Bert hamminga Back to: Index: Teaching Docs; hamminga, B. (1997) Informatie, Waarheid en Werkelijkheid, inhoudsopgave Go to: Previous Section; Next Section

Page title: 2. Object-taal en meta-taal


Logica bestudeert redeneringen. Redeneringen zijn uitgedrukt in een taal: Nederlands, Wiskunde, Esperanto, BASIC, of een andere computertaal, en tenslotte ook talen die de logicus zelf maakt voor een bepaald doel, kunsttalen geheten.

Als een logicus iets over zo'n taal zegt, gebruikt hij echter zelf ook taal. Wij moeten dus onderscheiden de taal waarover de logicus spreekt, dat is de object-taal, en de taal die de logicus spreekt als hij over die object-taal spreekt, dat is de meta-taal.

Zo staan er in deze syllabus al heel wat beweringen over economie en tafelvoetbal die de schrijver dezes bepaald niet voor zijn rekening zou willen nemen. Deze zinnen moesten worden beschouwd. "Kijk nu eens naar deze zin" wordt er dan in de meta-taal gezegd. De zin is dan object-taal. Wie deze onderscheiding niet voortdurend maakt, komt onherroepelijk in de war. Beschouw maar eens:

"De" kan nooit het onderwerp van een zin zijn.

De omkaderde uitspraak is nonsens

Alles wat ik opschrijf behoort tot de tentamenstof.

 

De eerste uitspraak is een tegenvoorbeeld van zichzelf, de tweede wordt door zichzelf ontkracht, en bij de laatste is het niet duidelijk of hij tot de tentamenstof behoort. De problemen ontstaan doordat in deze drie zinnen de objecttaal en de metataal niet onderscheiden kunnen worden. Economen, automonteurs en leeuwentemmers hebben van dit soort problemen weinig last; hun taal gaat niet over taal, maar over consumptie, zuigerkleppen en opzitten. Wij zullen over economische theorie�n praten zoals een monteur over motoren. Alleen wat door een monteur onder de moterkap aangewezen kan worden dat moeten wij met symbolen, woorden en tekens, met object-taal dus, onder de aandacht brengen. De verschillende talen die door economen worden gesproken, natuurlijke talen, wiskunde en computertalen, zijn onze object-talen. En soms zullen we ook zelf een nieuwe taal maken die dan even later weer onze object-taal wordt.

 

OEFENING: Is de onderstaande vraag een goede tentamenvraag? Waarom (niet)?

 

A. Als x=3 dan x2=9

B. Als x =-3 dan x2=9

C. Als �(x=3) dan �(x2=9)

D. Als �(x=-3) dan �(x2=9)

E. Er zijn onder A t/m E precies twee juiste beweringen

Go to: Previous Section; Next Section