Groeten Index |
010619
Van de wolven
Gisteravond afscheidsdiner bij Alain, Stephanie, die liever Fanou genoemd blijkt te willen worden, en Raluca. Ik hoefde niet te betalen, maar dat deed ik natuurlijk wel. Als het nu de laatste keer was zou ik het graag accepteren, zei ik, maar ik ga hier vaak komen dus het is het eenvoudigst als ik gewoon altijd betaal.
Nou, nou. Die mensen leven van de opbrengst van de kaas van 30 geiten, zeven schapen en één koe, en dus de etentjes, en dan gaan ze het nog cadeau geven ook. Ze lijken mij wel.
Het hele dorp is het erover
eens: voor de wolven kan ik het best naar het massif de Belledonne, want daar klagen de
herders het meest. Noordewind, dus aan de Noordzijde erop klimmen anders ruiken ze me al
voor ik de boot uit ben. Bij de kloof die ik hebben moet komt net een herder aan met 600
schapen. Geen dure Leki's maar een lange houten stok. Ook de rest van de uitrusting,
duidelijk gericht op verblijf boven voor langere tijd, komt niet uit de bergsportwinkel.
Maar de jongen, een jaar of twintig, heeft verder het elegante voorkomen van een student
zang.
Vous n'etes pas seul, zeg ik.
Oui, il y a du monde.
Zijn daarboven wolven?
Ja daar boven zijn wolven.
Mijn toegangsravijn is flink volgestort door een lawine, en er staat een rood bord met
witte letters DANGER DE MORT.
Hoe zit dat, kan ik daar langs?
C'est toujours dangereux dans les montagnes, zegt de student zang, die inmiddels deze
bergweg tot wanhoop van twee automobilisten over onafzienbare afstand gevuld heeft met
schapen.
Ik klauter de lawine op tot ik op een plaats kom waar zich hard ruisend een geduchte
straal wolvenpis van het massief stort. Links noch rechts iets wat beklimbaar lijkt, links
wel een kruis ter nagedachtenis van een ter plekke tragisch omgekomen natuurliefhebber.
Het massief is U-vormig, ik sta tegen de onderste ronding van de U te klimmen. Ik besluit
mijzelf tot rede te brengen en met de auto om te rijden, van boven de U in, waar nog
enkele dorpjes zijn, alwaar ook die klagende herders wonen.
Dit blijkt een autotocht van negentig kilometer via Grenoble te zijn. Die wolven hebben niet zomaar een massief uitgekozen.
In het dorpje La Ferri�re
aangekomen vanwaaruit Fanou en Alain de klachten hadden vernomen, zie ik tot mijn vreugde
drie oude gelooide koppen, gestoken uit niet in de bergsportwinkel verkrijgbare kleding
palaveren op het kerkpleintje.
Excusez, on ma dit qu'il y a des loups ici, c'est vrai?
Het onderwerp wolf doet de stemming, die zojuist nog wel aardig leek, danig omslaan.
Ja, ze waren ze al wel veertig jaar kwijt, maar een jaar of vijf geleden waren ze
teruggekomen.
Men bekeek mij achterdochtig, ik voelde dat ik dreigde te worden gezien als een
natuurbeschermer. Dat leek mij om verschillende redenen geen goed idee. Ten eerste omdat
ik dan natuurlijk niets te horen zou krijgen, men kan in oude herderskringen natuurlijk
goed spoorzoeken en schieten, ten tweede omdat het idee om gerekend te worden tot de lui
die eerst de mens in de natuur aan banden willen leggen ter wille van de rust der
bedreigde fauna, en die er dan vervolgens wolven in loslaten, om zich daarop in vijf
concurrerende stichtingen te splitsen die elk gaan collecteren om tenslotte met dat
geld tegen elkaar te gaan procederen over de vraag wie de wolven de zendertjes mag
omhangen en wekelijks onder narcose aan een weegschaal mag hangen toch werkelijk zo
ongeveer het meest stuitende is dat mij kan overkomen.
Wat een ellende hè, die rotbeesten, zeg ik derhalve vol medeleven.
Ja, daar, men wijst schuin omhoog naar het Westen, zit een herder die al driehonderd
schapen kwijt is.
Maar dat krijgen die wolven toch nooit op, zeg ik verbaasd.
Niet in één keer, nu eens vier, dan weer drie, enzovoort.
Zijn het grote grijze, of van die kleinere bruinige Italiaantjes?
Italianen.
En krijg je nog wat vergoeding?
Heel weinig.
Er zijn dus toch stichtingen in de weer, want ik kan me niet voorstellen dat boeren zich
hiertegen verzekeren. Kun je beter afschieten, en je maakt mij niet wijs dat ze dat niet
zouden kunnen. Mijn vermoeden wordt gesterkt door een voortduring van de
wantrouwende houding jegens mijn persoontje.
Ik moet niet denken dat ik ze te zien krijg want ze komen s'nachts en ze zijn ontzettend
slim.
Dat weet ik, zeg ik, en dat is nog waar ook. Is de TV toch nog ergens goed voor.
Men gaat maar eens. Zonder mij nog een blik waardig te keuren.
Hier heerst spanning.
Een eindje verderop zie ik een doodlieve man hout hakken. Ja ze hebben karkassen van
schapen en ree�n bekeken en het schijnen geen verwilderde honden te kunnen zijn. Maar hij
had nooit een gezien.
Wel eens gehuil gehoord?
Nee, dat ook niet.
Ik besluit tot een avondwandeling Oostwaarts omhoog, naar het "Lac Noir". Lijkt
me wel iets voor wolven. De oude man bij de laatste boerderij had er twee jaar geleden
eentje op zijn gazon gehad. Hij wist het zeker.
Gehuil?
Nee dat had hij nooit gehoord.
Misschien, opper ik, zijn ze verstandig geworden.
Ja, lacht hij.
Ik vervolg mijn weg, mijn dure Leki's monsterend: aan
het uiteinde zitten rubber wielen, zoals bij langlaufskistokken. Zo kan ik een wolf niet
hard raken. En ze hebben eten nodig, het is voorjaar, de kleintjes zijn geboren en de
schapenkuddes zijn nog niet boven. Ze kunnen er af, die ronde dingetjes. Maar dan denk ik
ineens aan die lieve wolvenmoeder voor wiens dartele schatjes zelfs de Baljuw van
Philesi� niet te vet is. Nee, die rubbers laat ik er aan. Als ik het met twee gerubberde
Leki's, elk uitschuifbaar tot 1.45m, nog niet red behoor ik ten prooi te vallen.
Het pad is ontdekt door het smeltwater. Drek en gladde steen door het bos. Na een uur stug klimmen hoor ik iets. Vriendelijk groetend suist een jeugdige mountainbiker over het beekpad langs mij naar beneden zonder enig spoor van bloed of wolventanden op zijn gespierde kuiten.
Het werd een wondermooie klim door beken, bos, moeras en tenslotte het bekende rotsige grasland boven de boomgrens. Maar wat fauna betreft kan ik slecht wat vogelgefluit melden en dat niet eens veel.
Zoals jullie weten heb ik op mijn barre tocht destijds kwaadschiks het horizontale denken moeten afleren. Wie hier in de alpen wandelt denkt in stijgen en dalen. Ik heb vandaag eens even op de voor de alpen vrij typische wolvenhelling hier de metingen verricht:
omhoog |
omlaag |
|||
tijd |
hoogte |
tijd |
hoogte |
|
begin |
19:00 |
1000 |
21:00 |
1550 |
eind |
20:45 |
1550 |
21:50 |
1000 |
m/hrs |
314 |
-660 |
||
m/min |
5.2 |
-11.0 |
||
sec/m |
11 |
-5 |
Kortom: omhoog moet je voor 300 meter een uur rekenen, en omlaag een half uur. Deze
kennis is met name van nut omdat het 's avonds, ook in de alpen, donker wordt. Het is
derhalve ook van belang zonsopgang en ondergang te weten, en er vanuit te gaan dat een
half uur na zonsondergang een vreemd bochtje in het bos waar het pad niet zo duidelijk is
gegarandeerd tot struikgewas leidt.
Wil ik ooit wolven zien dan wordt het behalve zoals deze keer de video, mijn nieuwe
hemelse verrekijker ter waarde van vijftien dure Leki's, GPS, en horloge-hoogtemeter,
pardon Wrist Top Computer en niet te vergeten een zak van de record-zoete rozijnen die de
Opa van Olga, reeds tweeëneenhalf jaar dood, destijds uit Turkmenistan voor ons meenam en
die nog steeds volop in voorraad zijn, toch echt wel slaapzak mee, en bruin dekzeil ter
omwikkeling, en een lamp.