Bert hamminga Back to: Index: Teaching Docs hamminga, B. (1997) Informatie, Waarheid en Werkelijkheid,inhoudsopgave Go to: Previous Section; Next Section

Page title: 23. Voorbeelden van modellen: wiskunde, economische statistiek en economische theorie, JAVA


Bij de behandeling van de modellen kijken wij steeds terug naar de meest voluit geschreven versie van Mk(x1, x2, ..., xn), dat is in ' 22.9##.

De vragen die we telkens stellen zijn:

1) n = ? (Het aantal dingen in S = {x1, x2, ..., xn})

2) Ux1=?, Ux2=?, ..., Uxn=?

3) U(x1,x2,...,,xn

4) m = ? (Het aantal elementen in U(x1,x2,...,,xn)

5) k = ? (Het aantal relaties S(x1, s2,....xn))

6) m1 = ?, m2 = ?, ..., mk = ? (het aantal geordende n-tallen (x1, x2, ..., xn) in elke relatie)

 

Voorbeeld 1: Wiskunde, het rooster van ' 22 (omschreven 22.1. t/m 22.8. en Fig. 22.1.).

1) n = 2, immers Si := (x, y)

2) Ux = T, Uy = T

3) U(x, y) := Ux x Uy = T x T

4) m = 100, immers U(x, y) := S1, S2, ..., S100. 100 is het aantal dingen in T vermenigvuldigd met nog eens het aantal dingen in T.

5) k = 3, immers we hebben S1, S2 en S3

6) m1 = 10, m2 = 6, m3 = 10 (k = 3 dus we hebben nu alle mi's).

Voorbeeld 2: Economische datasets OBS

  Jaar Nationaal Inkomen Binnenlands product (bruto, marktprijzen) Consumptie

mln. gld.

S1 1993 582 563
S2 1994 614 599
S3 1995 638 620
S4 1996 668 654
S5 1997 700 680
S (x1 x2 x3)

1) n = 3 (we hebben nl. geordende 3-tallen (x1, x2, x3))

2) Ux1 = Z          < 1 ; jaar ; jaartal >

Ux2 = Â+          < 2 ; mrd.gld./jaar ; Y >

Ux2 = Â+          < 2 ; mrd.gld./jaar ; C >

Toelichting: Bij wijze van toegift vermeld ik tussen de haken "< ; ;>" wat Z, Â+ en Â+ in dit model voorstellen.

Eerst vermeld ik het aantal dimensies, dan zeg ik welke dimensies het

precies zijn, en tenslotte zeg ik wat ik in deze dimensies wil meten. Bij Z wil ik deze keer jaren meten. Omdat x1 altijd een of ander jaar j is, definieer ik: j := x1. De Â+ van Ux1 moet mrd. gld./jaar voorstellen (dat zijn dus twee dimensies: guldens en jaren), en wel het aantal mrd. gld. dat het nivo van het netto nationaal product tegen marktprijzen telt. Analoog van C: de consumptie.

3) m = ¥ (oneindig), immers Uj = Z heeft oneindig veel dingen, Uy = Â+ heeft oneindig veel dingen, UC = Â+ heeft oneindig veel dingen. Strikt genomen is m: het aantal elementen in Z vermenigvuldigd met het aantal elementen in Â+ en dat nóg eens maal het aantal elementen in Â+.

4) k = 1, we hebben slechts 1 relatie S1(x1, x2, x3), het is een zgn. data set van gemeten waarden, om dat beter te onthouden dopen we S1(x1, x2, x3) om tot OBS(x1, x2, x3) (van "observatie")

5) m1 = 5 (in deze ene relatie zitten vijf geordende drie-tallen).

Samengevat:

Mk (x1, x2, ..., xn) = M1 (j, Y, C) = (Z xÂ+ x Â+, {S1{j, Y, C})

waarin OBS{j, Y, C} := {S1, S2, S3, S4, S5)

Voorbeeld 3: Macro-economische consumptiefunctie

We beschouwen de Keynesiaanse consumptiefunctie C = a1 Y + a2 , waarin C de consumptie voorstelt, Y het nationaal inkomen, a1 de marginale consumptiequote en a2 de autonome consumptie. Het gespreksonderwerp bestaat uit vier variabelen YÎÂ+, CÎÂ+, a1ÎÂ, en a2ÎÂ. Voor wie verder niets van Keynesiaanse modellen weet, staat hier een relatie die plechtig opgeschreven wordt als CONS (de 2 onderscheidt hem van de S1 van het vorige voorbeeld).

LINCONS (Y, C, a1, a2) := {(Y, C, a1, a2) |  C = a1Y + a2}Image134.gif (3692 bytes)

We laten ons vragenlijstje los op het model dat LINCONS(Y, C, a1, a2) als enig relatie bevat.

1) n = 4     (nl. Y, C, a1 en a2)

2) Ux1 = Â+      < 2 ; mln.gld./jaar ; Y >

Ux2 = Â+         < 2 ; mln.gld./jaar ; C >

Ux3 = Â          < 0; ; a1>

Ux4 = Â          <2 ; mln.gld./jaar ; ; a2>

Toelichting: als je weet dat x1 voorstelt Y, dan kun je in een economieboek opzoeken hoeveel en welke dimensies Y heeft. Wij zouden voor een college wetenschapstheorie vraag twee dus kort kunnen beantwoorden:

UY wordt voorgesteld door Â+

UC wordt voorgesteld door Â+

Ua1 wordt voorgesteld door Â.

Ua2 wordt voorgesteld door Â.

3) U(Y, C, a1, a2) wordt voorgesteld door Â+ x Â+ x  x Â.

4) m = ¥

5) k = 1 (er is maar één relatie, nl. LINCONS(Y, C, a1, a2).

) m2 = ¥

 

Voorbeeld 4: Aanvoer en prijsindexcijfers van vis (Stat. Zakb. 1983, p. 157)

  Jaar: Prijsindexcijfer 1975 = 100 Aanvoer mln.

kg.:

S1 1977 119 252,5
S2 1978 118 309,9
S3 1979 129 295,0
S4 1980 131 305,5
S5 1981 135 401,4
OBS x1 x2 x3

1) n = 3

2) Ux1 = Z          < 1 ; jaren ; jaartal >, dus Uj wordt voorgesteld door Z.

Ux2 = Â+         < 2 ; guldens/eenheid ; p >, dus Up wordt voorgesteld door Â+.

Ux3 = Â+         < 2 , mln.kg./jaar ; x >, dus Ux wordt voorgesteld door Â+.

Toelichting: we spreken namelijk af: p := prijsindexcijfer vis (1975 = 100), en x := aanvoer van vis in miljoenen kg./jaar.

3) U(j,p,x) wordt voorgesteld door Z x Â+ x Â+.

4) m = ¥

5) k = 1

6) m1 = 5

De tabel, in grafiek gebracht (figuur 23.2.); geeft helaas een minder duidelijk beeld dan die van voorbeeld 3 in fig. 23.1. Zo op het oog loopt er geen van de bekende wiskundige relaties (bijvoorbeeld lineair, exponentieel, logarithmisch) in de buurt van de geobserveerde punten uit de verzameling OBS

 

Image138.gif (2357 bytes)

 

Voorbeeld 5: Micro-economie: vraag en aanbodschalen.

We noemen de vraagrelatie D (demand) en de aanbodrelatie S (supply). Ze worden vaak ongeveer zo in een grafiek gezet.

 

Image140.gif (3120 bytes)

We nemen het speciale geval van relaties waarin (a11, a12, a21, a22) = (-2, 600, 2, 100). Plechtig opgeschreven zijn onze relaties dan:

D(p, x) = {(p, x) | x = - 2 . p + 600}

S (p, x) = {(p, x) | x = 2 . p + 100}

Het vragenlijstje losgelaten op het model dat de relaties S en D bevat:

1) n = 2

2) Up = Â+, dus UP wordt voorgesteld door Â+ (zie vb. 4)

Ux = Â+, dus Ux wordt voorgesteld door Â+ (zie vb. 4)

3) U(p,x) wordt voorgesteld door Â+ x Â+

4) m = ¥

5) k = 2

6) m1 = m2 = ¥

DEFINITIE 23.1.: De evenwichtsverzameling E (de prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn) van een markt is S (p, x) Ç D (p, x)

In ons voorbeeld heeft E slechts één element, op te lossen uit:

x = - 2 p + 600

x = 2 p + 100

Dit levert: (p, x) = (125, 350)

Zou dit een goed model van de vismarkt van voorbeeld 4 kunnen zijn waarvan in het statistisch zakboek de cijfers over aanvoer en prijsindexcijfers van vis zijn opgenomen?

In inleidingen tot de microeconomie worden evenwichtsmodellen behandeld. Die beschrijven de situatie van evenwicht. Wanneer is er in het echt "evenwicht"? Daar wordt vaak niet veel over gezegd. Het idee is gewoonlijk dat, net als een schommel, een markt geleidelijk "stil gaat hangen" als er niets en niemand "aan komt", d.w.z. als er geen exogene schokken zijn. Het zou dus heel goed kunnen zijn dat S (p, x) Ç D (p, x) het evenwicht is van de vismarkt van voorbeeld 4. Voorlopig is er geen enkele aanwijzing dat dat niet zo is, en geen enkele aanwijzing dat dat wel zo is. We weten dus over deze vismarkt nog niets, en het marktmodel van dit voorbeeld is onvoldoende om meer te weten te komen. Meer over dit probleem in par 25..

Voorbeeld 6: Visueel programmeren

In bijvoorbeeld een JAVA cursus  wordt visueel programmeren vaak als volgt voorgesteld:

Image89.gif (80188 bytes)

Het onderwerp (universum) is een cartesisch product OSIxPCSxSR, bestaande uit:

1. Alle mogelijke ontwerpscherminvullingen osi Î OSI
2. Alle mogelijke programmacodesequenties pcs
Î PCS
3. Alle mogelijke schermresultaten sr
Î SR

Tussen die drie is een vertaalrelatie V, V Ì OSIxPCSxSR.

De omvang van het universum OSIxPCSxSR wordt bepaald door het toetsenbord van de PC en de verbinding daarvan met het programma.

Makers van bijvoorbeeld JAVA streven naar de volgende vertaalrelatie:

V Î OSIxPCSxSR moet zodanig zijn dat

"osi $ pcs $ sr ((osi,pcs,sr) Î V) (elke ontwerpscherm invulling kan in een programmacode sequentie worden omgezet en die in alle gevallen weer in een schermresultaat; m.a.w. geen no show bugs).

De enkele pijlen naar rechts in het schema wijzen erop dat er van functie sprake is, dus iets links van de pijl correspondeert nooit met twee dingen rechts van de pijl. Hoe zeggen we dat precies?

"osi [ $ pcs $ pcs' $ sr $ sr' ( {(osi,pcs,sr),(osi,pcs',sr')} Í V))   ®   (pcs = pcs') & (sr = sr') ]

Oefening: Is het voor een programma erg als twee ontwerpscherminvullingen tot hetzelfde schermresultaat leiden? Is dat met de conditie hierboven uitgesloten?

Oefening: Is het voor een programma erg als twee programmercode sequenties tot hetzelfde schermresultaat leiden? Is dat met de conditie hierboven uitgesloten?

Tenslotte: gelukkig kan een programma al in gebruik worden genomen ver voordat redelijk zeker is dat aan bovenstaande randvoorwaarden is voldaan. Maar gebruikers die een overtreding tegenkomen balen. 


to: Previous Section; Next Section