Interview met Prof. Dr. A. A. Derksen over de onderzoeksgroep
(eerder verschenen in Wijzer)
De onderzoeksgroep Rationaliteit en Non-reductionisme staat niet op zichzelf, maar
maakt deel uit van een grotere groep die bestaat uit onderzoekers van de faculteiten
wijsbegeerte van Tilburg en Nijmegen. Onder leiding van de hoogleraar Ton Derksen wordt
door een tiental onderzoekers gewerkt aan onderwerpen op het brede terrein van de
wetenschapsfilosofie. In dit interview wordt de Tilburgse bijdrage daaraan belicht.
Gevraagd naar de rode draad door het onderzoek van zoveel onderzoekers zegt Ton
Derksen: 'Wat ons bindt is een tweetal algemene en een tweetal bijzondere thema's in de
wetenschapsfilosofie. Laat ik dat uitleggen.
"Met algemene thema's doel ik op filosofische thema's die de wetenschap als
zodanig betreffen. Het zijn problemen die spelen binnen elke tak van wetenschap.
Bijvoorbeeld, de vraag of wetenschappers rationeel handelen speelt op het terrein van de
filosofie van de biologie, maar ook op dat van de filosofie van de fysica of economie.
Evenzo is de vraag naar het al dan niet bestaan van allerlei zaken die door theorieën
gepostuleerd worden, het wetenschappelijk realismeprobleem, een probleem dat op alle
wetenschapsgebieden voorkomt.
Daarnaast zijn er bijzondere thema's, die meer specifiek met bepaalde
wetenschapsgebieden verbonden zijn. Het probleem hoe mentale veroorzaking te begrijpen is,
of wat bewustzijn of intentionaliteit precies zijn, dat zijn voorbeelden van kwesties die
kenmerkend zijn voor de filosofie van de psychologie en de cognitiewetenschap. De
samenhang in ons onderzoeksprogramma bestaat hierin dat onderzoekers werken aan
gelijksoortige algemene en/of bijzondere thema's. Welke die zijn zal ik nog toelichten.
Maar eerst wil ik nog twee andere aspecten noemen die ons binden.
Ten eerste delen wij een bepaalde naturalistische aanpak. Daarmee bedoel ik dat
wij als wetenschapsfilosofen vinden dat we niet kunnen volstaan met arm chair filosoferen.
Filosofie moet zich rekenschap geven van wat er in de verschillende wetenschappen als
biologie, fysica, sociologie, psychologie of economie werkelijk gebeurt.
Naturalisme in deze zin is dus heel iets anders dan wat sommige mensen denken bij
naturalisme, namelijk het standpunt dat uiteindelijk alle mentale fenomenen te reduceren
zouden zijn tot natuurlijke, dat wil zeggen biologische of fysische fenomenen. Integendeel
zou ik zeggen! Veel van onze onderzoekers, inclusief ikzelf, verdedigen juist een
anti-reductionistisch standpunt als het gaat om intentionaliteit of bewustzijn. Ons
naturalisme houdt dus niet in dat alles natuur is (wat dat ook moge betekenen).
Een ander verbindend aspect dat ik nog wil noemen is dat wij werken binnen het
discussiedomein van wat je grofweg zou kunnen aanduiden als de analytische filosofie.
Daarmee is vanzelfsprekend nog geen inhoudelijke positie bepaald. Het betekent slechts dat
een aantal basisteksten en auteurs tot onze gemeenschappelijke bagage behoren, waardoor
communicatie en discussie binnen onze groep wordt bevorderd, iets waar ik sterk aan
hecht".
Algemene thema's in de wetenschapsfilosofie en wetenschapsgeschiedenis.
"Laat ik beginnen met de twee algemene thema's van onze onderzoeksgroep. Globaal
zijn dat realisme en rationaliteit. In het werk van Herman de Regt en
mijzelf speelt het vraagstuk van het wetenschappelijk realisme een belangrijke rol: Wat
zijn eigenlijk de redenen die wij hebben om te geloven dat de wereld is zoals onze beste
theorieën ons zeggen? Juist tegenwoordig zijn er nogal wat filosofen die beweren dat voor
elke hypothese over de wereld een andere daarmee strijdende hypothese geformuleerd kan
worden. In ons onderzoek gaan wij er daarentegen vanuit dat het wel degelijk mogelijk is
om in bepaalde gevallen rationeel, d.w.z. op basis van goede redenen, te concluderen dat
een theorie - tot op zekere hoogte - met de werkelijkheid overeenstemt. Verder willen we
graag weten wat de redenen zijn op basis waarvan tussen concurrerende theorieën
gekozen wordt. Van de andere kant willen we ook vaststellen wat die redenen zouden
moeten zijn. Die combinatie van historisch onderzoek en normatieve filosofie maakt de
onderneming tegelijk moeilijk en zeer interessant.
Het onderzoek van Henk Visser is een voorbeeld van meer historisch georiënteerd
onderzoek. Hij onderzoekt de interactie tussen filosofisch ingestelde wetenschappers en
wetenschappelijk ingestelde filosofen in de 19e en 20e eeuw. Denk daarbij aan Mach,
Russell, Reichenbach en Wittgenstein, of aan de Nederlanders De Groot en Beth. Dit
onderzoek moet onder meer uitmonden in een boek waarin een pleidooi wordt gehouden voor de
integratie van wetenschappelijk en metawetenschappelijk onderzoek teneinde zowel
wetenschappelijke als filosofische dwalingen te vermijden.
Het verdedigen van een filosofie die (1) realistisch georiënteerd is, d.w.z. waarin
aangenomen wordt dat de fysisch/biologische wereld (grotendeels) onafhankelijk van ons
bestaat, en die (2) naturalistisch georiënteerd is, d.w.z. waarin aangenomen wordt dat de
overgang tussen wetenschap en filosofie geleidelijk is - zo'n filosofie kan ons inzicht
geven in de werkelijke kentheoretische waarde van de wetenschappen en de grenzen van de
wetenschappelijke rationaliteit.
In een tijd waarin het relativisme op vele gebieden binnen onze maatschappij toeslaat
en voor velen het enige alternatief lijkt, ondergaat ook de maatschappelijke houding ten
aanzien van onze wetenschappelijke theorieën dit lot. Velen menen dat de wetenschap
slechts één van de mogelijke representaties is van de wereld, dat wetenschappelijke
kennis geen speciale status heeft, dat de wetenschap eigenlijk niets kan zeggen over de
wereld voorzover deze in principe niet observeerbaar is voor mensen (cf. Van Fraassen's
moderne klassieker The Scientific Image (1980)).
Men is van mening dat de wetenschap geherwaardeerd moet worden en dat zij na die
herwaardering niet langer te boek zal staan als de beste manier om kennis te achterhalen
over de onderliggende structuren van de werkelijkheid. Men verliest zijn geloof in de
wetenschap en zet hiervoor een (heilig) geloof in andere inmiddels geaccepteerde
autoriteiten voor in de plaats: (nieuwe) religies, Yomanda, New Age, maar ook beeldende
kunst, muziek, en literatuur. Het onderzoek van onze groep is een bescheiden pleidooi voor
het geloof in de wetenschap en kan gerelateerd worden aan het voortdurende debat
betreffende de crisis waarin de menselijke rede, volgens velen, is geraakt.
Het probleem van de wetenschappelijke rationaliteit speelt ook
in het onderzoek van Bert hamminga een belangrijke rol. In lijn met het naturalistische
uitgangspunt vraagt hij zich af of de beschrijvingen en rationalisaties die
wetenschapsfilosofen geven wel kloppen met de feitelijke wetenschapspraktijk van economen
(meestal niet) en in hoeverre in die beschrijvingen westerse culturele vooroordelen een
rol spelen (meestal wel)".
In de publikatie-serie Studies in General Philosophy of Science, waarvan Ton
Derksen hoofdredacteur is, verschijnen met regelmaat boeken over deze problematiek. Zo
verschijnt binnenkort een publikatie, The Promise of Evolutionary Epistemology,
waarin onderzocht wordt of de evolutie-theorie een nieuw licht kan werpen op
kentheoretische problemen. Ook organiseert de onderzoeksgroep jaarlijks internationale
workshops; recentelijk waren de invloedrijke wijsgeren Paul Churchland, Bas van Fraassen
en Ruth Millikan te gast.
Bijzondere thema's in de filosofie van de psychologische en sociologische
wetenschappen.
Naast de hierboven genoemde algemene thema's richt de Tilburgse tak van de
onderzoeksgroep zich globaal op twee bijzondere thema's, die meer specifiek behoren tot
het domein van de filosofie van de psychologie, de cognitiewetenschap en de sociologie.
Dat zijn: intentionaliteit en bewustzijn, zowel op individueel als op collectief
niveau.
"Het onderzoek van Monica Meijsing richt
zich op de grondslagen van de cognitiewetenschap. Zij vraagt zich af of de gangbare
neuro-fysiologische theorieën van intentionaliteit en bewustzijn wel bevredigende
antwoorden opleveren. Haar antwoord is een duidelijk nee en ze probeert in plaats
daarvan een eigen filosofie te ontwikkelen. Daarbij maakt ze gebruik van ideeën van de
waarnemingspsycholoog J.J. Gibson, die vertrekt vanuit de gedachte dat de mens een
bewegend organisme is en daarmee, in Gibsoniaanse termen, een ecologisch zelf. Niet alleen
visuele informatie maar ook informatie over het eigen lichaam geven een organisme een vorm
van zelfbewustzijn. Dit 'zelf' is ruimtelijk en uitgebreid. Lichamelijke sensaties, zoals
bijvoorbeeld pijn in je rug, worden immers altijd gevoeld als gelokaliseerd in het
lichaam. Daarmee is het zelf zowel subjectief (contra de fysische verklaring van de mens)
alsook uitgebreid (contra het Cartesiaans dualisme van lichaam en geest)".
Wim de Muijnck, zo
vertelt Ton Derksen, "is bezig met een proefschrift over mentale veroorzaking. Dit is
het probleem hoe gedachten causaal werkzaam kunnen zijn en gedrag kunnen veroorzaken in
een wereld die bepaald wordt door fysische wetmatigheden. Is er een ik dat handelt
of is het ik een illusie? Om een antwoord te geven op deze vraag doet Wim onderzoek
naar de notie oorzaak, die in het debat over mental causation min of meer
ongeanalyseerd is gebleven. Dat lijkt een vruchtbare invalshoek te zijn. Andere aspecten
die een belangrijke rol gaan spelen in zijn onderzoek hebben te maken met de eigen aard
van mentale fenomenen en het soort relaties die kunnen bestaan tussen neurofysiologische
en mentale fenomenen.
Misschien is het ook interessant om te vertellen dat een onlangs afgestudeerde student
uit Tilburg, Hans Dooremalen, deel is gaan uitmaken van onze onderzoeksgroep op een AIO
plaats in Nijmegen. Zijn onderzoek gaat over de aard van ons bewustzijn, waarbij hij zich
richt op wat we van de psychologie daarover kunnen leren. Tot voor kort was bewustzijn een
vies woord binnen psychologie. Nu dat recentelijk veranderd is liggen er hier potentieel
boeiende samenwerkingsverbanden tussen cognitiefilosofie en psychologie".
Robbert van Baaren, die zijn proefschrift bijna heeft voltooid, heeft zich in zijn
onderzoek de vraag gesteld in hoeverre mechanische modellen van het mentale mogelijk en
succesvol zijn. "Dat blijkt een complexe vraag te zijn. Daarvoor heeft hij eerst de
historische achtergrond van onze huidige notie van intentionaliteit onderzocht, te
beginnen met Brentano's introductie van intentionaliteit in 1874 en eindigend met de
Chisholm-Sellars correspondentie uit 1958. Vervolgens heeft hij een aantal mechanische
modellen de revue laten passeren en soorten intentionaliteit onderscheiden, om de vraag
naar de mechanisering van mentale processen (met name intentionaliteit) te kunnen
beantwoorden.
Hiermee verwant is het onderzoek dat Henk Visser doet naar de filosofie van de
artificiële intelligentie. Het ontwerpen van intelligente systemen roept fundamentele
vragen op over de aard van onze common sense kennis, bijvoorbeeld op het gebied van de
fysica, alsook naar de soorten regels en procedures die we gebruiken in ons
handelen".
Kunnen intentionele fenomenen als bedoeling, overtuiging, wens, of oordeel behalve aan
individuen ook toegeschreven worden aan collectieven? Daarover gaat het onderzoek van
Anthonie Meijers. "Het is een studie naar onze basale sociale noties. De discussie
daarover heeft recentelijk een impuls gekregen door Searle's The Construction of Social
Reality en door het sociale externalisme van Burge en Baker. Deze twee laatste auteurs
verdedigen het idee dat mentale toestanden altijd relationeel zijn, d.w.z. dat ze
niet louter het resultaat zijn van de neurofysiologische structuur van de hersenen, maar
van de gehele context waarin personen handelen. Uitgaande van een dergelijke
opvatting richt het onderzoek zich op de specifieke eigenschappen van mentale
(intentionele) toestanden van groepen of collectieven. Daarbij komt ook de vraag aan de
orde of dit soort intentionele toestanden reduceerbaar zijn tot individuele intentionele
toestanden. Het antwoord daarop is overigens nee.
In het kader van zijn onderzoek heeft Anthonie Meijers, samen met twee filosofen uit
Utrecht en Leuven, een nieuw internationaal tijdschrift opgericht, Philosophical
Explorations geheten. Het richt zich op de philosophy of mind and action.
Centrale onderwerpen in ons eigen onderzoek vallen daar onder. Het tijdschrift bestaat
inmiddels één jaar en ziet er inhoudelijk zeer goed uit. Het zal zijn bestaansrecht in
de eerste drie jaar moeten bewijzen en internationaal voldoende abonnees moeten werven om
financieel zelfstandig te kunnen worden. Maar daar heb ik alle vertrouwen in, gelet op de
goede resultaten van het eerste jaar. De eerste special, geredigeerd door Anthonie
Meijers, is zojuist uitgekomen en gaat over sociaal holisme en atomisme".
ongepubliceerd
Het lijkt na deze uitvoerige uiteenzetting een overbodige vraag, maar zijn er nog
onderzoeksthema's die we vergeten zijn? Ton Derksen lacht: "Ik heb een sluimerende
belangstelling voor het inductieprobleem. Het boek daarover (150 pagina's) rust al jaren
in mijn kast omdat werk eraan gefrustreerd wordt door de volgende gedachte: wanneer
inductief redeneren aanvaardbaar is, dan is de volgende inductie aanvaardbaar: tot nu toe
zijn alle pogingen om het inductieprobleem op te lossen mislukt, dus er is een goede reden
om te geloven dat de volgende poging (mijn poging) ook wel zal mislukken. Voorlopig zien
onze andere projecten er beter uit"!
Anthonie Meijers
Herman de Regt |