Groeten Index

990217

Werner Freund
Een wolvenhouder in het Saarland

Afgelopen weekend was het oefenen in zweefschermvliegen, binnenkort praktijktest. Ik landde nog een keer een voetbalveld (letterlijk, inclusief doelpalen) te ver uit dus dat baart zorgen. Gisteren werd duidelijk dat het voorlopig geen vliegweer zou zijn en vertrok ik naar Merzig, Saarland, waar ene Werner Freund wolven houdt. Één van zijn fans heeft al een website voor hem gemaakt "Werner Freunds Wolfpark in Merzig". Ik had hem ook al eens op TV gezien. In één van zijn roedels sprong de alpha-wolf tegen hem op (wat normaal is en moet kunnen, om een kusje te geven) maar beet even in Freunds lip. Freund beet terug en gooide de wolf van zich af. Hij legde uit dat de wolf even wilde proberen of hij niet de baas kon spelen. Nou, dat kon dus niet, ontdekte hij.

Freund is oud militair, parachutist, overal geweest, was al snel uitverkoren om een mascotte voor het legioen te zoeken en te verzorgen, een beer, dus dat werd, zoals een website meldt "Bärendienst fürs Vaterland". Uiteindelijk werden het wolven, Konrad Lorenz werd zo ongeveer huisvriend en ook Nico Tinbergen is er menigmaal geweest. Hij heeft zeven overalls, één voor elk roedel, want bij het ruiken van een ander roedel schijnen ze wegjagerig te worden. Freund is geen intellectueel, maar een wolf, en wel, zoals hij op TV zei ; "Der einzige Wolf der autofahren kann", en dat komt goed uit, want daar haalt hij aangereden wild en slachtafval mee op, tot vreugde van zijn medewolven. Om zijn leiderschap te bevestigen eet hij altijd het eerst (dat zag er op TV wel erg symbolisch uit dus thuis bakt hij nog wel eens een eitje denk ik) en dan mogen zijn medewolven de "restjes" eten. Zo hoort dat bij de wolven. Freund heeft ook tropische wolven, en die zouden dus in mijn Ugandese wolvenring (zie "Ik heb een Fiets in Jinja") moeten. Kortom: voldoende voor een dagje auto. Het dieseltje van mijn nieuwe voor bewoning geschikt gemaakte bestelautootje moet toch nog ingereden worden.

Tussen Saarbrücken en Merzig staat bij de autobaan al een bord "Wolfengehege". Daarmee is al duidelijk dat het mis is. Zal ik maar meteen naar huis doorrijden? Ach, ik ben er nu, laat ik maar even gaan kijken. Het is nog een uur licht. Aan de Oost-oever van de Saar, daar een meter of tien breed, leiden de borden mij Merzig voorbij en dan rechtsaf de steile heuvels in naar het legerkamp. Ik word al weer iets opgewekter. Ik eindig op een klinkerweggetje dat overgaat in een bospad. De zon is bijna onder. Ik stap uit en wordt nieuwsgierig bekeken en beroken door een poolwolf. Een lief nieuwsgierig groot wit zacht harig kussen. Van achter een hek, dat wel. Maar daar hebben wij geen van beide behoefte aan. Maar, goed. Het is nu eenmaal zo. We berusten er allebei in. Ik doe even mijn kop scheef, maar dat kent hij niet. Dan ren ik even heen en weer. Dat kent hij wel. Het lukt ons niet nog meer spelletjes te bedenken en we gaan ons vervelen.

Ik tijg naar een grote blokhut. Er staan grote heren- en kleine damesschoentjes op de drempel, twee garagedeuren staan open, de auto’s zijn weg, twee prachtige rotweilers slaan aan. De wolvenman heeft een vriendin en waakhonden! Dat is verrassend. De TV had er ook geen aandacht aan besteed. Persvrijheid is het recht van de journalist om over het object van zijn verslaggeving de mythe te scheppen die hemzelf het beste uitkomt.

Maar hij is er niet, Werner Freund. In het bos zijn percelen afgehekt waar wolvenroedels uit alle windstreken in staan. De interesse in mij is zeer matig. Ik voel mij eenzaam en miskend. Rotwolven. Mijn Indische wolven zijn zelfs bang voor mij. Ze houden, zelfs met het respectabele hek er tussen, twintig meter afstand, zodat ik ze in de avondschemer niet eens goed kan zien. Ze zijn ook lelijker dan de andere wolven. Ze hebben een veel te dikke harige nek. Maar dat kan ook de angst voor mij zijn. Ze hebben ook minstens evenveel haar als die andere wolven dus ik zie niet wat er zo tropisch is aan die wolven. Ook hier zijn witte Arctische wolven, en die zijn de uitzondering. Grote vrolijke nieuwsgierige lieve witte harige kussens. Dat wordt van de Arctische beer ook verteld. We gaan even gezellig ruiken en hollen met zijn allen, dan nog een beetje springen van de voorpoten op de achterpoten en terug (ik ook) en dan gaan ze neuken. Één meisje heeft zin, en één jongen mag. De rest mag wel zachtjes in de hals van het meisje bijten ondertussen, maar niet erin. Na afloop mag je als b-wolf ook wel een beetje stoeien met het meisje, haar omgooien, op de rug leggen en zachtjes overal bijten, dat vindt ze ook wel gaaf, maar neuken is er absoluut niet bij want daar komt bonje van. Het lijkt erop dat er ook c-wolven zijn. Er staat er eentje altijd op zeker vijf meter van het centrum van de groep. In arren moede komt hij af en toe maar bij mij staan. Hij kijkt zo lief, liever kan gewoon niet. Ik zeg tegen hem: laat eens zien hoe je zou kijken als je de sterkste was. Hij doet het niet voor. Werk voor Emiel Ratelband. Of de slager.

Enfin, van de wolven ben ik genezen. Voor bewaking zijn ze ongeschikt, ze hebben kracht maar gebruiken dat alleen in opperste nood, als het even kan rennen ze weg, sommigen zijn hartstikke lief, het zijn net honden alleen zijn ze nauwelijks in je geïnteresseerd en verdedigen ze je niet. Dit alles met een positieve aantekening voor de Arctische wolven, maar dan moet ik naar de pool en niet naar Uganda.

Werner Freund, ach, waarom zou ik bij hem aanbellen, ik heb hem toch niets serieus te vragen. Ik besluit tot een maaltijd in de herberg waar de klinkerweg in het bospad overgaat. Men is open en verwacht zelfs carnavalsgasten: op elke tafel ligt een flieterig slingertje en er is een verrijdbare tafel opgesteld met, ja, ja, een echte grammofoonplatendraaier. Dat gaat tijdens mijn Jägerschnitsel allemaal weer naar achteren want er komt niemand, behoudens de kennelijk gebruikelijke vier stamgasten aan de tafel bij de tap. Na het afrekenen tijg ik naar de deur, groet omdraaiend de vier stamgasten onder wie… Werner Freund. Met een middenoorontsteking aan de thee. Wel een dikke zwarte sigaar in het hoofd. Ouder dan op TV, misschien zeventig, magerder ook, maar hier zit niet iemand die de zaak aan de jeugd heeft overgedragen. Wolven in Afrika? Niet aan beginnen. Hij was in Uganda geweest. Bij de Karamojong. Hadden toen nog geen geweren. Ik haal mijn Karamojongstoeltje uit de auto. Daarop zet ik mij naast hem. Ja, dat kende hij wel, die stoeltjes. Er was in Merzig een Afrika museum met spullen van hem. De rest van de avond gaat het niet meer over wolven maar over negers. Ik wil uit beleefdheid een normale stoel pakken, zodat ik niet zo laag zit, maar Freund legt zijn hand op mijn schouder en zegt, nee, blijf daar maar zitten. Ik besluit hem niet in de lip te bijten en blijf zitten. Hij krijgt van mij een Havana. Zijn beweringen zet hij kracht bij met tikken tegen mijn bovenarm met de rug van de hand. De overige gasten kijken mij verwonderd aan, dit schijnen ze niet vaak mee te maken.
Aan het eind van de avond gaan we samen het duister in naar buiten. Ik wijs mijn nieuwe rijdende woonhokje aan maar mag nog niet weg. Hij zal de wolven even laten huilen. Zijn kin gaat de lucht in en een volstrekt authentiek klinkende wolvenhuil komt uit zijn mond. Zijn kop gaat er bij staan als die van een huilende wolf. Nog een. Een paar wolven huilen terug. Nog een. Dan lijkt de brandweer ineens uitgerukt in het bos. Uit het duister echoën veertig wolven de huil van Freund.

Weten ze dat jij het bent? Vraag ik. Ja, natuurlijk, ik leef met ze. Tot ziens. Ik krijg een hand en Freund verdwijnt in het duister.