Ik heb een fiets in Jinja

Over het boek

Ik kom net terug van de copyshop waar ik een CD’tje had gebracht om een proefkopie van dit boek te laten drukken.
Zo dat is niet niks, zegt de man als hij driehonderzoveel tweezijdig bedrukte A-viertjes op de toonbank legt.
Nee, zeg ik, en het is nog niet stom ook, wat er staat.
Daar lette hij tegenwoordig niet meer op, zei hij.

Ik ben kapot. Ik heb mij kompleet het gompes gewerkt aan dit boek. En niet eventjes. Als de beschreven periode begint ben ik universitair hoofddocent aan een universiteit die worstelt met zijn naam, hij zal nu wel weer anders heten, reden waarom ik hem voor mezelf de "Alva Universiteit" noem. Ik was als filosoof en econoom verbonden aan de "Faculteit Wijsgerige Wetenschappen", ik kan er ook niets aan doen, zo werd het genoemd, al was dat ook niet de eerste naam en zal het de laatste wel niet zijn. Bij toeval gaf ik een paar colleges aan het Philosophy Centre Jinja, een stadje aan het Victoriameer bij de bron van de Nijl. Ik besloot terug te gaan en mijn geleidelijke integratie in het sociale leven bleek een reis waarin ik ontdekte hoe vreemd ik ben in de ogen van de mensen daar. En dat die op hun manier, waar ik alles van wilde weten, gelijk hebben.

Ik bleef fanatiek mijn best doen iets te "maken" van wat ik ervoer, gehinderd als ik was door mijn in het westen geleerde on-Afrikaanse "doenerige" manier van begrijpen. Onderweg ontdekte ik er met al dat gebegrijp stevig naast te hebben gezeten en probeerde ik mijn misverstanden te herstellen. Ik verbond mijn Afrikaanse indrukken met alles, rijp en groen, zin en onzin, wat ik geleerd en bedacht had over het westen, zijn denken en zijn geschiedenis en wat ik daarover bijleerde in de perioden tussen mijn Afrikareizen, gevoed door mijn veranderende manier van waarnemen. En wat ik thuis in Nederland meemaakte.

Maar alles wat ik dacht dat stond stortte op den duur toch weer in. Er was ook genoeg om van in de war te raken. Kijk maar eens goed naar deze foto bijvoorbeeld. Gelukkig ben ik, sinds ik tot mijn volle tevredenheid aan de vierde generatie antidepressiva ben gezet, niet een type dat snel bij de pakken neer zit. Onvervaard bleef ik mijn bouwsels opnieuw opstapelen, waarbij ik in mijn enthousiasme de hooggeleerden van mijn universitaire faculteit, die gaandeweg besloten zich een negatief oordeel te gaan vormen over de relevantie van mijn onderzoek in Afrika en er uiteindelijk tegen ten strijde trokken, met steeds Afrikaansere ogen ging bezien.

Nu, aan het eind van het boek, ben ik ontslagen, het gebrek aan wetenschappelijke relevantie van mijn Afrika onderzoek figureert prominent in het verzoekschrift van mijn universiteit tot ontbinding van de arbeidsrelatie, mijn huis staat te koop want dat ga ik opeten in een schaftwagen en er staan - na de dagboeken, die vertellen hoe ik er aan kom - weer eens vier kaartenhuizen, over respectievelijk macht, taal, kennis en tijd. Ik geef het maar snel uit, v��r ook die weer omvallen.

Het ferm adverteren van de tastende aard van mijn conclusies bevalt mij omdat je meer durft te denken en te zeggen als je niet van jezelf eist dat het allemaal definitief moet zijn. Maar doordat je dan meer durft dreig je over te komen als een wat vreemd, ongeleid projectiel. Ik doe mij, constateer ik overlezende, soms voor als iemand die je niet tegen je moet hebben, maar dat is meer een houding. Ook op andere punten kun je je twijfels hebben. Ik wil een wellicht overdreven overkomende neiging tot stileren niet ontkennen. Het zou mij niet verbazen als veel lezers zich gaandeweg wat gaan ergeren. Kun je mij nou vertrouwen of zeg ik maar alles wat mij voor de kop komt? Kun je er eigenlijk wel van op aan dat in mijn dagboek iets staat dat ik werkelijk zo heb meegemaakt of zit ik zo in mijn eigen hoofd dat dat hele Afrika zelf maar mondjesmaat tot mij doordringt? Met die twijfel leef ik af en toe ook, maar mijn boek, zeg ik te mijner verdediging, wordt er wel kleurrijker van. Als ik de boel overlees merk ik dat ik naarmate het boek vordert steeds meer een ik-figuur word. En zo is het ook in het echt: ik voel me tegenwoordig ook veel meer een ik-figuur dan v��r mijn kennismaking met Afrika. Daar schijnen wel meer mensen mee te maken te krijgen die tussen twee culturen komen te zitten. Velen hebben daar last van, maar ik vind het wel lekker, ik heb altijd al graag een beetje een ik-figuur willen zijn. Als ik-figuur kan ik ook ronduit verwerpelijke en gevaarlijke gedachten hebben, natuurlijk niet omdat ik ze echt denk, ik zou niet durven, maar vooral om de mensheid er tegen te waarschuwen. Er zullen wel lezers komen die de onder woorden gebrachte gedachten gevaarlijker zullen vinden dan die van De Torah, De Bijbel, De Koran, Das Kapital en Mein Kampf bij elkaar, en die wil ik niet op voorhand ongelijk geven, ik hoop het zelfs, want dat is goed voor de omzet vanzelf, en wij dienen kennis te nemen van verdorven gedachten, al was het om ons ertegen te  wapenen.
Het treffendst voor mij is de tijdens het boek steeds veranderende interpretaties van wat ik als ik-figuur zie en meemaak. In het begin, vind ik nu, zit ik overal stevig naast. Dan leer ik, hoe weinig talent ik daar ook voor heb, maar toch, het lukt, steeds beter, wat in een vreemde cultuur absoluut noodzakelijk is: afwachten, rustig blijven opletten en niet overal meteen iets van "denken", of nog erger, "vinden". Als ik mijn eigen bescheiden vooruitgang merk begin ik, merk ik overlezende, meteen arrogant te schelden op die domme westerlingen die er niets van begrijpen, en vergeet ik dat ik zelf kort tevoren nog bij de door mij op de korrel genomen ignoranten hoorde. Ondanks enige schaamte bij overlezen heb ik daar niets aan veranderd, niet omdat dat inderdaad oneerlijk zou zijn, maar omdat het boek er ook slechter van zou worden.

Misschien zal de lezer denken: is het boek niet wat dik? Had de schrijver niet wat meer moeten strepen?
Dat is nou, sorry, een typisch westerse gedachte van u. Dat het niet te veel tijd mag "kosten". Wie zo denkt is bij voorbaat al kansloos om iets van Afrika te begrijpen en kan het boek beter als afleidingsmanoeuvre aan een vijand geven, zo van daar ben je even zoet mee. De dikte van het boek is dus een nuttige barri�re om idioten buiten het lezerspubliek te houden. Daarom bijvoorbeeld schreef Marx "Das Kapital" ook in drie dikke delen op. Hij had het best in honderd pagina's gekund.
Goed, nu we deze beknoptheidsfetesjisten hebben afgeschud, zal ik bekennen dat dit niet de enige reden voor het copieuze volume is. Mijn ego spreekt een woordje mee. Ik heb wel eens vaker wat gepubliceerd, maar dat zijn universitair-academische geschriften, die, als bekend, zolang ze maar onbegrijpelijk blijven, slecht geschreven mogen zijn. In dat verband was ik meestal erg beknopt, zodat ik het nog nooit tot een boek had gebracht waar mijn achternaam dwars op de rug kan. Dat leek me wel iets. En dat is - hoewel het resultaat me nog tegenvalt - gelukt, of U nu doorleest of niet.
Zo is het boek weliswaar een Venus van Willendorf geworden, maar een van de charmante dingen, vind ik zelf, is dat er meer opties zijn dan alleen wegleggen of lezen. Je kunt er ook in surfen: zonder serieus verlies van begrip kunnen, al naar gelang 's lezers hang naar logica, achterklap of romantiek, minder aansprekende verhalen, taaie en saaie contemplaties worden overgeslagen, of in omgekeerde volgorde gelezen. Voor dat doel staat de volledige tekst van het boek op de bij het boek behorende CD-rom. Daar kun je op de hyperlinks klikken, de plaatjes zien, en de video- en audioclips starten. Aan de structuur van de hyperlinks op De Surfplank aldaar is grote zorg besteed. De Surfplank is het centrale rangeerterrein voor wie de sporen van de schrijver in een eigen bestek wil volgen. Onderstreepte woorden in het boek zijn hyperlinks op de CD. Het is dat fietsweb dat ik heb gemaakt, en slechts een paar weken voor de gang naar de drukker heb ik er een "boek" van gemaakt. Misschien is het dus wel helemaal geen boek, maar een uitdraai. Dat zou ik prettig vinden want dan hoef ik ook niet te pretenderen een "schrijver" te zijn, waardoor weer een aantal geijkte maatstaven buiten spel komen te staan.

Eigenlijk hoop ik een beetje dat er hier en daar nog een paar woorden of zinnen in de frut zijn, of dat een hyperlink niet of verkeerd werkt. Een persoonlijk tintje, heel Afrikaans en hoort er dus eigenlijk bij. Dan lijkt het net of ik gewoon een kennis van u ben die een uit de hand gelopen fax schrijft (zo precies is het boek trouwens ook ontstaan). 

Voor de jeugd tenslotte dit: als je tot, zeg, je drie�ntwintigste veel TV kijkt, chat, SMS't, alle computerspelletjes probeert, neukt met condoom, de krant leest en de boeken waarvan er grote stapels bij de ingang van de boekwinkels liggen, luistert naar de politieke leiders, en dan twee jaar uittrekt voor dit boek, dan zul je al op je vijfentwintigste tot de mensen behoren die een betere kans maken de grotere rampen en kosmische straffen aan welks vooravond wij staan te overleven. Niet goed geld terug.

Ik zegen jullie allemaal,

Bert hamminga

updates komen hier op http://hamminga.fatcow.com/bike