Groeten Index

990917

Groeten uit Habère Poche
Bantu filosofie en het strand Aarde


Dit dal loopt naar het noorden uit op het meer van Genève. Ik sta hier onder blauwe lucht, beetje cumulus en cirrus boven de kammen, heet, prachtig record-lang gevlogen (uurtje? Ik weet het niet zeker). Er waren, vooral gistermiddag, bijna geen plaatsen zonder thermiek te vinden, en dan kun je voorlopig koffie wel vergeten. Ruim boven de kammen zwevend zag ik NW het meer van Geneve met aldaar opstijgende verkeersvliegtuigen die het halve meer gebruiken om op mijn hoogte (1800 meter) te komen, ZO de Mont Blanc. Onder zie ik mijn autootje dat maar niet groter wil worden in de schaduw naast een klein veldje. Dat veldje was wat bokkig bij de landing: eerst vlak over de bomen een poester 10 meter omhoog, en dan weer dito naar beneden. Je weet gelukkig dat de zakkende lucht niet in de grond weg kan dus dat die neerwind vlak boven de wei moet het stoppen. Dat deed het.
Het voelde altijd wat vreemd aan dat ik als zeiler uit van beide kanten zeilersfamilie nooit meer zeel, afgeschrikt door files bij de sluizen en jachthavenpishokken, vaarbewijzen, vaarbelasting, alle toegestane aanlegplaatsen in de "vrije natuur" vol en bij een paar dagen mooi weer meteen smog, algenvorming en botulisme, zwemverbod en algehele dronkenschap.
Maar ik ben weer zeiler. Zweefzeiler.
camp.jpg (104039 bytes)

Ik ben eergisteren onderaan de Mont Blanc aangekomen, te laat om te vliegen, maar het waaide ook ietsje te hard, al zag ik er een die er toch weggesprongen was. Slaap ingehaald en verder met Rev. Placide Tempels over Bantu filosofie. Namen, dingen, krachten. Alles is anders bij de Bantu. Ik heet volgens hen niet Bert, ik ben Bert. Dat betekent dat de overleden opa Bert die in mij is herboren (geen reïncarnatie, maar overdracht van zijn, van kracht) dagelijks zijn krachten in mij investeert (maar ook in mijn neef Bert, dat leidt gelukkig niet tot halvering). Dus Bert is niet mijn naam, maar ik ben het, en ik ben een kracht, de kracht van mijn overleden grootvader. Ik zal eens Miss Margaret vertellen dat wij kinderen zomaar een fantasienaam geven die we "leuk" vinden! Dat zullen ze wel letterlijk levensgevaarlijk vinden. Alle dingen zijn krachten. Of liever, de wereld bestaat uit krachten. "Dingen" is een zinloos en overbodig woord. Mijn kracht wordt mij gegeven door mijn opa Bert, maar ook door mijn vrouw en kinderen (helaas…), en mijn grond, gereedschap, huis etc. Ook dat zijn geen "dingen", zoals wij dat noemen, maar krachten die onderdeel van mij zijn. Een mens is een kracht die "menst" (d.w.z. eten, huizen en in de eerste plaats kinderen maakt), een grond is een kracht die "grondt" (planten voortbrengt die door mij en mijn dieren gegeten kunnen worden). Een huis is een kracht die "huist", en het eten is een kracht die "etent" (dat is wat anders dan "eettent"), d.w.z. geeft mij weer kracht om op het land te werken of te gaan jagen. Je ziet van alles: de huid en de schaduw van een mens, je ruikt de geur van eten, maar dit wijst niet op "dingen", of "objecten" zoals wij denken, maar op krachten.
Het is nacht geworden en ik kijk uit mijn dakraam langs de dennebomen en de wolkenflarden naar de sterren. De aardkorst is voor een zweefzeiler het strand, de zee is boven. De aarde een eilandje in het heelal. Het geruis van de bomen wijst op de branding van de lucht, een kracht, natuurlijk. Op de lucht kan ik omhoog drijven, een heel klein eindje van dit verticale strand af. Als ik goed oefen kan ik net zo'n wolk halen, de branding bij de eerste zandbank. Verder niet. Hoger ga je dood. Gelukkig dat ik hier door mijn zwaartekracht stevig tegen mijn strand geplakt zit. Als je goed oefent schijn je met je eigen benen 2,15 meter of zoiets van dit strand, de aardkorst, te kunnen springen, en dan val je weer terug. Als je zover de luchtzee in kunt springen kom je op de televisie in het sportjournaal. Onderweg tijdens zo'n sprong heb je niet veel tijd om van het uitzicht te genieten, maar toch moet het heel fijn zijn want als ze achter die lat neerkomen gaan ze meteen staan en ballen dan triomfantelijk de vuisten. Ik kan hooguit 4 km hoog komen, dat is al niet verstandig, en dan is de maan nog erg ver.
Hoe minuscuul ook mijn nieuwe verplaatsingsmogelijkheid, het is een hele verandering in mijn bestaan. Vroeger moest ik ver om bij de zee te komen. Nu is hij overal. Ik hoef maar omhoog te kijken.
En: geen drukke sluizen, geen volle jachthavenpishokken, geen algen en eendelijken bij mooi weer. Je kunt ook kiezen bij welke temperatuur je de nacht en de dag wilt doorbrengen: 600 meter omhoog is 5 graden lager. In het dal is het 30 graden. 25 vind ik mooi genoeg dus ik heb maar eens getest of het waar is wat in de boekjes staat. En ja. Heerlijk geslapen.

Willen jullie dit niet doorvertellen? Want ik kom hier geen hond tegen en dat wil ik graag zo houden.