Groeten Index |
020526
Manille, of het eten van een sympathieke koe
Ik heb ernstige ontberingen geleden want het stekkertje van de voedingskabel van mijn notebook had het begeven. Ik had dus bijna naar huis gemoeten. Goddank was ik niet in Grenoble, want daar zeggen ze natuurlijk meneer, zo'n adapter kunnen we voor u bestellen voor 150 euro, en dan zal hij hier over drie weken zijn. Maar in een bergdorp als Bourg d'Oisans is natuurlijk zo'n winkel met in de etalage 1 HiFi set, 1 TV en 1 waterkoker, en een vent achter een tafel met allemaal laatjes met stekkertjes acher zich. Ik kwam dus met ��n dag computerabstinentie en de schrik vrij. Maar toen!
Vanmiddag kwam ik aan bij de
Ferme de Chazarets. De vorige keer dat
ik aankwam hadden ze een (steen)lawine gehad. Deze keer was hun stal verbrand.
Aangestoken, zegt grootmoeder beslist. Een gek uit de buurt, ze weet wie het is.
Ik kan jullie ook geen moment alleen laten! roep ik verontwaardigd.
De vorige keer waren Alain en Fanou nogal pissig geweest op tegenwerkende
dorpsgenoten, die niet de reglementair vereiste toestemming wilden geven voor
hun aankoop van extra grond voor de geiten. Ook de gemeente en het district
werkten tegen bij de aanvraag bouwvergunning voor een nieuwe geitenstal wegens
lawinegevaar ter plaatse. Alain wilde zelfs verkassen. Ik pleitte daar tegen om
de geheime reden dat mijn schaftkeet op hun land moet komen.
Maar bij deze brand was toch mooi wel het halve dorp aan komen lopen om te
helpen en nu was er ook ineens vergunning voor een noodstal, dus dat is geluk
bij een ongeluk, want dat draaien ze natuurlijk niet meer zo makkelijk terug als
de oude stal het ook weer doet..
Mochten er inderdaad vijanden zijn in het dorp dan zien die nu dat er ook
vrienden zijn, dus dat ze beter maar wat kunnen dimmen.
Wegens de werkzaamheden zijn de geiten tijdelijk verkocht. Er worden weer geiten
gekocht als de boel weer in orde is. Als ik aankom is Alain met vier
dorpsgenoten (die ik op grond van hun uiterlijk voorlopig maar de Griek,
de Turk, de Nederlander en de Trotskist noem) en een shovel aan het werk om een
noodschuur te maken van vijftig boogvormige buizen van een soort
bouwsteigermateriaal met dito verbindingen. Sleuteltjes nummer 13 heb ik ook zat
in mijn auto dus sta ik ineens een hele middag te werken, iets dat mij
normaal, zoals iedereen weet, vervult van angst en afgrijzen.
's Avonds komt de echte schrik: de vrijwilligers blijven eten, dat is dus met
tien ratelende Fransen aan tafel, en het vlees van de fondue blijkt
Manille te zijn, hun koe, je weet
wel, die op mijn Chazaret-video door Fanou met een stuk stokbrood naar de schuur
gelokt werd voor het melken. Manille, die altijd eerst geaaid wilde worden voor
ze me bij de ezels liet. Drie kilo Manille liggen voor de gasten aan blokjes
gesneden op drie diepe borden in een rood vocht, ik bedoel, het is natuurlijk
bloed, maar tijdens het eten noemde ik het voor mezelf maar rood vocht.
Manille was onvruchtbaar geworden. Dan is er ook geen melkgift meer. Dat werd
dus slachterij en diepvries.
Kortom, brand, ik (!) werken, in de bouw nog wel, om uptempo Franse grollen
lachen die je niet begrijpt en dan op slot nog Manille eten, ze moesten mij wel
hebben vandaag. Maar, het moet gezegd, Manille was mals, ik heb zelfs, de
leeuwen van enkele weken geleden in het Queen Elisabeth Park in Uganda
indachtig, een blokje buiten de oliepan gehouden en rauw in de mond gestoken. En
ze combineerde geweldig met de riante Merlot waar Alain mee tevoorschijn kwam.
Ik had kennelijk wat geschokt gereageerd toen Fanou had aangekondigd dat dit
vlees van Manille was. Toen mijn laatste blokje Manille in de olie lag te
spartelen vroeg ze: denk je nog aan Manille?
Ja, maar positief, zei ik.
Tja, je bent boer of je bent het niet. Ze zijn verder echt heel lief met dieren,
weet je nog van dat aftandse blinde uit de auto gezette schoothondje dat een
hokje in hun thans verbrande stal had gekregen. Die was gelukkig in de winter al
een natuurlijke dood gestorven.
Ik pols Fanou, de verstandigste van het stel, of zij ook gelooft in
brandstichting. Zij acht de kans groot.
Enfin, jodelend van de Merlot schommel ik naar mijn auto die aan de overkant van
het dorp bij de beek
staat. Morgenochtend (Zondag!) staat het halve dorp om zes uur al weer te moeren
en te bouten, maar dat wordt me toch te gek.
Ik kom de volgende dag na rustig mijn zware tafelavond met een
licht ontbijt en veel koffie te hebben overwonnen om tien uur aankakken met mijn
sleuteltjes. Men blijkt geheel opnieuw begonnen want het moest anders. Dat dacht
ik al, maar wie ben ik. Nu ja, wie ben ik, toen onenigheid ontstond over hoe het
dakzeil (25 meter noklengte en 15 meter breed) er straks over moest, kreeg ik de
handen op elkaar met mijn oplossing: op het weiland uitvouwen, vanaf de beide
lange zijden naar de noklijn rollen, het van twee kanten opgerolde doek om de
meter rond vast tapen, de boel over de nok leggen en dan de tape losknippen.
HaHa! Je hebt ook niet-boeren die slim zijn en daar ben ik er toevallig een van,
zeker op tententerrein. Maar dat men van mijn werklust geen hoge pet op heeft,
daar kan ik inkomen. Daar heb ik ook helemaal geen ervaring mee. Werk moet
echter bedacht worden, en met de snelheid waarmee dat daar gebeurt staat
gemiddeld toch al de helft duimen te draaien. Waarna het dus de volgende dag
toch allemaal anders blijkt te moeten en wordt overgedaan. Tientallen honden en
kinderen van alle betrokken families spelen rond en onder het werk en worden bij
de shovel, waarvan de bak als sleutelplatform dienst doet, weggecommandeerd als
er mee gereden moet worden.
Er wordt een lunch aangeboden. Die heb ik niet verdiend vanzelf, en bovendien
leek het vliegweer, dus ik drukt mijn snor.
Bij de
boerderij ("Chaz" op het kaartje bij het scheepswrak-icoon) zit je in een smal
Noord-Zuid dal met machtige ravijnen links en rechts, zoals je ziet oplopend tot
2000 � 3000 meter. De wolken kwamen uit het Zuid-Westen, de wind op 4000 m leek
een beetje hard maar nog net te doen, zo'n windkracht 5. Ik klom met mijn lichte
berggordeltje dus de helling Oostzijde op, zodat ik tegen wind en zon kon
wegvliegen (bij dat parachuutje op de kaart). Zwoegend kom ik daar boven op 2000
meter, na lastige oversteken langs in de winter weggelawineerde (lawines van
sneeuw water, zand en steen) voetpaden. Daar kon ik kiezen tussen dwars over een
steile helling van losse post-lawinegrond met aan het benedeneind daarvan een
onappetijtelijke afgrond, of eerst boven die losse grond klimmen via een nog
steiler (eigenlijk bijna vertikaal) prikkerig naaldbosje, dat het voordeel heeft
dat de wortels grip hebben, geen lawinegevaar, en dat je in de vorige boom valt
als je uit de volgende dondert. Aldus. Toen was ik dan op mijn bovenweitje op
2050 meter waar ik wilde wegvliegen. Daar was de wind nog steeds kracht 5, maar
Noord-Oost (!!!), recht tegen de wolken in, ijzige koude wind van de gletschers
en de kammen die rechtsboven op het kaartje de toppen, aangegeven met
driehoekjes, verbinden.
Een onbegrijpelijke windsituatie die in geen enkel boekje te vinden is. Ik kan
thans heel wat auteurs over alpenweer voor de rechter slepen. Wegvliegen
onmogelijk. Terug naar beneden langs die naaldbomenwand voor geen goud. Tijd:
16:50 uur. Als niemand wist dat ik hier was kon ik blijven slapen. Maar dat
wordt groot alarm bij Alain en Fanou. Mobile niet mee want in dit dal is geen
dekking.
Ondanks het late uur toch maar langs de helling zuidwaarts in de hoop achter de
volgende kam de "echte" wind, die de wolken drijft, te vinden. Dwars op de harde
koude wind, dus de alpenbeesten ruiken me niet en sprinten verrast weg:
Marmotten, allerlei hertachtigen zoals bouquetins en chamois. Men slaakt
waarschuwingskreten, en de verschillende dieren kennen elkaars
waarschuwingkreten prima. Vogels zien mij het eerst en verpesten de boel voor
mij met hun lawaai, maar gelukkig niet volledig.
Ik doorkruis Zuidwaarts een niet al te jofele steile steenhelling overdwars.
Steentjes die ik los maak hoor ik tijden later nog ketsend op weg naar beneden.
Ik hoop het beste van wat ik aan de overkant zal aantreffen. "Running out of
options" heet dat: vliegen kan niet, afdalen kan niet.
En ziet: ineens ontvouwt zich 300 meter beneden mij een mals weiland, kennelijk
voor zomerweiding, want er is ook een goed onderhouden hut, en er loopt dus vast
een pad daar ergens, dat kan niet anders. De wind is hier niet meer NoordOost,
maar ZuidOost, nu dus haaks op de richting van de wolken, nog steeds ijzig koud
dus nog steeds een soort daalwind van de gletschers, maar hoe precies mag Joost
weten, en die heeft werk want het is wel degelijk 5 Beaufort.
Nu ben ik van nul weer op twee opties, want ik kan makkelijk afdalen en op zoek
daar een pad, en ondertussen kijk ik of ik daar toch niet ergens kan wegvliegen.
Alpenbeesten blijven wegsprinten, maar nu mijn zorgen over zijn heb ik er meer
plezier aan. Het pad blijkt zelfs Grand Randonn�e te heten, dus het begint riant
te worden. De wind blijft Zuid-Oost 5 dwars op de wolken dus onvliegbaar. Maar
ik vergeef het God, hij heeft me een mooie dag bezorgd.
Beneden laat Hij zelfs een auto voor me langsrijden die me wel mee terug wil
nemen naar mijn vertrekplek. Het shirt dat onder mijn windblock fleece vandaan
komt is even nat als wanneer het in de beek had gelegen.
Het is tien graden bij de auto, want de vreemde valwind heeft het dal bereikt,
maar toch leg ik de koude watertiet
op het dak om even te douchen. Alleen de rug niet. Dat is te erg. Waarom
toch de rug? Wat is de biologisch-evolutionaire betekenis van de rug als
extra-kougevoelig lichaamsdeel? Wie het weet mag het zeggen. Ik ben er nu even
te moe voor, maar vroeg of laat kom ik er achter.
Zie ook Alain's Filosofie van de Liefde