Home
Het Honden Jounaal

050106 Last edited 14-08-20

Dr.Spock: rake observaties

Nog even weer A, B en C

De directeur is gerriteerd door een niet goed verlopen zakengesprek. De secretaresse maakt twee keer dezelfde fout in een brief en krijgt de wind van voren. Nu flink over de zeik, wordt ze gestoord door een telefoniste die een verkeerd gesprek doorverbindt. Na enig verdomd nijdig kijven smijt ze de haak erop. De telefoniste komt thuis en ziet dat haar zoontje zijn jas op de grond heeft gegooid. Die krijgt een roei. Zoontje loopt kwaad de tuin in en geeft op weg naar buiten de kat een harde schop.

Zo gaat dat in Gods Schepping. Al miljoenen jaren.

Twee leiders heb ik ooit eens bij een misser horen zeggen dat het, sorry, even hun fout was: n keer Michal Gorbatsjev en n keer Bill Clinton. Je moet wel heel ver boven je meute staan om zo de angel ergens uit te kunnen halen zonder dat je meteen uitgedaagd wordt. De gewone melkboerenhondenalfa redt dat van geen kant.

Het is altijd de schuld van de ouders

Daar was ik net vanaf. Ik was net een paar jaar zo ver dat ik tegen mezelf zei: "Jongen, het is nooit de schuld van een ander". Maar Dr. Spock heeft mij erop terug: het is altijd de schuld van je ouders. Van de vroege omgeving. Als het over honden en vooral geschifte honden gaat is het zo onvoorstelbaar evident dat het eenvoudig voor mensen ook wel op moet gaan. Bij honden is er n zaak die de boel nogal vereenvoudigt: aangeboren veemde hondjes worden onmiddellijk door de moeder doodgebeten. De rest is dus op dat moment nog normaal genoeg om voor normaal door te gaan (lees dat even rustig opnieuw). Worden die toch nog vreemd dat is dus ALLEEN nog de vraag: WELKE omgevingsfactoren hebben dit veroorzaakt? Mijn Dr. Spock, Gaus, geeft fantastische voorbeelden van hoe mensen door hun gedrag tegen de hond het beest volkomen door kunnen laten draaien. Weg naar het asiel en dan een spuitje, of meteen een spuitje. dat zijn dan nog de twee mogelijkheden.

Een voorbeeld van zo'n mooi voorbeeld. Hier komt het, Gaus:

De heer en mevr. E. kwamen met ene zeer angstige Groenendaler. Teefje. Het beest wilde niet eens lopen. Ze werd gedragen. Terwijl het toch een flink zware hond was. Het beest was op jonge leeftijd heel ziek geweest. Had zich zwak gevoeld en was dus snel bang geweest. Was dan altijd druk getroost: O Gottegottegot het is toch wat, kom maar hier, enz. De dierenarts met zijn enge prikken: troost. Bij bezoek ging ze subiet achter de bank en werd dan troostend opgetild en in de mand gelegd waar ze dan trillend bleef liggen. Voor poepen durft ze niet naar buiten, maar daar werd ze dan naar een rustig plekje getild en dan weer terug naar haar mand gedragen.
Gaus probeerde de familie uit te leggen dat het altijd maar troosten de hond sterkt in zijn overtuiging dat het allemaal inderdaad echt heel eng is. Toen werden meneer en mevrouw E. heel erg boos op Gaus. Hij had, vonden ze, totaal geen begrip van honden in het algemeen en van deze hond in het bijzonder.

Met die hond zal het wel nooit meer iets zijn geworden. Ja wat honden doen dat mogen mensen allemaal niet: hun aangeboren gekke kinderen doodbijten, en onhandelbare groepsleden vermoorden of wegjagen. Maar al is de mensenoplossing dus noodgedwongen "menselijker", als dat heet, de oorzaak en het probleem is er niet anders van. Wie weet hebben die maffe "menselijke" meneer en mevrouw deze bizarre relatie nog wel een heel hondeleven voortgezet.

Aardig allemaal, want voor ik dit boek van Gaus had schreef ik er al over in mijn ontboezeming van mijn wat delicate relatieprobleem met Scoopie: de schuld aan de ander. Goed, laat ik er maar eerlijk voor uitkomen, ik meende niet echt zonet: volgens mij het is toch uiteindelijk nooit de schuld van een ander (noch van jezelf, schuld bestaat namelijk helemaal niet), maar van storend intensief gezelschap van malloten in je jeugd kun je je wel beter goed bewust zijn als je met een zeker gevoel van vrijheid op aarde wilt rondlopen, en niet je hele leven allerlei ommetjes wilt maken ter vermijding van problemen die er helemaal niet zijn. Het lezen van een hondenboek als dat van Gaus kan een eye opener zijn en zelfinzicht geven, hoewel het bovenstaande voorbeeld van de Groenendaler voor mij allesbehalve opgaat. Maar laat ik niet te persoonlijk worden, daar hou ik helemaal niet van.

Vrij naar Dr. Spock: de knauwgrauw

Ik dacht twee maanden geleden: nu moet ik gauw puppies zoeken want ik ben nou nog op een compound met Scoop de grote vrouwtjeshond, allerlei kleuren mensen en kippen. Ik dacht: Scoop leert ze wat een hond is, ik leer ze wat een mens is. Wat ik niet dacht is: als ik niet weet hoe het moet kijk ik wel van Scoop af hoe het moet. Maar zo werd het wel. Voorbeeld: in aanvang gaf Scoop de pups een paar flinke knauwen. Ze hadden niets gedaan ook nog! Daar gingen ze lelijk van piepen. Bij die knauw grauwde ze. Sindsdien gaat bij misdragingen alleen Scoops bek in de richting van de pup met dat grauwgeluid. Die knauw dachten de pups er sinds die eerste keer zelf wel bij dus ze piepten al en hielden meteen mee op met het door Scoop niet gewenste gedrag. Ik kan nu heel goed Scoops grauw nadoen. Ik parasiteer op die ferme "onverdiende" beten van Scoop in die mollige puppenbuikjes toen ze hier net binnenkwamen. En de puppies? Die willen af en toe een grauw. Want dat hoort er bij: o, ik deed het niet goed, maar dat geeft niks en ik heb gezellig groten die het mij vertellen. Geen enkele wrok, meteen komen ze vrolijk kwispelend weer op je af. Soms lijkt het wel eens dat een grauw ze oplucht: h, h eindelijk de grens bereikt, het was wel ver deze keer. Kwispel kwispel.

Wat moeten ze leren?

Daar is ook nog iets aardigs aan de hand: hier heb ik weinig aan Gaus. Daar gaat het over wel of niet op de bank, zitten, liggen en apport. Maar dit worden militaire scheepshonden. Jantjes. Dus wat moeten ze leren: ze moeten het begrijpen als ik zeg dat achter in de kuip moeten blijven. Ze moeten van het voordek komen als ik dat zeg en wel meteen. En er naartoe ook meteen. Ze moeten naar een reddingsboei zwemmen als ik die in het water gooi  zodat ik wat tijd heb om terug te komen als ze onderweg overboord flikkeren. Ze moeten, als het niet te ver is, van de geankerde boot naar de wal kunnen zwemmen om daar wat energie kwijt te raken als ik dat goed vind, en passant daar eventuele lastpakken wat bagger laten schijten als ik dat zeg, en ook terug komen als ik dat zeg. En ze moeten rustig aan doen met mijn visarend (ik ben van plan een ei te snaaien en uit te broeden, wie hij het eerst ziet is nl. de moeder, zie Lorentz). Ja, na een half jaar moet de visarend rustig doen met hun, want hij heeft vleugels van een meter per stuk, een snavel als een nijptang en klauwen als ehhh... visarendklauwen. Kun je nergens mee vergelijken. Ik wou ook maar eens met hem de Kilimanjaro af vliegen, al is hij die hoogte niet gewend. Vertrouwen geven h? Hondjes mogen niet mee.