Greetings Home
  PHiLES home
Bert Tells What He Reads

 

Xenophon Anabasis

Dit is de oorsponkelijke versie uit 2000. Nieuwe versie van 2014

Les 2 Alpes, 000622.
Ik ben op op vakantie in de Franse Alpen, met Lala, mijn helgele parapente. Vandaag is de thermiek wegens hitte veel te ruig, maar als vanavond de zon zakt heb ik nog een kansje om te vliegen. Ondertussen lees ik Xenophon's Anabasis, want vroeger op het gymnasium moest je voor morgen vertalen regel 3 van boven tot regel 6 van onderen en waar het over ging drong niet tot je door.

Tsjonge wat een ellende moet dat zijn geweest voor die mensen die toen in "Turkije" (daar was toen natuurlijk nog geen Turk te bekennen) woonden, zo'n leger van 110 000 man onder leiding van de "edele" Cyrus oostwaarts op weg naar Babylon omdat hij vond dat hij beter Koning van Perzie kon zijn dan zijn daar zittende broer Artaxerxes. En 10 000 Grieken gingen mee, want vechten met Cyrus, dat zou flink wat opleveren, dachten ze. Als huurlingen dus.
Wij schrijven 400 voor Christus (maar Xenophon niet, want die wist toen natuurlijk nog niet dat het 400 voor Christus was). Xenophon, tegen de dertig, was als gast uitgenodigd door een Griekse generaal. Het zou immers een interessante reis worden.

De hele tijd lees je simpelweg: "en toen reisden wij 100 km en bereikten een gebied met veel bewoonde dorpen, rijk aan voorraden en vee". Maar als ze eenmaal voorbij waren was dat heel anders....En bedenk eens dat een leger van 110 000 dat vier dagen bivakkeert en "mee-eet" met een stam van bijvoorbeeld 10 000 man daar voorraad opeet waar zo'n stam 4 x 110 000 / 10 000 = 44 dagen van moet leven. En dat de winter bezig was er aan te komen. Plunderen ze vier dagen een gebied van 2000 mensen dan zijn de wintervoorraden daar dus, rekenen is dan niet meer nodig, op. Die overleven de winter dan dus niet meer.

En dat lieten ze ons op het gymnasium lezen als toonbeeld van de Griekse wortels van onze beschaving (nou, ja ook omdat Xenophon zulk eenvoudig, duidelijk en algemeen beschaafd Grieks schreef)!

En handen, armen en benen afhakken deden ze ook. Gewoon Sierra Leone. Alleen beter georganiseerd. Meer op Duitse leest zeg maar. Als je gekidnapt werd om als gids door een gebied te fungeren was je verloren, want vroeg of laat kwam er een moment dat je het niet meer wist en dat wilden ze natuurlijk niet meteen zonder deugdelijk marteling, waar de dood op volgt, geloven.

Het leger werd ook steeds groter omdat er vrouwen bij kwamen, vertelt Xenophon, en lekkere jongetjes, want daar waren vooral de Grieken dol op. Nou, ik ga er niet vanuit dat die spontaan stapelverliefd op zo'n soldaat geworden zijn en vrijwillig besloten hun familie in de steek te laten, jij? Ik heb laatst een TV programma gezien over de afzetting van een leider van een apengroep. Normaal krijgen de jongvolwassen mannetjesapen vroeg of laat ruzie met de leider en vormen een gang op afstand van de harem van de baas. Die gang doet regelmatig plaagaanvallen op de harem. Tot er n uit die gang wel heel erg sterk geworden is. Dan, op een dag, is het serieus, en moet de oude baas vluchten. Vervolgens worden alle vrouwtjes een paar dagen verkracht door de gang. Maar daarna vindt de gangleider het langzamerhand welletjes en jaagt zijn vroegere gangvrienden terug "het bos in". Hij wordt nieuwe baas van de harem. De vrouwtjes vinden het nog niks niet leuk, want hij wil ze zo snel mogelijk zwanger van hemzelf hebben en staat dus hun babies naar het leven. In de weken die komen is er een zenuwachtige strijd tussen de vrouwtjes die hun kroost beschermen en hun nieuwe zelfbenoemde echtgenoot, waar ze absoluut niets van moeten hebben, maar ja, hij is veel te sterk. De vrouwtjes werken samen, maar ze verliezen de strijd, de jonge babies liggen links en rechts met doorgebeten strot, wanhopige moeders lopen rond met bloedende stervende kleintjes. Maar als de babies dood zijn en de wijfjes zijn weer zwanger van hun nieuwe baas dan is de rust weergekeerd en zitten ze weer vredig elkaar vlooiend bijeen in de avondzon. De enkele die nog een baby krijgt van de vorige baas wordt ongemoeid gelaten, dat heeft de nieuwe baas kennelijk niet in de gaten. We zijn weer een schattige familie en alles is weer pais en vree. Samen treden we weer op tegen de plaagstoten van de gangs om ons heen, en van de andere harems die ons territorium betreden. Wij zijn n. Het leven is mooi. Zo lang als het duurt... Bij mensenpsychologen heet die nieuwe vrede het gijzelaars-syndroom: mensen gaan zich bij een gijzeling identificeren met de boef die hen in gijzeling heeft genomen. Hun nieuwe "baas". Maar dat is helemaal geen "syndroom", denk ik. Ik denk dat de mens daar op gemaakt is. De liefde richt zich op de sterkste in de buurt. Dat is goed voor de overleving. Wel wat lastig als de sterkste even later weer niet de sterkste is en er weer een andere sterkste komt, maar juist daar zijn we heel goed in. Dat is helemaal geen syndroom en daar hoeven we dus helemaal niet per dure psycholoog van te genezen. Wat me vooral opvalt bij die apen is dat ze zo vreselijk sexistisch zijn. En zo macho! Nee, apen zijn bepaald niet politiek correct.
En is ons instinct wellicht toch een beetje verwant aan dat van apen en dus ook op een soepele overgang van de ene baas naar de andere afgestemd? Denk eens wat Duitsers deden onder Hitler? En de meeste meisjes waren toch verliefd op hem, tenminste dat hoor ik altijd. En  Ugandezen onder Amin? Trouwens, dit is toch het centrale thema van Shakespeares koningsdrama's? En welke oude Griek zei eens: je overtuigt makkelijk een leger van 10000 man dan n enkele persoon? Dat komt omdat wie op een grote steen voor zo'n leger klimt voor opperaap wordt gehouden. Dat overtuigt. Argumenten zijn voor filosofen, niet voor leiders. Leiders zeggen gewoon hoe het is. Dat is voldoende. En zo denk ik dat het met die vrouwen en lekkere jongetjes in Xenophon's Anabasis ook gegaan zal zijn. Je hoort ineens ergens anders bij. Nou, maak het dan maar gezellig. Er valt toch niets te kiezen.
Zo staat het ook in Livius' Ab urbe condita: Rome was koud gesticht of Romulus had zijn broer Remus al vermoord en was er koning geworden. Zo'n stad sticht je met een bende mannen natuurlijk. Arbeidskracht wierf men door de muren ruim te leggen als en het hanteren van een ruimhartig asielbeleid voor mensen die het bij de naburige volken niet goed hadden en elders opnieuw wilden beginnen. Ook allemaal mannen. Nu dus nog vrouwen. Men ging rond bij de buurvolkeren voor toelating tot het recht van onderlinge huwelijken. Die zeiden: geldt het asiel dan niet ook voor vrouwen? Dan krijg je tenminste huwelijken onder gelijken. Goeie grap natuurlijk, want wat had de bende van Romulus op het gebied van huwelijksrecht te bieden? Vrouwen niet, die asiel-zoekers waren net uit andere volken gevlucht omdat ze daar te diep onderaan de ladder terecht waren gekomen. Dat waren alleen mannen. Vrouwen, althans moeders en maagden, hebben het bij geen enkel volk slecht, dat geldt niet alleen bij de apen.
Romulus besluit een groot feest te geven, nodigt de buurvolkeren uit, en rekent in een goed voorbereide razzia alle maagden in. Dit staat bekend als de "Sabijnse maagdenroof". Dat vonden de ouders der buurvolkeren volgens Livius: "...in strijd met alle begrippen van trouw en fatsoen ". Livius: "De geroofde meisjes koesterden even weinig hoop omtrent hun lot en waren even verontwaardigd als zij. Maar Romulus begaf zich persoonlijk in hun midden en legde uit dat dit alles te wijten was aan de trots van hun vaders, die het huwelijksrecht aan hun buren geweigerd hadden. Maar zj, de dochters, zouden trouwen en delen in de rijkdom van Rome, in het staatsburgerschap en -wat de mens het dierbaarst is- in de kinderen. Zij moesten hun boosheid maar wat temperen en hun hart schenken aan degene aan wie het Lot hun lichaam had gegeven. Dikwijls was uit gekwetstheid later genegenheid ontstaan en ze zouden aan deze mannen des te betere echtgenoten hebben omdat ieder van hen zijn best zou doen, niet alleen om een goed echtgenoot te zijn, maar ook om hen het verlangen naar ouders en vaderland te doen vergeten. Daarbij kwamen nog de verliefd vleiende woordjes van de mannen, die hun daad verontschuldigden met het excuus van hartstocht en liefde: die weten een vrouwenhart het best te vermurwen".
Aldus sprak Romulus, de opperaap van Rome, en architect van de razzia, tot de Sabijnse maagden.
Bij apen zijn alle vrouwen voor de baas zelf, met als hoge uitzondering de situatie waarin de baas-aap een hele sterke nummer twee alleen de baas kan blijven door samenwerking met de nummer drie. Dan mag die nummer drie neuken. Maar dan moet je die nummer n zien kijken als nummer drie aan het neuken is. Die loopt paars aan. Ik zag op TV zelfs een keer eentje zo'n harde trap tegen een ijzeren plaat geven dat hij nog een hele tijd hinkte. Dat systeem is bij de homo sapiens sapiens verder uitgewerkt: daar eigent de leider zich alleen de mooiste vrouwen toe, en laat zijn adjudanten vechten om de rest. Maar een mensenstam die het tegen de omliggende stammen duurzaam wil redden moet ook niet, zoals bij apen uit twintig, maar bijvoorbeeld uit 3000 zielen bestaan, en in zo'n grote groep leg je het als baas meteen af als je je alle vrouwen toeeigent. Bovendien wordt het neukschema ondoenlijk, zeker voor een leider die toch ook nog andere verplichtingen heeft.
Goed de meisjes waren dus even uit logeren, zullen we maar zeggen. De van hun maagdelijke dochters beroofde vaders lieten het er niet op zitten en trokken ten strijde. Onvoldoende beseften zij wat in de tussenliggende weken met hun dochters was geschied. Op de "verliefd vleiende woordjes" waarover Romulus tot de maagden had gesproken waren daadjes gevolgd. De meisjes hadden diezelfde overgang gemaakt die wij hierboven gezien hebben bij de apenharem die een nieuwe leider kreeg, thans hetende het "gijzelaarssyndroom", een belangrijke hoeksteen van de architectuur van de homo sapiens sapiens. Romulus had het goed voorspeld. De Sabijnse ex-maagden wierpen zich tussen de linies van hun vaders en die van hun mannen. "Jullie moeten elkaar niet de schuld geven, maar ons, want door ons is het gekomen", riepen ze (dat je als verse ex-maagd al zo goed weet wat je op zo'n moment tegen aggressieve mannen moet zeggen!). Beduusd sloten Sabijnen en Romeinen vrede.  

Wat mij bij Xenophon vooral verbaast is dat er overal nog plenty goed bouwland is, maar toch worden tal van mensen geen boer maar krijgsheer en soldaat en gaat een leger uit eten bij de werkende boeren. En dan heb je natuurlijk weer andere krijgsheren die hetzelfde willen zodat die krijgsheren weer tegen elkaar gaan vechten. En de "buit", dat is voedsel, vee, en ook de mensen, die als slaven worden verkocht, ook een soort vee dus. Dan ligt de hele productie in zo'n gebied dus even plat, maar er komen snel weer andere mensen die zien dat het mooi land is om graan te verbouwen (de ontginning is lastig ongedaan te maken door een leger, en ze hebben daar ook geen belang bij, een oogst verder zijn ze immers ver genoeg weg) en vee te weiden, zoals gras ook weer groeit als de koeien het hebben afgevreten. Die legers eten mensen zoals beesten gras eten: kuddes graseters moeten ook rondtrekken, want het gras raakt steeds op, maar als je later terugkomt is er weer nieuw, want de wortels zijn blijven staan. Als je ziet wat er hier op een Alpenhelling van een lieflijk duizendkleurige weide met prachtig "herbes" tot aan je navel overblijft als je er tien koeien op zet. Tien is genoeg, ik heb het niet over Tienduizend of 110 000!: modder, zand, hier en daar een restje gras en....brandnetels en n soort kruid met paarse bloemetjes is er ook in geslaagd zich oneetbaar te maken. De rest is weg. Helemaal. Compleet. Boeoeoeoeoeh! En dan zeggen ze dat koeien vredige dieren zijn! Het is een slachting. Niets meer en niets minder. Al het werk van die planten voor niets geweest. Al die heerlijke geuren vervangen door strontlucht. En dan die ethiek van die krijgsheren! Ze vinden zichzelf geweldig omdat ze zo "dapper" zijn. Zo "edel". Omdat ze "goed met goed belonen" en "kwaad met kwaad".

Vóór Xenophon en....

Achter Xenophon....

Nou ja, uiterst leerzaam. Ik ben eens op Kreta bovenop een hoge berg geklommen. Je kwam er bijna niet op. Daar heel hoog bleek plots weer een hele brede kuil te zijn waar vroeger mensen hadden geboerd. Een heel dorp. Nu grotendeels gemigreerd naar de VS. Vanwaar ze geld sturen om het ingestorte kerkje te restaureren. De meeste huizen in puin. Toen ik het dorpje naderde kwam een stralend oud vrouwtje op mij af met een grote bos pas geplukte bloemen. Ik kreeg ze onder mijn neus. Ze babbelde er op los in het Hoogbergkretensisch. Heel gezellig. Mijn bezoek daar heeft toen nog een lammetje het leven gekost. Ik zie nog het witte lijfje slap dwars over de rug van die ezel achter de kont van een licht debiele twintiger naar het huis komen waar ik was geherbergd. In dat sappige vlees bijtend dacht ik: dit is een plek. Hier komt niemand je graan en je schapen ophalen. Want ze krijgen het niet eens naar beneden. Te steil. Vrede. Tot er weer teveel kinderen zijn om te voeren natuurlijk. Maar die zitten nu allemaal in New York.

Wat argumenteren betreft is Xenophon als leider trouwens wel een vreemde figuur. Hij overtuigt zijn manschappen door in gloedvolle en sprankelende betogen zijn geprefereerde alternief voor te stellen als beter voor het verkrijgen van eten, voor vrijwaring tegen de vijand, en het bereiken van het vaderland. Prachtige gloedvol gebrachte argumenten, al heeft hij zelf vaak hele andere redenen om een bepaalde kant op te willen. Dat vind ik het mooiste van het boek: hoe hij zichzelf afschildert als groot leider maar helaas, of kan het hem niet eens schelen?, zonder het kennelijk zelf echt goed in de gaten te hebben laat zien dat hij voortdurend 10 000 levensgevaarlijke rabouwers om de tuin aan het leiden is voor zijn eigen priv hobbies. Xenophon was met meeneming van genoeg paarden en een klein clubje vertrouwden in een paar maanden terug in Griekenland geweest (bedenk maar eens hoe snel Napoleon terug was in Parijs na het chec van Berezina), maar daar vond hij gewoon niets aan. Het was een sportman, en de door hem geambieerde bokalen waren status, roem, eer en poen. Ongeveer in die volgorde. Van alle necrologien die hij onderweg helaas moest schrijven vallen die van zijn gastheer en die van Cyrus het mooiste uit. Daar kun je goed lezen wat hij zelf wil zijn. De "edele" Pers Cyrus sneuvelt in de oorlog tegen zijn eigen broer Artaxerxes bij Babylon. Xenophon, oorspronkelijk slechts mee als gast, neemt nadat ook zijn Griekse gastheer-krijgsheer samen met de andere legerleiders door de slimme en kundige generaals van Artaxerxes met list en bedrog gesneefd is, de leiding van de "Tienduizend" over samen met een Spartaan, en de 10 000 Griekse huurlingen moeten zonder soldij terug naar huis. Ben je dus nog niet jarig als dat zootje tuig op weg naar huis bij je langs komt, het zijn weliswaar nu nog maar 10 000 hongerige magen in plaats van 110 000, maar om de hen achtervolgende legers het eten te benemen steken die gasten alles in brand wat ze niet mee kunnen nemen. En vooral in midden "Turkije" zijn de winters hard, met sneeuw en ijs. De tactiek van de verschroeide aarde is bepaald niet pas in de tijd van Napoleon bedacht.


... de tocht van de Cyrus naar Babylon (dik) en
van de 10.000 van Xenophon terug (linksom) ...

IJlings verlaat het geteisem Noordwaarts de streek rond Babylon, de grootste beschaving ter wereld op dat moment, geologisch een ietsje warmere versie van Nederland, sjompige rivierdelta, de waterlinie blijkt er te zijn uitgevonden, en waar die "edele" Cyrus bijvoorbaat volstrekt kansloos was tegen de technisch-militair superieure Perzische elite onder leiding van zijn broer, in weerwil van Xenophon's eigen verzekeringen ter zake. Langs de Eufraat en de Tigris wordt de kust van de Zwarte Zee bereikt, en langs de kust sjokken, roeien en zeilen ze weer Westwaarts. Daar heb je Griekse kustkolonies temidden van de "barbaren" (Perzen, en al hun onderhorige stammen, velen heel wat beschaafder dan Grieken, werden door Grieken "barbaren" genoemd). Begrijpelijkerwijze zien die Griekse steden deze stamgenoten ook liever gaan dan komen. Sommige steden maken van de nood een deugd door de huurlingen eten te geven in ruil voor een klusje: een lastige "barbaarse" buurstam een kopje kleiner maken bijvoorbeeld. Griekse kolonien mogen ook zeggen wat in de omgeving bevriende barbaren zijn, die worden dan niet geplunderd. Andere Griekse steden bieden geen eten, doch snelle schepen naar waar men vast wel eten heeft, maar wel gisteren opstappen, slim bedacht.

En dan heeft men, marcherende langs de kust, nog een paar weken te gaan naar Byzantium.
Byzantium. Aan de noordkant van de zeengte naar de Zwarte Zee. Heet nu Istanboel, tussendoor nog Constantinopel (al is "tussendoor" in dit verband wat ongepast) was toen een Griekse kolonie tussen de Thracirs in het Noorden en de aan de Pers Pharnabasus, satraap van aan Artaxerxerxes onderhorige volken aan de Zuidoever, in "Turkije". Die Grieken moesten daar de zeengte open houden voor de Griekse kolonien aan de Zwarte Zee. Die Griekse portiers van de Zwarte Zee waren eerst Atheners geweest maar inmiddels hadden de Lacedaemonirs (Spartanen) de hegemonie in de Griekse wereld en de rest van de Grieken mocht meedoen als ze braaf waren. Nou, het ging mij dus eigenlijk om het volgende, dat ik vooral wilde opschrijven omdat het schitterend is maar heel moeilijk om zonder opschrijven precies te onthouden: zolang Xenophon diep in vijandig gebied zat met grote problemen van buitenaf, had hij een eenvoudige taak: overleven. Maar nu hij terug is in de Griekse wereld, krijgt hij te maken met de Griekse politiek, hij mag bijvoorbeeld geen ruzie maken met Lacedaemonirs. Maar er zijn ook weer veel overeenkomsten tussen machtige Lacedaemonirs en machtige Perzen, en zo dreigt hij op de vingers getikt te worden door Grieken als hij barbaren plundert. Bovendien ziet het leger overal lekkere hapjes, en als hij zegt nee jongens, die mogen we van de Lacedaemonirs niet eten, krijgt hij gemor. Ook allerlei ander gemor krijgt nu een kans omdat het gevaar van buiten het leger minder is. Zo is het nou eenmaal, is er minder gevaar dan gaan mensen weer zelf van alles willen, en meer ruzie onder elkaar maken: levensgevaarlijke intriges in het leger, ook tegen Xenophon. Het leger valt zelfs enkele keren uit elkaar.

Ze zaten dus nog aan de zuidkant van het water, op het land van Perzisch satraap Pharnabasus. Pharnabasus zag de bui hangen en zond iemand naar Lacedaemonisch admiraal en hoge baas in Byzantium Anaxibius: vaar die gasten over naar Byzantium en ik geef je meer goud dan je ooit bezeten hebt! Xenophon kreeg op zijn beurt weer een riant overvaar-aanbod van Anaxibius. Maar Xenophon, ook niet dom, zag een andere bui hangen: als Athener moest hij Anaxibius gehoorzamen, maar hij verwachtte er voor het leger niet veel van. Zou hij meegaan naar de overkant dan zou hij zeker last krijgen met zijn leger, want, zoveel had Xenophon wel in de gaten, Anaxibius zou de Tienduizend niet makkelijk aan hun eten laten komen. Zou hij met zijn leger aan de kant van Pharnabasus blijven dan zou hij stront met zowel de Pers Pharnabasus als de Griek Anaxibius krijgen. Samen een ruime overmacht. Trouwens, thuis in Athene zou hij ook onmogelijk zijn geworden want daar waren de Lacedaemonirs ook de baas.  Goede raad was duur. Xenophon had een aardig voorstel aan Anaxibius: als jij die gasten nou overvaart naar Byzantium, dan zeil ik vast naar huis. Maar daar trapte Anaxibius niet in. Die begreep ook wel dat Xenophon de man was die zijn eigen leger in de overvaar-val moest lokken. Nee, Xenophon, jij gaat eerst mee over, en dan laat ik je pas gaan. Ja, wat moet je dan? Mee over, want er is geen keus. Nou, het leger stapte gretig aan boord, want Anaxibius beloofde soldij aan de overkant en Xenophon stond er driftig ja naast te knikken.
Eenmaal in Byzantium vaardigde Anaxibius, die zich als hoogste Griekse militair  ter plaatse nu ook leider achtte van de Tienduizend van Xenophon, een decreet uit: soldaten buiten de stadsmuren, we gaan koppen tellen en gereed maken voor de thuisreis. Dit aangevuld met dreigementen richting wie nog binnen zou worden aangetroffen. En soldij ho maar natuurlijk. Eenmaal buiten bij de soldaten riep Anaxibius dat die en die kant op de Thracirs woonden en dat ze daar maar moesten gaan plunderen. En dat was geen leuk nieuws, want Thracirs konden vreselijk goed vechten. En wat vooral een dom foutje was: Anaxibius begon te praten vr het leger volledig de stad uit was. Hij had wel een vent bij de poort staan met een dikke dwarsbalk maar het gerucht verspreidde zich snel naar achteren bij de toch al wantrouwende troepen. De achtersten wisten precies wat ze moesten doen: ze renden als een haas terug naar de stadpoort. Plunderen kunnen we hier ook! Die poort was haastig dichtgeschoven maar er waren nog een paar soldaten binnen, en die hakten de balk door. Stel je dat eens voor: Xenophons Tienduizend, nou ja het waren er inmiddels een paar duizend minder maar ik blijf ze maar zo noemen, dringen door de poort Byzantium weer binnen, de burgers vluchten op hun boten en door de andere poorten naar buiten, Anaxibius staat buiten de stad volkomen voor paal tegen het gras te praten en moet per vissersboot bliksemsnel omvaren naar de citadel om de leiding over te nemen, want die kan ieder moment ingenomen worden door een leger zonder duidelijke commandant! En nu is Xenophon's situatie natuurlijk onmogelijk: ofwel het leger lyncht hem als bedrieger, of de Lacedaemonische bestuurselite veroordeelt hem ter dood, ook al heeft hij nog zo zijn best gedaan zijn eigen leger te laten bedriegen.

Xenophon kon toch moeilijk zeggen: "Het was mijn schuld niet, Anaxibius begon te vroeg te praten....".

Trouwens het waren natuurlijk niet gewoon wat lui van de achterhoede geweest, er kunnen er expres wat hebben getreuzeld om het bericht af te wachten over de gebeurtenissen bij de verzameling of zelfs van Xenophon of lagere commandanten het bevel hebben gekregen zich tot nader order in Byzantijnse kelders te verstoppen. En wat precies waar was zou niemand meer uitmaken als ze er Xenophon maar de schuld van zouden kunnen geven.

Goede raad was duur. Xenophon sprintte mee terug de stad in, waar "zijn" leger hem met gejuich begroette als de nieuwe burgemeester van Byzantium. Daar riep Xenophon: dat is een goed idee van jullie om Byzantium te veroveren...maar nu eerst in slagorde, wapens op de grond. Het kwam mooi uit dat ze op het Traijkijos Kaloumenos stonden, een groot plein zonder huizen aan de kant, zodat ze zich allemaal om Xenophon heen kon opstellen. Het zag er perfect uit, want na al die ontberingen waren ze zo op elkaar ingespeeld dat commandanten overbodig waren geworden.
Zo. En verzin dan maar eens wat je moet zeggen! Xenophon: "Dat jullie kwaad zijn, en je bedrogen voelt verwondert me niets, mannen! Je kunt nu wel de stedelingen en de Lacedaemonirs gaan plunderen die er niets aan kunnen doen, maar waar zal dat toe leiden? Men zal ons in oorlog beschouwen met de Lacedaemonirs en al hun bondgenoten. En denk maar eens hoe rijk, dapper en machtig de Atheners waren, en toch hebben die Lacedaemonirs hullie een poepie laten ruiken en zijn die gasten nu overal de baas tot in Athene toe! En al die Perzische satrapen en hun koning hebben we toch al tegen ons want daar zijn we met Cyrus tegen opgetrokken, wat we al verloren hebben. Mannen! Dit wordt huilen met de pet op! Dit rukken wij niet! Bovendien denk er eens aan dat die Lacedaemonirs in zo'n oorlog je eigen Griekse familie ronselen en daar moet je dan tegen vechten. Ellendig toch? En je kans om terug thuis te komen is natuurlijk verkeken! Ik ben van mening dat we boodschappers naar Anaxibius moeten sturen en zeggen: we zijn niet terug de stad in gekomen om geweld te plegen, maar om iets voor onderweg mee te krijgen voor zover mogelijk, en voorzover niet, tenminste te laten zien dat we niet gaan omdat we bedrogen worden, maar omdat we gehoorzaam zijn!"

En zo geschiedde... En Anaxibius huurde een charlatan als nepgeneraal die de Tienduizend op de mouw wist te spelden dat hij heel wat eten had, ook wist hoe er onderweg niet al te moeilijk aan te komen, en een eindje verderop zat ook zo'n betrouwbare Lacedaemoonse generaal, daar konden ze weer onder gaan en die zou heus echt betalen. Ook zei Anaxibius dat de soldaten geen spijt zouden krijgen van hun gehoorzaamheid. En zo liepen ze als makke schapen de poort weer uit. Onder leiding van Xenophon.
Nu kwam Xenophon heimelijk via connecties terug op zijn oude wens het leger maar eens het leger te laten en los naar huis te gaan. Dat kon geregeld, want de zaak had ook Anaxibius in Byzantium geen goed gedaan. Hij kon met Anaxibius mee naar huis zeilen. Maar die moest nog wel even langs de satraap Pharnabasus om te beuren voor het tijdig overvaren van de Tienduizend, een actie die hem door alle ellende in Byzantium zijn imago had benomen. Pharnabasus echter wist inmiddels dat in Byzantium de poten onder de stoel van Anaxibius waren weggezaagd. Anaxibius kon de boom in. Hij kreeg niets. De afspraken waren overgegaan op de burgemeester van Byzantium, Aristarchus. Anaxibius, woedend natuurlijk, grijpt Xenophon bij de strot en zegt: jij gaat nog even niet naar huis jongen, jij zeilt terug naar de kust, jij haalt je leger op, ik zorg voor schepen en jij vaart de Tienduizend naar Pharnabasus, dan zullen we die even een poepie laten ruiken!

Tsja,  wat doe je als een Lacedaemonir dat zegt...je gaat. Het leger wilde wel weer mee, want het zat allemaal tegen bij de Thraciers, en Aristarchus, de nieuwe burgemeester van Byzantium, had ruim 800 van de Tienduizend die als "verstekelingen" in Byzantium waren gebleven inmiddels als slaven verkocht (de truuk had zich dus herhaald, maar deze keer zonder succes). Edoch dat was niet alles: ook had hij de reders en bouwers goed onder controle: er kwamen geen schepen los voor het leger "van Xenophon". En wie op zee werd aangetroffen zou tot zinken worden gebracht, zei Aristarchus er nog even bij. Want de poet die Pharnabasus oorspronkelijk aan Anaxibius had beloofd, wilde hij als opvolger in de overeenkomst toch wel graag vangen.

En zo was Xenophon weer krijgsheer aan de Noordzijde van de Bosporus. Want terug naar het wachtende eskader van Anaxibius kon ook niet meer. Niets aan te doen.

We zijn nu op 10 juni en vandaag was een koufront beloofd met wind en regen. Maar het laat op zich wachten en ik wandel bewolkt, met Oostewind in het brede Zuid-Noord dal bij de Alpe d'Huez. Ik heb Lala wel op de rug want je weet nooit. De Westhelling ziet er aantrekkelijk uit: loodrecht, maar met een duidelijk pad naar boven. Ik ga zelfs even uit de kleren om door een bosbeek de voet van de helling te bereiken. Tot de navel. Voor het leger van Xenophon goed te doen, en die hadden dan meestal ook nog een vijand in de rug waardoor het snel moest, of een vijand aan de overkant waarop teruggeschoten moest worden, of allebei. Dan gaat ineens de avondzon schijnen, niet hier, maar op de Oosthelling natuurlijk, dus die van de Alpe d'Huez. Daar ruist een flinke beek naar beneden. De fameuze "fiets"-route loopt links van die beek, maar rechts zie ik iets omhoog gaan dat op een pad lijkt. Een pad over rots waar ondanks de dreigende Zuideinder nog zon op brandt. Halverwege de kam, waar ik wat groene wei zie moet de wind stijgen doordat de rotsen de lucht verwarmen, en tegen de berg op gaan, dus Noord-West. Ik klim er heen. Dat was voor Xenophon altijd een ellende, zo'n helling. Want als de stam van het volgende dal al wist dat ze kwamen -wat bijna altijd zo was- dan stonden ze daar natuurlijk van boven aan beiden kanten van de beek rotsen en stenen te gooien. Dat betekent dus dat je van te voren gidsen moest gijzelen die een kleine groep licht- maar soms zelfs zwaarbewapende soldaten met topconditie rennend en hijgend achterom naar de top leidt om de vijand van achter te kunnen verjagen. Het veroveren van de top. Vr de hoofdmacht uit. Klotewerk, maar het leverde achteraf altijd wel veel schouderklopjes op. En daar vielen altijd de meeste dooien bij, vooral als je af en toe weer eens werd teruggedreven vanaf iets nog hogers. Maar ik, ik ontmoet natuurlijk slechts een vriendelijk groetend stelletje en veel rood witte Grande Randonne streepjes. Mijn God, waar heb ik het aan verdiend dat ik pas geboren ben toen Jij al die andere goden al lang en breed om zeep gebracht had, ja, nog eventjes later, toen Je het zelfs niet meer echt erg begon te vinden als mensen als ik niet meer in Je geloven! Waar ik Jouw logica begrijp heb ik Je er natuurlijk zelf ook niet meer bij nodig, wat voor Jouwzelf ook wel rustig is, Je hebt immers genoeg werk, als ik zo om mij heen kijk.
Ondanks de Oosten "weerbericht"-wind is de wind tegen de helling op zoals ik verwachtte Noordwest door de werking van de brandende zon. Niet veel wind, dus ik moet met een voorwaartse ren starten, maar daar is ruimte voor op een lieflijk weitje.
Start. Nou daar had Xenophon wel even verbaasd naar staan te kijken! Terwijl het toch voor hem, hij weet wat zeilen is, veel eenvoudiger is te begrijpen als mijn auto, die hem denk ik minder zou verbazen. Wat denk jij?
Hard zou het vliegen nu niet kunnen gaan, wist ik ook al: bij de start tegen de NW-wind en dan een bocht en boven het dal Zuidwaarts tegen de Zuidewind in. Vooral het laatste overtreft na enige tijd de verwachting: schuin boven waar de auto ergens moet staan blijf ik 300 meter boven de grond stilstaan in de lucht als een havik. De lucht gaat met 35 km/uur net zo hard schuin omhoog langs mij als mij zweefzeil schuin naar beneden wil. Tsja, ik heb geen boterhammen bij me. Na een tijdje wakkert de wind nog iets aan en ga ik achteruit. Dat heb ik al eens eerder gehad. Schuin achteruit zakken. Je moet dan wel heel erg uitkijken wat er achter je is. Grondbewoners zijn dol op palen met draden ertussen. Hebben ze stroom. Kunnen ze bellen. Kunnen ze van alles, zichzelf incluis mee bergop laten hijsen. Wij grote logge vogels hebben daar een hekel aan. Het voelt alsof je een gigantische libelle tussen de spinnewebben bent. Voortdurend links en rechts over mijn schouders kijkend zak ik schuin achteruit maar blijf dan ineens doorzakkend weer op dezelfde plek, boven een smal gedeeltelijk gemaaid veld en daarnaast een langwerpig veld met een stroomkabel, maar die loopt keurig in de windrichting. Op het gemaaide veldje dus maar, en als ik plots vlak boven de grond weer met 35 km/uur vooruit schiet snel naar het langwerpige veldje. Dat blijkt niet nodig. Als een lift zak ik recht naar beneden naast een korenschoof. Staande op de grond herken ik ineens niets meer, maar ben op 790 meter ten Noordoosten van mijn auto, zegt de GPS. En zo blijkt het ook te zijn.
Met je klimzweet nog in je kleren is zo'n beek is ook heerlijk als bad. Maar je voeten natuurlijk wel weer onder de rode pukkels van prikplanten.

Het prikken. Dat is toch wel iets onbegrijpelijks in de natuur. Een prikblad is een hele ingewikkelde constructie, zelfs nog te moeilijk voor ons om fatsoenlijk na te maken, maar hoeveel van de prikbladen die er jaarlijks groeien prikken nu in hun hele leven een keer? Dat is toch verwaarloosbaar? Is dit, waag ik mij af te vragen, geen verspilling, Heer? Bij het ter voortplanting prikkende insekt kunnen nog beduidend meer vraagtekens worden gezet: het moet kunnen prikken, dus er moet een dun buisje met een scherpe punt komen, dan moet er een orgaan zijn dat antistolling produceert, waarom dat spul trouwens zo nodig moet jeuken mag joost weten, kunnen we niet met genetische manipulatie jeukloos prikkende muggen maken? Nou, dat spul moet dan bij ons ingespoten worden en dan bloed weer terug, is dit niet mijl op zeven? En hoeveel procent van de stekende insecten vindt in zijn leven een zoogdier, want het schijnt per se een zoogdier te moeten zijn, om te prikken? Wij zoogdieren zijn toch nietig in aantal vergeleken met de insecten? Denk eens aan die volstrekt verlaten Noorse poolvlakten, zwart van de steekmuggen? Waartoe ziel en zaligheid afhankelijk maken van de eenmalige penetratie van zoiets krankzinnigs als een zoogdier? Want bij een zoogdier, moet ik toegeven, kun je ook heel wat vraagtekens zetten. En intelligente zoogdieren hebben geen voordeel. Zij zouden de prikkende insecten, met name de wespen,  zo mogelijk meteen een aantrekkelijk aanbod doen waarop uit rationele overwegingen zeker door de wesp zou moeten worden ingaan: kratten Cola met extra scheppen suiker erin zouden wij overal in zilveren schalen voor ze uitgieten onder de strikte voorwaarde dat ze op drie meter afstand van ieder mens zouden blijven. Maar zo zie je, als je tegenstander dom is, is dat geen voordeel, maar zelfs een ernstig nadeel, iets waar ik   zelfs aan mijn eigen universiteit last van heb. Domheid als wapen. De natuur is mooi, maar toch vaak ondoorgrondelijk.

Als Xenophon het niet begreep dan maakte hij een schaap dood en dan bestudeerde hij de darmen om te zien wat de goden vonden. Aanvallen of ontwijken? Je leger verhuren aan Jantje of aan Pietje?

Tsja, zo kun je het ook doen natuurlijk...hoewel ik er persoonlijk nog niet opgekomen was. Soms was er wantrouwen. Dachten de soldaten dat hij geknoeid had met de darmen. Dan deed Xenophon het over in een openbare sessie. En dat liep steevast overtuigend af. Hij had voor dat darmengeloer ook specialisten in dienst maar vond zichzelf er gaandeweg ook behoorlijk goed in geworden.en tenslotte, als een leger intelligente leiding nodig heeft dan geldt dat toch zeker ook voor dode darmen...

Onvrijwillig terug in de eervolle functie van Leider der Tienduizend was er wel werk voor dode darmen: Aristarchus, de nieuwe man in Lacedaemoons Byzantium was flink aan het smoezen met de generaals van de Tienduizend en beloofde gouden bergen als ze de Chersonesus in zouden gaan, Thracirs meppen. Hij zou geen soldaten meer als slaaf verkopen. Kennelijk was hij wel redelijk gebeten op Xenophon wegens die botenkwestie van Anaxibius, want Xenophon durfde niet mee naar dat overleg omdat het gerucht ging dat hij gearresteerd zou worden. Zo bleef het voor Xenophon moeilijk ondanks zijn principe altijd te gehoorzamen aan de Lacedaemonirs. Want nu dreigde hij door de ene hoge Lacedaemonir gearresteerd te worden wegens gehoorzaamheid aan een andere hoge Lacedaemonir... en "zijn" leger was ook al niet over hem te spreken.

Hoe nu? Bij Anaxibius zou hij om technisch maritieme redenen nooit meer kunnen geraken, met of zonder "zijn" leger. Aristarchus stond hem zeer waarschijnlijk letterlijk naar het leven. Seuthes, een Thracische prins, had Xenophon, toen hij op bevel van Anaxibius "zijn" leger weer had opgepikt, nog flink poen geboden voor hulp bij herovering van het -Thracische- koninkrijk van zijn vader. Dat had Xenophon uit gehoorzaamheid jegens de Lacedaemonir Anaxibius moeten weigeren. Maar nu lagen de zaken weer anders.

En ja hoor, na een gloedvolle redevoering van over de haag der tanden van Xenophon gingen bij de Tienduizend alle handen omhoog voor "hulp" aan Seuthes.

Maar dat ging iets te goed. Zo goed dat vele stammen werden onderworpen, die na hun brandschatting de schade wat gingen terugverdienen door met Seuthes mee te gaan vechten. Het "if you can't beat them join them" is dus ook al niet van de Engelsen. Heel wat meer dan die tienduizend Grieken voegden zich zo bij Seuthes. Die ook prima konden vechten. Xenophon en zijn Tienduizend werden snel quantit ngligeable aan het hof. Xenophon klaagt zelfs dat hij Seuthes op het laatst niet eens meer te spreken kreeg. En soldij betalen ho maar. Dus in "zijn" leger werd druk gesproken over de doodstraf voor de "verrader" Xenophon.

Deze keer kwam de oplossing vanzelf aanwaaien: de Byzantijnse Lacedaemonirs hadden toch weer ruzie gekregen met Pharnabasus (had hij ook Aristarchus niet betaald?, Xenophon zegt er niets over) en de lokale Perzische satraap Tissaphernes. Hoge Lacedaemonirs kwamen de Tienduizend ophalen -met boten!-  want men moest ten zuiden van de Bosporus weer dringend poepies laten ruiken..

En toen zeiden de Tienduizend tegen de Lacedaemonirs: we gaan mee maar we willen eigenlijk eerst even Xenophon doodsteningen. Toen zei Xenophon tegen de Lacedaemonirs: wij gaan mee maar niet vr we onze soldij krijgen van Seuthes. Seuthes had niks, zei Seuthes. Maar de Lacedaemonirs hadden haast en wisten wel hoe ze Seuthes de duimschroeven aan moesten draaien. En de Tienduizend forceerden er nog wat hulp bij van een vazal van Seuthes door diens dorpen te gaan plunderen en er mee te zullen stoppen als de vazal er voor zorgde dat Seuthes zou uitbetalen.

Toen moest Seuthes zo nodig nog uitbetalen in koeien, schapen, slaven en andere buit, in plaats van goud, en ook ietsje minder. Xenophon, met de doodstraf van "zijn" eigen leger in de ogen zei: "vooruit dan maar, maar laat mij ze het geven, want anders kom ik hier weg met op zijn zachtst gezegd een minder imago bij mijn mannen dan waarmee ik kwam".

En zo mocht Xenophon het voer voor zijn mannen strooien en werd hij door hen niet ter dood gebracht.

En Xenophon ging naar Pergamum, en de Tienduizend gingen mee met de Lacedaemonirs om Pharnabasus en Tissaphernes een poepie te laten ruiken.

En sommigen, waaronder Xenophon, leefden nog lang en gelukkig.

Maar Xenophon heeft al met al aan de hele expeditie niets overgehouden.

Schrijft hij, tenminste, ongevraagd. Wij mochten daar immers, om welke reden dan ook, al lezende andere vermoedens over gekregen hebben.

En als hij tegen ons niet zo liegt als tegen zijn leger, dan zou het kunnen zijn dat hij er inderdaad niets aan heeft overgehouden, en zelfs dat hij er niets aan heeft willen overhouden. Het enige dat zeker is, is dat Xenophon dat zelf een mooie gedachte vindt. Ethiek dat is een schone zaak en brengt het mensdom veel vermaak.