Groeten Index |
Marmossos
De marmot, heb ik al vorig jaar na mijn mistwandeling gemeld, heeft kinderhekjes van
platte steen voor het hol, en als men mij zag slaakte men een schrille kreet waarop
iedereen zijn hol in roetjste voor ik er ��ntje in het vizier had. Bij de Keltische
sphynx heb ik ze dan voor het eerst zien waggelen met hun dikke bruine konten. Maar het is
dan ook herfst, en men heeft zich volgevreten, lees ik hier, tot een kilootje of 6.
Maar wat ik lees lijkt me niet juist. Wat ik zie is minstens tien kilo. Het zou me niet
verbazen als er ook van 15 bij zaten. Over een maandje gaat men met zijn allen diep onder
sneeuw en grond op een bed van gedroogde planten in winterslaap, het lichaam koelt af tot
9oC, men ademt twee keer per drie minuten en valt in totaal 30% af terwijl boven hen
tienduizenden toeristen gierend en joelend van de berg af suizen.
Ze zijn erg lekker, beantwoordde Camille mijn vraag, maar je mag ze niet vangen. Maar uit
alles blijkt dat Camille precies weet waar ze zijn en hoe het moet. Camille met zijn
Marseillaanse versie van het Ecrin-dialect en ik met mijn Veenkoloniaalse Frans begrijpen
elkaar altijd volkomen, maar natuurlijk niet als ik precies op dat weitje moet komen hier
vlakbij Les Deux Alpes is waar ze zitten. Uiteindelijk vond ik ze, dankzij het feit dat ik
mijn sluitingen tussen lichte berggordeltje en parapente een keer was vergeten. Weliswaar
merkte ik dat ik mijn ogen onwillekeurig tussen de troep bij het skiliftblok gingen
speuren naar touw, maar zonder een moment van bedachtzaamheid sprak ik mijzelf
onmiddellijk vermanend toe dat ik geen veertig pegels voor offici�el gecertificeerde
parapentesluitingen had betaald om aan een rafelig oud stuk pistetouw naar beneden te
zeilen. Onverrichterzake derhalve te voet naar beneden, wijselijk mijn 12 kilo zware
Astral op 440 m boven de auto in de bosjes achterlatend, zodat ik tenminste nog zou slapen
met een positief saldo van 12*440*9.8 = 51744 newtonmeter potentiele energie voor de
volgende dag. Klopt dit heren? U weet tegen wie ik het heb. Onbelast zwierf ik kriskras
naar beneden en vond de marmottenweide die achter het bovendorp op Hotel Mercure uitloopt.
Vanaf die drie rotsen op deze foto tot de bomen daarachter barst het van de
uitgangen. Een dag later ben ik er weer geland om fotoos te nemen.
En om nog iets anders te doen. Ik heb hier zelf erg veel moeite mee, maar ik
heb gezegd: Bert, OF je vangt een keer zelf een beest en je vreet hem op, of, als je dat
zielig vindt, dan word je maar vegetari�r. Maar geen hypocriet gelaveer van wel als de
slager het doet en niet als je er zelf met voorbedachte rade een zinvol leven voortijdig
tot een droevig einde voor moet brengen.
De lus is uit het SAS handboek van het Britse leger. Die mannen voorkomen de verspeiding
van mensengeur met handschoenen of rook. Volgens Camille echter kan dat absoluut niet en
moet je je handen vlak te voren duchtig met het sap van de flora bij het hol afdoen en
inwrijven (hallo Engeland! Jullie doen het verkeerd!). Volgens de mannen van Montgomery
mag er geen metaal in de strik zitten, wat mij onzin leek, en Camille was dat, ik trots,
roerend met mij eens. Ik heb de strik wat groot gezet, want ik ben doodsbenauwd een lief
jonkie te vangen, hoewel ik weet dat de marmotten, als het dan toch moet, het liefst zo
eentje zouden opofferen. Zo gaan schuldgevoel en objectieve schuld een geheel
verschillende weg, net als angst en gevaar bij het vliegen.
Ik had het over de kinderhekjes, die heb je niet bij
Hotel Mercure. Wel heeft men bij het afvoeren van de in de diepte uitgegraven grond graag
een brede uitgang, die echter vossen toegang biedt. Als er grond naar het stort moet gaat
die middensteen er even uit, is men afgewerkt dan gaat die er verdomd stevig weer in. Die
ruk ik er niet zo maar met ��n hand uit. Of dit tegen vossen is weet ik niet zeker, ik
lees hier dat marmotten vooral gegeten worden door de koningsadelaar, de jonkies dan, neem
ik aan. Die is hier inderdaad boven de wei, ik zag er twee speurend onder me door zweven,
kennelijk volkomen aan parapentes gewend, want ze gaven geen krimp. De echte volwassen
vetkonten, ik kan niet geloven dat de adelaar die eet. Hij krijgt ze misschien wel dood,
maar niet omhoog. Waardoor de vos er na een paar adelaarhapjes mee gaat slepen. En vossen
zijn hier niet weinig. Regelmatig zie je ze in het donker in je koplampen de weg over
huppelen. Tegen zo'n adelaar hoef je toch niet zo'n barrikade van een kei de metselen? En
tegen parapentisten helpt het al helemaal niet, die zetten een strik.
Het lijkt me voor een vos trouwens ook niet ongevaarlijk een marmot te grijpen.
Dat graven gaat ook niet misselijk. Hier zie je wat er recent is uitgekomen.
Het is een holenstelsel, je moet er in principe vanuit gaan dat alle uitgangen verbonden
zijn over honderden meters. Hier ligt dus het probleem: ligt er ergens een strik met
mensenlucht dan raakt dat gat in onbruik. "Niet voor ��n gat te vangen" is
hier in dit gigantische paleis, dat ik maar Marmossos noem, omdat net als in Knossos niet
alleen de koninklijke familie, maar de hele stam er in woont, bepaald een understatement.
Ik, die dacht ��n strik te zetten, omdat ik maar ��n marmot wil, en dacht dat er per
nest ��n uitgang was, moet van Camille met vijf strikken beginnen. En dan moet ik de
wekker op het eerste licht zetten. Ik moet ze grazend aan het schrikken maken zodat ze
zonder aan de strikken te denken naar het dichtsbijzijnde gat vluchten. Vang je niks dan
laat je ze een half uurtje later nog eens schrikken, etc. Ook bij de marmot is de angst
kennelijk zo'n slechte raadgever dat de mens, die dat van zichzelf kent, hem er mee kan
vangen.
Vijf strikken dus. De uitgangen komen bij voorkeur onder bomen of
rotsen uit, zoals hier links. Links zie je een binnenstebuiten gekeerde plastic zak, die
ik telkens twee meter bergopwaarts van de strik leg, met een steen er in, om de uitgang in
de schemer terug te vinden. Ik werk in de schemer omdat ik immers een stroper ben.
Honderden meters gangen, tonnen zand en steen, vertel mij wat, ik weet was het is, kijk
maar eens in mijn tuin, vele generaties noeste arbeid. De verse grond en steen die je ziet
is van de laatste maand, al het andere uitgegraven materiaal (met echt kanjers van stenen
erin), is al lang weer begroeid met de "herbes".
Zondagochtend zeven uur. Ik word te laat wakker. Het is al flink licht. Mijn achterraam
ziet uit op Marmossos. Niemand. Ik inspecteer de strikken. Onaangeroerd. Mensenlucht, een
overdaad aan alternatieven, en geen verschrikte sauve qui peut situaties.
Naar Camille. Daar is men wat uit zijn doen want zijn grootste hond is vanochtend op de
helling gegrepen door een wild zwijn. In de oksel van zijn rechtervoorpoot. Het is nog
niet goed dicht. Camille heeft veel aandacht maar verbindt het niet. De hond likt zijn
wonden, zo hoort dat volgens Camille. Ik konkludeer dat je in je handen mag knijpen als
zo'n wild zwijn jou niet moet hebben, want tegen deze hond kan ik lang niet op. Baas boven
baas. En ik daar weer onder.
Camille zegt dat ik bij het leggen van de strikken niet v��r het gat had mogen gaan
staan. Er boven. Want daar komen ze zelf niet en dat ruiken ze niet. Ik zeg dat ik me
weinig kans geef. Camille geeft toe dat dit heel moeilijk is, want "ze zijn slimmer
dan wij en ze willen niet dood". En zo is dat. Voor dergelijke doortastende
filosofische uitspraken kun je beter van de gangen van mijn faculteit weg blijven. Maar ik
moet niet te hard praten, vindt Camille, omkijkend. Ik moet nu van de strikken afblijven,
de lucht gaat er wel af. Morgen opnieuw schrikacties. Even later meent hij even met de
overbuurvrouw in gesprek te moeten raken en blijft dat zo lang doen dat ik denk dat hij
mij weg wil hebben. Zo'n ongeleid projectiel, zal hij denken, zelf vangt hij niets maar
wordt gevangen door de politie met mij erbij, want zijn auto staat elke dag bij mij voor
de deur. Ik denk dat Camille dat denkt en ik denk dat hij gelijk heeft tot ik er een vang
zonder zelf een boete aan mijn derri�re te krijgen. Met geheven hoofd rij ik weg. Camille
kijkt niet om. Hij wil me kwijt. Hij heeft er genoeg van. Zal zelf ook wel eens voor eigen
stroperij gepakt zijn, gezien zijn deskundigheid. Ze zullen hem wel weten te vinden als ze
een strik zien staan. En ik zet strikken op "zijn" plek (naar ik nu aanneem), en
ga er dan gewoon met de auto 's nachts bij staan om 's ochtends te kijken of ik wat
gevangen heb! En dan rijd ik met diezelfde auto naar zijn huis! En dat wil leren stropen!
Ik kan volledig begrijpen dat ik voor Camille een hopeloze leerling en slechts slachtoffer
voor politiestroperij ben en ik zal hem niet meer opzoeken.
Ik ben mijn hele leven altijd al voor iedere leraar een hopeloze leerling geweest.
Eigenwijs en te wild, of het nu gaat om tennis, zeilen, filosofie, saxofoonspelen of
vliegen, eigenwijs en te wild. Maar wel lol natuurlijk. Ik weet nog dat bij het mondeling
eindexamen Gymnasium wiskunde de gecommitteerde mij wilde gaan helpen met herdefini�ring
van integraalgrenzen. Ik keek hem aan alsof ik het in Keulen hoorde donderen en zei toen:
"Nou ehh, ik kan het zo ook wel". Daarop volgde ik mijn eigen bergpaadje en kwam
er gelukkig uit, wat absoluut niet gegarandeerd was, maar ik doe nu eenmaal graag alles
zelf, ook al loop ik het risico op mijn snuit te gaan. Trouwens, "doe liever",
wat een onzin, ik kan het niet eens anders. Ik ben dan ook nergens echt goed in geworden,
maar toch voelt het alsof ik ergens naar toe op weg ben waar nog niemand is geweest en dat
ik er vlak bij ben. Maar ach, het maakt niet veel uit of dat waar is of niet, het is zo
ook leuk genoeg. Aapvangen in Uganda is niet gelukt, dit marmottengedoe, enfin wordt ook
waarschijnlijk niets maar dat mooie van een kind, dat zijn gevoel voor wat leuk is om te
doen hem precies laat doen wat het belangrijkste is om te leren, die schitterende radar
die bij zoveel mensen na hun twintigste atrofi�ert, die heb ik mijn hele leven met schier
bovenmenselijke inspanning verdedigd en ik heb hem nog!
Wij kennen de tamme dieren. Die zijn volledig gehospitaliseerd: wachten gewoon tot ze van
ons krijgen wat ze willen. Hulpeloos en hopeloos. Je kunt ze hele knappe dingen leren, dat
is waar, maar ze zijn hun eigen lijn kwijt, net als zoveel mensen. Wilde dieren niet. Die
zijn gelijk aan de beste mensen. Zij houden hun eigen leven in stand in extreme
omstandigheden met hun bloedeigen doeltreffende en intelligente middelen. Hun waarneming
en hun hersenen zijn optimaal ontwikkeld en geschoold voor de manier van leven waarin ze
terecht zijn gekomen. En vooral de zoogdieren, daarvan voel ik steeds beter: zoogdieren,
dat zijn wij zelf ook, wij zitten in hetzelfde schuitje, wij kunnen elkaar tot op veel
grotere hoogte begrijpen dan vooral mensen geneigd zijn te denken, wij horen bij elkaar.
Wij vinden elkaars jonkies lief. Echt, zo'n marmot valt ook op een mensenbaby! Die denkt
ook ogutogutogut, net als wij bij zijn jonkies. Wij zien aan elkaar of de ander bang is of
rustig, aggressief of speels. Wij voelen elkaar aan.
000925 Voorlopig zij mij beter dat ik hun. Nu was ik keurig bij de ochtendschemer alert.
Niets te zien. Wel ochtendspits hier op de zandweg de berg op. Zeker tien fourwheels.
Stropers die hun strikken gaan inspecteren? Toch niet met die lichtgevend gele jacks aan.
Werk aan de piste, daar houden we het maar op. En de waterleiding. Les Deux Alpes gebruikt
water van de gletscher van de Diable. De beekjes hier laven niet het beschermde wild, want
die staan droog. Ernaast in de grond loopt een waterbuis die naar het giga-toeristendorp
L2A. leidt, met onderweg wat zijtakken voor de sneeuwkanonnen. Wat hebben die
toeristenmelkers al die tijd dat ik hier ben eigenlijk aan mij verdiend? De supermarkt,
brood, koffie en cola. En als ze niet oppassen kost ik ze nog een marmot.
Waar de marmotten hier drinken weet ik niet. Elders wonen ze aan een gletscher of aan een
stromende beek. Bij schrikakties hoor ik niet de schrille gevaarkreet. Personne. Ik laat
het lichter worden (zag er toch al tegenop dat tegen te moeten houden) en loer. Personne.
Misschien is Marmossos nog veel groter dan ik denk en ben ik nu in de herfst op de
voorjaarsgraasplek of zoiets.
Strikken weg, want vroeg of laat loopt er iemand langs en ziet ze. Ik ben dan natuurlijk
parapentist, maar ze moeten in mijn auto niet datzelfde ijzerdraad op de klos vinden. Ik
ben hier een beginneling, onderknuppel van een onderknuppel van een everzwijn. Strikken
weg. Een, twee, drie, vier...
De vijfde ligt er uit! Gewoon weggeduwd. Het is de verste, de hoogste. Mijn auto heb ik
met uitzicht op hun uitgangen gezet, ik beloer ze vanachter mijn autoraampjes, zij mij
vanachter mijn stroppen. Maar de bovenste, het verste weg, hadden ze na twee dagen toch
maar eens weggeduwd. Je moet het voorzichtig zijn bij zo'n botte hark als deze vreemdeling
niet overdrijven. Bij Camille hadden ze zoiets niet gedurfd. Ik denk dat ze die gewoon
persoonlijk kennen.
Kortom,
1) mijn lucht
2) mijn auto
3) ik
zijn nu bij de marmotten, en 2) en 3) waarschijnlijk ook bij de politie bekend.
Ik ga maar eens naar de slager. Hij kijkt alsof hij en de hele rest van de bevolking van
L2A alles hebben gehoord, alsof het al op de lokale radiozender is geweest, en alsof hij
zeggen wil, jongen, laat dat nou maar aan ons over. Blijf jij nou gewoon je geld met
filosofie verdienen. Hier in mijn winkel ligt alles toch voor je klaar? Zeg het maar. Wat
wil je? Koe? Fazant? Bever?