maar even close ups van Samuel en Charles, want dat kan nooit kwaad. Nu Faith als postadres gaat uitvallen vraag ik hoe op te sturen. Naar mij! Zegt Patrick.
Wij nemen hartelijk afscheid. De betoverde maïskorrels rammelen beschaamd mee terug naar Kamuli in hun pillendoosje. En daar heeft Faith dus geen geld voor, om die Samuel wat eten voor zijn kindertjes te laten kopen. Al haar hoop zat in die oogst, zei ze bij Frida, geniaal acterend. Het blijkt dus 200 000. Schoolgeld, meer niet. Maar wel voor iets anders gebruikt.
Gaan we nu naar Faith? Vraagt Patrick.
Ben je gek, zeg ik en dan zeker weer een nieuw verhaal te controleren krijgen.
Wij zijn hier in de jungle. De een zijn brood is de ander zijn dood. En wie een prooi heeft verbergt het. Ik heb met mijn lening aan Faith voor vierhonderdvijftig euro vlees op de savanne gegooid. Nu wordt het opgegeten, dan worden de opeters opgegeten, ad infinitum. Ga je er een gewoonte van maken met vlees te gooien dan verstoor je het biologisch evenwicht. Je hebt gras, herten, hyena’s, leeuwen, gieren, wespen, mieren, bacteriën en alles gaat in alles over. Bacterie wordt gras, gras wordt hert, hert wordt leeuw, leeuw wordt gier, gier wordt mier, mier wordt bacterie. Er is overvloed. De gieren in de Serengeti eten samen 2 mln kg vlees per jaar, het is zorgvuldig berekend.
En de mens hoort er net zo goed bij. Alles verdwijnt in een ommezien maar alles blijft hetzelfde. Wat moet ik? Ik moet geen goede werken doen maar hoog langs de bergkammen zweven met mijn zweefzeil. Tot ik heel oud ben.
Sterf ik op een lastige maar niet te koude plek in de bergen dan vinden ze na een jaar alleen nog een skelet en een mooie parapente waar je zo nog mee weg kunt vliegen. Zo goed als nieuw. Mooie dood.

Nijlstraat 18B, dinsdag 11 januari 2000

Naar Piet's Cultural Research Centre. Er is namelijk een probleem. Als jou als Afrikaan iets overkomt, goed of kwaad, verzekeren alle zwarte en witte wetenschappelijke autoriteiten mij, heeft altijd iemand het gedaan, een kracht op je afgestuurd. Er is dus maar één soort oorzaak: de wil van iemand. Ik noem dat: reductie van alle oorzaak tot wil. Dat is vrij kras. "Dode" causaliteit bestaat dus niet. Wat niet bestaat zijn van die dingen als: plantengroei komt van regen, regen komt van afkoeling van vochtige lucht, lucht koelt af omdat het opstijgt, lucht stijgt op omdat de warme aarde de lucht verwarmt, de aarde wordt warm omdat de zon er op schijnt, de zon….enz. Dit is allemaal op zich nog wel denkbaar in de Afrikaanse traditie, maar uiteindelijk moet je op "iemand" uitkomen die daar achter zit.
Toeval bestaat dus ook niet, al begrijp je veel gebeurtenissen niet en zulke dingen als sterren enzo zijn dus ook allemaal door "iemand" gewild, net als oorlogen en ziekte. "Iemand" kan zijn: een levende, een dode (doden worden na hun dood geesten), of een geest die altijd al geest was en nooit mens is geweest. Die laatste soort, de als geest geboren geesten wordt veelal in de literatuur net als gestorven stervelingen als "Bantu" (enkelvoud Muntu) aangeduid, net als levende en dode mensen. Zo niet in Lusoga. Daar in heten ze emyoyo (enkelvoud omuoyo). In die woordklasse omu-emy zitten ook de meeste bomen en rivieren, logisch, want dat zijn vaak de zetels, "lichamen" van dergelijke geesten.
Hoe belangrijk is het onderscheid tussen geesten als wij allemaal, die eerst als mens geboren zijn en daarna bij sterven een geest worden, geesten die meteen als geest geboren worden? Dat dient uitgezocht door te kijken naar alles wat een naam heeft beginnend op mu-ba en alles wat een naam heeft beginnend op omu-emy. Binnengekomen bij het Cultural Research Centre zeg ik: we gaan het woordenboek helemaal zo op mijn notebook zetten als Piet het wil, dus niet met een floppy van mij. Er breekt paniek uit. Nu blijkt dat Piets reserve jegens diskettes niet ingegeven is door virus angst, maar door vrees dat "zijn" werk gestolen wordt. Vol zelfmedelijden bedenk ik hoe ik Piet van het prille begin af aan heb geleerd hoe hij de aanmaak van zijn woordenboek op de computer moet organiseren, dat ik hem een bij een Duitse uitgever gevonden Luganda grammatica heeft gekregen om er de structuur van te over te nemen voor zijn Lusoga grammatica, zonder toestemming natuurlijk!
Er is een troost, ik blijk er wel bladzijden van te mogen printen voor 100 USH per stuk.
Met negen bladzijden omu-aba-, 1 bladzij omu-emy- en na stiekeme conversie van het hele woordenboek tot database, driekwart bladzijde van alle woorden waarbij in de uitleg het woord "spirit" voorkomt en het weer uitvegen van die database, want die mag Piet natuurlijk alleen hebben als hij betaalt,  raak ik in de stemming om de staf op de foto's te trakteren van Nabamba Budhagali, wiens voornaam ik net ook tussen de uitgeprinte woordenboek-papieren ontwaarde, de foto van mijn lunch met Tabitha in het Nile Resort en de familiefoto's die ik bij Patrick heb gemaakt.
Ze komen weer wat op verhaal, want zij voelden zich gegeneerd mij een digitale kopie te moeten weigeren.
We bespreken de vraag of er een nieuw woord in het woordenboek bij moet, precies zoals ik er al meer heb zien staan:

Hamminga Bert Name of spirit, brother of Nabamba Budhagali

Wat correct Lusoga is wordt onduidelijk zodra je precieze vragen gaat stellen. Kikonta nhindo, dat is: spirits, waragi.
Slaat dat woord alleen op alcohol Mama Jane?
Mama Jane wil het nog eens horen.
Kikonta nhindo.
Ze haalt haar schouders op. Dat hebben ze daar neergezet ja, zegt ze.
Mama Jane is voor mij een autoriteit. Ik ben ook háár brother geworden, want Budhagali is een (biologische) zoon van een broer van haar vader, als ik het goed begrijp. Hoewel het nog een takje verderop kan zijn. Hoe dan ook, zij is dus een echte biologische sister van Budhagali.
Miss Margaret Nankya zegt dat omuoyo/emyoyo helemaal geen geest/geesten is. Die mensen kennen daar geen Lusoga. En schrijven kunnen ze het al helemaal niet! Dat betekent hart! Wat elk levend wezen heeft en wat je doodt als je hem doodt.
Konijnen en kippen ook?
Konijnen en kippen ook.
Oei, dan zit ik helemaal verkeerd want het "leven" dat een normaal levend dier onderscheid van eentje die dood is, is al zoveel lager dan wat een mens heeft dat een dier zelfs "weg" is als het gestorven is en niet tot geest wordt, zoals een mens.
Wij zeggen Ejjembe/Mayembe (oorspronkelijk horens van een dier), zegt Margaret.
Patrick haalt uit een woordenboek op het Centre: eighembe/amaghembe. Dat lijkt dus sterk op Margarets woord. Maar het is een Luganda woordenboek. Lusoga is volgens Patrick: omusambwa/emisambwa. Dat staat ook in "Piets" woordenboek. Maar Piet is Patrick natuurlijk.
"Omuoyo/emyoyo" is even van de baan. Wel zijn we na zo vreselijk op het hellende vlak te zijn geraakt bij Margaret goddank terug bij een omu-/emi- woord, waartoe ook de bomen en de rivieren behoren: machten met een wil (althans dat is voor het verhaal van de reductie van alle causaliteit tot wil van belang). Maar helaas, ook de latrines zijn omu-/emi-. Dat zijn evenwel recente muzunguconstructies, diepe schijtgaten, te graven niet bij het huis maar bij de bomen en te overdekken met hout, alweer van bomen. Aldus zouden de als geest geboren geesten weer in de latrine terecht gekomen kunnen zijn, ook al schijten die natuurlijk niet.  Gottegot wat een bende is het in de taal.
Margaret veegt ook even achteloos de vloer aan met de gevestigde wetenschappelijke mening over bewuste wil als enige oorzaak in Afrika:
Een vlieg, Margaret, als die steekt, dan heeft toch een mens of een geest die vlieg gestuurd?
Hoe kom je er bij, een vlieg die steekt gewoon!
Maar de hele oude mensen, geloofden niet dat niet?
Nee hoor, dat heeft hier ever nooit iemand geloofd, hoe kom je er bij!
Gelukkig komen Patrick en Mama Jane mij later te hulp: de vlieg is geen goed voorbeeld: traditioneel wist men niets van het verband tussen vliegen en malaria en de informatie daarover is er van overheidswege ingeramd, natuurlijk zonder dat werd ingegaan op mogelijke "afzenders". Je hebt drie groepen wilsbekwame "personen": levende mensen (bazima), dode mensen (bazimu, de eerste soort geesten) en "zuivere", geesten (emyoyo, of emisambwa). [plaatje: mensen en geesten.jpg]
En alles wat er in de hele kosmos gebeurt zou van hen af moeten komen. Er zijn, blijkt in een zeer vertrouwelijk gesprek met Mama Jane ook twee woorden voor "iedereen" in Lusoga: exclusief de emyoyo is het buli Muntu en inclusief de emyoyo is het buli omu. Muntu is mens. Helaas wordt het woord omu niet gebruikt als zelfstandig naamwoord verwijzend naar een wilsbekwame instantie (mens of "zuivere" geest). Op dit punt meen ik dat Lusoga voor verbetering vatbaar is en ik neem mij voor het woord omu (meervoud aba) te propageren. De relatie tussen de Bantu en emyoyo is nauw, vele rivier-emyoyo zijn volgens de mythen zelfs uit een Muntu-vrouw geboren. Hoe zou dat voelen, zo'n geboorte? Het is een hoop vocht, maar er zit niet zo'n rottig hard bol koppie vooraan.
Dan nu met Gerard Picavet naar zijn grote trots, een kerk/sociaal centrum in aanbouw, midden in de stad, Enkabi (vrede) Centre gedoopt. De naam hangt er er al voor aan een spandoek. De kerk zelf staat nog vol water, want het heeft vannacht flink geregend en de onderste rij pannen moet er nog op. Het wordt het tweede gebouw in Jinja met drie verdiepingen en tevens het tweede met een gevel van glimmende (!) tegels. Zo ver is het nog niet. Toch is er al een openingsfeest geweest. De vlaggetjes hangen er nog. [plaatje: picavet nkabi centre.jpg]
Het is duidelijk: Gerard heeft alle touwtjes in handen. Welke kamerindeling: Gerard. Welk merk cement: Gerard. Welke houtsoort voor het dak: Gerard. Geveltegels?: Gerard. Welke gasten bij de opening: Gerard. Ik durf hier in Jinja al te zeggen dat het heel gevaarlijk is mij te bedonderen. Gerard durft het aan om keihard van zichzelf te zeggen: dat lukt niemand. Het zal niet helemaal 100% waar zijn, wel ver over de 99, dat wil ik best aannemen.
Picavet had zijn voorruit gebroken. Yussuf van de Mission Garage had de rekening geschreven voor de verzekering. Bij de verzekering vonden ze die rekening 30000 te laag. Dit zou, verzekerde men daar, de grootst mogelijke problemen opleveren en maanden gaan kosten. Geen nood, ook Yussuf heeft bij Picavet gewoond. Yussuf is niet "around". Daar past Picavet niet voor: Yussufs voluptueuze verloofde (Picavet zal hen binnenkort trouwen, over de details moet nog gesproken worden zegt Picavet veelbetekenend als ik word voorgesteld) wordt even om het rekeningenboekje gevraagd. Picavet schrijft hoogstpersoonlijk een nieuwe rekening, 30 000 hoger, of zij hier even wil tekenen en hieronder een stempel en ook daarboven. Ja, goed zo, dààr. Routineus gaat de rekening in zijn borstzakje. Even afgeven bij de verzekering en we kunnen weer naar huis.
Zo doe je dat. Yussuf is een van zijn meest betrouwbare zoons. Heeft hem één keer geprobeerd te bedonderen. Doe dat nou nooit meer, had Picavet gezegd, het lukt je toch niet. Yussuf! Die ik toch voor geen kleintje vervaard acht. Richard, onze housekeeper, blijkt absoluut recordhouder in de achting van Picavet op het stuk van eerlijkheid. Heeft perfecte voorzetten voor een absoluut leeg doel des bedrogs geweigerd in te koppen.
Dat liegen. Een verhaal apart. In Moskou bijvoorbeeld is het gebruikelijk na een no show bij wijze van excuus een apert leugenachtige verklaring voor het onverwacht niet verschijnen te geven. Is het ernstig geweest, dan moet er, zuiver uit wellevendheid, ter genoegdoening ook een ernstige leugen worden verteld. Zo hebben in mijn discussies met eerder niet op een afspraak verschenen Russen ernstig zieke vrouwen en moeders om de voorrang gestreden. De beleefdheid en onderdanigheid bestaat juist uit het liegen zelf, dus dat moet je dan als gekwetste die ergens tevergeefs op een Rus heeft staan wachten opmerken en waarderen. In Uganda proberen hootemetooten uit hoe ver hun macht over hun ondergeschikten reikt door steeds onwaarschijnlijker verhalen tegen ze op te dissen en dan te kijken hoe lang de ondergeschikte blijft knikken. Die houdt vol, want weet dat er een moment komt waarop de hootemetoot hard gaat lachen en dan mag de ondergeschikte ook gaan lachen. Dan heeft de superieur n'guono, dat betekent zoiets als clementie, of genade, hij laat zien: ik ben sterker maar ik maak je niet af.
In vele stammen heeft men een steentje van de diviner bij zich om in de mond te doen als men gaat liegen. Dit heeft een beschermende werking, zegt men, en de kans dat de leugen wordt geloofd is groter. Maar het zal ook wel helpen om de waarheid en de leugen in je hoofd goed gescheiden te houden, ongeveer zoals het westerse jasje-dasje liegpak, dat immers uitgaat als men bij het golf, de jacht of de barbacue verder van achter uit de mond wil gaan spreken.
Autistische kinderen kunnen niet liegen. Ouders van autistische kinderen zijn enorm blij met het eerste leugentje. Wat is hier aan de hand? Is liegen technisch-geestelijk een hogere prestatie dan eerlijk zijn? Inderdaad, dames en heren, zo is het! Want vóór je kunt liegen moet je eerst weten a) wat je wilt, b) hoe een ander in elkaar steekt, c) wat die ander ten onrechte moet gaan geloven om zo te reageren dat hij iets doet wat jij graag wilt, en tenslotte, d) wat je moet zeggen om die ander dat inderdaad te laten geloven. Liegen is meesterwerk, eerlijk zijn is kinderspel. Liegen staat dus inderdaad technisch-geestelijk veel hoger dan eerlijk zijn.

Nijlstraat 18B, woensdag 12 januari 2000

De dag is voor Kampala: mijn zilverkleurig zonwerend UNHCR canvas en wat traditionele spullen die zo mooi bij elkaar liggen op een marktje bij het National Theatre met wel dertig winkelhokjes. Het vereist wel speciale vaardigheden de prijs redelijk te krijgen daar. Zelfs de cola krijg je alleen voor de normale prijs als je eerst naar de cafeetjes in de verte wijst, die kennelijk te ver zijn voor de toeristen die hier even uit de bus komen. Er zijn ook onvermurwbare zakelijke dames die je ijskoud laten weglopen na je eindbod, dat je veiligheidshalve natuurlijk 10% onder je allerlaatste prijs hebt liggen. Onderweg word ik vijf keer van de weg gereden door inhalende tegenliggers. Op de randjes ("shoulders") van de weg mag je niet rijden, zeggen de borden. Inhalende auto’s vinden evenwel dat tegenliggende motorfietsen daar toch maar even op moeten, al rijden ze honderd en moeten ze even een randje van vijfentwintig centimeter af. Bij aankomst is mijn kletsnatte plakkende overhemd op de rug van boven tot onder gescheurd.
U hebt groot gelijk meneer, zegt een van de winkeldames, het is ook veel te warm voor een overhemd vandaag. Zij blijft zo kijken dat ik het, als ik het zou willen, werkelijk als troost zou opvatten, dankbaarheid zou kunnen tonen voor dit hart onder de riem.
Ja, zeg ik, daaraan kunt u ook zien dat ik niet zo rijk ben als die andere Bazungu, dus ik wil een redelijke prijs betalen.
Maar meneer, dat overhemd van u brengt meer op dan als wij het dragen. Een gescheurd overhemd, gekocht van een muzungu, dat is toch iets speciaals!
Tevergeefs bied ik haar het overhemd voor een masker.
Een hokje verder.
Mevrouw, dit is veel te duur. Maar ik wil niet lullig zijn, want U lijkt op mijn nicht, ook al is die wit. Ik heb een aantal broers die rijk en ongetrouwd zijn. Zal ik de volgende keer de foto's eens meenemen?
Ben ik niet te oud om nog te kunnen trouwen, vraagt de jonge bloem ironisch, die bij ons net aan haar tweede vriendje toe zou zijn, maar hier aan haar tweede kind.
Nee zeker niet!
Goed, maar dit kost toch 30000.
Als ik U nog meer complimentjes maak, krijg ik er dan nog wat af?
Jazeker.
U heeft prachtige oorbellen.
Die verkopen wij ook meneer, kijk, hierachter staan ze.
Ik betaal 30000 en geef uiteindelijk veel meer uit dan mijn heilig voorgenomen maximum.
Op de plek die de Indiër had aangewezen was geen winkel te bekennen die ooit iets in dekzeilen gedaan zou kunnen hebben. Opgewonden boefjes bezweren ze te weten liggen en tronen mij mee naar een keur van winkeltjes die mij tal van prachtige spullen willen verkopen behoudens het zilverkleurig UNHCR canvas. Een mooie dag. Terug bij Lugasi, 20 kilometer voor Jinja, is er met mijn overhemd niets meer te beginnen. Het grootste deel hangt slap langs mijn benen naar beneden. Ik gebruik het nog om de schijn op te houden bij een cola op een terrasje, flikker het weg en rij met een grote plastic zak voor mijn borst gebonden naar huis.

Nijlstraat 18B, Avond

Picavet wil geen mobiele telefoon. Hoewel…Uganda Telephone zou ook mobiel gaan binnenkort. Dat was dan misschien wel wat. Picavet vraagt zich af hoe dat moet met de telefoon in het Enkabi Centre. Kan beter mobiel zijn (dan, voel ik fijntjes, zit hij altijd veilig in de zak van de grote diviner van dit Centrum, Gerard zelve). Als Uganda Telephone nou mobiel gaat… Maar ach, Enkabi Centre ligt ook dicht bij Uganda Telephone dus een lijn zal ook wel niet te moeilijk zijn.
Is Picavet een fan van Uganda Telephone en tegen CelTel en MtN?, vraag ik mij in stilte af.
Picavet begrijpt niet waarom iedereen zo klaagt over Uganda Telephone in Jinja. Zijn telefoon werkt altijd perfect. De bisschop, Piet, Kees iedereen klaagt. Hij begrijpt het niet. Ja, het is wel een beetje zo...die pakken het soms ook niet zo handig aan: gaan daar staan schelden op het kantoor van Uganda Telephone als de boel een paar dagen niet werkt. Dat pikken die Afrikanen tegenwoordig niet meer. Zo krijg je niets voor elkaar. Nou ja, er is wel iets aardigs en zo zie je weer, kinderen….Victor en Felix zijn bevriend met de zoontjes van de directeur van Uganda Telephone, die hier even verderop woont. Als die thuis moeten komen moet Picavet natuurlijk wel gebeld kunnen worden. Dus, mijmert Picavet, misschien is het daardoor toch wel een beetje dat hij zo'n goede lijn heeft…
Daar raakt Gerard aan een paradox in veel blanken die hier al tientallen jaren rondlopen en grote deskundigheid over de Afrikaanse cultuur hebben verworven. De bisschop, begrijpelijkerwijze buiten zichzelf van woede over het veelvuldige isolement van het bisdom van Jinja op telefonisch gebied, schakelt niet zijn Afrikaans relaties van relaties in om eens te onderzoeken wat daar achter zit! Terwijl hij een doorgewinterde Afrikadeskundige is en weet dat de storingen uiterst plaatselijk zijn en niet altijd van zuiver technische aard.
Nee, de bisschop loopt in hoogsteigen persoon het Jinja gebouw van Uganda Telephone binnen en gaat zich beklagen bij de directeur.
En neem nou Piet. Ook hij heeft het inmiddels geschopt tot bekende bij Uganda Telephone.
Father, wilt u de directeur zien? Toch niet zo, met blote voeten op uw slippers?
O die wil ik wel uit doen hoor, had Piet gezegd.
Ook bij Piet heeft het niet geholpen. Piet is de man die mij er volledig van heeft doordrongen dat de Afrikaanse cultuur niet de schriftelijk maar de mondelinge uitwisseling van mens tot mens doorslaggevend is en dat Afrikanen altijd vriendelijk zijn al zijn ze tot het uiterste getergd. Maar als een Jinjajenese drankgelegenheid geen diet coke heeft, wordt de ober, aan wie je op zo’n moment absoluut niets kunt merken –geweldig!- op niet mis te verstane wijze geschoffeerd. En als Piet, kenner bij uitstek van de oraliteit der Afrikaanse cultuur, een probleem heeft over salaris of afwezigheid van personeel in het Cultural Research Centre verwijst hij naar de arbeidscontract, dat ze, vindt hij dan, beter moeten lezen. Ik weet nog niet hoe je dat nou moet verklaren, dat wordt echt zoeken, temeer daar Piet zelf ook niet zo’n contractenlezer is. Toen hij mij bijvoorbeeld vroeg zelf een structurele oplossing te vinden voor mijn huisvesting in Jinja was hij de schriftelijke garantstelling daarvoor van de bisschop vergeten. Die vergat ik dus ook maar gauw, ik ben hier in Afrika en ga hem er dus niet aan herinneren vanzelf. Zo doe je dat niet hier.
Nee, dan doet Gerard het beter en Bill van het Dignity Nursery Home ook, die (zie dagboek 22 december 1999) zich met wat bier ontdeed van vier overbodige telefoonpalen en rustig koos voor een "bad line", terwijl men verzekerde voor een "good line" te kunnen zorgen. Bill’s bad line vergde achteraf trouwens wat smoeswerk, maar toen was het voor een "bad line" toch een niet onverdienstelijke lijn geworden.
Als geschiedenis der beschaving, zoals Norbert Elias denkt, de geschiedenis is van de vaardigheden in het beheersen van emotionele problemen ligt Afrika merkwaardigerwijze op het ene ogenblik ver voor en daarna weer peilloos achter het westen, al naar gelang wat voor wie op een bepaald moment machtswinst oplevert. En dat lijkt mij nou de maat voor je beschaving: de breedte van je register.
Een Noord-Hollandse bezoeker komt bij Picavet raad vragen omdat zijn Nederlandse mobile simkaart het niet doet. Picavet blijkt in een laatje, geheim voor de kinderen, vermoed ik, want zoiets is natuurlijk meteen bij de vader van hun vriendjes en dan heb je binnen de kortste keren een slechte lijn, een mobieltje te hebben liggen. Gekregen zegt hij. Ik geloof het maar. Hij gebruikt het niet, zegt hij. Er zit een SIMcard in van concurrent MtN. De bezoeker mag hem gebruiken. Die wil liever zijn eigen toestel gebruiken en aarzelt Picavets mobile te openen. Ik verkoop hem gauw voor negen euro de CelTel SIMcard van mijn moeder de vorige keer.
Kun jij je mobieltje hier in je la houden, zeg ik behulpzaam tegen Picavet.
Later op de avond maakt Richard zijn imago van onkreukbaarheid letterlijk en figuurlijk waar: mijn overhemd wordt prachtig gestreken afgeleverd, met bovenop de shillings die ik voor mijn moeders SIMcard gevangen had. Gevonden in het borstzakje. Ik neem mij voor morgen een paar mooie foto’s van hem te maken. Die krijgt hij in A4 formaat opgestuurd.

Nijlstraat 18B, donderdag 13 januari 2000, 03:00 AM

Ineens zit ik met wijd gesperde ogen rechtop in mijn bed. Ik had gedroomd van het woordenboek van Piet. Nabamba Budhagali? Nabamba! Dat was de naam van de geest waarmee ik afgelopen dondernacht in de shrine van Budhagali heb gesproken! Niks Batumba. Nabamba! Die ik zijn belletjes heb afgepakt. Nabamba zelf! Nabamba, King of Spirits of the World (dus niet alleen Uganda, denk erom) zo machtig dat hij zelfs al in het woordenboek van Father Piet Korse staat. Het zweet breekt mij uit. Nabamba in hoogsteigen persoon! En ik ruk hem ijskoud even in het pikkedonker zijn belletjes uit zijn virtuele knuisten! Nabamba de waterval, die in het jaar 2003 een vermogen van 250 Megawatt gaat leveren! Ik ben door het oog van de naald gekropen. Nu ben ik zijn broer. Onkwetsbaar de rest van mijn leven! Gewoon door in onwetendheid mijn hand te overspelen! Ik drink trillend een glaasje water. De rest van de nacht slaap ik onrustig.
Nog vier nachtjes slapen dan gaat mijn vliegtuig. Maar ook daar kan Nabamba elk moment heen flitsen om een pijp met zijn broer te roken. Verrek, als ik zijn broer ben, waarom moet ik dan nog per vliegtuig? Kan dat niet goedkoper? Enfin, dat flitsen zal wel zonder bagage zijn en bovendien ik heb nu toch een retourtje. Dat wordt wat de volgende keer als ik mijn zweefzeil meeneem en Nabamba laat zien hoe je daarmee vliegt!

Nijlstraat 18B, vrijdag 14 januari 2000

Even een rondje: geld ophalen voor het portret van Zoni, naar Yussuf om voor het vertrek zondag een taxi te regelen, naar het Cultural Research Centre voor de meervouden van dierennamen en de vraag of het woord "wie" in Lusoga ook op geesten kan slaan en de mugalabe voor Margaret op te halen, naar Margaret om die daar te brengen, naar Zoni om de portretten op te halen en weer naar huis. Nog een reden om Afrika af te bouwen. Ik ben te efficiënt geworden om mijzelf in de weldadige afwachtende Afrikaanse houding te laten dwingen. Ik kan hier nu ook als driftig Europees baasje rondgalopperen. Yussuf is niet aanwezig, de sleutel van de deur voor de mugalabe is bij Piet en die is in Kenya, naar Margaret hoef ik dus niet. Zoni is niet thuis en heeft zijn portretten niet af, op weg naar huis scheur ik mijn achterband. Thuisgekomen bel ik om te zien of Yussuf bereikbaar is voor reparatie van de motor, maar het hele CelTel network is down.
Zo.
Dat lesje moest ik even opnieuw leren. Dankuwel. Ben ik vandaag even geen broer van Nabamba Budhagali, onkwetsbaar etc. etc.? Hoewel: die kreeg ook een keer in een storm twee omwaaiende geest-bomen op zijn shrines. Ene Peter, loodgieter, wacht op de thuiskomst van Picavet. Zijn pick-up staat voor. Juist als hij besluit niet langer te wachten kom ik op het idee hem te laten vragen of mijn motor in zijn bak naar Yussuf mag. Dat is goed. Mijn achterband is total loss, verzekert Moses van Yussufs Mission Garage. Yussuf verkoopt ze. Zijn voluptueuze verloofde moet helaas out of stock melden. Yussuf zit in Iganga. Tot daar reikt net het mobiele netwerk. En daar kun je ook mijn maat banden krijgen. Terwijl ik bij Yussufs winkel sta rijdt Picavet voor. Bert, kom even mee, want ik heb je tentzeil gezien. Een dankbare cliënt van een van Picavets fondsen blijkt bij zijn voor mij niet geheel duidelijk ambacht een type dekzeil te gebruiken dat er wat op lijkt. Hij troont ons mee naar het stalletje op de markt waar hij het gekocht heeft. In het stalletje ertegenover ligt precies mijn canvas vier bij vijf, voor 18 euro. En zo komt alles nog weer voor vijf uur goed. En ben ik toch een broer van Nabamba Budhagali, want dit is voor Afrikaanse begrippen zonder meer een wonder. Twee wonderen eigenlijk: Yussuf en Picavet.
Terug naar huis per bodaboda waar Gerard Picavet mij een krant in de hand drukt waarin bisschop Samuel Ssekadde de "traditional healers", ook wel "witch doctors" genoemd, leerlingen van de duivel noemt. Het geluid van Ssekadde werd vlug gesmoord door de kerk toen de witch doctors dreigden alle namen te noemen van kerkelijke autoriteiten die hun hulp ooit hadden ingeroepen. Tsja, Piet, bijvoorbeeld, doet ook heel positief over de krachten van witch doctors en zelfs ik houd het bijvoorbeeld voor mogelijk dat ik Emilie met witchcraft van mijzelf en mijn broer Nabamba van haar angst voor de clown af krijg. In ieder geval heb ik al even de boodschap aan Emilie over de gearresteerde geesten op het antwoordapparaat van mijn zus, haar moeder, gezet. Ach, het is met witch docters net als met alle soorten clerus van alle religies: als je ze secuur het mes op de keel houdt, kunnen ze heel nuttig zijn. Goed dat er mensen zijn als Mr Hippo.
Het in krant gesignaleerde groeiende aantal kinderverminkingen en rituele mensenoffers is volgens de Voorzitter van het Ugandese Verbond van Witch Doctors het werk van "fakes". De bond heeft een registratie van leden en verstrekt certificaten. "Steeds meer mensen wenden zich tot ons met hun problemen, wij kunnen oplichters niet toestaan onze naam door het slijk te halen". De voorzitter van de Nationale Autoriteit voor Medicijnen, een autoriteit van echte doctors, waar tegenwoordig ook een traditionele heler bij zit, maant de witch doctors tot organisatie, administratie en discipline, anders gaat de regering het zaakje verregaand oprollen.
Bij thuiskomst zit er ook een envelop in mijn deur. Aan Bert Hamminga, c/o Rubaga Parish Students House. Keurig door de mannen van Kees verder geleid. Hij gaat zo:

Kamuli 11-1-2000

Mr Bert

I am not happy the way you did your issues yesterday. People came to me complaining bitterly that I am making an underground move. Bert we have been friends. For a long time that was not the way of doing things. People were so scared and even they gave you wrong information. Come and we count the percentage I am ready to pay you as I earn.

Faith

I was really very annoyed the way villagers came to me at night because of you.

Dat was een kant van de zaak die ik niet had bedacht: hoeveel wantrouwen straalde ik zelf uit jegens Faith met mijn vragen aan de "villagers"? En hoeveel hoop had ik gewekt met mijn suggestie dat ik desnoods Faith geld zou lenen om hen te betalen als ze dat zelf niet kon? Enfin, misschien maar goed ook, want daar ook nog aan denken, dat had mij misschien wel gestoord in mijn pogingen panieksignalen op te vangen. "People were so scared", schrijft ze. Wat een onzin. En ze probeert haar zaak zelfs nog te redden. Een koene vlucht voorwaarts. Het grondcontract zal ze wel niet opgestuurd hebben anders had ik dat er wel bij gekregen. Dat wordt langzamerhand dus ook nog mistige zaak. Ze kan destijds willens en wetens een derde van de door haar aan mij aangewezen plot hebben gekocht en mij dus toen al bewust om een veel grotere tuin hebben geleid dan ze wist dat ze bezat. Daar kan ze een stiekeme berekening over hebben gemaakt waar ze mee op de koffie is gekomen. Ik besluit een brief te maken die erop gericht is de kleine kans dat ik ooit nog mijn geld terug zie zo groot mogelijk te maken. Uiteindelijk gaat hij zo:

Jinja, 13 januari 2000

Dear Faith,

Thank you for your letter of 11-1-2000. I do not share your feelings, because I have made no suggestion to anybody about you, like you have done about others to me. I am free to talk to anybody, even to someone like Charles Taliawandha on whose name you put a heavy burden by calling him a thief who disappeared without trace with around 1 million Uganda shillings.
Mind Foundation has decided that there is no title at this moment from its side to research or interfere at the subject of allegations by you that crop was stolen and by others that you withheld payment for work, nor on the differences in harvest size according to the information of different witnesses, nor on the issue of contested land property.
I decline your invitation to come to you for further agreements on how you pay back your loan and interest because the agreement has been made when you got the money and it is clear. If something in the contract is unclear to you, you can write me and I will answer your questions.
Father Peter Korse got the assignment from Mind foundation to receive you for redemption and interest payments, and sign the receipts for you. If you stick to the agreements with Mind and come in time to father Peter to repay, there will be no problems. If you wish to repay earlier, you are free to do so. In that case, interest will be reduced accordingly.
But be sure you stick to the agreements. That will be crucial, because whatever may be the truth, which Mind is not going to force out if repayment to Mind is executed properly according to the agreements, the situation has raised suspicion. And make sure you start saving for your own bike because end of this year I will need it to help someone else

Best wishes,

Bert

Want één ding wil ik zeker terug: mijn fiets!

Nijlstraat 18B, nog steeds vrijdag 14 januari 2000

Ik lunch mee met Gerard en de jongens. Richard heeft weer heerlijk gekookt. Gerard is geen matoke liefhebber, Richard is een Teso (een Oostelijk stam), Gerard weet niets van koken, dus dat eindigt met het serveren van het gedeelte der Teso gerechten die Gerard wél lust: het vlees natuurlijk, de dodo ("spinazie"), rijst, een soort spaghetti-achtig iets, olijven augurken, chapatti en nog wat van die dingen. Daar op de vensterbank, legt Gerard met de pret van een zekere heimelijkheid uit, staat een jampot. Als er pitten in het eten zitten, dan mag je die proberen daar in te gooien. Vol trots vertelt hij hoe hij nog onlangs helemaal vanaf zijn vaste plaats, die toch drie meter afstand heeft, raak gooide. Als Richard eens weg moet, zegt Gerard met een panieklachje, dan loopt de hele zaak hier uit de hand. Richard is zo goed dat Gerard zijn schema's en agenda van terugkerende klussen (tuin, keuken, de was, zuigen, de ramen, de beesten etc.) niet eens meer kent. En koken, zo veel is mij duidelijk, dat doet Gerard niet. Zelfs brood op tafel zetten en de tafel afruimen zal hem niet meevallen want ook daar heeft hij geen enkele routine in.
In december moest Richard weg want zijn kind was ziek. Richard is thuis, in het verre oosten van Uganda, getrouwd. Hij was bang daarvoor weggestuurd te worden door Gerard. Gerard had gezegd: als je getrouwd bent moet je toch bij je vrouw en je kinderen zijn? Richard had gezegd dat dat bij hen niet zo was en dat hij graag wat hem betreft wou blijven. Tsja, Richard kan niet verwachten ergens in Teso een bezigheid te vinden met een zelfde salaris, als lijkt het ons een schijntje.Ongeschoolde arbeid (toeristenhotels, werk aan de dam) levert hier in principe 1500 per dag op: 30 euro per maand. Voor het in zijn ogen "dubbele" salaris is hij bereid zijn familie, bij wie nu ook zijn vrouw woont, die inmiddels een kind heeft, slechts ééns per half jaar te zien. Hij spreekt over haar als "madame". Madame is traditioneel geregeld door zijn en haar familie. Gerard is naar de bruiloft geweest en heeft haar gezien. Een verschrikkelijk mooie meid, zegt hij, ja dat heb je in die dorpen hè, zucht Gerard, van die verschrikkelijk mooie meiden die dat van zichzelf helemaal niet weten.
Ja, dat buurhuis hier, daar zijn ze jaren geleden aan begonnen. Er staan alleen muren en die mensen maken dat maar niet af. Ik zou dat er graag bij willen hebben. Dat is eigenlijk een beetje mijn droom. Is dat niet wat voor jou Bert? Ik draai mijn plaat af, dat hierheen verhuizen voor mij op langere termijn een serieuze optie is maar voorlopig niet.
Gerard zegt dat ik het toch ook mooi kan verhuren als ik er zelf niet ben.
Ik bedenk dat de bouwlustigheid, regelneverigheid en connecties van Gerard alsmede zijn duidelijke eigen interesse in mijn eventuele investering de zaak wel makkelijk maakt: al die dingen waar ik mij ongemakkelijk bij voelde: bureaucraten die het onderste uit alle benodigde vergunningen proberen te halen, belazerende aannemers die het in mijn afwezigheid met mijn opzichter op een akkoordje gooien, goedkope steen en cement zodat de muren weer afgebroken kunnen worden, allemaal dingen die ik uit eerste hand gehoord heb….niet met Gerard! Gerard van het Enkabi Centre, de trots van de burgemeester, van de Jinja club waar de burgemeester lid van is en trouwens iedereen die een beetje bij de notabelen van Jinja wil horen –zelfs enkele Indiërs!-, Gerard wiens "zoons" spelen met de zoontjes van de directeur van Uganda Telephone en die ik natuurlijk ten behoeve van een goede lijn (internet!!) zal stimuleren vaak bij mij te komen, ik zal er het meest begeerde speelgoed wel voor kopen, al moet het een…internet computer zijn! Komen de zoontjes van de directeur van Uganda Telephone vanzelf klagen bij hun vader als ze bij het surfen door uitvallende verbindingen worden gestoord. Trouwens als ik die jongens alles leer zal het met de telefoonrekening ook wel meevallen. En tenslotte: Gerard de voogd van de kinderen van een uitstekende aannemer, die trouwens destijds ook al zijn zoon was, Gerard, een blanke Mzee.
Ga eens mee kijken, zegt Gerard. Gerard loopt met mij in zijn kielzog naar de buren. Op een stuk land van 25 meter breed en 50 meter diep staan muren op een fundering gemetseld. Onder de bomen zit een dorpsfamilie die mijn gazon benut voor bananenbomen, aardappelen en maïs. Hun WC is een flink stinkend gat achterin de tuin met een windscherm er om heen van takken en gescheurde lappen. De rooilijn van het huis staat 20 meter van de weg. Mooi voor een rotonde, zegt Gerard verlekkerd. Dat zou wel een heel snelle carrière worden voor mij: na altijd mijn auto op de openbare weg te hebben geparkeerd nu dan meteen een oprijlaan voor mijn Isuzu truckje, afwisselend voor goederen- en gastenvervoer (tentje erover, inschroefbare bankjes) waar ik niet alleen vooruit op rijd, maar ook, na een sierlijke boog over de rotonde voor de voordeur langs vooruit er weer af! Het hoofdgebouw van 8 bij 15 meter moet een puntdak krijgen, de puntgevels staan er en alle kamermuren, het heeft geen dak. Het bijgebouw, dat er in een L-vorm aan vast zit, heeft een betonnen plafond, bedoeld als vloer voor een kamer van tien bij zeven. De bewonende familie benut de ruimte onder dat betonnen plafond als hut. [plaatje: ruine.jpg]
Staande op het plafond zie je de spoorbrug over de Nijl, zou je er een podium op maken van een metertje hoog, dan kijk je over de buurhuizen en bomen en zie nog meer Nijl. Rieten dakje erop, stopcontacten voor ijskast en notebook en je zit als een prins. 's Zomers een stukje verderop op het dak barbecuen, o God ja het is hier altijd zomer. Je gooit je geld niet weg, want Jinja wordt duurder en grond wordt sowieso duurder. En je huis wordt duurder. En je verhuurt het geheel of gedeeltelijk als je er niet bent. En Gerard heeft graag zo'n verhuur optie in zijn portefeuille. En we zijn flexibel: als ik kom en het is verhuurd, dan kan ik wel weer ergens bij Gerard zitten. En als ik genoeg heb van Nederland en het internet werkt soepel en goedkoop in Uganda dan ga ik met mijn zweefzeil naar Uganda en neem twee luipaarden, een Richard (maar hij mag ook Margaret heten) en een klein vrachtautootje. De eerste schatting luidt: grond met ruïne 20 000 000 eindbod, de muren zijn meest in orde, afbouw all in (waterleiding, elektra, badkamer, WC, douche, riolering, zwaar hek etc. etc. etc.) 30 000 000. Dat is totaal zo'n 35 000 euro. Daarvoor heb je een degelijk nieuw huis van 500 m3, de ruimte onder het schuine dak niet meegerekend, met 7 kamers, keuken en badkamer met zicht vanaf dak op de spoorbrug en de overkant van de Nijl. Een metertje hoger en je kijkt over de daken van de buren heen.
Terug bij Picavet dient Ernest, aannemer en vader van Felix en Victor zich aan. Picavet legt, geroutineerd het voorlopige karakter van onze gedachten uit de doeken doend, de situatie uit aan Ernest. Die weet zich goed op de vlakte te houden. Hij zal er eens over nadenken. Ook over hoe de eigenaar benaderd moet worden. Prima man, zegt Picavet, hij heeft dit land met de ruïne in aanbouw gekocht omdat hij snel zwart geld kwijt moest. Ik ga nog even terug naar de familie om te vragen of ik wat foto's mag maken. Dat is goed.
Ernest, zeg ik, ga voorlopig niet naar de eigenaar, want als die hoort dat een muzungu foto's is wezen maken slaat zijn hoofd op hol, zeg ik, denkende aan mijn drie mugalabes in Bufulubi en om de voor de hand liggende reden dat het normaliter een ramp zou zijn als je Jinjajenese aannemer meteen ook even ongevraagd voor makelaar zou gaan spelen. Maar ik ben geneigd Gods water over Gods akker te laten lopen, althans zolang Gerard de priester is. En tenslotte heb ik het geld nog in de zak en zullen we hoe dan ook niet over één nacht ijs gaan en twee nachten ijs krijg je in Uganda niet snel. Ik kan het niet laten even een plattegrondje te tekenen op grond van de foto's die ik natuurlijk onmiddellijk op mijn notebook heb gezet. Ik print een kopietje van de plattegrond voor Gerard. Als we gaan zwemmen blijkt Gerard de keuken al te hebben verplaatst. Wat schreef ik ook weer over Afrika? Afbouwen? Ja. Afbouwen. Dat schreef ik.

Nijlstraat 18B, zaterdag 15 januari 2000

Inpakken. Lunch op de Sailing Club regelen. Vergeten er dollars voor te wisselen. Harde onderhandelingen met bedrijfsleider John die op een koers van 1300 USH begon (dollar verkoop is hier 1500 USH, aankoop 1550 USH). Ik dirigeerde hem naar 1400, hetgeen hem toch op honderd euro zeven piek gaat opleveren. Et te, Sailing Club? Nou ja. Laten we er maar niet over nadenken hoe het was gelopen als ik het er morgen met die dollars op zak op aan had laten komen. Always in for an unpleasant surprise die negers. Ja, hoe warm zij de medemens, die hun in wezen volstrekt koud laat, kunnen bejegenen. Je denkt frisse lucht te ruiken en de maan te zien, maar je hebt slechts in een spiegel gekeken. Als mensen mij vragen wanneer ik terugkom en zeg ik altijd: juli augustus. Het merkwaardige is dat ik het nu zelf weer echt begin te geloven. Gerard Picavet. Hij brengt iets nieuws in. Ik weet niet precies wat. Ik blijf geloven dat mijn onderzoek hier wel zo'n beetje zijn charme heeft verloren, maar je kunt hier in Jinja zo lekker op je gat zitten! En met Picavet is dat extra leuk.
Picavet loopt niet in korte broek op blote voeten in slippers met honkbalpet, zoals de Mill Hillers. Altijd een nette lange broek, schoenen sokken en overhemd. Ondertussen is zijn Lusoga wel uitstekend, hij ratelt erop los, hoewel ik wel aan zijn Lusoga meen te kunnen horen dat hij uit Nederland komt. Geen pet dus, de zon vol op zijn keurig in scheiding gekamde grijze haar. Dat met die schoenen en die lange broek daar begin ik natuurlijk niet aan, maar ik heb het een dagje zonder pet geprobeerd. Het blijkt ronduit gevaarlijk op de motor. Ik zin nu wel op een helder witte klep (twee dus, zodat er één in de was kan) zonder hoofdbedekking. En dan ook mijn haar in zo'n scheiding.
Maar voor ik op weg naar de supermarkt hier met vijf mensen onderweg praatjes maak om even zaakjes bij te sturen en wat opdrachten de geven en bij enkele bouwwerken keurend tegen wat muren te schoppen zal het nog el even duren. Hoe weinig sjiek en hoe weinig spin in het web ik hier ook ben, een eventueel huis naast Picavet kan financiëel geen kwaad en als ik er ben kan ik er heerlijk zitten schrijven en denken. En dan ga ik 's middags even wat vliegen van de Wanyange heuvel, of een paar dagen naar Mount Elgon, 200 km hiervandaan, bijna 5000 meter. En dan ook eens naar Mount Kenya, een kleine 6000 meter, ook niet zo ver. Die kleine Wanyangeberg hier vlakbij kon wel eens een hele mooie zijn omdat de koele lucht van het meer onder de verwarmde lucht van de helling kan komen zodat er geweldige thermiek ontstaat aan het eind van de ochtend en 's middags zelfs zoveel dat je dan beter weer op de grond kunt zijn, zoals ik de marabus vaak genoeg wijselijk heb zien doen. Ook zijn er beneden veel veilige landplaatsen. Hoe dan ook, de volgende keer gaat zeker een zweefzeil mee.
Ik moet 72 uur tevoren mijn vlucht confirmeren, om het risico te vermijden dat hij opnieuw verkocht wordt. We zijn vrijdagavond op 60 uur. Ze zijn naar huis bij Kenya Airways en dat zal tot maandagochtend zo blijven. Zelf als ik het Windsor Lake Victoria Hotel bel (alle telefoonnummers van het hotel gewijzigd, er is geen inlichtingendienst, Picavet redt) weten ze daar niet wat er nog te doen is. Ik voel me als bij in Nederland, waar de NS-machinisten te laat wakker worden om je ergens op tijd te brengen en ze bij NS-Inlichtingen de avond tevoren te vroeg gaan slapen om je dat te vertellen.

Windsor Lake Victoria Hotel Entebbe zondag 16 januari 2000

Er is een zwembad en het kijkt over een slecht gemaaide golfbaan met een sjofel krot waarop nog juist de resten van het woord "Restaurant" te lezen zijn , het geheel aflopend naar het Victoriameer. Ik schrob het Afrikaanse kleistof uit mijn poriën, wat toch altijd weer een mooi rood badwater achterlaat en bel mijn ouders met mijn restje CelTel airtime. Die zullen mijn vlucht wel op Schiphol confirmeren. Tijd in mijn kamer om schoon, airconditioned en met uitzicht op een groot grasveld met prachtige bomen en bloemen nog wat onvermelde wetenswaardigheden vast te leggen.

Picavet eerst, want met deze man zijn we nog lang niet klaar. Yussuf is als zoon van Picavet een "garage" begonnen bij Picavets oude huis, een eindje verderop. Dat was wel grappig, zei Picavet. Op een gegeven moment stond mijn hele tuin vol oude auto’s (daarbij moet je hier in Afrika gewoon aan autowrakken denken). Picavet! De man die elk grassprietje en elk plantje in zijn tuin nauwgezet begeleidt tot een dienstbaar leven. Father Picavet! Een autokerkhof! "Wel grappig!" En die Yussuf is dus wel moslim, hè en nog steeds niet gedoopt.
Na het vertrek van Yussuf werd hij dus voogd en pleegvader van twee pikzwarte zoontjes van Ernest, die als babies bij hem zijn gekomen. Aangezien hij al niet eens kookt, ben ik natuurlijk nieuwsgierig hoe dat ging. Nou, daar had hij de eerste jaren een hele aardig dame voor in huis gehad, die had dat allemaal heel goed gedaan. Toen de mannekes eenmaal zelf hun kont af konden vegen en zonder knoeien konden eten was hij weer overgegaan op het systeem met een housekeeper. Enzovoort: zo is Picavet op zijn velkleur na een echte Musoga Mzee en vader en grootvader en overgrootvader van een hele stoet zwarte Jinjajenezen waarvan de oudste generatie nu boven de veertig is. Velen maken nu ergens in Jinja ergens de dienst over uit. En het kent mekaar en anders maakt Picavet zo nodig de verbinding. Hij kent de burgemeester van toen deze nog als jeugdige werknemer in zijn school over het krijt en de pennen ging. Een hele aardige hele goede man. De burgemeester heeft zijn broer toen die stierf aan AIDS zo goed bijgestaan, zo goed, dat Picavet hem heeft gezegd dat hij wou dat hij zo'n broer had.
"Picavet" dient op zijn Frans te worden uitgesproken. Het is een oorspronkelijk Franse adellijke familie, nu gewoon Nederlands. Zij zijn niet officieel adel, maar hun wapen is wel geregistreerd en de traditie wordt keurig doorgegeven. Zijn deel van het vruchtgebruik van het familievermogen zet hij in bij zijn projecten in Jinja zoals het Enkabi Centre.
De Jinja club, zegt hij vaak, is de sjiekste club van Jinja, waar de elite lid van is, tot de burgemeester toe. Honderd leden is wat weinig om de oude trekker met maaimachine die de golfbaan maait te blijven repareren. Het ding is eigenlijk af, er is geen geld voor een nieuwe. Laatst is het gelukt de stoelenvoorraad wat aan te vullen door de leden op te roepen zelf eens wat stoelen te komen brengen. Goed idee, stoelen collecteren! Geldcollectes hoef je hier namelijk niet te houden, het beroemde "Harambee", allemaal trekken, een kreet van Kenyatta, is inmiddels verkeerd in een sceptische verwijzing naar mistige collectes waarvan het geld nooit meer gezien wordt. Op veel van de zwembadstoelen moet ik beslist niet gaan zitten. Het jaarlidmaatschap is 85 000 USH (€ 60,-). Zwaarder kan men de top honderd van Jinja kennelijk niet belasten. Voor dus in totaal ongeveer € 6000 worden draaiende gehouden: een volledige golfbaan, een vijfentwintig meter bad, vijf tennisbanen, een squashbaan en een clubhuis met satelliet TV op satelliet, snooker, pool en dart. Voor die attracties moet per bezoek ook nog wat betaald worden, het zwembad 80 cent bijvoorbeeld. Zo betaalt een lid ook voor golf, tennis, etc., en er is een bar. Opbrengst laten we zeggen nog eens €25000 per jaar. Er loopt behoorlijk wat personeel rond. Het hoort niet te kunnen. Ja, je moest eigenlijk 300 leden hebben, zucht Gerard. Het geld schijnt niet eens de drempel te zijn. Een subtop Jinjajenees zou zich gewoon generen zich aan te melden. De Scylla van het aan de latten hangen en de Charybdis van het lager hangen van de lat.
Op één ding is Gerard Picavet mordicus tegen: geiten in de stad. Geiten horen niet in de stad. Dit is een stad. Daar heb je honden. Maar geen geiten. Achtergrond van dit duidelijke standpunt blijkt een slepend conflict met wat eenvoudige boerenlieden aan de rand van zijn A-buurt, die een geit aan een van zijn honden zijn verloren. Op de compound van Picavet heb je moeder Scoopie, zoon Bob, die 's avonds als ze los mogen gezelschap krijgen van de hond van de buren, Foxie. Want Foxie bewaakt veel liever een huis waar gezellig nog wat andere honden zijn. De buurman, een dokter, heeft er al lang in berust. De honden hebben tal van mogelijkheden zich naar andere tuinen en naar de openbare weg te begeven. Ze rauzen, aangemoedigd door de koelte van de nacht, eerst speels bijtend en grauwend om het huis en gaan dan het liefst pal onder mijn open slaapkamerraam slapen, waar ik elke zucht en elk droomjankje van ze hoor en ook de machtige huil die ze alle drie over zich blijken te hebben als ze in de verte andere honden horen huilen. Ik brom ze wel eens toe 's nachts, zo van tsjongejonge mensen, zo kan die wel weer. Echt kwaad kan ik me er niet over maken. Het is meer heel gezellig zo samen.
Nee, zegt Picavet, na een stilte waarin hij duidelijk nog eens onbevooroordeeld de zaak had overwogen: geiten die horen hier niet. Ze vreten ook alles kaal, dat is voor buiten de stad. Hij had ook niets betaald. Hij had ook gelijk gekregen van de Local Committee, de LC1 van deze buurt, die hadden ook gezegd, nee, geiten die horen hier niet. En als je ze hebt dan moet je ze achter een goed hek zetten. Nee, schadevergoeding voor opgevreten loslopende geiten, daar kunnen we in de stad niet aan beginnen. In een dorp OK, maar niet hier in de stad. Dit is een stad. En trouwens, het had zijn reputatie helemaal niet geschaad, want de LC1 moet af en toe beslissingen nemen waarbij reglementair een buurtbewoner aanwezig moet zijn die geen lid is van de (verkozen) LC1 en, zoals het reglement zegt "van goede reputatie" is. Daar vroegen ze laatst toch mooi weer Picavet voor, zegt Picavet en dat was na dat gedoe met die geiten.
Hoe zie je hier de toekomst, vraag ik hem. Ja de Afrikanisering zet natuurlijk helemaal door, zegt Picavet, de Afrikaanse clerus heeft zelfs nu al eigen bijeenkomsten waar alles helemaal op zijn Afrikaans gaat.
Is Picavet niet bang dat als er straks eens een tegeltje van de geplande prachtige glimmende gevel van het Enkabi Centre afvalt, het er dan niet meer opgeplakt wordt?
Picavet erkent ten volle die mogelijkheid. Maar dit is zijn bijdrage, hij heeft die met plezier geleverd en wat er daarna gebeurt, dat gebeurt daarna. Dit bestaan is zijn lust en zijn leven, daarom is hij ook teruggekomen na uitvoering van het oorspronkelijk plan na vier jaar Jinja weer iets in Nederland te gaan doen. Je leeft hier wel op een eiland, zegt hij, vanaf zijn gerieflijke bank breed richting raam naar zijn A-buurt wijzend.
Ja, maar dat doe je in Nederland ook, zeg ik. Daar leef je in een pretpark waar alles al voor je bedacht is. Zelfs je zorgen, over de "derde wereld" en het "miljeu" (wezens die ze hier in Afrika geesten zouden noemen), komen uit de koker van professionele zorgenontwerpers die tot taak hebben je het contact met de werkelijkheid te benemen. Voor Nederlandse kranten is nieuws het verslag van wat de pressiegroepen vandaag weer vinden dat ik moet denken.
Deze gedachten neemt Picavet gaarne in overweging.
Geen dank, denk ik. Geleidelijk krijg ik de indruk dat Picavet zijn energie en aandacht in Jinja precies op de plekjes heeft waar het nodig is om dingen draaiende te houden en zal er verbluffend veel in Jinja ratelend, bonkend en rokend tot stilstand komen als hij zich niet meer groetend, smoezend en handen gevend door de stad beweegt. Ik vergezel Picavet regelmatig bij zijn vaste zwemuurtje in de sjieke Jinja club tegen vijven 's middags. Links en rechts groetend gaat de zestigjarige doch vijftig ogende pater het kleedhok in en hijst zich tussen de kleine jongetjes in zijn zwembroek. Dan is het veertig keer aantikken. Een kilometer. Bij onze after swim cola aan de bar draven mensen af en aan om hem papieren te laten lezen, grijpt hij mensen in de kraag om ze ergens over te spreken en roept hij leden van clubcommissies die zich ongemerkt uit de voeten willen maken en net dachten veilig de uitgang te hebben bereikt luid bij de naam, waarna ze zich schoorvoetend bij hem melden.
Dit moeten we even kopiëren in de stad, roept hij. God, doet onze eigen kopieermachine het? Wat geweldig! De samenzweringen betreffen momenteel voornamelijk het "millennium" diner dansant, waarvoor Picavet mij ook heeft ingeschreven. Picavet stelt daarvoor enige zeer waardevolle zaken ter beschikking die hij absoluut in eigen beheer houdt, als daar zijn een standaard met daaraan een snoer met lampjes van zeer diverse kleuren en ettelijke lijntjes met driehoekige gekleurde vlaggetjes van het type dat in Nederland over de straat hoort te hangen als er een "braderie" (wat dat is heb ik overigens nooit begrepen) is. Als wij deze feest accessoires bij één van onze zwempartijen meenemen voel ik dat dit het sein in de club is dat het nu echt serieus wordt: Picavet krijgt de barneger nu zelfs zover dat deze een bezem langs de plafondlampen haalt die pikzwart zien van de dode meervliegjes, zij het, als ik mij niet vergis, wat schouderophalend, alsof het voor hem toch iets raadselachtigs blijft waarom Picavet dat in godsnaam wil.
Picavet kondigt mij overdag vóór het feest aan dat we er netjes uit gaan zien, want hij wil dat in de club wat stimuleren. Mijn voorstel tot lange groene broek met mijn gloednieuwe Afrikaanse overhemd van Miss Msese (waarvan ik de knopen inmiddels op de plek van de knoopsgaten heb gezet en het borstzakje weer opgenaaid) valt in goede aarde, maar als ik hem de keus geef tussen dat en mijn groene kaundapak en daaronder het prachtig door Richard gesteven effen lichtbruine korte mouw overhemd van wijlen mijn Turkmeense ex-schoongrootvader Roman Nikolaevich Akopov, dan valt Picavet zonder voorbehoud voor het laatste. Hij wil wel een dure meneer introduceren en ik wil dat best wel zijn. Althans voor een avond.
Stipt op tijd arriveren Victor en Felix (lange broek, overhemd, das), "zoon" Cohen (18, colbertje, geen das), Picavet (grijze broek, blazer met klein dun goudkleurig kruisje op het revers, geen das!) en ik in een vrijwel uitgestorven Jinja club. Het zwembad is vlak achter het clubgebouw op de helling naar het meer en we schijnen aan de andere kant van het zwembad onder het golfplaten zonnedak te gaan eten. Midden eronder staat een tafel met vijf mooie stoelen, daaromheen wrakke stoelen zonder tafel. Alle stoelen staan als een tribune naar het zwembad en clubhuis gericht. Leeg zal het voorlopig blijven, zelfs als de burgemeester zich aandient in een smetteloos wit smokingjasje. Gegeneerd rent Picavet op hem af. De lezer zij geïnformeerd dat een Ugandese burgemeester van een stad als Jinja wordt aangesproken als "His Worship". Voeg daarbij dat Afrikaanse Hootemetooten minstens een uur te laat horen te zijn (zes uur als ze zichzelf van werkelijk nationaal belang achten) en de ramp is duidelijk.
Van afstand, want deze zee zal voor mij neem ik aan wel te hoog zijn, zie ik hoe de burgemeester beleefd Picavet groet en snel zegt dat hij vast even een hand was komen geven en straks met zijn vrouw terug zal komen. Met een zorgelijk gezicht tracht Picavet de zaak op gang te brengen door achter het zwembad aan de tafel plaats te nemen. Uit solidariteit ga ik mee. Het blijkt de "high table" te zijn, dus ik zet mij deemoedig op een wrak stoeltje zonder tafel een metertje of drie schuin achter hem. Zo zitten we een tijdje. Onze actie sorteert met name weinig effect omdat het buiten donker is, op Picavets gekleurde lampjes na, die aan de andere kant van het zwembad zijn opgesteld. Wij zijn vrijwel onzichtbaar. Ik kijk in het donker naar de sterren en de wolk meervliegjes die om de lampen aan de overkant zwermt. Dan besluit Picavet te laten omroepen dat men plaats dient te nemen.
Uit allerlei onvermoede hoeken en gaten komen mensen tevoorschijn die op de stoelen gaan zitten. Er komen vijf sexy geklede en gekapte slanke meisjes van een jaar of twintig aan, alsof het een miss-verkiezing is. Ze gaan op de voorste rij van vijf stoelen, voor mij zitten. Ik ga ze maar gauw allemaal een hand geven. Even later komt er een mevrouw aan van het bestuur. Heb je mijn dochters al ontmoet? Zij noemt nog even de namen en ik vraag stomverbaasd: zijn die allemaal van jou? Jazeker en ze had er nog twee. En nog twee zoons. Elke kerstmis een baby, dat was jarenlang de gewoonte geweest.
Victor en Alex zijn het wachten op eten moe. Ze hebben hun zwembroek aangetrokken en rauzen rond in het water. Cohen zit naast mij en spreekt onderhoudend. Hij zit in het nationaal jeugd cricket team. Verder zal hij denkt hij niet komen, want hij wil goed studeren. Feesten op Makerere zijn saai. De meiden zitten allemaal achter ouderejaars en studenten met geld aan. Makerere is "morally dead" zegt hij. Zal hij daar anders over gaan denken als hij zelf ouderejaars is?
Om de tijd te doden geeft de speaker, na mededeling dat de burgemeester en zijn vrouw even zoek zijn, maar dat er een delegatie van het bestuur de stad in is om ze op te sporen, vast een programma van de belangrijke mensen die straks het woord gaan voeren. Cohen zucht. Hij haat toespraken. Als alles op tijd was geweest hadden we nu al lang kunnen dansen.
Daar is dan eindelijk de burgemeester. Met zijn vrouw, een vrouw zoals je hier hoort te hebben als je burgemeester bent. Door wie je ook op een 4WD Pajerotrooper aangewezen bent. Met de linkervoorband (in Uganda zit het stuur rechts) extra hard opgepompt.
Er volgt de onvermijdelijke reeks toespraken, waarbij Gerard als "acting president" moet speechen want president en vice-president hadden hun snor gedrukt, naar Gerard later verklaarde: het zijn hele goede bestuurders, maar verlegen hè, dat is het probleem. Gerard schetst, na His Worship de Burgemeester hartelijk welkom te hebben geheten, een beeld van een dynamische club in opbouw, memoreert de recente successen (de opzet van een bescheiden keuken, de stoelencollecte), hij legt er nog eens de nadruk op dat we de elite van Jinja zijn, getuige ook het lidmaatschap van His Worship de Burgemeester, die overigens zijn eigen speech begon met "dear fellow members", daarna besluitende dit toch nog even uit te leggen: dat hij zelf lid van de club is, hetgeen hij dus kennelijk niet voor iedereen gesneden koek achtte.
Na nog een golfbeker te hebben uitgereikt (de winnaar helpt His Worship door hem de beker aan te geven en vervolgens te gebaren dat hij hem nu terug moet geven) wordt His Worship de Burgemeester naar het buffet begeleid dat aan de overkant staat opgesteld. Alle heerlijke dingen die bij een Ugandees buffet, of het nu in de stad of in een dorp is, thuishoren zijn er weer: matoke, kipkerrie, beef, rijst, pindasaus, "greens" (dodo), chapatti, kouwe kool met worteltjes, bonensaus.
Als het eten op is loopt Picavet op me af en zegt: ik zal je even aan de burgemeester voorstellen. Ik grijp de hand van de burgemeester terwijl ik door Picavet wordt geschilderd als een econoom-filosoof, die hier onderzoek komt doen naar de filosofie van de Basoga, een broer van Nabamba Budhagali. Vooral van dat laatste heeft de burgemeester, die tijdens het hele verhaal, een minuut of drie lang mijn hand vasthoudt, hetgeen bij mij een gaandeweg een gevoel van intimiteit opwekt waarmee ik mij absoluut geen raad weet, niet terug. Volstrekt in het ongewisse over het denken van de burgemeester over mijn broer Nabamba vertel ik maar wat over mijn discussie met Nabamba over de reiskosten en de intercontinentale vervoermiddelen van geesten. Hij lacht wel, maar toch klinkt het meer van: o, nu zal ik wel moeten lachen.
Ja, ja, zegt Picavet en hij komt hier nog wonen ook.
Dit wordt zowel His Worship De Burgemeester als mij wat veel. Hij geeft me gauw zijn visitekaartje met reliëf in vierkleurendruk en gaat weer zitten. Ik neem me voor om de burgemeester als dank voor zijn aandacht mijn foto te sturen van de laatste zonsondergang in zijn Jinja van het vorige millennium.
De dans wordt geopend door His Worship de Burgemeester en zijn vrouw (aangeduid als First Lady of Jinja) en Picavet met die dame van het bestuur, die moeder van de vijf sexy missen op een rijtje. Reggae. Zoals overal hier. De Zuid-Afrikaan Lucky Dube in zijn vrijwel feilloze imitatie van Bob Marley. Als de crême van de club er weer mee stopt lijkt de animo in te zakken. Kom op! Zegt Cohen, Wij beginnen gewoon! Ik met Cohen de dansvloer op. Het duurt lang voor het effect sorteert. Uiteindelijk komen er toch clubjes op de vloer. Ook Picavet meldt zich weer. Het mengt zich niet en ik blijf met Cohen dansen. Zelfs de kleintjes zitten als zoutpilaartjes om de dansvloer met sombere gezichtjes. Eén jongetje van zes met een elite broekje en overhemdje heeft er wel zin in maar van de toch niet mis te verstane reggae beat kan hij geen koek bakken. Hij hupt maar wat rond als een dronken kuikentje. Elite. De mooie meiden staan hier en daar degelijk te swingen, twee aan twee in donkere hoekjes, met de rug naar de rest.
Dan komt Picavet ons vragen of we niet eens zullen gaan. We laden onze hele familie in en worden door een slaperige Richard opengedaan. Met "mijn" drie honden speels in mijn kuiten bijtend bereik ik over Picavets graskarpet mijn guest house, waar we als gebruikelijk met zijn vieren gaan slapen. Ik binnen, de andere drie buiten voor het open raam. Welterusten, zeg ik, maar mijn kameraden hebben de kop al plat en kloppen alleen nog af en toe, ogen dicht, wat met hun vlezige staarten op het beton. Mijn laatste nacht alweer.