PHiLES 0.1 Back to: Index:
Economic Ethics in Different Cultures
Page title: Lessen van Afrika: wij overdrijven.
Voorjaar 1996 gaf ik les aan het Philosophy Centre Jinja, Uganda,
Victoriameer noordzijde, aan de bron van de Nijl, door Speke als eerste
Europeaan bereikt. Deze school is een initiatief van vier Katholieke
congregaties die actief zijn in Oost- en West Afrika. Daar komen de studenten
vandaan, de meesten willen priester worden. Studie van de Westerse filosofie is
voor hen een zeer belangrijk onderdeel. Mijn belangrijkste interesse gaat
momenteel uit naar wat er precies gebeurt als een jonge Afrikaan, vaak van het
platteland gekomen, met als eerste herinnering het uitzicht op de wereld vanuit
de doek op de rug van zijn met de hak ploegende moeder, te horen krijgt van
subject, object, en zulke dingen meer.
Omdat ik hier al eerder ben geweest is dit een vervolgonderzoek. Ik weet al dat
hun voornaamste probleem ligt in het begrip van ons individualisme, en breng een
video mee waarop ik met beelden en interviews voor hen in beeld tracht te
brengen vanuit welk zelfbegrip wij in Europa in ons dagelijks leven vlijtig voor
onszelf bezig zijn.
Het belangrijkste dat naar voren komt bij de videopresentatie had ik in
Nederland absoluut niet voorzien: wat duidelijk wordt is dat in Nederland de
generaties veel sterker van elkaar verschillen dan daar: Opa wil bij ons vaak
ook zelf liever niet bij de kinderen wonen omdat alles er daar anders toegaat.
De generaties hebben bij ons sterk hun eigen waarden en levensgewoonten,
waardoor het bij samenwoning niet gemakkelijk is wrijvingen te vermijden. Wij
lossen dit op door onze kinderen al vroeg een eigen kamer te geven, met eigen
radio en TV zodat ze naar hun eigen programma�s kunnen kijken, elke
leeftijdsgroep heeft in de stad zijn eigen cafees, en wij berusten er al snel in
dat onze kinderen anders denken dan wij, en zo niet, dan weten onze kinderen ons
wel duidelijk te maken dat we dat beter kunnen doen. Adverteerders weten precies
hoe ze de verschillende generaties moeten bereiken, en verstaan de kunst om het
bewustzijn van weer een nieuwe generatie zodanig te beinvloeden dat hun produkt
een onmisbaar teken van het bij elkaar horen gaat vormen: Pepsi, the choice of a
new generation. Daar hoor je niet bij een generatie, maar bij een familie.
Identiteit, veiligheid, alles komt uit de familie. De voorouders zijn de
wortels, de volwassenen de stam, de kinderen de vruchten aan de takken van de
boom, de hoop voor de toekomst. Dus kun je in de kerk jong en oud vinden. En
niet, zoals ik hen liet zien, zoals in Nederland, vooral oud, of, in andere
diensten of bij andere geloofsrichtingen vooral jong. De Nederlandse kerken
kunnen niet tegelijk voor meerdere generaties succesvol zijn, net als onze
politieke partijen, die zeer verschillen in leeftijdsopbouw en voortdurend met
kunst en vliegwerk de ouderen er weer meer bij moeten gaan betrekken, anders
beginnen die hun eigen partij, of juist weer de jongeren. Als je daar niet
oppast, ontaardt de politiek in een de-een-zijn-brood-is-de-ander-zijn-dood
stammenvertegenwoordiging. Je bent daar niet primair oud, jong, links of rechts,
Moslim of Katholiek, maar Buganda, Busoga of Achioli. Vandaar dat een democratie
zoals bij ons daar niet werkt. Voorzover ik hoor heet Uganda onder president
Museveni een democratie, hetgeen inhoudt dat er meerdere partijen mogen zijn,
doch alleen de partij van de president mag deelnemen aan de verkiezingen. Die
meneer Museveni is dus duidelijk een heel verstandige man. En dat is boffen want
als hij niet verstandig was zou dit toch een heel slimme maatregel van hem zijn
en dan zat je er mooi mee. Stammen, bomen en stambomen, daar draait het hier om.
Er zijn wel age-groups, van mannen en vrouwen die gelijktijdig door de
volwasseneninitiatie zijn gegaan, de vrouwen hebben dan soms gezamenlijk een
stukje land dat ze samen bewerken, zodat ook wat bijgepraat kan worden, maar ze
hebben geen eigen generatiebesef of gevoel van anders zijn dan ouderen of
jongeren. Ik zoek nu uit hoe het met de puberteit zit, wanneer Nederlandse
kinderen drammerig op zoek gaan naar de plek waar ouders de grenzen stellen. Dat
schijnt hier niet te bestaan: de grenzen zijn duidelijk, je kunt ze aan iedereen
vragen, je ouders zijn daar niet eens een speciale autoriteit in, die doen ook
wat hoort. Er is een absoluut uniforme stammoraal, de onbetekenende
familieverschillen berusten op karakters of toeval . Als je stout bent krijg je
klappen en je weet precies waarom. Je gaat niet expres quasi opzichtig stout
doen om te kijken wat er gebeurt, het bij ons bekende klieren. Er wordt niet
geklierd. De schaarse overtredingen zijn welbewust, met kennis van de grens die
wordt overschreden, en geschieden op de stiekemste manier die de overtreder kan
verzinnen. Overtreding is geen onderzoek, zoals bij de Europese puber. Het is
gewoon even slim achterlangs proberen te komen. Nou, en pak ze maar eens hier.
Dat valt niet mee. En is het hen gelukt dan hoor je er echt nooit meer iets van.
Ontdekking is dan ook letterlijk zeer pijnlijk.
Ons pubergedoe is nodig omdat wij onze kinderen erop moeten trainen zelfstandig
te leren denken en zelf hun normen te veranderen als we weer iets nieuws hebben
verzonnen: telefoon, de pil, TV, de computer. Bij ons begint iedere generatie
een in principe voor die generatie unieke trektocht door het leven: v��r hen was
er bijvoorbeeld nog geen pil, na hen kwam de computer, hier hoorde je niet meer
bij, daar hoorde je nog niet bij, je zat ertussen. Jij behoorde tot de generatie
die�.. en dan komt er iets: met de telefoon leerde omgaan, vrije sex, met
straten vol auto's, met computerspelletjes. Je ouders haakten af en je kinderen
lachen je uit. Zwaar puberen, zo moet het zijn in een technisch snel
veranderende samenleving. Wij zijn jong, wij zijn anders.
Ik heb in mijn leven steeds sterker de overtuiging gekregen dat filosofie in
essentie een geestesziekte is, maar ontdek nu in deze confrontatie met
stammoraliteit het medium bij uitstek om die overtuiging te verwoorden. Wat zijn
dat voor vragen zoals: op grond waarvan kun je zeggen dat je iets weet? Op grond
waarvan kun je zeggen dat iets bestaat? Op grond waarvan kun je zeggen dat iets
goed is? Wat is dat voor getob? Waar komt dat vandaan? Ik denk dus ik ben? Hier
in Afrika worden mij twee dingen duidelijk: 1. Als ik denk ben ik er even niet.
2. Als ik niet denk ben ik er juist wel. Iemand die denkt plaatst zich buiten
zijn stam. Een stam jaagt, ploegt, of melkt. Ik jaag dus ik ben, ik ploeg dus ik
ben, ik melk dus ik ben, ik denk dus ik ben er even niet. Daar krijgen de
kindertjes echt geen eten van, van denken. Het is slecht voor de overleving van
de stam. Als die ziekte zich zou verspreiden zou de stam in gevaar komen. Wie
denkt moet in therapie. Gelukkig zijn er medicijnmannen die de kwade denkgeesten
kunnen verdrijven.
De ellende ontstaat als een mens er in slaagt zich ver genoeg van zijn stam te
verwijderen om zich als "individu" te zien. Zodra je jezelf als individu ziet
ben je te laat, je staat voor principieel onoplosbare problemen en je bent
reddeloos verloren. Er ontstaan onbeantwoordbare vragen, waar je tot het einde
der tijden nieuwe variaties van antwoorden op kunt verzinnen, zonder te
begrijpen dat het onbehaaglijk gevoel niet komt van het onbeantwoord zijn, maar
van datgene wat er de oorzaak van is geweest dat de vraag is opgekomen. De
zogeheten universele menselijke vragen zijn specifieke epidemische infecties die
het mensdom hebben besprongen in het koelere klimaat ten noorden van de
Middellandse Zee. In het kader van omgekeerde ontwikkelingshulp zouden we de
Afrikaanse know how op dit gebied moeten gaan importeren. Want het gaat niet
alleen om die enkele filosoof die bij ons rondloopt, en vaak met gepast geacht
intellectuelenwantrouwen nog met de nek wordt aangekeken ook, want dat zijn
alleen maar de zware en echt hopeloze gevallen. Wie hen bestudeert krijgt
echter, juist door de diepte waarin zij door het denken zijn aangetast, een goed
beeld van het Westerse probleem, dat, zoals bekend, al heeft geleid tot de
fundamentele aantasting van het biologisch draagvlak van onze aarde.
Ik wil niet ontkennen dat ons chronisch geworden gedenk in Europa toch ook heeft
geleid tot wegen zonder gaten, stroom die nooit uitvalt, leidingwater dat je
kunt drinken en andere zaken die de Afrikanen bij een eerste bezoek aan ons meer
zouden opvallen dan onze bewondering voor Descartes. Zelfs zal ik de verleiding
weerstaan deze genietingen te vergelijken met de nergens op gebaseerde
opgewektheid van een koortsige teringlijder. Maar hier in Afrika bekruipt mij de
vraag of wij misschien een beetje aan het overdrijven zijn, en het meest
interessante vind ik de lichte angst die mij bekruipt bij de gedachte dat je, en
hier gaat het, voor alle duidelijkheid, niet om romantiek, want dit is het hier
en nu, soms toch vrij ongestoord oud kunt worden in een kleihut met een paar
roestige pannen en een rafelig mes. En al mag ik er vanuitgaan dat ik er
voorlopig niet achter kom wat het betekent, ondanks het menigmaal ontbreken van
veel van wat in onze ogen voor een menswaardig bestaan essentieel is staan de
gezichten hier heel wat vrolijker en opener dan die in mijn Nederlandse straat.
"You're worlcome", hoor ik elke dag, en je kunt meteen zien het echt waar is.