Bert hamminga Empirische Wetenschap volgens Popper in kort bestek   Control Questions


De wetenschapsfilosoof K.R. Popper heeft een definitie gegeven van een begrip. Hij gebruikt er de term "empirische wetenschap" voor, en de definitie komt op het volgende neer:

DEFINITIE 19.1.: Een "empirische wetenschap", volgens Popper, is een spel waarin de volgende regels gelden:

1. Het gaat er niet om uitspraken te vinden die je formeel kunt bewijzen. Dus de uitspraken die in het spel moeten worden gemaakt moeten onwaar kunnen zijn. Ze moeten inhoud hebben, zegt Popper.

2. Het moet duidelijk zijn welke gevallen precies door de uitspraken worden verboden, zodat de uitspraken weerlegbaar zijn door middel van onderzoek naar de gevallen die zich voordoen.

3. Onderzoek naar gevallen waarin de uitspraak onjuist is moet zeer serieus worden gedaan. Er moeten ernstige pogingen worden gedaan de uitspraak te weerleggen.

4. Weerlegde uitspraken worden niet geloofd. Niet-weerlegde uitspraken worden tot nader order geloofd, en heten gecorroboreerd.

Een gecorroboreerde uitspraak is dus nooit een bewezen uitspraak! Empirische wetenschap volgens Popper is een spel met uitspraken die inhoud hebben. Die niet in alle denkbare gevallen waar zijn. Dus met uitspraken die je niet kunt bewijzen. Als een uitspraak bewezen kan worden, zoals de wet van Pythagoras, mag hij volgens regel 1 niet meedoen.

Neem als voorbeeld de uitspraak "Alle zwanen zijn wit". Hoe moet je de betekenis van een uitspraak, dat is dus de informatie die in de uitspraak zit, vinden?

Stap 1: Wat is het gespreksonderwerp, wat is de taal waarin de uitspraak is gedaan? Het gaat over vogels en kleuren.

Stap 2: Wat is de logische ruimte? Alle mogelijke vogels en alle mogelijke kleuren:

  

Zwarte  

Groene  

Rode  

Witte  

Blauwe  

...

Aalscholvers  

...   

...   

...   

...   

...   

...

Duiven  

...   

...   

...   

...   

...   

...

Zwanen  

...   

...   

...   

...   

...   

...

Eenden  

...   

...   

...   

...   

...   

...

...  

...   

...   

...   

...   

...   

...

  Stap 3: Wat is de informatie?

  

Zwarte  

Groene  

Rode  

Witte  

Blauwe  

...

Aalscholvers  

...   

...   

...   

...   

...   

...

Duiven  

...   

...   

...   

...   

...   

...

Zwanen  

...  

...  

...  

...   

...  

...

Eenden  

...   

...   

...   

...   

...   

...

...  

...   

...   

...   

...   

...   

...

De informatie is paars. Het vakje van de witte zwanen is niet paars, en behoort dus niet tot de informatie! Witte zwanen "kunnen", volgens de uitspraak. Maar groene eenden ook. De informatie is niet wat "kan". Volgens iemand niet niets weet is alles mogelijk. Een eng idee. Gelukkig maar dat wij toch wel aardig wat weten.

Let wel, wij hebben alleen bestudeerd wat voor informatie iemand geeft die zegt:  "Alle zwanen zijn wit". Die informatie kan kloppen, maar ook fout zijn! Daar gaat het niet om. Die persoon kan fout zitten, in dit geval zit hij/zij fout, want er zijn in het echt andere kleuren. Wie een zwarte zwaan kan laten zien "falsifi�ert" de uitspraak.

Het werk van de empirische wetenschappen kun je je voorstellen als een kringloop, zoals in het volgende schema:

Image58.gif (2048 bytes)

De theorie�n waarvan hier sprake is, zijn beweringen die je niet kunt bewijzen. Wat je echter wel kunt bewijzen, is dat er bepaalde voorspellingen uit volgen. Een ander woord voor afleiden, dat in dit verband vaak wordt gebruikt, is deductie. Voorbeeld: zegt de theorie dat vogels rechte snavels hebben dan volgt daaruit dat Kra-kras rechte snavels hebben als Kra-kras tenminste vogel zijn. We kunnen nu de vogel van deze naam gaan bekijken (observatie), en deze observatie vergelijken met onze voorspelling (toetsing). Blijken Kra-kras rechte snavels te hebben, dan zijn we voorlopig gerustgesteld. De theorie is niet bewezen, want wie weet hoeveel vogels we nog niet gezien hebben. Blijken Kra-kras kromme snavels te hebben, dan is onze theorie onwaar gebleken. Dit zet ons aan het denken. We overdenken dan de gevallen die we tot nu toe hebben geobserveerd: Vogels met wellicht niet altijd een gelijk uiterlijk, wellicht niet allemaal even precies rechte snavels, ect. We proberen een reden te bedenken waarom sommige vogels een ander soort snavel hebben dan anderen, wellicht zijn er verschillende soorten al naar gelang het klimaat of de gesteldheid van het land, het voedsel dat er voor de vogels is, etc. We vormen een nieuwe theorie, die 1) klopt met wat we tot nu toe hebben gezien, en 2) waarvan we hopen dat hij ook klopt met wat we nog niet hebben gezien. Dat vormen van een nieuwe theorie op basis van feitenmateriaal dat gedeeltelijk strijdig is met oudere opvattingen heet inductie. De nieuwe theorie wordt moeilijker, er zal sprake zijn van roofvogels, steltlopers etc. dus er zullen allerlei nieuwe termenworden ge�ntroduceerd. Nu kan het proces opnieuw beginnen. En de kans is groot dat de zaak weer af en toe niet blijkt te kloppen, dat we weer moeten nadenken etc.

Voor de deductie roept een empirische wetenschap de formele wetenschappen te hulp. Inductie daarentegen is geen formele kwestie. Weliswaar kun je een algemene regel bedenken om "foute" inducties te vermijden (de resulterende theorie mag natuurlijk niet strijdig zijn met reeds gedane observaties), maar als je je aan die eenvoudige regel houdt zijn er nog zoveel mogelijkheden dat je voor een goede nieuwe theorie afhankelijk bent van een goede inval, die sommige slimme mensen gelukkig wel eens krijgen. Dat maakt de ontwikkeling van empirische wetenschappen een beetje van het toeval afhankelijk, maar de vraag of een theorie geloofwaardig is staat los van de inspiratie van degene die hem toevallig heeft bedacht. De vraag beantwoord je door deductie en toetsing.

Als je gaat toetsen is er nog het probleem van de "theorie-afhankelijkheid" van de observatie: in feite bepaalt de theorie die je toetst wat een "observatie" is. Bovendien bevat de theorie de termen, de woorden, waarmee je beschrijft wat je observeert. De werkelijkheid heeft dus eigenlijk niet de kans om zich te laten zien zoals hij "echt" is. En dan te bedenken dat we nooit zeker weten of de theorie�n waar zijn, en dat er al vreselijk veel theorie�n onwaar zijn gebleken!

Een voorbeeld: Wat betekent dat precies: dat alle zwanen wit zijn?

Image200.gif (2229 bytes)

Vanuit de linkerpositie kijk je tegen de ondergaande zon in en zie je  hem zwart, vanuit de rechterpositie kijk je met de zon mee en ziet je hem wit. Wat is wit?? "Wit" is iets heel ingewikkelds: het is een observatieresultaat van je eigen oog dat je krijgt als je licht van een bepaalde soort in een bepaalde hoek op een object laat vallen. Over "wit" kan de eigenwijze blijven harrewarren tot hij zelfs de modernste natuurwetenschappelijke lichttheorieen in twijfel trekt. Meestal is dat niet verstandig (in het bovenstaande plaatje kan de discussie over zwart/wit wel eerder worden beslecht lijkt mij zo), maar soms, in een bepaald stadium van een bepaald onderzoek, kan het dat w�l zijn. Je kunt niet zomaar even voor eens en voor altijd een algemeen discussiereglement hiervoor opstellen.

Uit de economische kwantiteitstheorie volgt dat de prijzen in een land samenhangen met de hoeveelheid transacties die mensen per tijdseenheid (maand of jaar bijvoorbeeld) doen, en met de hoeveelheid geld die er onder de mensen is. Als iemand nu vindt dat er in een bepaald jaar evenveel transacties zijn gedaan als in het jaar ervoor, dat de prijzen intussen zijn gestegen terwijl er toch geld is verdwenen, dan zou de kwantiteitstheorie dus niet kloppen. Maar zijn observaties kon hij alleen maar doen omdat hij (kennelijk) wist wat je moest doen om 1) vast te stellen hoeveel transacties je in een jaar hebt gehad, 2) wat je allemaal als "geld" moet meetellen, 3) hoe je tot een maat voor "de prijzen" kunt komen met behulp van een prijsindex. En voor al deze drie metingen heb je vele methoden. Wie de voor toetsing van de kwantiteitstheorie meest geschikte methode wil kiezen, verdiept zich daartoe in de ...kwantiteitstheorie. Wat is een transactie? Wat is geld? Wat is "de" prijs van een goed?

Dit probleem van de theoriegeladenheid van observaties voorkomt gelukkig niet dat soms theorie�n gefalsificeerd worden door observaties, maar er ontstaan wel problemen als er meerdere theorie�n strijdig met elkaar zijn. Wie in de ene theorie gelooft kan dingen "zien" en "meten" die een aanhanger van de andere theorie volgens zijn theorie anders ziet en meet. Beiden kunnen dan volgens hun eigen theorie "gelijk" hebben. V��r Lavoisier bijvoorbeeld hanteerden velen in de 18e eeuw een zogenaamde "phlogiston"-theorie van de verbranding. De stof "phlogiston" zou volgens hen uit een brandende stof verdwijnen. Uit het feit dat brandende lichamen lichter werden concludeerde Lavoisier dat het gebonden zuurstof als CO2 ontsnapte. Maar de phlogiston-chemici wilden niet van "zuurstof" weten, dat bestond naar hun idee niet. Zij zagen alleen phlogiston ontsnappen. En als je stug volhoudt kan je daar heel veel chemische observaties mee verklaren!

Ook in de economie komt dit voor. In de conjunctuurtheorie heb je bijvoorbeeld economen die een economische teruggang zien als een overinvesteringsverschijnsel (Wicksell, Hayek, Machlup, Clark, Harrod), en je hebt er die het zien als een overbesparingsverschijnsel (Malthus, Sismondi, Lederer, Keynes). Allen wijzen op dingen waaraan je kunt zien dat hun theorie juist is. De concurrerende economen zien diezelfde dingen heel anders. Ook de observaties van economen zijn theorie-geladen.