000310
The Merchant of Venice
Antonio, een Venetiaanse koopman, wil snel rijk worden. Al zijn
geld, en meer dan dat, zit in schepen die overal ter wereld aan het moorden,
verkrachten, roven, plunderen, kortom handel drijven zijn. Geen dubbeltje thuis
onder het kussen.
Ook zijn vriend Bassanio zit op zwart zaad, maar erger nog,
heeft ook geen hoop op toekomstige baten. Hij heeft weinig commerciele of andere
talenten. Voor hem zou een huwelijk met een schone rijke weduwe een uitkomst
zijn, en dat beseft hij maar al te goed. Rondspeurend vervloekt hij zijn
geldgebrek, want als aspirant heb je toch altijd aanloopkosten voor je de hand
op een goed onder druk staande geldkraan van een rijke weduwe kan leggen.
Maar ineens ziet Bassanio een kans. De schone Portia is zelfs
niet eens weduwe, doch jonge schone maagd, enig kind en erfgename van haar
zodanig vermogende vader dat alle hotelkamers in de buurt van haar veste Belmont
bezet zijn met berooide prinsen. Wat te doen?
Antonio leent normaliter gul uit, gratis natuurlijk, want zo
hoort dat onder vrienden. Maar nu heeft hij niets te leen. Wel wil hij borg
staan voor Bassanio bij Shylock, een jood, natuurlijk.
Shylock heeft de pest aan gratis uitleners als Antonio want die
drukken daarmee de rente in Veneti: marktbederf! En nog varkensvlees eten ook!
Hij bedenkt een geintje: hij doet het deze keer ook eens renteloos, maar over
drie weken terugbetalen, zo niet dan mag Shylock een pond vlees naar keuze uit
het lijf van Antonio snijden. Antonio die handel drijft zoals Italianen ook
oorlog voeren, bedenkt welke van zijn schepen de komende drie weken rijk met
buit zullen binnenvaren en gaat akkoord.
Dat had hij niet moeten doen.
Maar daarover later. Het geld komt los en Bassanio kan aan het
werk, althans wat hij zelf werk noemt. En dat gaat heel aardig. Portia is zeer
van hem geporteerd en de hotelkamers rond Belmont worden en masse verlaten door
somberende prinsen.
Antonio's dichtstbijzijnde schepen vergaan natuurlijk, zoals
Italiaanse schepen, en zeker Italiaanse schepen in een toneelstuk van een Engelsman
betaamt, allemaal. Hij raakt in gebreke bij Shylock, die, ondertussen ook flink
giftig geworden doordat zijn dochter er niet alleen met een christen, maar ook
nog met enkele van zijn dukaten vandoor gaat, zich verheugt op enige
amateurchirurgie. Zonder verdoving.
Portia en Bassanio horen ervan. Bassanio vertrekt spoorslags
naar Venetie en krijgt nog gauw driemaal de aflossing voor Antonio mee. Portia
gaat spoorslags bidden in het belendende klooster.
In Venetie blijkt Shylock, de jood, niet in geld
geinteresseerd. Nee, al kreeg hij tien keer de som, het mes erin!
Antonio legt Bassanio uit dat de Doge Shylock uit hoofde van
het speerpuntenbeleid van Venetie als vestigingsplaats voor buitenlands kapitaal
zeker in het gelijk zal stellen. Hij verwacht niet de operatie te zullen
overleven en bereidt zich voor op het troosten van Bassanio die het binnenkort
zonder hem zal moeten stellen, wat Bassanio heel erg vindt (hoewel Antonio geen
vlucht overweegt en Bassanio dat ook niet voorstelt).
Op de rechtzitting ziet de Doge het inderdaad somber in voor
Antonio. Bassanio biedt en biedt, geld zat nu, tenslotte, maar Shylock blijft
over zijn op het kontrakt gerichte leesbril aandringen op correcte uitvoering
van het overeengekomene. Hij slijpt ondertussen zijn mes.
Dan blijkt de Doge een brief te hebben waarin zich een advocaat
voor Antonio stelt. Dit blijkt Portia, verkleed als geniale postdoc in de
rechten.
Portia wijst de zaal op de duidelijkheid van het contract. Het
dient uitgevoerd. Shylock moet een chirurgijn huren die Antonio's bloed na
afloop moet stelpen.
Shylock prijst de conclusie maar ziet, werpt hij tegen, over
chirurgijnenkosten niets in het contract staan.
Portia bindt in.
Maar bloed, zegt Portia, daar staat ook niets over in het
contract. Bloedvergieten mag niet volgens de Venetiaanse wetten (christenen
niet, tenminste, joden, negers en Turken natuurlijk wel).
Hier heeft Shylock niet van terug. Staat dat in de wet? Vraagt
hij, hij kent ineens de wet niet, zou je van een jood ook niet verwachten. Hij
gaat accoord met drie maal de som.
En precies een pond, h? roept Portia, een tweede jodenstreek
aan haar eerste toevoegend, want anders draai je subiet de nor in.
Shylock toont zich nu zelfs bereid genoegen te nemen met de
enkelvoudige hoofdsom.
En iemand naar het leven staan mag ook niet, zegt Portia en dat
heb je al gedaan. Dus Shylock blijkt eigenlijk al nat te zijn. Veroordeling!
Nou, dat wordt voor Shylock afgifte van zijn gehele bezit,
vonnist de rechter, en, of dat al niet erg genoeg is, gedwongen bekering tot het
christendom, volgens een toeschouwer een slecht oordeel wegens de daaruit
voortvloeiende prijsopdrijving van het varkensvlees.
Over het speerpuntenbeleid van Venetie als vestigingsplaats
voor buitenlands kapitaal is later weinig meer vernomen.
Karen Blixen vertelde het verhaal van de Koopman van Veneti aan Farah, haar
Somalische bediende en bedrijfsleider op haar koffieplantage in Kenya, in de
dertiger jaren. Hier volgt haar verslag:
'Wat?' zei hij. 'Heeft de jood zijn eis laten vallen? Dat had
hij nooit moeten doen. Het vlees kwam hem toe, voor al zijn geld kreeg hij
toch al zo weinig terug.'
'Maar wat kon hij anders doen,' vroeg ik, 'als hij geen
druppel bloed mocht nemen?'
'Memsahib,' zei Farah, 'hij had een roodgloeiend mes kunnen
gebruiken. Dan komt er geen bloed.'
'Maar,' zei ik, 'hij mocht niet meer of minder dan een pond
nemen.'
'En wie,' zei Farah, 'had zich daardoor laten afschrikken, en
dan nog wel een jood? Hij had toch elke keer een klein stukje kunnen nemen,
met een kleine weegschaal erbij om ze te wegen, net zolang tot hij een pond
had. Had die jood dan geen vrienden die hem van advies konden dienen?'.
Alle Somali's hebben iets uitzonderlijk dramatisch in hun
gezichtsuitdrukking. Met een nauw waarneembare wijziging van blik en gebaar
nam Farah nu een dreigend uiterlijk aan, alsof hij werkelijk in het hof van
Veneti was om zijn vriend of partner Shylock moed in te spreken ten overstaan
van Antonio's vele vrienden en de doge van Veneti in hoogsteigen persoon.
Zijn ogen blikkerden op en neer langs de gestalte van de koopman, wiens borst
ontbloot was voor het mes.
'Hoor nu eens, Memsahib,' zei hij, 'hij had hl, hl kleine
stukjes kunnen nemen. Hij had die man een heleboel kwaad kunnen doen, lang
voordat hij aan zijn ene pond toe was.'
Ik zei: 'Maar in dit verhaal gaf de jood het op.'
'Ja, dat was doodjammer Memsahib,' zei Farah.