bullet

hamminga over het KUB verzoekschrift tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst

 

De periode van 1996 tot de ontbinding van mijn arbeidscontract op 1 oktober 2001

Dr. Bert hamminga

In Reflecties op UvT verzoekschrift tot ontbinding van mijn arbeidsovereenkomst schildert hamminga de periode van einde 1997 begin 1998 als een van een plots opkomen van rivaliteitsgevoelens in de Faculteit Wijsbegeerte van de UvT jegens hem tot zelfs boven het algemeen gemiddelde aan die faculteit. Hem wordt in officiële schrijvens ("cc. College van Bestuur") eerst verweten ten behoeve van zijn Afrika onderzoek gewichtige taken te hebben verwaarloosd en regels te hebben geschonden. Als hij nauwkeurig uit de doeken doet dat dat niet zo is, schrijft men hem terug "niet verder uit te willen spitten". Men gaat over tot vergoeding van de verband houdende onderzoekskosten. Maar even later begint het koeioneren: hij krijgt een enorme verzwaring van zijn onderwijstaak, en plots worden alle vergoedingen voor onderzoekskosten, met name ook die voor zijn Afrika onderzoek geweigerd, omdat, volgens zijn overeenstemmingshoogleraar, daarvan "de wetenschapsfilosofische relevantie onduidelijk is". hamminga is het met dat wetenschapsfilosofisch oordeel niet eens, maar in een interne bezwaarprocedure die hij aanvraagt worden getuige-deskundigen met zoveel woorden geweerd. De bezwaarcommissie schrijft in haar advies aan het college van bestuur: "van dergelijke door een belanghebbende aangedragen externe documenten kan de draagwijdte niet zonder meer worden beoordeeld, zodat zij buiten beschouwing moeten blijven". Het college van bestuur wijst dienovereenkomstig hamminga's bezwaar af, met uitsluitend het oordeel van de lokale overeenstemmingshoogleraar als de enige ambtelijk relevant geachte vakinhoudelijke inbreng.
In de vier daaropvolgende jaren krijgt hamminga's wetenschapsfilosofische Afrika onderzoek geleidelijk internationale erkenning.  Deskundigen met internationale autoriteit verklaarden dat hamminga's Afrika onderzoek wel degelijk wetenschapsfilosofisch relevant is. De Nederlandse Vereniging voor Wetenschapsfilosofie besloot een bijeenkomst aan het onderwerp te zullen besteden. In 2005 publiceerde het internationaal befaamde wetenschapsfilosofische toptijdschrift Poznan Studies in the Philosophy of Science een speciale aflevering, geheel gewijd aan hamminga's Afrika onderzoek, met auteurs uit de internationale top van de wetenschapsfilosofie en president Museveni van Uganda.
Terwijl al bekend was dat dit zou gaan gebeuren bleef de plaatselijke hoogleraar in de wetenschapsfilosofie, met gehele bestuurlijke top van de UvT in zijn kielzog, van mening dat de wetenschapsfilosofische relevantie niet duidelijk was en was daar met geen mogelijkheid meer af te brengen.

Een aanvraag van de universiteit tot ontslag, met een barokke aanvulling van er bij bedachte trivia en modder bereikte eind 2001 de kantonrechter van het Arrondissement Tilburg.

bullet

Reflecties op KUB verzoekschrift tot ontbinding van arbeidsovereenkomst met mijzelf

Back to: Index

i. Algemeen
ii
. De belangrijkste kenmerken van het verzoekschrift
Slot van sectie ii
iii.
Details fase 1: een regen van kwalijke suggesties

bullet Sectie iii strekt tot bewijs…..
bullet V��r de onreglementaire beoordeling
bullet In de onreglementaire beoordeling
bullet Na de onreglementaire beoordeling
bullet Slot

iv. Fase 2: onthouden van kostenvergoedingen als drukmiddel

bullet Argumenten voor afwijzing kostenvergoedingen
bullet Verzoek tot indiening van bezwaar afgewezen
bullet Bezwaar afgewezen
bullet De facto geen verband tussen afwijzingen en de formele grond ervan te weten: geen wetenschapsfilosofische relevantie
bullet Historisch overzicht toekenningen
bullet Duister Afrika: het ontstaan van een strijdhouding
bullet Kwestie onderwijsverdeling
bullet Conclusie over weigering vergoeding onderzoekskosten

v. Fase 3: discussies rond een willens en wetens oneerlijk negatieve beoordeling

bullet De werkgever heeft ten kantongerechte duidelijk gesteld dat niet is geschorst
bullet Er is geschorst
bullet De werkgever wist ten kantongerechte dat geschorst was
bullet Spectaculair voortdurend uitstel bij de rechtbank van Breda en de Alkmaarse arrondissements connectie
bullet Slot

vi. Ontslagaanvraag in concreto

bullet Prolegomena
bullet Per punt

 

 

I. ALGEMEEN

NR1. Als de werkgever, hierna te duiden als KUB, een werknemer af wil, zoals hier het geval, kan het geen verbazing wekken dat zij stelt dat de arbeidsrelatie is verstoord. Het enkele feit dat KUB stelt dat de arbeidsrelatie is verstoord en tot indiening van een verzoekschrift is overgegaan is dus een evident a-priori van het geschil en kan daarom niet meewegen, evenmin als het enkele feit dat de werknemer, hierna aan te duiden als hamminga, een geheel andere mening heeft, namelijk dat er wel een paar wrijvingspunten zijn, doch dat die eenvoudig opgelost kunnen worden, hetgeen ook heel goed, ja veel beter in een veel eerder stadium had gekund. hamminga gaat er derhalve vanuit dat slechts de door KUB als objectieve feiten aangedragen omstandigheden relevant zijn, en in het geheel niet de wens zelve. Dat zou ook een gevaarlijk precedent geven: er zijn immers zoveel anderen aan de KUB die men liever zou zien vertrekken, en een verzoekschrift voor ontslag, zeker een van een zo magere kwaliteit, is voor velen aan de KUB even snel opgesteld als het onderhavige. Als het feitelijk bestaan bij KUB van de wens zelve op zich al een argument zou zijn zou dit rechtsongelijkheid geven ten nadele van de rechtsbescherming van een werknemer, waartoe de wet, en met name ook artikel 7:685 BW is bedoeld.

NR2. In het onderstaande zal hamminga onder andere de stelling verdedigen dat juist de beslissing van KUB tot het aanvragen van een ontslagvergunning bij een goede beschouwing bijdraagt aan het begrip van het feit dat de situatie zodanig minder ernstig is dan KUB in haar aanvraag stelt dat KUB's conclusie dat er sprake is van verstoorde arbeidsrelatie geen hout snijdt (ZIE NR11, ZIE NR20.) hamminga acht het gestelde in het KUB verzoekschrift juist een blijk van zijn wetenschappelijk kunnen dat in betekenis zijn cum laude doctoraaldiploma's in de economie en de wijsbegeerte alsmede die van zijn promotiebul overstijgt.

NR3. hamminga had graag kort geantwoord, in overeenstemming met de weinig spannende en voor KUB wat genante aard der zaak. KUB blijkt evenwel thans een oogst van ruim een half decennium aan noeste dossiervorming van stal te halen om haar visie te staven. Zo heeft er niets anders op gezeten dan toch maar de voor antwoord op een aldus opgesteld verzoekschrift nodige tijd te besteden en de nodige tekst te produceren. Daarbij kan ook niet simpelweg de systematiek van de visie en het resulterende verzoekschrift van KUB worden gevolgd, want daar zit hem juist de kneep. Toch kan KR het door KUB gecreëerde beeld alleen al flink corrigeren als hij de door KUB geproduceerde brieven van hamminga geheel leest, aldus op onverkrampte wijze de passages passerend waar KUB de venijnige streepjes heeft gezet.

NR4. hamminga ziet in zijn verweer aangetoond dat hij in de afgelopen jaren door KUB is belemmerd bij het verrichten van zijn werkzaamheden. Dat was ten nadele van zijn internationale academische functioneren. Daarmee is aan hamminga's positie los van de misplaatste ontslagwens van KUB schade ontstaan, onder andere een jaar ziekte waarover hij KUB reeds eerder in overleg met de bedrijfsarts schreef (<001011>), en waarvoor KUB aansprakelijk is.

NR5. Het financiële voordeel voor de KUB van een ontbinding van het arbeidscontract met hamminga, gedisconteerd naar heden, exclusief enige compensatie, maar met in beschouwing de tot op heden opgebouwde pensioenrechten bedraagt €832592 (<010822>)

II. DE BELANGRIJKSTE KENMERKEN VAN HET VERZOEKSCHRIFT

NR6. Een verzoekschrift mag natuurlijk eenzijdig zijn, tenslotte krijgt de werknemer gelegenheid tot antwoorden, maar hier wordt toch wel erg sterk het beeld geschapen van een hamminga die zich jarenlang tot wanhoop van een zich volstrekt correct gedragende KUB tot voorbij het niveau van het ondragelijke misdragen heeft. Iedere relativering, bijvoorbeeld dat de KUB het hier en daar wellicht ook allemaal wat subtieler had kunnen aanpakken, wordt aan de hamminga gelaten.

NR7. In de opvatting van hamminga heeft de KUB in het beginstadium van de problemen, die er wel degelijk zijn, alhoewel zeker niet van dien aard dat van verstoring van de arbeidsrelatie kan worden gesproken, onnodige risico's genomen door op grond van informatie van functionarissen van de faculteit met veel aplomb zonder wederhoor van hamminga het standpunt in te nemen dat hij zich op enkele punten onaanvaardbaar gedragen had, te meer daar van den Akker al in een vroeg stadium vanuit in de faculteit geschreven had: "In dit verband neem ik overigens afstand van de generalisering van de norm van hoor en wederhoor" (<980710>) hamminga trachtte ongevraagd te corrigeren, maar men meende zijn daden reeds te kennen en zijn bedoelingen reeds te weten. In het verzoekschrift worden vele misinterpretaties van hamminga's teksten ondanks vroegere pogingen van hamminga tot correctie botweg herhaald, en tracht men ze door een zorgvuldig arrangering vanuit de eigen optiek geloofwaardig te maken. Ook verschijnen in het verzoekschrift nieuwe misinterpretaties (zie sectie VI).

NR8. Telkens als hamminga premature conclusies over wat hij gedaan had of bedoelde betwistte en aandrong op wederhoor beschouwde de KUB haar prestige kennelijk reeds in het geding: er kwam geen wederhoor, slechts bevestiging ("afdekking", zoals KUB het in het verzoekschrift noemt) van het ingenomen standpunt door hogere organen. Wellicht ook door de aard van de berichtgeving van facultaire functionarissen, met name van de in het verzoekschrift veel genoemde heer van den Akker, werden ook bezwaren van hamminga onmiddellijk anders gezien dan zij bedoeld waren: als een aantasting van het gezag, rebellie, een vorm van insubordinatie in militaire zin. En dat terwijl hamminga een erkend tegenstander is van verloedering en bekend voorstander van verstrakking van de universitaire organisatie, de strijd tegen dewelke nu door KUB tot hamminga's principio agens wordt gebombardeerd. De hele KUB wordt in het verzoekschrift op zijn kop gezet.

NR9. Dat bij de leiding van de KUB een militair discours heerst blijkt ook daaruit dat men hamminga's meningsuiting zeer vaak aanduidt als "aanval". De gedachte is dat men iemand "aanvalt" zodra men een andere mening heeft en die uit. Zeker als men dat doet met een zekere uitdagende academische ironie. Dat brengt dan met name onder de ambtelijke functionarissen opschudding teweeg. Hier spreekt afkeer van academische diversiteit, kleurigheid en pluralisme. Het is de trend om in feodale kastelen kostbare beleidsweekends te houden om, zoals dat soldatesk wordt aangekondigd, "de neuzen dezelfde kant op te krijgen".

NR10. Ondanks hamminga's zachtmoedige aanpak (hij gaf altijd eerlijk zijn mening, en schreef die ook op, maar heeft in 21 jaar trouwe dienst nimmer geweigerd enig besluit, door hem gesteund of niet, uit te voeren) gingen facultaire en universitaire bestuurders en bloc en men zocht toevlucht tot een keur van middelen om de hamminga zodanig te treffen dat "het gezag" zou worden hersteld. hamminga maakte dan telkens netjes bezwaar tegen de tegen hem gebruikte oneigenlijke methoden. Dan beschouwde men telkens weer de "aanval" als de beste "verdediging" en zo ontstond een opbouw.

NR11. De laatste klap in deze prestigeslag is dan nu een ontslagaanvraag waarin de zelfrelativering bij KUB zodanig ontbreekt dat daarmee alleen al duidelijk is dat KUB nog onvoldoende afstand heeft om weloverwogen en objectief te kunnen besluiten dat "de arbeidsrelatie is verstoord" en dat een aanvraag tot ontslag moest worden ingediend. Deze is alleen daarom al prematuur. Hiermede zij NR2 toegelicht.

NR12. KUB draagt weliswaar in het verzoekschrift een keur van omstandigheden aan als verstoringen, maar die zijn sterk voor het doel geretoucheerd, en menigmaal zelfs uit eigen doos (ZIE NR77.). hamminga heeft in zijn 21 jaren van trouwe dienst aan de KUB nooit zelfs maar één onderwijstaak geweigerd, ja zelfs regelmatig, zelfs nog nadat KUB hem had medegedeeld zijn ontslag te gaan aanvragen, anderen vervangen bij hun eigen onderwijstaken, en loyaal deelgenomen aan tal van niet op zijn takenlijst prijkende activiteiten (zoals de studie-informatie op de introductiekampen voor eerstejaars, door zijn overeenstemmingshoogleraar Prof. Derksen aangeduid als "onbetaalde, eigen klus" en daarom buiten diens werkbelastingsanalyse gehouden (<980409>).

NR13. hamminga heeft zich er vanaf het begin toe beperkt op alle onheuse bejegeningen fatsoenlijk en volgens de regels van de universiteit te reageren. hamminga heeft ook geen rancune opgebouwd. De emoties aan KUB-zijde zijn in tweeërlei zin van eigen makelij: ten eerste ziet men de relatie met hamminga als een "strijd" die men per se wil "winnen", hetgeen leidt tot pogingen, onder vermijding van ieder overleg, hamminga te intimideren. Die pogingen mislukken steeds weer -KUB heeft 21 jaar geleden bij hamminga's aanwerving een goede neus gehad!- waardoor ze steeds driester worden. Daarenboven schetst men in geschrifte een bizar beeld van de situatie dat de zelf gecreëerde inderdaad voor de KUB lichtelijk genante werkelijkheid zo verre moet overtreffen en qua schuldvraag omdraaien dat ontslag van hamminga gerechtvaardigd lijkt.

NR14. hamminga droeg de KUB altijd een warm hart toe en dat is nog steeds het geval. Het zou goed zijn voor de KUB, al ware het slechts bij wijze van oefening in het in volwassen overleg met een werknemer oplossen van eenvoudige personeelsproblemen, als KUB en hamminga thans na deze juridische schermutseling in goed overleg tot werkafspraken komen in overeenstemming met hamminga's arbeidscontract, en met name met het academische karakter van dat arbeidscontract. Wat het academische betreft gaat het met name om armslag bij onderzoek en routinematige facilitering volgens de standaard regels van de faculteit, zoals dat past voor een universitair hoofddocent die in zijn vakgebied aantoonbaar zijn sporen heeft verdiend, en zeker het afzien van weigering van reiskostenvergoedingen als bestuurlijk wraak- c.q. drukmiddel in het kader van doelen die met een reisdoel geen enkel verband houden, zoals dat is geschied (zie sectie IV).

NR15. Met hamminga heeft KUB 21 jaar geleden een wetenschapsfilosoof aangetrokken die zich sindsdien op het gebied van onderwijs en onderzoek een internationale reputatie heeft verworven. Is het dan niet flauw wanneer de KUB zich vervolgens stoort aan het filosofische dat uit hamminga's brieven spreekt? Dat zou men toch juist moeten waarderen. KUB zet zich zo te kijk als een humorloze provinciaal katholieke ambtelijke moloch, gespeend van iedere academische ironie en intellectualiteit die een universitair management naar internationale maatstaven behoort te hebben. De uit het KUB-verzoekschrift blijkende "geen grapjes" benadering past meer bij een militaire organisatie of tenminste bij een zuiver ambtelijke dienst. Als men dat bedoelt met "verstrakking van de organisatie" dan handelt men in strijd met de statuten van de Stichting Katholieke Universiteit Brabant: men pretendeert statutair een academische universiteit te zijn.

Het moge zo zijn dat ook deze vaststelling weer in verkeerde aarde zal vallen. Maar hamminga komt als filosoof slechts consequent voor zijn mening uit, ook als deze niet welkom is. Dat is een kwestie van filosofische beroepsethiek. Waar ben je anders filosoof voor? Ambtenaren heeft de KUB al meer dan genoeg! Aan besluiten, zodra zij eenmaal zijn gevallen ook indien, zoals vaak, op grond argumenten die hij onjuist acht, heeft hamminga zich altijd loyaal gehouden. Het getuigt met name van een zorgwekkend gebrek aan zelfvertrouwen en intellectualiteit en een geborneerd bureaucratisch denken van KUB om zulke vederlichte dingen als brieven en tegenargumenten van een wetenschapsfilosoof aan te duiden als "zand in de machine" (KUB verzoekschrift NR6). Een dergelijke wilde machine kan in een academische universitaire kontekst niets dan verderf produceren, hetgeen nu ook weer blijkt uit dit verzoekschrift van de KUB leiding, en staat haaks op de door KUB met goedkeuring bij zichzelf in het verzoekschrift gesignaleerde trend tot het verstrakken van de organisatie. Met hamminga heeft de KUB een van zijn meest gereputeerde grensverleggende onderzoekers in dienst. Dat zijn wellicht vanuit Brabants gezichtpunt wat "gekke" mensen, die "gekke" dingen onderzoeken en soms zelfs een beetje "gek" onderwijs geven. Het betaamt KUB de heldere principes van de academische arbeidsovereenkomsten die zij heeft verkozen met deze mensen te sluiten te eerbiedigen en er dus niet zo mee om te gaan als zij de afgelopen tijd met haar arbeidsovereenkomst met hamminga heeft gedaan.

NR16. Conclusies over hamminga's daden en bedoelingen werden en worden steevast zonder wederhoor getrokken. Ook in dit verzoekschrift gebeurt dit weer opnieuw in enkele door KUB vers opgepakte gevallen. hamminga heeft in het begin na het overslaan van wederhoor wel eens ongevraagd uitleg gegeven maar dat leidde tot een zo grote irritatie dat hij daar verder zo veel mogelijk vanaf zag. Op de KUB conclusies in het verzoekschrift zal hij dan nog maar eens (zie onder sectie VI) punt voor punt reageren.

De architect van de conclusies en aanjager van de in sectie III te behandelen geruchtenmachine is zeker de in het verzoekschrift vaak genoemde heer van den Akker. Deze heeft op een punt, een suggestie van ongewenste intimiteiten, zijn excuses aan hamminga moeten aanbieden van het College van Bestuur (<971016>). Van den Akker spreekt daar aan het eind van die brief de hoop uit dat het incident kan worden afgesloten. In dit verzoekschrift breidt KUB er na vier jaar toch nog even een staartje aan. Op een ander punt, het misleiden van hamminga bij een bezwaarkwestie over reiskosten, is van den Akker door rechtbank van Breda op niet mis te verstane wijze bekritiseerd (<010116>): "Naar het oordeel van de rechtbank heeft de KUB in de persoon van de heer van den Akker weliswaar onzorgvuldig jegens hamminga gehandeld….". Een derde kwestie, duidelijke suggesties van van den Akker jegens de bedrijfsarts in de richting van simulatie door hamminga, komt in het verzoekschrift van KUB (KUB Punt 13 en14) aan de orde en zal daarom in sectie VI worden behandeld.

NR17. Wanneer men de relatie met een staflid dat op het gebied van onderwijs en onderzoek internationaal zijn sporen heeft verdiend beschouwt als voor verbetering vatbaar, dan moet met hem niet, zoals dat is geschied, willens en wetens ten onrechte beschuldigen van onder meer, in historische volgorde, knoeien met declaraties, plannen tot schendingen van auteursrecht en ongewenste intimiteiten, en het ontwijken van verantwoordelijkheid voor een fout onder dekking van beschuldiging van liegen aan het adres van een ander. Zelfs indien men een dergelijke tactiek wil volgen is het beter hem niet al het mogelijke te beschuldigen maar een zekere beperking in acht te nemen ter verhoging van de geloofwaardigheid. Als de campagne van suggesties dan strandt is wel het laatste dat men moet doen, zoals Prof Derksen deed, het onreglementair opmaken van een beoordeling waarin men hem tegen beter weten in (zie immers de brief van Derksen (<KUB produktie 50>), over de hoge kwaliteiten die hij hamminga toedicht) afschildert als slecht onderzoeker en docent. Hoewel dit gedrag van Prof. Derksen ernstig lijkt, heeft hamminga, vanwege het wel erg weinig welgemikt zijn der aantijgingen, en het schrille contrast met Derksens eerdere opinies, zich nimmer persoonlijk aangevallen gevoeld. Hij heeft van het begin af aan begrepen dat hier sprake is van een zich autonoom voltrekkend proces van bestuurlijke verloedering, waarvoor men niet bepaalde individuele KUB bestuurders verantwoordelijk kan stellen. Daarom kan hamminga nog steeds uitstekend werken in de omgeving waarin hij zich nu al 21 jaar bevindt. hamminga is er volkomen aan gewend. De bestuurlijke omgeving vertoont -in tegenstelling overigens tot de werkvloer- vanaf zijn indiensttreding dergelijke trekjes, al tekent het profiel zich de laatste jaren wat scherper af. Maar het zit nog steeds niet in de zorgenzone. Overal is wel eens wat, het kost hamminga wel eens even wat tijd, maar dat loopt bij lange na niet zo uit de hand dat hij de sfeer als onwerkbaar moet gaan beschouwen.

NR18. Toch is er op een punt enige boosheid bij hamminga en wel over het volgende. In het kader van het koeioneren tijdens de periode van opkomende rivaliteit als gevolg van zijn intern gewantrouwde Afrika-onderzoek kreeg hamminga op zijn bovengemiddelde onderwijstaak nog twee extra collegeopdrachten. Die nam hij, na het formuleren van zijn bezwaren in de fase van de besluitvorming, nadat zijn argumenten in een curieuze besluitvormingsronde waren genegeerd, zonder verder morren op zich. Dit impliceerde echter een topdrukte in de tweede helft van het tweede semester van 2000. Maar juist toen creëerde KUB voor hem twee ernstige problemen rond de fundamenten van zijn aanstelling: ten eerste mobiliseerde de KUB een groep rechters uit het arrondissement Alkmaar onder leiding van Mr.G.J.A. van Unnik ter behandeling van een "interne bezwaarprocedure tegen een beoordeling" die hamminga zou hebben ingediend -quod non, er is helemaal geen beoordeling- en tegelijkertijd wilde men tijdens die lopende beoordelingsprocedure al weer een volgende afzonderlijke beoordeling opmaken over een volgende periode. Over die tweede beoordeling verwachtte hamminga gezien de door hem ondanks zijn inspanning niet te keren sfeer van rivaliteit niet veel beters dan over de eerste, en het werd hem duidelijk dat men aanstuurde op zijn ontslag door middel van een reeks willens en wetens ten onrechte negatieve personeelsbeoordelingen van zijn onderzoek en onderwijs. Met voor ruimschoots meer dan veertig uren per week onderwijstaken en twee bedreigende formele bureaucratische benaderingen op zijn bureau werd hamminga, die eerst nog zijn extreem zware onderwijstaken voor de formalistische correspondentie onderbrak (zie <KUB productie 26>) na drie weken uiteindelijk overspannen en het heeft een jaar geduurd voor hij er weer bovenop was. In dat jaar werd de bedrijfsarts eerst door van den Akker benaderd met suggesties van simulatie (ZIE NR123.), en vervolgens nog eens met de vraag of hamminga, te ziek voor onderwijs, misschien niet gezond genoeg was voor de bovengenoemde twee formele procedures. De bedrijfsarts heeft spitsroeden moeten lopen, want de KUB is, als algemeen bekend, wel eens van bedrijfgeneeskundige dienst gewisseld toen bedrijfsartsen naar haar mening onvoldoende naar het werkgeversstandpunt luisterden. Uiteindelijk is de overspannen hamminga niet door de bedrijfsarts naar de procedures gestuurd. Het zou netjes zijn als KUB hamminga binnen zijn functie tegemoet kwam vanwege de ruwe omstandigheden waarin hij door toedoen van KUB-bestuurders een jaar heeft verkeerd, bijvoorbeeld door hem, los van zijn ADV rechten, eens een jaar betaald verlof te geven om zijn achterstand op zijn vakgebied althans weer enigszins in te halen.

NR19. Waar KUB rept (zie KUB verzoekschrift punt 62, overigens zonder dat hamminga daar ter plekke de bedoeling van duidelijk is) over hamminga's WAO aanvraag, zij vermeld dat deze werd ingediend aan het einde van zijn ziekteperiode omdat dat op dat moment gezien de termijn pro forma moest. hamminga heeft bij de behandeling van de aanvraag aan USZO kennen gegeven dat zijn artsen en hij verwachtten dat hij binnen enkele maanden weer tenminste gedeeltijk zou kunnen gaan werken, zodat een afwijzing hem dus niet zou onaangenaam zou verrassen. De USZO-arts deelde al in het gesprek mede dat hij zou gaan afwijzen, en dat dat naar zijn gevoel niet voor hamminga, maar vooral voor de KUB-leiding een teleurstelling zou zijn. Het eerste kan hamminga met zekerheid bevestigen. Bij zijn terugkeer werd hij evenwel wel verrast: met een plan van de KUB tot aanvraag van ontbinding van het arbeidscontract. En hij niet alleen: zijn beide directe superieuren, hiërarchisch overeenstemmingshoogleraar van Roermund en functioneel overeenstemmings-hoogleraar Derksen wisten op dat moment ook nog van niets, dus USZO had het helemaal bij het rechte eind.

NR20. De inquisitie van hamminga door KUB heeft tot dusverre in alle opzichten gefaald. Dat daarover frustratie is, is begrijpelijk, maar het is vooral onverstandig geweest om in steeds extremere hoeken de "overwinning" te zoeken, zoals dat nu is geëscaleerd tot zelfs de allerverste hoek: een ontslagaanvraag.

Men heeft tegen steeds grotere stenen getrapt en zich steeds ernstiger bezeerd. Dat trappen is een kwestie van bestuurscultuur, en heeft met hamminga weinig te maken. Er zijn vóór hem andere stafleden met vergelijkbare ervaringen vertrokken. Weer anderen zoals Mevr. Prof. de Gelder, zijn na een mislukte KUB ontslagaanvraag, ook daar met van den Akker in een hoofdrol, naar een andere faculteit gegaan. Een ontslag van hamminga zou wellicht even opluchting brengen, maar daarna zou snel een nieuwe ophoping van emotionaliteit ontstaan rond een ander min of meer willekeurig slachtoffer. Thans tekent zich zelfs al vrij duidelijk af wie de volgenden zullen zijn. Vooral wetenschappelijke kwaliteit wordt met argusogen gadegeslagen, omdat een internationale wetenschappelijke reputatie wordt gezien als bedreigend voor de macht van het wetenschappelijk relatief weinig geschoolde Brabantse ambtelijke universiteitsbestuur over een staflid. Dat scholingsniveau is in de faculteit wijsbegeerte zelfs een duidelijk knelpunt bij de hoogste wetenschappelijke functies. Het leidt tot het voortdurend de kop opsteken van wantrouwend ("wat de boer niet kent dat lust hij niet") onbegrip en misverstanden die ongelukjes zoals het indienen van dit verzoekschrift begrijpelijk maken, maar dat betekent niet dat het verstandig zou zijn er aan toe te geven. Integendeel!

NR21. In het KUB verzoekschrift wordt geconcludeerd uit slechts één der vier personeelsbeoordelingen, en dan nog wel nota bene juist die, welke onreglementair is opgemaakt en niet is vastgesteld (en als enige negatief is). Hij ligt bij de rechtbank van Breda. Die wil kennelijk de KUB niet in verlegenheid brengen met een genant maar onontkoombaar (zie sectie V) vonnis dat de werkgever in geschrifte tegen KR Tilburg en de rechtbank van Breda over de tot standkoming heeft gelogen, want men schuift dat nu reeds ruim anderhalf jaar voor zich uit, wellicht ook in de -thans terecht blijkende- verwachting dat KUB vroeg of laat een andere uitweg zoekt waardoor het vonnis overbodig zal blijken. Ronduit onaanvaardbaar is het dat KUB in het verzoekschrift verzwijgt dat alle reglementair vastgestelde beoordelingen van hamminga tot dusverre uitstekend zijn. De eerste keer dat hamminga daarover schreef (conclusie van antwoord bij KR) repliceerde KUB dat die beoordelingen onbekend waren, reeds lang vernietigd, en suggereerde tegen KR hamminga's ongeloofwaardigheid in dezen door te stellen

"de beoordelingen…zijn overeenkomstig voorschrift vernietigd. Zij zijn ook niet relevant meer. De KUB kan de kwalificatie "uitstekend niet bevestigen, doch slechts in die zin van een kanttekening voorzien dat "uitstekend" niet voorkomt bij de positieve kwalificaties waaruit volgens het beoordelingsvoorschrift moest worden gekozen" (<990623, p.1>).

Daarna heeft hamminga deze uitstekende beoordelingen enkele keren ten behoeve van interne besluitvorming overlegd, dus ze zijn thans reeds lang overbekend. Maar alweer citeert men slechts uit één formulier dat ten onrechte als beoordeling wordt beschouwd. Nu overlegt hamminga alle ooit van hem door KUB reglementair opgemaakte beoordelingen dan nog maar eens een keer (<810212, 820127, 830309>).

Ook verzwijgt men dat hamminga meermalen door KUB is genoemd voor hoogleraarsposten, en dat Prof. Derksen na 20 jaar de eerste in de rij van vier onvereenstemmingshoogleraren van hamminga is die -naast, in navolging van zijn voorgangers extreem positief (zie <KUB productie 50>)- , ook extreem negatief over hamminga's kwaliteiten is geweest.

SLOT VAN SECTIE II

NR22. In de aanloop naar onderhavige procedure heeft hamminga getracht te voorkomen dat het gesprek bij KR te uitgebreid zou worden door KUB te schrijven: "Ik spreek in ieder geval de hoop uit dat de kwestie, welke kant het ook opgaat, waarbij ik herhaal dat ik het liefst gewoon verder zou gaan, correct en op niveau wordt opgelost en afgehandeld." Het antwoord daarop dd. 010607 van KUB in de persoon van hoofd personeelszaken de heer van den Hoek was "Ik voeg daar graag de hoop aan toe dat wij onder deze begrippen hetzelfde zullen blijken te verstaan", en hamminga's resultaat op dit stuk, gezien het niveau van argumentatie in het verzoekschrift van KUB, mager.

Het proces naar dit verzoekschrift van KUB is te verdeling in drie fasen. Zij overlappen enigszins, maar het onderscheid is toch verhelderend: fase 1: een regen van kwalijke suggesties, fase 2: onthouden van kostenvergoedingen als drukmiddel, en fase 3 discussies rond een willens en wetens oneerlijk negatieve beoordeling.

III. DETAILS FASE 1: EEN REGEN VAN KWALIJKE SUGGESTIES

Sectie III strekt tot bewijs

NR23. Dat de fase I van het proces naar dit verzoekschrift gekenmerkt was door een campagne van deels ongespecificeerde en onbewezen, en deels weerlegde suggesties van namens de werkgever opererende functionarissen.

NR24. Dat die functionarissen qualitate qua centraal stonden bij een onreglementaire personeelsbeoordeling van hamminga, zoals die uiteindelijk werd gehouden, zodat er sprake was van een eenheid van geruchtenaanjager, "aanklager" en "rechter".

NR25. Dat bij die functionarissen reeds sinds geruime tijd vóór het beoordelingsgesprek van 990617 een strijdhouding bestond die maatregelen zou hebben gevergd alvorens een reglementaire beoordeling mogelijk zou zijn geweest die een onbevooroordeeld beeld van het functioneren van hamminga oplevert. Dergelijke maatregelen bleven achterwege. Desondanks ging men een uiteindelijk een beoordelingsproces in. Met alle gevolgen van dien.

VÓÓR DE ONREGLEMENTAIRE BEOORDELING

NR26. December 1994: Secretaris van de Faculteit van den Akker doet een vergeefse poging toenmalig decaan Prof. van Roermund te doen geloven dat hamminga heeft geknoeid met een declaratie. Dit kwam pas uit bij de uitvoering van het besluit van het toenmalige faculteitsbestuur om van den Akker en Prof. van Roermund een indringend gesprek met hamminga te laten voeren, door Prof. van Roermund ingeleid met de mededeling dat hamminga "zich de gramschap van het gehele bestuur op de hals had gehaald".

NR27. Augustus 1996-Februari 1997: Een secretariële taak van een halve week komt pas na een half jaar, en na een driehoeksgesprek van den Akker-hamminga-secretaris van de universiteit af. In de aanloop daar naartoe suggereert van den Akker richting College van Bestuur dat hamminga het plan zou hebben auteursrechten te schenden. (<961000>). In het gesprek met de secretaris van de Unversiteit spreken hamminga en van den Akker op voorstel van hamminga uitdrukkelijk af voortaan eventuele twijfels of negatieve opinies over elkaar eerst met elkaar te bespreken alvorens ze in omloop te brengen. Deze afspraak werd evenwel ogenblikkelijk geschonden, zie NR 28:

NR28. Maart 1997: Secretaris van de Faculteit van den Akker begeleidt dames van het secretariaat bij vervaardigen van een e-mail aan hamminga waar de suggestie vanuit gaat dat er sprake zou zijn geweest van ongewenste intimiteiten. Na inschakeling van de vertrouwensvrouw voor ongewenste intimiteiten door hamminga eindigen maandenlange tevergeefse pogingen om met de dames op meer dan incidentele en individuele wijze in gesprek te raken (waarbij de dames naar achteraf bleek tot hun eigen verlegenheid voortdurend waren begeleid door van den Akker) na overleg met het College van Bestuur (<970300>) met een excuusbrief (<971016>) van van den Akker. Een gesprek heeft nooit plaatsgevonden.

In reactie hierop entameert van den Akker onmiddellijk een functioneringsgesprek tussen hamminga en zijn overeenstemmingshoogleraar Derksen. Deze vult een functioneringsformulier in (970313) met o.a. het ironische "leest boeken" in de activiteitenlijst, en "minder agressie gewenst", "ruzie met secretaris faculteit bijgelegd", en met onder de kop "gemaakte afspraken" : "conflictvermijding (in elk geval door medewerker)". Derksen eist dat hamminga prompt tekent. hamminga doet dat maar, om zonder verdere irritatie te wekken tijd te winnen voor onderzoek naar de toedracht tot dit opmerkelijke gebeuren.

NR29. Augustus 1997: Een voor iedere leek zonder toelichting zichtbaar verminkte ongefiatteerde opgavenlijst (<970927>) komt via het secretariaat van de faculteit op de tentamentafels van een groot aantal studenten terecht. De fout was gemaakt door een secretaresse die op hamminga's eerdere vraag de door haar gemaakte file van het concept te mogen corrigeren had geantwoord dat deze dat al gedaan had en dat het al uit was. Toen het op de bewuste tentamendag telefoontjes begon te regenen werd hamminga beschuldigd niet goed te hebben nagekeken, er werd niet met hem gesproken, een klacht wordt ingediend bij het college van bestuur luidende: onterechte beschuldigingen gepresenteerd in een onheuse bejegening. Het college doet uitspraak in een barok en suggestief vonnis (<971030, 971223>): "wij kunnen op grond van de verklaringen niet uitsluiten, maar evenmin als vaststaand aannemen dat U hierbij over de schreef bent gegaan". Om dit suggestieve vonnis op het niveau van het college van bestuur was het duidelijk te doen. Intern in de faculteit was voordien geen enkele poging gedaan de kennelijk bestaande grief bespreekbaar te maken, en ook na het "vonnis", toen hamminga zich voornam de kennelijk bestaande problemen op te lossen, kreeg hamminga daarbij geen enkele steun. hamminga wendde zich tot gebruikte vertrouwenspersoon Backx, die oveduidelijk van goede wil was, om hem met klaagster in gesprek te brengen, maar nadat dat een jaar lang niets opleverde zijn deze pogingen gestaakt.

NR30. December 1997: Een mineure onvolkomenheid in de organisatie van hamminga’s onderwijs tijdens diens afwezigheid in verband met een verblijf in Uganda voor VFonderzoek, een van een soort zoals hamminga die in het verleden menigmaal zonder klagen voor anderen heeft verholpen, wordt aangegrepen als aanleiding voor suggesties van nalatigheid, slordigheid en eigenmachtig handelen: hamminga ontvangt een brief met ernstig berispende tekst van Prof. Derksen (<KUB produktie 15 dd. 971205>), en even later blijkt zelfs de Decaan Prof. Cobben door van den Akker en Prof. Derksen te zijn overgehaald om zonder wederhoor een brief aan hamminga te schrijven waarin terzake van hamminga’s VF-onderzoek in Afrika de term "ontoelaatbaar" bezigt (<KUB produktie 16 dd. 971218>), met de toevoeging: "Ambtshalve is een kopie van dit schrijven gezonden aan het College van Bestuur". hamminga, zelf acht jaar lang voor de vakgroep verantwoordelijk voor onderzoeksreizen en dus bij uitstek deskundig, was zich niet bewust enig gebruik of regel in de faculteit te hebben geschonden. Dat had hij ook niet. Hij slaagt er niet in daarover met wederpartij tot een open gedachtenwisseling te komen. Later stuurt het college van bestuur zonder wederhoor een brief aan hamminga waarin het schrijft de mening van decaan Prof. Cobben te delen (<KUB produktie 19 dd. 980330>).

NR31. Februari 1998: Als er twee nieuwe colleges door de sectie Algemene Kennis en Wetenschapsleer blijken te moeten worden gegeven is sectievoorzitter Prof. Derksen ter vergadering van de sectie wetenschapsfilosofie van mening, in afwijking van het standpunt op dat moment van de verantwoordelijke onderwijscoördinator Prof. Berns dat hamminga die colleges beide moet gaan geven omdat "in de wandelgangen is te horen" dat hamminga "weinig te doen heeft". hamminga is bereid één extra college op zich te nemen, is weliswaar van mening dat hij ook best een tweede kan doen, doch dat dat evenzeer voor alle anderen geldt, en dat Prof. Derksen beter dat tweede college kan gaan geven om diens integratie in de faculteit, in overeenstemming met zijn kosten, te bevorderen. hamminga heeft in deze sectievergadering een minderheidsstandpunt Het overleg over dit probleem tot aan de vakgroepbeslissing dd. 980604 verloopt uiterst onbehoorlijk, daarover heeft hamminga ten behoeve van het beoordelingsgesprek nauwkeurig schriftelijk gerapporteerd (<980529g>, oorspronkelijk een bijlage bij het formulier dat hamminga ten behoeve van het beoordelingsgesprek diende in te leveren). Die rapportage werd in dat beoordelingsgesprek geheel genegeerd.

NR32. Maart 1998: Als hamminga Prof. Derksen ervoor waarschuwt dat deze naar zijn inschatting in een onaangename situatie terecht kan komen als hij zijn ten onrechte berispende brief aan hamminga in Afrika niet kwalificeert, een daad van collegialiteit!, wordt dit opzettelijk in een officieel schrijven cc. College van Bestuur geïnterpreteerd als een "dreigbrief" (<KUB produktie 18 dd. 980319>). Het college van bestuur schaart zich zonder wederhoor in een brief achter dit standpunt, hoewel de term "dreigbrief" wordt vervangen door "vorm van communicatie" (<980512>). Thans, in de ontslagaanvraag, is men weer teruggekeerd naar de aanduiding "dreigbrief" (ZIE NR126.).

NR33. 21 april 1998 Letterlijk aan de vooravond van een dag waarop men hamminga onder druk wil zetten zijn bezwaren tegen het tweede extra college niet op de vakgroepvergadering ter verdeling van de onderwijstaken naar voren te brengen wijst van den Akker al hamminga’s routineaanvragen voor reis- en verblijfskosten, die van den Akker de afgelopen maanden had aangehouden, af. hamminga zou zich, zo luidt het op die gedenkwaardige vooravond van een gedenkwaardige dag die over iets onderwijs zou gaan, niet houden aan zijn onderzoeksopdracht. Met name hamminga's onderzoek in Uganda zou niet "wetenschapsfilosofisch relevant" zijn (<990227, 000302>). Bij die suggesties neemt de secretaris van de faculteit, de heer M.A.M. van den Akker een prominente rol. Hij maakt er uitgebreid gebruik van in een latere brief (<990119>) rond de onreglementaire beoordeling: "Uitgangspunt bij de beoordeling is het takenpakket waarvoor de betrokken medewerker in dienst is genomen. Tegen de achtergrond daarvan worden de feitelijk verrichte werkzaamheden beoordeeld. Inzoverre tussen het functionele takenpakket en de feitelijke werkzaamheden speling aanwezig is, kan daardoor worden bezien of de feitelijke werkzaamheden bijvoorbeeld door een te individualistische invulling te ver van de functie zijn afgebogen". De heer van den Akker heeft geen enkele filosofische scholing (en als hij hier binnen zijn eigen "takenpakket" was gebleven had hij die ook niet gemist).

NR34. Prof. Dr. Th. A.F. Kuipers heeft echter verklaard (<000207a>) dat hamminga's Afrika onderzoek wel degelijk wetenschapsfilosofisch relevant is. Prof. Kuipers is de wetenschapsfilosoof met de grootste internationale reputatie in Nederland (<000207b>). Prof. A. Dalfovo, decaan van de Faculteit Wijsbegeerte van de Makarere Universiteit, Kampala, Uganda, heeft hetzelfde verklaard (<991119>). De Nederlandse Vereniging voor Wetenschapsfilosofie heeft hamminga uitgenodigd (<000508>) voor een lezing over het onderwerp op een van de wetenschappelijke bijeenkomsten. Het internationaal befaamde wetenschapsfilosofische toptijdschrift Poznan Studies in the Philosophy of Science heeft concept artikelen van hamminga's Afrika onderzoek positief beoordeeld en hamminga uitgenodigd als redacteur auteurs bijeen te brengen voor een speciale aflevering van het tijdschrift over deze derhalve door de wereldtop van het vakgebied wel degelijk wetenschapsfilosofisch geachte thema's (<000514>). Inmiddels heeft zich een aantal contribuanten uit de internationale top van de wetenschapsfilosofie gemeld, waaronder Prof. Kwame Anthony Appiah van Harvard en Prof. L. Nowak, hoofredacteur van Poznan Studies in the Philosophy of Science.

Maar Prof. Derksen, op dit stuk enig adviseur, bij expliciete uitsluiting (ZIE NR55.) van iedere andere deskundige, van de leiding van de KUB, vindt dat de wetenschapsfilosofische relevantie niet duidelijk is en is daar met geen mogelijkheid, ook niet na al deze heuglijke ontwikkelingen met betrekking tot hamminga's Afrika-onderzoek sinds hij zijn oorspronkelijk oordeel velde, meer af te brengen. Het is een prestigeslag geworden.

IN DE ONREGLEMENTAIRE BEOORDELING:

NR35. Juni 1998. Nu vindt men de tijd gekomen voor een beoordeling. Daarbij wordt zowel hamminga's onderzoek als zijn onderwijs extreem negatief beoordeeld. Dit oordeel was in weerwil van het beoordelingsreglement na schorsing en vóór het vervolg van het beoordelingsgesprek wegens gerezen meningsverschillen opgetekend op een officieel beoordelingsformulier van de KUB (KUB produktie 34 dd. 980619) en naar hamminga tere tekening voor gezien opgestuurd.

hamminga roept rechtshulp in. De advokaat krijgt dan tot verrassing van hamminga te horen dat het geen definitieve beoordeling had betroffen! (<980710>)

Het toenmalige beoordelingsreglement <FEBO> kende geen voorlopige beoordelingen, en a fortiori geen voorlopige beoordelingen die zonder dat het voorlopige karakter wordt vermeld aan de beoordeelde ter tekening voor gezien worden toegezonden. De vraag is dan ook hoe KUB het formulier had geduid als hamminga niet naar een advokaat was gegaan maar, zoals KUB vroeg, had getekend. Als KUB vervolgens had gesteld dat het een wel degelijk beoordeling was geweest, zoals immers al op het schutblad stond (<980619a>), dan had hamminga geheel niets gehad om dat te kunnen ontkennen, ja hij had het zelfs niet eens geweten. Er had geen haan naar gekraaid. Vóór duidelijkheid over de "voorlopigheid" werd geboden was ook al een aanmaning tot tekenen voor gezien naar hamminga verzonden (<980702>)

NA DE ONREGLEMENTAIRE BEOORDELING:

NR36. Het faculteitsbestuur beschuldigt hamminga in een schrijven (<KUB produktie 35 dd. 980623>) van een persoonlijke aanval (<KUB produktie 34 dd. 980619>) op de voorzitter van een commissie, dit in verband met hamminga's kritiek op de ontwikkeling aldaar en de wijze van gebruik van een model voor het meten van onderzoeksprestatie. hamminga legt uit dat hij dit misverstand niet gewekt kan hebben (<980702>) (ZIE NR138.).

NR37. In een conclusie van antwoord bij de kantonrechter wordt namens de werkgever gesteld dat hamminga's expliciet schrijven dat het beoordelingsgesprek is geschorst en daarna niet meer is voortgezet onwaar is (<990702>). Dit wordt bij de zitting door de werkgever mondeling herhaald (zie aantekeningen door kantonrechter van comparitie (<990913>), transscriptie (<990913>)). Voor die schorsingsdiscussie zie sectie V.

NR38. Tevens worden in de conclusie van antwoord (<990702>) de resultaten van de campagne van suggesties door het College van Bestuur van de Katholieke Universiteit Brabant benut om de noodzaak van de beoordeling aannemelijk te maken: "Bovendien werd de leiding al gedurende enige tijd geconfronteerd met incidenten".

NR39. 29 september 1998: hamminga ontvangt een brief van overeenstemmingshoogleraar Derksen waarin geschreven wordt over oncollegiaal gedrag, lastig vallen van collega's met onjuiste informatie, een voorstel doen dat er alle schijn van heeft dat [Dr. H. de Recht] een publicatie onthouden wordt (<980929>).

NR40. 9 december 1998 In een poging de emotionele problemen tussen hem en zijn overeenstemmingshoogleraar te doorbreken stelde hamminga eerder aan Prof. Derksen en diens protégé dr. Herman de Regt voor om de artikelen van een door hen georganiseerde conferentie op te werken tot het niveau waarop het gepubliceerd zou kunnen worden in één van de internationale wetenschapsfilosofische toptijdschriften in de redactie waarvan hamminga zitting heeft. Herman de Regt kwalificeert dit als "ondermijning" van diens onderzoek (<980715). hamminga, geschrokken, verweert zich, en Prof. Derksen schrijft in een brief aan hamminga: "Ik ben meer geneigd waarde te achten aan Herman’s oordeel in dezen" (KUB produktie 28 dd. 981209). Verder schrijft Prof. Derksen daarin nog over fabulaties, waarlijk onbehoorlijk gedrag, en gezanik

NR41. 9 december 1999 Naar aanleiding van het voor het eerst in twintig jaar niet verschijnen van hamminga bij een tentamensurveillancebeurt ontvangt hamminga een zwaar aangezette brief van de directeur van de faculteit waarvan de suggestie van onzorgvuldigheid c.q. nalatigheid uitgaat (<991209>). Als hamminga terugschrijft waarom daar geen sprake van is (<KUB bijlage 10 dd. 991217>) valt wederpartij stil, maar de suggestie wordt niet ingetrokken. hamminga tracht nogmaals in gesprek te raken (<KUB productie 37 dd.000403>), maar op dat schrijven wordt geheel niet gereageerd.

NR42. 31 Mei 2000 hamminga is inmiddels overspannen geworden. De bedrijfsarts meldt hamminga dat hem berichten hebben bereikt van de heer van den Akker dat hamminga vragen heeft beantwoord in het IKON TV programma Babylon (hetgeen juist is, maar het was eerder opgenomen), en dat hij actief zou zijn in de Nederlandse Vereniging voor Wetenschapsfilosofie (hetgeen onjuist is), daarmee evident de suggestie wekkend dat hamminga zijn overspannenheid simuleert. hamminga informeerde KUB daar later in overleg met de bedrijfsarts over (<001011>) ZIE NR123. KUB stelt nu niets ontvangen te hebben (KUB verzoekschrift tekstnummer 14). De houding van de bedrijfsarts was na deze suggesties duidelijk anders dan bij de voorgaande consulten. Hij voelde zich absoluut niet meer op zijn gemak bij het nemen van zijn beslissingen.

NR43. 4 oktober 2000, Psychologe Mevr. van Dieten van revalidatiecentrum De Gezonde Zaak in Tilburg, die hamminga over zijn overspannenheid heen te helpt stelt hamminga voorzichtig wat vragen die na een tijdje als achtergrond blijken te hebben dat de bedrijfsarts erover was geïnformeerd dat hamminga in de collegezaal vaak boos werd op de studenten en dan op de tafel zou gaan slaan. Na analyse van de herkomst van dit gerucht (van den Akker) is deze kwestie natuurlijk verder terzijde gelegd.

NR44. In het verzoekschrift stelt KUB dat hamminga vertrouwelijke KUB stukken zou hebben gepubliceerd op een web site (voor de reaktie van hamminga zie NR148).

NR45. In de inleiding het verzoekschrift wordt een nieuw suggestief beeld van hamminga geschapen, dat van iemand die zich niet kan aanpassen aan de veranderende omgeving an een universiteit met "effectieve sturing" (voor hamminga's reactie zie NR116).

SLOT

NR46. Geen van de suggesties in deze campagne heeft een ook maar enigszins begrijpelijke relatie tot enige waarheid. Voorzover concreet zijn ze duidelijk weerlegd, voorzover vaag zouden zij op zijn minst dienen te worden gespecificeerd zodat zij voor weerlegging vatbaar worden, en anders ingetrokken. Een grondig intern onderzoek naar de toedracht tot dit geruchtenbacchanaal lijkt aangewezen, hamminga heeft daar op aangedrongen, maar in plaats daarvan kwam een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met hamminga.

IV. FASE 2: ONTHOUDEN VAN KOSTENVERGOEDINGEN ALS DRUKMIDDEL

NR47. Sectie IV strekt tot bewijs dat de plotse algehele afwijzingen sinds eind 1997 van alle vergoedingen voor onderzoekskosten van hamminga door de Faculteit Wijsbegeerte van de KUB, in fase 2 op weg naar het indienen van dit verzoekschrift, niet zijn geschied op grond van wetenschappelijke criteria van een universitaire instelling maar zijn gebruikt als drukmiddel.

ARGUMENTEN VOOR AFWIJZING KOSTENVERGOEDINGEN

NR48. Het advies van overeenstemmingshoogleraar Derksen waarop de afwijzing van de kostenvergoedingen voor het Afrika-onderzoek volledig en uitsluitend (ZIE NR55.) is gebaseerd luidt dat er geen sprake is van relevantie voor de wetenschapsfilosofie (<990227, 000302>).

NR49. Het gebruikte criterium is niet van gelding voor de opdracht van hamminga, want die luidt: "Wetenschapstheorie en methodologie i.h.b. m.b.t. het economisch wetenschapsgebied" (<940705>). (Overigens is ook de taak van de betrokken overeenstemmingshoogleraar geen wetenschapsfilosofie doch: algemene kennis en wetenschapsleer (<000507>), hetgeen een veel bredere strekking heeft.)

 

NR50. Bovendien is dit verkeerde criterium ook nog onjuist toegepast aangezien er in het geval van het betwiste onderzoek wel sprake is van wetenschapsfilosofische relevantie. Dit staaft hamminga met

 

VERZOEK TOT INDIENING VAN BEZWAAR AFGEWEZEN

NR51. hamminga heeft bezwaar aangetekend, eerst bij de voorzitter van het faculteitsbestuur (<980512>) toen bij de secretaris (<990129a, 990129b, 990129c, 990129d>), vervolgens bij de personeelsfunctionaris (<990224>), die schreef te hebben teruggeleid naar de secretaris van de faculteit. De secretaris liet evenwel niets meer van zich horen. Daarop schreef hamminga het hoofd personeelszaken (<990507>), die opnieuw terugleidde naar de secretaris van de faculteit, die daarop eindelijk na anderhalve maand reageerde (<990611>). We zijn dan inmiddels een jaar en een maand verder. De secretaris betoogt dan met name dat hamminga zijn bezwaar "zoals algemeen bekend" tijdig kenbaar had moeten maken aan het College van Bestuur, en dat zijn bezwaren aan faculteitsbestuur, personeelsfunctionaris, hoofd personeelszaken en secretaris dus allemaal fout geadresseerd zijn geweest. Tegen die lezing verzet hamminga zich met kracht van argumenten cc. College van Bestuur (<990628>). Op die cc. reageert het college door op de beperktheid van het mandaat van de secretaris te wijzen: men steunt het argument van de secretaris dat fout is geadresseerd en dat derhalve de besluiten onaantastbaar zijn geworden (<990705>).

NR52. Ondanks duidelijke weergave van deze gang van zaken bij de kantonrechter schrijft deze in zijn vonnis (<000405>) over de reiskosten: "waarna de aanvraag voor wat betreft de Ugandareizen ruim van tevoren is afgewezen zonder dat hamminga daartegen is opgekomen" (curs. niet in origineel), en, ook in (<000405>): "Anders dan hamminga wellicht (sic!) meent kan aan het bestaan van een interne bezwaarprocedure betekenis niet worden ontzegd".

NR53. Over dit precieze punt schrijft de rechtbank van Breda bij vonnis in hoger beroep anders (<010116>): "Naar het oordeel van de rechtbank heeft de KUB in de persoon van de heer van den Akker …..onzorgvuldig jegens hamminga gehandeld….".

NR54. Aldus geweerd van een bezwaarprocedure dient hamminga zijn daaropvolgende verzoek tot beroep (tegen de afwijzing Uganda 9908, zie tabel 000202) bij wijze van proef op identieke wijze in. Dit om te zien of men de formele stelling van "onjuiste" adressering opnieuw zou durven te betrekken. Dat blijkt niet het geval. Nu wordt wel het indienen van een bezwaarschrift toegestaan!

BEZWAAR AFGEWEZEN

NR55. hamminga had tevoren gevraagd aan de voorzitter van de bezwaarcommissie van welk type deskundigen men het liefst een verklaring wilde zien. Daarop werd niet gereageerd. hamminga's vraag kwam ook ter zitting niet aan de orde zodat deze zelf aan het eind van de zitting zijn vraag moest herhalen. De voorzitter zei daarop letterlijk: "Wij gaan er vanuit dat u dergelijke verklaringen kunt produceren".

Aan het uiteindelijk advies van de beroepscommissie bleek echter ten grondslag dat het oordeel van de overeenstemmingshoogleraar Derksen ten aanzien van wetenschapsfilosofische relevantie bepalend is met uitsluiting van andere, eventueel externe deskundigen op het vakgebied. Men stelt (<000127>): "van dergelijke door een belanghebbende aangedragen externe documenten kan de draagwijdte niet zonder meer worden beoordeeld, zodat zij buiten beschouwing moeten blijven". Voor een moderne universitaire instelling is dit nationaal en internationaal uiterst ongebruikelijk: externe deskundigen (getuige de landelijke visitaties van faculteiten in Nederland door commissies van externe deskundigen) worden in de universitaire wereld juist als minder belanghebbend geoordeeld. Op redacteuren van internationale tijdschriften verlaat men zich, zelfs in de KUB, waar het gaat om de beoordeling van de kwaliteit van het wetenschappelijk werk van stafleden: wie publiceert, en dat hangt van dergelijke redacteuren af, krijgt daarvoor formele waardering.

Het College van Bestuur stelt zich zonder verdere argumentatie achter het advies en beslist afwijzend op het beroep.

DE FACTO GEEN VERBAND TUSSEN AFWIJZINGEN EN DE FORMELE GROND ERVAN TE WETEN: GEEN WETENSCHAPSFILOSOFISCHE RELEVANTIE

Historisch overzicht toekenningen

NR56. De tabel (000202) strekt tot bewijs dat in de praktijk van de beoordeling van aanvragen voor reiskostenvergoeding door hamminga in de afgelopen 20 jaar van het dienstverband de wetenschapsfilosofische relevantie geen rol heeft gespeeld. Te zien is hoe van 1980 tot eind 1997 alle aanvragen van hamminga routinematig werden toegewezen. Kolom (12) laat zien dat zes reizen uit die periode geen wetenschapsfilosofisch relevant onderzoek betroffen. Het gaat in die zes gevallen om niet-wetenschapsfilosofische, namelijk sociaal filosofische aspecten van het vakgebied vermeld op de aanstellingsbrief van hamminga.

NR57. Eind 1997 is er een duidelijk breuk: voordien wordt letterlijk alles toegewezen. Na die tijd worden letterlijk alles afgewezen, hoewel het juist dan louter wetenschaps-filosofisch relevant onderzoek betreft.

NR58. Toekenningen geschieden volgens de "Regeling inzake congres/symposium/workshop bezoek en studiereizen van leden van de vakgroep wijsbegeerte" (<971029>). In de Vaste Commissie voor de Wetenschapsbeoefening, waarin hamminga zitting had, was afgesproken dat de secretaris van de de faculteit in geval van twijfels over rechtmatig gebruik van de regeling door een aanvrager advies zou kunnen vragen aan de overeenstemmingshoogleraar. Het ging daar alleen over vermoeden tot misbruik. Op wetenschappelijke twijfels kon deze afspraak niet berusten, aangezien van een secretaris geen enkele filosofische opleiding vereist wordt, en deze dat in dit geval de facto ook geheel niet heeft.

NR59. Sinds eind 1997 heeft de secretaris van de faculteit ineens bij iedere aanvraag van hamminga twijfels. hamminga is dan al eens naar Uganda geweest (Uganda 9704), niet voor wetenschapsfilosofie. Dat is routinematig betaald. Bij dat bezoek ontdekt hamminga de mogelijkheid voor wetenschapsfilosofisch relevant onderzoek. Daarvoor gaat hij terug naar Uganda (9711). Nu heeft de secretaris twijfels! De overeenstemmingshoogleraar adviseert echter positief. Bij de volgende reis (Uganda 9807), met identiek doel, gaat de overeenstemmingshoogleraar, ondanks het feit dat hij van dat identiek zijn op de hoogte is gesteld, negatief adviseren. Echter niet op grond van misbruik, maar op grond van wetenschappelijke argumenten.

Maar toetsing op dergelijke wetenschappelijke criteria kunnen krachtens de regeling nimmer een reden zijn voor voorlegging aan de overeenstemmingshoogleraar aangezien die "moverende redenen" afkomstig zijn van een niet wetenschappelijke functionaris: van den Akker. Deze kan natuurlijk niet hier wel en daar geen "wetenschappelijke" twijfels hebben. De regeling is dus niet toegepast zoals dat hoort.

Duister Afrika: het ontstaan van een strijdhouding

NR60. Op grond van bovenstaande is hamminga van mening dat in deze zaak niet alleen aandacht mag zijn voor de argumenten, hoe ondeugdelijk ook, waarachter wederpartij zich verschanst, maar ook voor de werkelijke kwestie: als aantoonbaar niet verband houdende met een plotseling verlies van wetenschapsfilosofische relevantie, vanwaar dan wel deze overgang eind 1997-begin 1998 van strikt positieve naar strikte negatieve beslissingen over het reizen?

NR61. Afrika. Een duister continent, dat in de Nederlandse katholieke kringen fungeert als object voor liefderijke medemenselijkheid. hamminga ging er echter heen als wetenschapsfilosoof om te onderzoeken hoe Afrikanen met kennis omgaan, waarin dat verschilt met de Westerse omgangsvorm met kennis zoals die in de Westerse wetenschapsfilosofie is geboekstaafd, en wat van de verschillen kan worden geleerd. Dat is niet de welbekende katholieke charitatieve activiteit, maar een poging om van Afrikanen te leren, en valt aldus buiten het Brabantse universiteitsdiscours. Als een Afrikaan naar Brabant komt om kennis te nemen van Westerse opvattingen over kennis en kennisverwerving dan mag dat vanuit het KUB discours gerust wetenschapsfilosofie heten. Als hamminga echter naar Afrika gaat om, omgekeerd, kennis te nemen van de opvattingen over kennis en kennisverwerving aldaar, dan schrijft Professor Derksen over diens onderzoeksbeschrijving: "het stuk is in zeer algemene zin interessant zonder dat de wetenschapsfilosofische relevantie duidelijk wordt", en "aangezien ik geen cultureel anthropologische kennis heb zou op dit punt eventueel een cultureel anthropoloog kunnen oordelen" (<990227>). De Afrikaan die voor een dergelijk doel hierheen komt doet wetenschapsfilosofie, maar de blanke die voor hetzelfde naar Afrika gaat doet "culturele anthropologie". Ziedaar het standpunt van de wetenschappelijk adviseur -bij expliciete uitsluiting van ieder ander (ZIE NR55)- van de KUB op dit stuk, die het Afrika onderzoek afwees wegens gebrek aan "wetenschapsfilosofische relevantie", Prof. Derksen.

NR62. In de faculteit zoemde intussen rond dat hamminga de laatste tijd mooi weer aan het spelen was in Afrika en dat Derksen en van den Akker het tijd vonden dat hij maar weer eens serieus aan het werk ging, hetgeen later door mevr. van Rooy, voorzitter van het College van Bestuur ook richting de kantonrechter in geschrifte werd verwoord, zie ZIE NR64.

NR63. Latere pogingen van hamminga wat meer deskundigheid bij het KUB bestuur aan te dragen strandden deerlijk: Derksen was, luidde de bestuurlijke mening, de enige die ambtelijk was aangewezen tot het geven van een wetenschappelijk oordeel, met uitsluiting van van iedere andere deskundige (ZIE NR55.), zelfs in het licht van een wetenschappelijk verschil van mening tussen Derksen en hamminga, een senior wetenschapsfilosofisch onderzoeker die zijn sporen internationaal heeft verdiend.

NR64. December 1997: Een mineure onvolkomenheid in de organisatie van hamminga’s onderwijs tijdens diens afwezigheid in verband met een verblijf in Uganda voor VFonderzoek, een van een soort zoals hamminga die in het verleden menigmaal zonder klagen voor anderen heeft verholpen, wordt aangegrepen als casus belli, hamminga ontvangt een brief met ernstig berispende tekst van de overeenstemmingshoogleraar (<KUB produktie 15 dd. 971205>), en even later blijkt zelfs de Decaan door secretaris en overeenstemmingshoogleraar te zijn overgehaald om zonder wederhoor een brief aan hamminga te schrijven waarin terzake van hamminga’s VF-onderzoek in Afrika de term "ontoelaatbaar" bezigt, (<KUB produktie 16 dd. 971218>), toevoegende "Ambtshalve is een kopie van dit schrijven gezonden aan het College van Bestuur". hamminga, zelf acht jaar lang voor de vakgroep verantwoordelijk voor onderzoeksreizen en dus bij uitstek deskundig, was zich niet bewust enig gebruik of regel in de faculteit te hebben geschonden. Dat had hij ook niet. hamminga doet tevergeefs verwoede pogingen met wederpartij tot een open gedachtenwisseling te komen. Later stuurt het college van bestuur zonder wederhoor een brief aan hamminga waarin het schrijft de mening van decaan te delen. (KUB produktie 19 dd. 980330). Tenslotte verwoordde Mevr. Mr. van Rooy in haar conclusie van antwoord (<990702>) de stemming in bestuurlijke kringen binnen de Faculteit Wijsbegeerte als volgt: "Onduidelijkheid heerste er over de aard en de functionele relevantie van bepaalde bezigheden van hamminga, bijvoorbeeld over zijn activiteiten in Uganda".

Kwestie onderwijsverdeling

NR65. Februari 1998: Als er twee nieuwe colleges door de sectie Algemene Kennis en Wetenschapsleer blijken te moeten worden gegeven is de overeenstemmingshoogleraar van hamminga, tevens voorzitter van de sectie, van mening, in afwijking van het standpunt op dat moment van de verantwoordelijke onderwijscoördinator dat hamminga die colleges beide moet gaan geven omdat "in de wandelgangen is te horen" dat hamminga "weinig te doen heeft". Het overleg over dit probleem tot aan de vakgroepbeslissing dd. 4 juni 1998 verloopt uiterst onbehoorlijk, en dient overduidelijk als afstraffing van hamminga. hamminga heeft een minderheidsstandpunt (<980206>) dat hij aan de beslissende vakgroepvergadering wil voorleggen.

NR66. 22 april 1998 In een vergadering met de overeenstemmingshoogleraar tracht nu het faculteitsbestuur hamminga af te straffen en onder druk te zetten zijn verweer tegen het tweede extra college op te geven. Op die manier tracht men de vakgroep, die formeel op dat punt bevoegd is, en die later ook anders zou beslissen, te omzeilen. Om de kans van slagen van de afstraffingsactie te vergroten had de secretaris de middag tevoren al hamminga’s routineaanvragen voor reis- en verblijfskosten (Parijs 9802, Russische week, Warwick 9804, Uganda 9807), die hij de maanden tevoren in een poging tot machtsverwerving niet had behandeld doch aangehouden, afgewezen (resp. <980421a, 980421b, 980421c en 980421d>).

NR67. Aangezien hamminga zich hierdoor niet liet intimideren blijft men sindsdien consequent al diens aanvragen voor reiskostenvergoeding, of het nu wel of niet over het Afrika-onderzoek ging, afwijzen.

CONCLUSIE OVER WEIGERING VERGOEDING ONDERZOEKSKOSTEN

NR68. De directe aanleiding tot de weigeringen m.b.t. deze onderzoekskosten vormt derhalve een achterlijk vooroordeel over kennis en wetenschap in de Afrikaanse cultuur bij Prof. Derksen.

NR69. Daaruit en uit daaropvolgend gebrek aan zelfvertrouwen bij de leiding onstond een specifieke bestuursgedrag van "de kat in het nauw", waarin de druk op het alle aspecten van de werkrelatie (reiskosten zowel als onderwijsbelasting) werd opgevoerd. Overleg werd gemeden. hamminga ontving nog slechts schriftelijke oekazes. hamminga was zo gedwongen tot schriftelijk bezwaar. Men zocht in door hamminga ingediende bezwaarschriften, verweren en bewijzen niet naar de waarheid maar naar de juiste methode om het vooraf reeds vaststaand eigen standpunt zo sterk mogelijk voor het voetlicht te brengen, waarbij de meest gebruikte techniek is die van het buiten belichting houden van redelijke argumenten van partijen die men voor "tegenstanders", en van onredelijke argumenten en handelingen van partijen die met voor medestanders houdt. Het thans voorliggende verzoekschrift ligt geheel in deze lijn. Thans klaagt KUB in het verzoeksschrift over tijdrovende procedures (ZIE NR150.).

NR70. Hogere bestuursorganen conformeerden zich in ernstige kwesties slaafs aan de lagere en vermeden systematisch wederhoor van hamminga.

NR71. In dit geval van reiskosten leidde het ertoe dat alle vingers terugwezen naar één hoogleraar die heeft geschreven dat in hamminga's Afrika onderzoek de wetenschapsfilosofische relevantie onduidelijk is. Derksen. De mening van deze ene hoogleraar bleef de enige door KUB relevant beschouwde tot in het definitieve besluit op Collegeniveau (ZIE NR53.).

NR72. De behandeling in intern hoger beroep toont eens te meer aan dat interne procedures niet werkten: hamminga trof een gesloten front dat zijn standpunt had bepaald en zich volledig als wederpartij opstelde. Dat is ook begrijpelijk: de leiding van de KUB heeft in gesloten front een samenhangend geheel van aanvechtbare stappen genomen (waaronder als toppunt het schrijven en ter tekening voor gezien toezenden van een zeer negatief oordeel over hamminga's functioneren op een beoordelingsformulier in een schorsing van het beoordelingsgesprek, met daaropvolgende ontkenning dat was geschorst) die duidelijk maken dat men zich tegen hamminga in een prestigeslag voelde. En in het nauw. En zo is het nog steeds.

V. FASE 3: DISCUSSIES ROND EEN WILLENS EN WETENS ONEERLIJK NEGATIEVE BEOORDELING

NR73. Sectie V gaat over de tot op heden fel voortgaande discussie rond een over hamminga in alle opzichten zeer negatieve tekst, in juni 1998 door Prof Derksen neergeschreven op een beoordelingsformulier van de KUB, mede ondertekend door toenmalig decaan Prof. Cobben en personeelsfunctionaris mevr. Hermans, waarvan de achterzijden der pagina's allen zonder uitzondering zijn geparafeerd door een onbekende, sinds verzending ter ondertekening aan hamminga in diens bezit, en ten onrechte door KUB als "beoordeling" beschouwd, en strekt tot bewijs

NR74. Dat werkgever bij de kantonrechter in woord en geschrift, en bij de rechtbank van Breda in geschrifte heeft beweerd dat het beoordelingsgesprek dd. 980618 niet is geschorst

NR75. Dat zulks wel is geschied

NR76. Dat zulks op dat moment wel degelijk bekend was bij werkgever

NR77. Dat een beoordeling (in de zin vant het reglement) derhalve niet voorligt en de vele citaten daaruit in het verzoekschrift van KUB derhalve uit eigen doos zijn.

DE WERKGEVER HEEFT TEN KANTONGERECHTE DUIDELIJK GESTELD DAT NIET IS GESCHORST

NR78. Op 990913 is er een comparitie van partijen kantongerecht Tilburg. Voor ligt een conclusie van antwoord van de voorzitter van het College van Bestuur van de Katholieke Universiteit Brabant Mevr. Mr. van Rooy in een geschil tussen de KUB en hamminga over de vraag of een door KUB functionarissen op een KUB beoordelings-formulier opgetekende en ondertekende tekst (<KUB produktie 34 dd. 980619>) een beoordeling is volgens het geldende reglement.

hamminga meent van niet, ondermeer omdat het beoordelingsgesprek conform het reglement was geschorst, en nimmer meer is voortgezet.

Mr. van Rooy schrijft daar (<990702>, p.4): "Anders dan hamminga stelt is de beoordeling niet geschorst".

Bij de comparitie is namens de KUB aanwezig Mr. F.J.M. van Spaendonck, lid van het College van Bestuur, M.A.M. van den Akker, directeur van de Faculteit Wijsbegeerte en als zodanig verantwoordelijk voor de procedure, Prof. Dr. P.G. Cobben, ten tijde van de beoordeling decaan, voorzitter tijdens het beoordelingsgesprek, en beoordelaar, Prof. Dr. Egide E. Berns, de decaan ten tijde van de comparitie.

Verder verschenen Dr. L. hamminga en zijn raadsman, Mr. W.J.M.van Tongeren.

Behoudens Mr. van Spaendonck en Mr. van Tongeren waren alle ten kantongerechte verschenenen van begin tot eind bij het beoordelingsgesprek aanwezig geweest, hetgeen blijkt uit de tekst op het beoordelingsformulier (<KUB produktie 34 dd. 980619>).

Mondeling herhaalt van Spaendonck ter comparitie dat niet is geschorst, de aanwezigen bij het beoordelingsgesprek, M.A.M. van den Akker, directeur van de Faculteit Wijsbegeerte en als zodanig verantwoordelijk voor de procedure, Prof. Dr. P.G. Cobben, ten tijde van de beoordeling decaan, voorzitter tijdens het beoordelingsgesprek, en beoordelaar, Prof.Dr. Egide E. Berns, de decaan ten tijde van de comparitie, reageren daarop niet (zie aantekeningen door kantonrechter van comparitie (<990913>), transscriptie (<990913>)). In het vonnis dd. 991118 van de kantonrechter (<KUB productie 41 dd. 991126>) wordt bij de weergave van het verweer van de KUB nogmaals geschreven: "….geen aanleiding gevonden tot schorsing over te gaan".

Voorgaande gegevens strekken tot bewijs dat de werkgever ter comparitie aan het kantongerecht in aanwezigheid van drie getuigen bij het beoordelingsgesprek aan haar eigen zijde duidelijk heeft gesteld dat niet is geschorst.

ER IS GESCHORST

NR79. Dat is geschorst kan helaas niet blijken uit notulen van het beoordelingsgesprek. hamminga heeft herhaaldelijk tijdens het gesprek gevraagd om notulering van dingen die werden gezegd. Ook tijdens de beraadslagingen aangaande zijn verzoek tot schorsing. Ook toen de voorzitter de beslissing tot schorsing nam. De personeelsfunctionaris, die notulen maakt, gaf aan dergelijke verzoeken gevolg. hamminga kreeg echter geen notulen. In een brief aan de secretaris van de faculteit (<981014>) vroeg hij om de notulen en kreeg ten antwoord (<981130>): "Volledigheidshalve en ter vermijding van verdere misverstanden merk ik op dat het in uw bezit zijnde beoordelingsformulier de schriftelijke neerslag van de bijeenkomst op 17 juni 1998 betreft, zoals die door de beoordelaars gewenst wordt." Hierop reageerde hamminga (<981203>) als volgt: "met vertrouwensman van Bussel heb ik vóór het beoordelingsgesprek overleg gepleegd. Hij drukte mij op het hart op goede notulering te staan. Op grond van dat advies heb ik herhaaldelijk tijdens het gesprek gewezen op zaken die m.i. in de notulen behoorden. De personeelsfunctionaris heeft notulen gemaakt en ook de dictu waarop ik haar wees telkens opgeschreven. Er zijn dus concept notulen, en die hoor ik te krijgen. Zelf heb ik ook alles opgeschreven, zodat ik reeds over een vrijwel woordelijk verslag beschik, dat ik, bij ontstentenis van goedgekeurde notulen eventueel zal gebruiken om o.a. zo nodig aan te tonen dat het ingevulde op het beoordelingsformulier niet, zoals u stelt, "de schriftelijke neerslag van de bijeenkomst op 17 juni 1998 betreft..". " . Voor deze notulen zie (<980617>)

NR80. Dit weigeren van de notulen bemoeilijkt aanzienlijk de bewijsvoering.

NR81. Aanwezig bij het beoordelingsgesprek waren voor de KUB:

Voor hamminga waren aanwezig als informanten

NR82. Er was een uur gekozen waarop Prof. De Gelder blijkens het algemeen toegankelijke collegerooster niet kon. Zij verscheen even om dat te zeggen en vertrok weer. Prof. De Swart kon tot de schorsing blijven en heeft hamminga daarover een verklaring gezonden (990922). Zijn verklaring luidt als volgt:

"Geachte heer hamminga,

Gaarne bevestig ik dat ik als informant bij het beoordelingsgesprek in de ochtend van 17 juni 1998 kan getuigen dat dit gesprek is geëindigd met een beroep van de beoordeelde op het gestelde in 2.4 van het toenmalige beoordelingsreglement, dat de beoordeelde daarbij letterlijk voorlas: "Eventueel zich aftekenende verschillen van mening, kunnen in een vervolgbespreking (eventueel na raadpleging van nieuwe informanten) worden doorgepraat vóór de beoordeling wordt opgemaakt door de beoordelaar"

Op uw verzoek is door de decaan op advies van de personeelsfunctionaris de bijeenkomst beëindigd en is men uiteen gegaan met de afspraak dat er een vervolgbespreking met nieuwe informanten zou komen vóórdat de beoordeling zou worden opgemaakt.

De decaan stelde na de inwilliging van uw verzoek nog wel voor dat de beoordelaars het beoordelingsformulier vast zouden "invullen", maar deelde op uw vraag mede dat dit "invullen" voor hem iets anders betekende dan "opmaken", in de zin van het toenmalige beoordelingsreglement.

Noch Prof. De Gelder, noch mij, beide informant, is in het gesprek iets gevraagd.

……………"

 

NR83. Het bovenstaande citaat uit de brief van Prof. De Swart kan hamminga zelf geheel en onverkort onderschrijven. Wat de overige getuigen betreft: de heren van den Akker, Berns en Cobben zwegen ten Kantongerechte Tilburg waar mevr. van Rooy in geschrifte de heer van Spaendonck mondeling later bij de comparitie stelden dat niet was geschorst. Mevr. De Gelder moest al aan het begin van het gesprek vertrekken en is dus geen getuige. Nog onbekend is de lezing van de aanwezige personeelsfunctionaris mevr. M.J. Hermans en de beoordelaar Prof. Derksen. De getuigenis wordt bemoeilijkt doordat de KUB in deze tegen hamminga als één blok in nauw overleg opereert, zodat slecht de Swart als neutrale getuige kan worden beschouwd.

Verder bewijs voor de schorsing wordt gevormd door het vervolg van de procedure.

NR84. hamminga ontvangt een ingevuld en door Derksen, Cobben en personeelsfunctionaris Hermans ondertekend beoordelingsformulier (KUB produktie 34 dd. 980619). Hij heeft dat stuk niet voor gezien getekend maar opgeborgen voor de rechter. hamminga acht zich slechts gehouden te tekenen voor gezien als er van een beoordeling sprake is, quod non. Hij begreep wel dat Cobben, Derksen en Hermans, en wellicht ook de onbekende parafant achterzijde het stuk als een beoordeling zagen. Beoordelaars Cobben en Derksen schrijven in het beoordelingsrapport van mening te zijn dat hamminga plots op alle gebieden: onderwijs, onderzoek en collegialiteit, zwaar onder de maat presteert. Daarmee is Cobben de eerste in een rij van zes decanen en Derksen de eerste in een rij van drie overeenstemmingshoogleraren die hamminga, in zijn eenentwintigste dienstjaar, stelselmatig bevorderd, van wetenschappelijk medewerker uiteindelijk tot Universitair Hoofddocent, vele malen door de faculteit genoemd voor hoogleraarsposten, als minder dan excellent beoordeelt

.

NR85. hamminga ontvangt van van den Akker een maning tot tekening voor gezien en retournering per ommegaande van wat daar wordt genoemd de "beoordeling" (<980702>). Van een beoordeling kon op dat moment geen sprake zijn want er was immers sprake van een schorsing van het beoordelingsgesprek, en daarover zegt het beoordelingsreglement (<980612>): "verschillen van mening, kunnen in een vervolgbespreking (eventueel na raadpleging van nieuwe informanten) worden doorgepraat vóór de beoordeling wordt opgemaakt door de beoordelaar". Daarom had hamminga had ook, toen Cobben op 980617 na de schorsing voorstelde het formulier in verband met het vertrek naar het buitenland van Prof. Derksen te gaan invullen, duidelijk naar de status van dat invullen gevraagd en daar van Cobben ook een bevestigend antwoord gekregen op de vraag of "invullen" iets anders was dan "opmaken" in de zin van het reglement. Desondanks had, zo blijkt uit (KUB produktie 34 dd. 980619), Cobben de volgende dag het beoordelingsformulier getekend.

NR86. hamminga roept nu rechtshulp in. van den Akker (<980710>) schrijft hamminga's advokaat iets dat hij voor hamminga tot dusverre volstrekt had verzwegen, zowel bij zijn toezending en verzoek tot tekenen, als bij zijn maning tot tekenen een week later, en wel dit: "Een voortzetting van het gesprek ter afronding van de beoordeling wordt voorzien aan het begin van het volgende academisch jaar". Er was dus wel degelijk geschorst, maar men heeft een handtekening van hamminga onder een beoordelingsformulier willen bemachtigen zonder dat hamminga van het voorlopige karakter van het op dat formulier gestelde op de hoogte was gesteld. Voor hamminga was het, vóór de aap uit de mouw kwam, onmogelijk zoiets te vermoeden, want het reglement (<980612>) kent geen voorlopige beoordelingen.

NR87. van den Akker schrijft hamminga (<980914>) de beoordeling te willen "hervatten", en vraagt om hamminga o.a. nieuwe informanten te noemen, een vraag die alleen gesteld wordt na een schorsing conform FEBO 2.4. hamminga vraagt (<981014>) om verduidelijking. Hij heeft immers al een door beoordelaars, personeelsfunctionaris en een voorshands onbekende parafant ondertekend formulier thuis. hamminga vraagt of dit nu als een reglementaire beoordeling wordt beschouwd of niet.

NR88. Er valt een zeer lange stilte, en wel van zeven weken.

NR89. Dan wordt in een brief van van den Akker (<981130>) bevestigend geantwoord op hamminga’s vraag of het stuk van juni als beoordeling wordt beschouwd, "met dien verstande dat op grond van zekere informatie bijstelling zou kunnen plaatsvinden". hamminga concludeert dat de heer van den Akker inderdaad het geheel onreglementaire fenomeen van een voorlopige beoordeling in de procedure tracht te introduceren.

NR90. van den Akker weigert nogmaals (<981203>) de notulen van het beoordelingsgesprek.

NR91. van den Akker schrijft (<990203>) hamminga dat er in de ogen der beoordelaars wel degelijk een beoordeling is. Wat betreft datgene wat beoordelaars nu gaan doen met de onreglementaire beoordeling van juni schrijft hij dat hamminga een "kennisgeving van het definitieve beoordelingsresultaat" van de zijde der beoordelaars zal bereiken. Maar ook "kennisgeving van het definitieve beoordelingsresultaat" heeft geen basis in het reglement (<980612>).

NR92. Beoordelaars schrijven hamminga (<990211>) er toe over gaan de beoordeling opgemaakt op 980617 "vast te stellen". Men zendt afschrift naar het hoofd personeelszaken. Maar volgens het reglement (<980612>) geschiedt het vaststellen van de beoordeling niet door de beoordelaars maar door personeelszaken. Als er een beoordeling was geweest. Maar die was er niet.

NR93. hamminga schrijft hoofd personeelszaken (<KUB produktie 9 dd. 990220>) van den Hoek vrijwel al hetgeen hierboven is gesteld, dat er in zijn optiek geen beoordeling is, en dat er dus niets is om tegen in beroep te gaan.

NR94. van den Hoek schrijft hamminga (<990226>) dat er wel degelijk sprake is van een beoordeling, die evenwel mogelijk onreglementair is. De positie van van den Hoek is in strijd met elementaire logica: het reglement stelt vast wat een beoordeling is. Als iets niet aan het reglement voldoet dan is het geen beoordeling, en a fortiori geen "onreglementaire beoordeling" (zoals iets vierkants geen cirkel is en a fortiori geen vierkante cirkel).

DE WERKGEVER WIST TEN KANTONGERECHTE DAT GESCHORST WAS

NR95. Bij de vraag of de werkgever in de ontkenning dat geschorst was, wist dat deze stelling in strijd is met de feiten dient zich allereerst vraag aan: wie is de werkgever? Mr. van Rooy, voorzitter van het College van Bestuur, heeft de schorsing in haar Conclusie van Antwoord ontkend (<990702>). Mr. van Spaendonck heeft hem ter comparitie mondeling ontkend (zie aantekeningen door kantonrechter van comparitie (<990913>), transscriptie (<990913>)). Hij had drie getuigen van de schorsing bij zich, M.A.M. van den Akker, directeur van de Faculteit Wijsbegeerte en als zodanig verantwoordelijk voor de procedure, Prof. Dr. P.G. Cobben, ten tijde van de beoordeling decaan, voorzitter tijdens het beoordelingsgesprek, en beoordelaar, Prof. Dr. Egide E. Berns, de decaan ten tijde van de comparitie. Deze getuigen zwegen tijdens de comparitie op het Nantongerecht Tilburg toen van Spaendonck de schorsing ontkende. Prof. Dr. P.G. Cobben heeft de schorsing zelf uitgesproken. De heer M.A.M. van den Akker heeft brieven geschreven (ZIE NR86. ZIE NR87.), die op zich al voldoende bewijs zijn voor de schorsing: Van den Akker schrijft hamminga (<981014>) de beoordeling te willen "hervatten", en vraagt om hamminga o.a. nieuwe informanten te noemen, een vraag die alleen gesteld wordt na een schorsing conform FEBO 2.4.

NR96. De zeer nauwe samenwerking tussen College van Bestuur en de bestuurlijk top van de Faculteit Wijsbegeerte die bestaat waar het gaat om deze beoordelingsprocedure kan, naast dit dossier, op vele andere wijzen worden geillustreerd en aangetoond. Wellicht de meest saillante illustratie is een brief (<000511>) die hamminga, inmiddels ziek, ontving van Mr. G.J.A. van Unnik, rechter te Alkmaar, kennelijk aangezocht door het College van Bestuur voor een behandeling van een bezwaar dat hamminga zou hebben ingediend tegen de beoordeling (quod non), die hamminga meedeelt dat hij heeft vernomen dat "….de verwachting is dat u tot na de zomer arbeidsongeschikt zult zijn", iets dat de bedrijfsarts wijselijk nog niet aan hamminga, die nog niet in de ernst van zijn ziekte had berust, had verteld.

NR97. Wegens deze duidelijk blijkende zeer nauwe samenwerking op dagelijkse basis kan redelijkerwijs niet worden aangenomen dat functionarissen binnen deze groep zaken, laat staan de brieven die de schorsing aantonen, voor elkaar achterhouden.

Derhalve:

De werkgever wist dat geschorst was.

 

SPECTACULAIR VOORTDUREND UITSTEL BIJ DE RECHTBANK VAN BREDA EN DE ALKMAARSE ARRONDISSEMENTS CONNECTIE

NR98. Aangaande wat KUB noemt de "beoordeling" is een dagvaarding van hamminga in hoger beroep uitgegaan in januari 2000. De rechtbank schuift sindsdien het voor KUB inderdaad genante vonnis telkens voor zich uit. KUB trachtte daar eerst gebruik van te maken door te gaan handelen alsof hamminga een beroep tegen een beoordeling had ingediend, quod non, er was geen beoordeling. Rechters van het arrondissement Alkmaar onder leiding van Mr. G.J.A. van Unnik leenden zich tot het nemen van zitting in deze contrafactische bezwaarcommissie onder aegis van KUB. Men hoopte aldus een beoordeling te kunnen vaststellen om in Breda de daar reeds gemaakte niet-ontvankelijheidsclaim (dat hamminga zich slechts verweert omdat het hem niet bevalt wat er, naar de mening van KUB overigens geheel correct, geschreven is) zodanig te versterken dat de rechter hem zonder al te veel scrupules zou kunnen honoreren. De KUB liegerij zou dan onder tafel kunnen blijven.

NR99. Tegelijk entameerde men in de faculteit zelf een nieuwe beoordeling van hamminga over een volgende periode.

NR100. hamminga was in het kader van de rivaliteit inmiddels ook zwaar bovengemiddeld belast door toevoeging van twee nieuwe onderwijs. Nieuwe cursussen zijn extreem tijdrovend.

NR101. Dat werd zelfs hamminga, die zich in aanvang nog overschatte en dacht dat hij dat allemaal wel tegelijk aankon, na enkele weken te veel. Hij werd overspannen en het zou een jaar duren voor hij er weer bovenop was. Voor verwijtbaarheid KUB zie verder ZIE NR17 .

NR102. Thuis ziek kreeg hamminga vrij snel post (<000511>), en, nadat hij deze ongeopend op zijn KUBstapel had gelegd, nog telefoon van een Alkmaarse rechter, die echter heel goed bleek te weten dat hamminga ziek was en zelfs dat het nog wel eens lang zou kunnen duren voor hamminga weer beter zou zijn. Dit had de bedrijfsarts kennelijk aan van den Akker verteld, en zo was het bericht weer in Alkmaar terecht gekomen. Omdat hamminga erg gehecht is aan zijn werk, en het nieuws dat zijn ziekte waarschijnlijk niet van korte duur zou zijn op zich een klap voor hem werd geacht, had de bedrijfsarts besloten een paar weken met die tijding aan hamminga te wachten. Zo kwam het dat hamminga het laatste nieuws over zijn gezondheidstoestand uit Alkmaar vernam.

Vaderlijk sprak de rechter over de telefoon dat het niet verstandig was zo'n zaak te laten slepen, of hamminga niet mee kon doen aan de procedure. hamminga begreep de bedoeling uitstekend doch hield zich op de vlakte: hij vertelde er zelf op dit moment niet mee bezig te willen zijn en dat hij er een advokaat voor had. De Alkmaarse rechters hebben vervolgens op een of andere wijze het adres van hamminga's advokaat gevonden en deze opgebeld om te vragen of hij niet voor hamminga kon optreden. Dat kon hamminga's advokaat natuurlijk niet. Nog wat later werd bij de zieke hamminga per telefoon nog een vierde Alkmaarse avonturistische poging gewaagd. hamminga heeft in gezondheid nooit zo veel belangstelling van het KUB netwerk.

NR103. hamminga is thans weer beter. Breda blijft het vonnis over de schorsingsleugens voor zich uitschuiven. KUB heeft besloten Alkmaar niet meer uit de la te halen. Men heeft een nieuwe strategie bedacht om onder het Bredase zwaard van Damocles uit te komen: men tracht zich thans van het arbeidscontract met hamminga te ontdoen. Dit oneigenlijke doel verklaart ook de inhoudelijk zwakheid van het onderhavige verzoekschrift.

SLOT

NR104. Een beoordeling conform het reglement lag, alleen al gezien de schorsing en het nimmer voortgezet zijn van het beoordelingsgesprek conform het toen vigerende reglement FEBO (<980612>), niet voor. Ook de andere in deze sectie V aangedragen omstandigheden zijn stuk voor stuk op zich al voldoende voor die conclusie. Derksen heeft eenvoudigweg een mislukte poging gedaan misbruik van de personeelsbeoordelingsprocedure te maken teneinde een willens en wetens ten onrechte negatief (zie Derksens extreem positieve oordeel over hamminga in KUB productie 50) beeld van hamminga's capaciteiten en prestaties te scheppen, ten behoeve van bestuurlijk drukuitoefening en manoeuvres in de richting van een mogelijk ontslagaanvraag (waarop Derksen reeds dreigend zinspeelde in een brief aan hamminga <980929>) . hamminga kan dus a fortiori niet tegen een beoordeling intern bezwaar aantekenen, alhoewel hij duidelijk wil stellen dat de op het formulier aangebrachte tekst zelfs niet eens als een schrille vertekening van zijn functioneren kan gelden. Men heeft getracht de beoordelingprocedure te misbruiken als wapen in een uit de hand gelopen universitaire prestigeslag.

VI. ONTSLAGAANVRAAG IN CONCRETO

PROLEGOMENA

NR105. Bij antwoorden op de ontslagaanvraag in concreto komt hamminga technisch in een lastig parket.

NR106. Allereerst voegt hij daarom ten gerieve van de rechtbank bij een kopie van het KUB-verzoekschrift <010731>, doch met tekstnummers "i" waarvan hij in het onderstaande zal refereren als "KUB i".

NR107. Ten tweede hoopt hij op clementie waar zijn antwoord in eerste instantie onvolledig zal worden gevonden. Het in een juist perspectief brengen van een zeer groot aantal ten behoeve van een ontslagaanvraag bewust in een verkeerd verband gebrachte en tegen beter weten in ondanks eerdere expliciete pogingen tot correctie door hamminga verkeerd geïnterpreteerde citaten van en over hamminga, verwoed door KUB vergaard over een periode van ruim een half decennium, een in intelligentere kringen van de Faculteit Wijsbegeerte wel eens ironisch als "de inquisitie" aangeduide gang van zaken tegen hamminga, vergt meer tekst dan redelijk is om voor een relatief eenvoudige zaak als deze aan een Kantonrechter ter lezing aan te bieden. Wat hamminga thans aanbiedt lijkt hem al belastend genoeg voor de procedure, maar als gezegd, wat moet hij anders met zo'n verzoekschrift?

NR108. hamminga meent in dit antwoord als geheel ruimschoots duidelijk te maken hoe wat KUB een "staalkaart" noemt, tot stand is gekomen. Het begrip "staalkaart", en het afzien van het geven van een blik op het eigenlijke produkt, waarvan dit verzoekschrift dan kennelijk slechts de "staal" is suggereert op onjuridische en in de contekst van een geschil als dit ethisch onaanvaarbare wijze dat "er veel meer is". Als er meer is dan dient dat te worden aangedragen, wordt er niet meer aangedragen dan mag er niet van worden uitgegaan dat er meer is. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor het elders in het schrift wel door KUB gebezigde "opeenstapeling", "kortheidshalve", en "enkele voorbeelden". De dossiervorming is duidelijk noest en langdurig genoeg geweest om ervan uit te kunnen gaan dat het bruikbaarste wel vergaard en in het verzoekschrift opgenomen zal zijn.

NR109. Op iedere latere vraag naar detaillering is hamminga echter gaarne bereid in te gaan.

NR110. hamminga wenst geacht te worden het oneens te zijn met alles wat hij hieronder niet uitdrukkelijk beaamt.

NR111. hamminga konstateert dat er een uitgebreide bloemlezing is van citaten uit zijn correspondentie met allerlei personen en instanties van ruim een half decennium, waarbij het KUB gaat om als onslagrijp beschouwde steltrant. In het algemeen kan men zich afvragen in hoeverre steltrant überhaupt grond voor ontslag kan zijn, in zijn vrije tijd is hamminga af en toe werkgever en ontvangt dan graag van zijn werknemers puntig geformuleerde tekst die de duidelijkheid, ook indien voor hem niet vleiend, niet schuwt.

NR112. hamminga konstateert dat in enkele gevallen naast het citeren van wat hamminga schrijft, de inhoud van het geschrevene door KUB wordt betwist. Daar zal hamminga op de betwisting ingaan. Waar dat niet geschiedt, zal hamminga ervanuit gaat dat KUB het gestelde inhoudelijk inhoudelijk op zich niet betwist, doch zich slechts stoort aan de stijl, die geduid wordt als "aanval" (ZIE NR9), etc. Dit uitgangspunt geldt ook voor niet betwiste stellingen in alle door door KUB geproduceerde teksten van hamminga. Van stijldiscussies ziet hamminga hier af zolang hij daartoe niet uitdrukkelijk wordt uitgenodigd, mede wegens NR111..

NR113. Bij zinsneden waarin KUB over hamminga's uitlatingen schrijft als "(kennelijk) bedoeld", "hamminga meent", "lees", etc. , verwijst hamminga uitdrukkelijk naar zijn werkelijke tekst die nooit "kennelijk" doch altijd letterlijk is bedoeld.

NR114. Bevriende collega's, familie, vrienden en bekenden van hamminga herkennen hem niet in dit KUB-schrift. hamminga ziet er echter vanaf bijvoorbeeld zijn Moeder ten tonele te voeren, die weliswaar -volgens hamminga terecht- van mening is hamminga niet tot werkelijke volwassenheid te hebben kunnen opvoeden, maar haar speels-filosofische zoon absoluut niet in de "aanvaller" van het KUB-schrift (ZIE NR9) herkent.

PER PUNT

NR115. Ad KUB 2 Toch, namens zijn Moeder: hamminga is geboren niet op 1 juli 1957 doch op 1 juli 1951. Het verzoekschrift tot ontbinding betreft dus niet een arbeidsrelatie met de hamminga die er thans op antwoordt. Wellicht verklaart dit alles!

NR116. Ad KUB 5 Over de hier door KUB gedane suggestie dat de huidige leiding van de KUB thans "effectiever stuurt" dan vroegere KUB besturen het volgende. Het wordt door KUB als een gewichtige onderliggende omstandigheid van het verzoekschrift gepresenteerd. hamminga ziet niet waarom KUB het er in het kader van een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met hamminga over wil hebben, want hamminga bemoeit zich immers altijd zo weinig mogelijk met die dingen. Hoe dan ook: KUB wuift zichzelf hier niet slechts wat te veel lof toe. Er is thans zelfs aan de KUB een zorgelijke voortgaande verloedering in de subtop van het ambtelijk apparaat, die de deze goed georkestreerde ambtenarengroep zonder enige eigen inbreng slaafs in alles volgende leiding in zijn greep heeft, ten detrimente van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. De onderhavige ontslagprocedure draagt hiervan de sporen.

Het discours in de facultaire organisatie is vaak soldatesk ("aanval", "alle neuzen dezelfde kant op"), sportief ("punten scoren", Berns verstuurde toen hij doende was zijn telraam te creëren zelfs eens een email naar al zijn collega's filosofen met een citaat van voetbaltrainer Louis van Gaal, wellicht is hier een tweede verband met het "aanvallen"-discours van KUB), feodaal ambtelijk hiërarchisch ("van hogerhand" etc.), kortom men wil alles wel zijn behalve dat waarvoor de belastingbetaler in het levensonderhoud van de stafleden van de faculteit voorziet: filosoof.

Filosofische publicaties worden thans niet meer gelezen doch geteld volgens een puntentelling waar ter waarde van tienduizenden guldens over is vergaderd ("telraam van Berns"). Er zijn zeer felle debatten. Die gaan evenwel al lang niet meer over filosofie, maar over de wegingscoëfficenten waarmee de met een publicatie gescoorde punten worden bepaald, die men voor publicaties van collega's gewoonlijk te hoog, en voor die van zichzelf te laag vindt. Er is een keur van onderzoeksprogramma's in de faculteit, lijvige papieren tijgers die het produkt zijn van een vergadercultuur die zo tijdrovend is dat men aan onderzoek niet meer toekomt. hamminga moest eens tot zijn verbazing in een extern ambtelijk rapport -dat overigens geen hond leest- constateren dat hij uit Derksens programma was gegooid, ten behoeve waarvan van hamminga enkele jaren eerder een vertrek uit een ander Nederlands programma was geëist, hetgeen hij toen eigenlijk niet wilde vanwege het veel hoger wetenschappelijke prestige maar toen zonder een kik te geven voor de vrede had gedaan. Voor aan te vragen onderzoeksprojekten gelden in ellenlange peperdure KUB vergaderingen vastgelegde criteria waaronder een onderzoek werkelijk geheel afgerond moet zijn wil men voldoende gegevens hebben om aan de voorwaarden van de aanvraag te kunnen voldoen. Studentenevaluaties van het filosofie onderwijs zijn meestal slecht. Daar gebeurt gewoonlijk niets mee, tenzij een docent op een enkel punt, niet noodzakelijk met onderwijs verband houdende, wat eigenwijs dreigt te gaan overkomen. Dat wordt het als wapen in stelling gebracht.

hamminga kan zo volmondig beamen dat er wel, zoals het verzoekschrift stelt, een noodzaak is aan de KUB tot effectievere sturing en "verstrakking van de organisatie". Maar met die besturing gaat in de huidige bestuurcultuur alleen maar bergafwaarts - en hollend!

Tot slot, nogmaals: uit zichzelf begint hamminga nooit over deze dingen, ook hier niet. Het stoort hem ook niet dat sommigen aan de KUB een onvruchtbare vergadermaalstroom aanjagen en anderen zich er in mee laten sleuren. Juist daardoor kon hamminga juist al die jaren zo rustig en succesvol met onderwijs en onderzoek in de filosofie bezig zijn. Nu dit echter tot een internationale reputatie heeft geleid is hij mikpunt van jaloezie geworden. Hij hoeft maar een kikje te geven en de ignorante, in vergadertijgerdom weggezakte ex-geleerden beginnen hem luidkeels van arrogantie te beschuldigen. Dat moet ophouden. En dat is helemaal niet moeilijk. Niemand heeft er wat aan.

NR117. Ad KUB 6 hamminga heeft nimmer gesteld "Een onregelmatige beoordeling is geen beoordeling". Voor logische stelvorm van KUB hier ZIE NR113. Voor de werkelijkheid ZIE NR144.

NR118. Ad KUB 7 Erkend zij dat het de heer van den Akker is met wie hamminga het meest te stellen heeft, en die hem ook relatief het meeste "monitoring time" kost. Gelukkig zijn er andere stafleden met hetzelfde probleem zodat de taken wat kunnen worden verdeeld. van den Akkers brief van 23 februari 1996 heeft hamminga niet meer kunnen vinden, maar hij herinnert zich wel vagelijk iets dergelijks. Het speelt verder geen enkele rol, al is het voor de heer van den Akker kennelijk een spannend avontuur geweest.

NR119. Ad KUB 8 Voor wat het militaire "aanvals"-discours van KUB betreft zie boven ZIE NR9. Er was in de faculteit een discussie over de rol van de secretaris van de faculteit. hamminga had zich heel wat ellende kunnen vermijden door de harde waarheid niet te uiten. Maar wat hij schreef was waar en ter zake, en dat wordt hier dan ook door KUB niet betwist.

NR120. Ad KUB 11 Zoals KUB productie 5 laat zien was de klacht van hamminga weloverwogen. Drie dagen later ontvangt hamminga een brief die laat zien dat het College van Bestuur van KUB het standpunt van de heer van den Akker zonder enig eigen oordeel heeft overgenomen als tekst ter ongegrond verklaring van hamminga's klacht. Een schril contrast met de barokke behandeling van de klacht van een medewerkster van van den Akkers secretariaat (ZIE NR124.).

NR121. Ad KUB 12 Voor bezwaar tegen beziging van term "enkele voorbeelden", zie ZIE NR108. Citaten van hamminga: waar en in de niet door KUB meegeleverde contekst ter zake, al heeft ontvanger van de email met de gladiatorengevecht-metafoor niet begrepen dat hamminga zich voor alle duidelijkheid in een zodanig persoonlijke stijl tot hem richtte dat het niet diens bedoeling was daarmee een bijdrage aan de dossiervorming van het Centraal Gezag van de KUB te leveren. KUB vermeldt de naam van de man niet, hamminga zal hem hier dan ook maar niet geven.

NR122. Ad KUB 13 ZIE NR113. Dat is ook hier van toepassing. De brief van van den Akker waar hamminga zich hier in gewraakte stijl over uitlaat wordt door KUB wijselijk niet geproduceerd.

NR123. Ad KUB 14 Verdere mededelingen zijn wel degelijk, en in overleg met de bedrijfsarts, door hamminga gedaan aan van den Akker cc. college van bestuur: "De bedrijfsarts heeft mij bij een van mijn eerste bezoeken verteld van u de mededeling te hebben ontvangen dat ik in een televisieprogramma was opgetreden, dat ik actief was in de Nederlandse Vereniging voor Wetenschapsfilosofie en dat men er in dat licht moeite mee had dat men nu voor mijn werk in de faculteit zelf een vervanger moest gaan zoeken." (<001011>). De suggestie door van den Akker aan de bedrijfsarts van simulatie door hamminga is evident.

NR124. Ad KUB 15 Het lijkt te ver te voeren om de bizarre en barokke discussie in het College van Bestuur van de Katholieke Universiteit Brabant over de ronduit schandalige wijze waarop de heer van den Akker de relatie van hamminga met de dames van het secretariaat heeft verstoord en detail ter behandeling van dit verzoekschrift over te doen. Van den Akker heeft van het CVB zijn excuses moeten aanbieden voor de wijze waarop hij de dames een email liet versturen aan hamminga met de suggestie van ongewenste intimiteiten. In de formulering van zijn excuses saboteerde hij zijn opdracht zoveel mogelijk <971016>. Voor details klik hier. Daarop heeft hij een secretaresse die levensgrote en voor iedereen zichtbare fouten in een tentamenformulier had gemaakt, dit had uitgedaan, en hamminga op zijn latere vraag wanneer hij de eindcontrole kon doen geantwoord dat deze zulks al had gedaan, na boosheid van hamminga (op minimaal 1 meter 75 afstand) naar een vertrouwenspersoon voor ongewenste intimiteiten gestuurd. Deze vertrouwenspersoon heeft haar medegedeeld dat van dit incident met geen mogelijkheid een ongewenste intimiteit gebakken kon worden. Daarop heeft zij zich tot een andere vertrouwensman, de heer Backx, gewend, en medegedeeld dat zij een klacht had over hamminga maar absoluut niet met hem wilde praten. De klacht ging zonder enige bespreking in de faculteit, zonder dat hamminga ergens van wist, naar het CvB. hamminga werd uitgenodigd bij het CvB voor de behandeling van een klacht. De secretaresse in kwestie, schreef het CvB, kon er helaas niet bij zijn. Aangezien hamminga wist dat ze gewoon aan het werk was overlegde hij ten burele van het CvB haar telefoonnummer. Toen zei mevrouw van Rooy dat zij met "niet kunnen", had bedoeld dat ze dat te moeilijk vond. Later heeft Backx op hamminga's verzoek getracht tot een gesprek tussen de secretaresse en hamminga te komen. Dat hield zij een jaar lang met de haar eigen beslistheid af, waarop de poging is gestaakt. Inmiddels heeft zij de KUB verlaten. Zij is allesbehalve een verlegen persoonlijkheid. CvB schreef een plechtig en zeer uitgebreid "vonnis" over hamminga, waaruit KUB nu in het verzoekschrift een zinnetje citeert. hamminga's eigen favoriete zin uit het memorabele en vele pagina's beslaande document is: "wij kunnen op grond van de verklaringen niet uitsluiten, maar evenmin als vaststaand aannemen dat U hierbij over de schreef bent gegaan". Er is op dit stuk van alles te produceren en te bewijzen maar hamminga veronderstelt dit verder zonder tegenbericht buiten de orde.

NR125. Ad KUB 16 Hier komen we dan aan een werkelijk beslissend moment in de opkomende rivaliteit. Kort gezegd: hamminga's onderwijszaken waren tijdens zijn Ugandareis geregeld. Echter binnen de Economische Faculteit was niet bij het Onderwijsbureau bekend dat een tijdens de reis van hamminga gepland college van twee keer drie kwartier wegens het ontbreken van gegadigden was afgelast, en zo kwam men men bij Wijsbegeerte met de vraag hoe dat zou gaan. In plaats van dat men bij Wijsbegeerte hamminga even faxte of belde met de vraag, cq. controleerde of er inschrijvingen waren, werd de zaak aangegrepen als casus belli tegen een hamminga die sowieso naar lokale optiek onder het mom van onderzoek mooi weer zat te spelen in Uganda. De weg via fax naar hamminga werd door de zoals KUB ook zegt, zelden aanwezige Derksen toch gevonden, maar dan voor een buitenproportionele uitbrander die gebaseerd was op een zonder wederhoor voor waar aangenomen hem door anderen gepresenteerde voorstelling van zaken. Enkele dagen later, met Kerstmis, kreeg kreeg hamminga nog een fax, nu een door decaan Cobben ondertekend stuk ambtelijk van den Akker-proza met zo ernstig mogelijk gestelde verwijten. Beslissend voor hamminga's toen gerezen besef dat men nu onverzoenlijk "in de aanval" was gegaan, was dat hier voor het eerst de band van het College van Bestuur werd gezocht: het schrijven van Cobben was verfraaid met de volgende zinsnede: "Ambtshalve is een kopie van dit schrijven gezonden aan het College van Bestuur" (<Zie KUB productie 16>). Op dat moment besefte hamminga dat alle verwijten en geruchten die die hij vanaf dat moment zou negeren een sluipend leven in een dossier zouden gaan leiden. Waarom immers dat soort faxen en brieven naar Afrika? Gesommeerd onmiddellijk thuis te komen werd hij niet! Dan had men hem toch bij terugkeer gewoon kunnen vragen wat er aan de hand was, en dan eventueel zo nodig alsnog kwaad kunnen worden? Het was duidelijk: men was nu werkelijk "cc. CvB" aan de dossiervorming begonnen. Met een informatieprobleem over één college. Van twee keer drie kwartier. Zonder studenten. En dat terwijl hamminga zelf ongelukkige onhandigheden van veel verdergaande strekking menigmaal voor andere stafleden heeft opgevangen.

Dat de in de <KUB productie 16> door KUB aangestreepte data bij de aanvraag verschilden van die van de feitelijke reis is heel gebruikelijk in de faculteit omdat aanvragen ver te voren worden ingediend en slechts over de vergoeding gaan. Over de uiteindelijke periode van de reis kan bij het secretariaat bij vertrek van hamminga geen enkel misverstand hebben bestaan. Hierover is uitgebreid en fel beschuldigd en weerlegd, en na een wekenlange stilte van noest KUB-onderzoek kreeg hamminga te horen dat men de zaak "niet verder" zou "uitspitten". Dit laat KUB hier allemaal onvermeld.

NR126. Ad KUB NR19. : Inderdaad wilde hamminga Prof. Derksen voor een dreiging behoeden. Daarin is hij niet geslaagd: nog steeds berust de negatieve houding van KUB over hamminga's Afrika onderzoek op het oordeel van één deskundige, anderen heeft men bewust niet willen horen. (ZIE NR55). Het resultaat: nu, vier jaar later is het wetenschapsfilosofisch Afrikaonderzoek van hamminga internationaal erkend. Er zal zelfs een speciale aflevering aan worden gewijd van het wetenschapsfilosofische toptijdschrift "Poznan Studies in the Philosophy of Science". Met in ieder geval bijdragen van Prof. Kwame Anthony Appiah van Harvard en Prof. L. Nowak, wereldberoemd wetenschapsfilosoof en hoofdredacteur van deze serie. Het tijdschrift, opgemaakt op de stervende informatiedrager papier (ZIE KUB verzoekschrift  40.) levert, en hamminga zegt dat met groot respect en eerbied, punten op in het telraam van Berns (ZIE KUB verzoekschrift  38). Het onderzoek is dus ook in termen van de allerlaatste Brabantse wijsgerige normen onomstotelijk een voorbeeldige wetenschapsfilosofische prestatie. Prof. Derksen -en dat was het onaangename probleem en de dreiging waar hamminga in zijn kaartschrijven op wilde wijzen- is met zijn oordeel ("hamminga's Afrika-onderzoek is niet wetenschapsfilosofisch relevant") thans de risee van de Nederlandse wetenschapsfilosofische wereld. Binnenkort zal hamminga over het onderwerp spreken voor de Nederlandse Vereniging voor Wetenschapsfilosofie.  

Ambtelijk machtsdenken moet, dat laat dit geval zien, aan een universiteit toch altijd rekening blijven houden met academische kriteria. En wie, als hamminga, een academisch arbeidscontract heeft mag, zeker in een Westers democratisch land, maar ook elders op grond van VN-overeenkomsten en dergelijke, eisen dat academische criteria bij de beoordeling van het functioneren worden gebruikt en hem niet getracht wordt de filosofische mond te snoeren en al helemaal niet met de thans door KUB gebruikte keur van oneigenlijke middelen. Dit principe is hier flagrant met voeten getreden ter wille van ambtelijk "militair", (ZIE NR9) denken in termen van "aanval", en "alle neuzen dezelfde kant op". De dreiging voor Derksen was dat dit uiteindelijk zou terugslaan op hemzelf. hamminga heeft er voor gewaarschuwd. De waarschuwing is in de wind geslagen. In plaats daarvan "sloeg" men "terug" door de introductie van de term "dreigbrief", volstrekt niet op zijn plaats, tenminste als men in een dreigbrief op militaire wijze dreigt zelf iets te zullen gaan doen indien niet aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een dergelijk type brief heeft hamminga wel eens van Derksen ontvangen: "maak het mij niet lastiger om weer positief op onderzoeksreizen te reageren"<971205>, en "Over uw mogelijk verlaten van ons VF programma kan ik U slechts zeggen dat ik begrepen heb dat zo'n vertrek op dit moment alleen mogelijk is als u ontslag neemt"<980929> (ontslag was tot dat moment nergens ooit aan de orde geweest). hamminga heeft daar maar wijselijk geen ophef over gemaakt.


NR127. Ad KUB 24 Dat Prof. Derksen slechts anderhalve dag per week aan de universiteit verbonden is neemt niet weg dat KUB dit voldoende acht om hem als overeenstemmingshoogleraar van hamminga te laten fungeren. Als hij daarin in naar academische criteria aantoonbaar ernstig faalt kan de beperktheid van zijn benoeming misschien voor hemzelf, maar zeker niet voor de KUB als als excuus dienen. Maar ook van Derksen zelf moet toch worden gesteld dat hij ooit eens naar een colloquium van hamminga had moeten gaan. Dan had hij tenminste een eerste indruk gekregen van het Afrika-onderzoek.

NR128. Ad KUB 25 ZIE NR112. Dat is ook hier van toepassing.

NR129. Ad KUB 26 ZIE NR112. Dat is ook hier van toepassing.

NR130. Ad KUB 27 ZIE NR126.

NR131. Ad KUB 29 ZIE NR112. Dat is ook hier van toepassing.

NR132. Ad KUB 30 ZIE NR112. Dat is ook hier van toepassing.

NR133. Ad KUB 31 Wat de KUB frase "kennelijk bedoeld" betreft geldt opnieuw: ZIE NR113. Letterlijk heeft Derksen in dat gesprek slechts één ding aan hamminga gevraagd, namelijk of hij iets met zijn haar had gedaan. hamminga kan onder ede verklaren. Andere getuigen zijn Prof Cobben en mevr. Hermans van personeelszaken.

NR134. Ad KUB 32 Er was geen poging tot publicatie. Er was een intern voorstel aan betrokkenen om een poging te gaan doen. Die publicatie was er dan nu inmiddels geweest. Nu ontbreekt hamminga daar als auteur van één der artikelen na ruim vier jaar nog steeds ieder zicht op. De stof is inmiddels achterhaald.

NR135. Ad KUB 33 Dat men hamminga's herinneringen gecompliceerd acht, is, juist of niet, geen ontslaggrond. Mocht hier sprake zijn van een understatement, dan hoort het niet thuis in een juridisch stuk.

NR136. Ad KUB 35 Prof. Derksen (Algemene Kennis en Wetenschapsleer) was na de hoogleraren Plattel (Sociale Wijsbegeerte) en de Gelder (Algemene Kennis en Wetenschapsleer) hamminga's derde overeenstemmingshoogleraar toen het systeem werd opgeheven en men voor ieder staflid een "functionele" en een "hiërarchische" overenstemmingshoogleraar ging benoemen. Men had toen, zoals men eerder met een ander staflid had gedaan -en toen nog wel buiten het kader van een algemene hervorming!- hamminga aan een andere leerstoel (logica of sociale wijsbegeerte) kunnen koppelen, hetgeen bij hamminga inhoudelijk veel meer voor de hand lag dan in het geval waarin dat eerder in de faculteit was geschied. De beslissing dat niet te doen was reeds geïnspireerd door de als prestigeslag tegen hamminga gevoelde situatie.

NR137. Ad KUB 36 Een interne bezwaarprocedure is toch niet ontworpen om het als ontslaggrond aan te voeren dat een werknemer er gebruik van maakt. hamminga heeft zoals hij altijd doet, na de voor hem en ook voor anderen in de faculteit lastige uitspraak de situatie aanvaard.

NR138. Ad KUB 37 hamminga maakte niets "belachelijk" ZIE NR113. Dat is ook hier van toepassing. Over de "aanvals"-metafoor zie ZIE NR7. Details zie telraam van Berns.

NR139. Ad KUB 40 Hier is NR112 van toepassing.

NR140. Ad KUB 41 Hier is ZIE NR111 van toepassing "Lees": ZIE NR 110 van toepassing.

NR141. Ad KUB 42 Wat "stelselmatig" betreft is hier ZIE NR108 van toepassing. hamminga heeft niet het door KUB hier aan hem toegedichte begrip "stelselmatig" gebruikt. Hij wijst echter op het verschil in stijl en opmaak van de behandeling van een (nimmer als zodanig aan hamminga bekend gemaakte doch slecht in vage bewoordingen telkens anders, ook in het barokke vonnis weer anders, omschreven) klacht van mevr. Van den Hoven tegen hamminga (KUB produktie 14, doch dit is slechts een gedeelte van de indrukwekkende tekst, voor het geheel zie <971223>) en een door hamminga welomschreven klacht tegen de heer van den Akker <KUB produktie 7 dd. 980611>. Ook hier weer: bij beide uitkomsten, die hij beide bij zichzelf als wat stinkerig ervoer, heeft hamminga zich loyaal neergelegd.

NR142. Ad KUB 45 Het was netjes en voorkomend geweest als KUB hier uit eigen beweging had toegevoegd dat hierover in het vonnis van de rechtbank van Breda wordt geschreven dat KUB wel in de persoon van de heer van den Akker onzorgvuldig jegens hamminga had gehandeld <010116>, ZIE NR16.

NR143. Ad KUB 46/47 hamminga hoopte dat er wel degelijk een kans was op een beleidswijziging: immers zijn Afrika-onderzoek is thans internationaal erkend, er zal een speciale editie van het internationale toptijdschrift "Poznan Studies in the Philosophy of Science" aan worden gewijd. Hoogleraren van Harvard en de hoofdredacteur van de serie zelf nemen deel. Daarenboven nog, en natuurlijk veel belangrijker: dit tijdschrift is gecanoniseerd door de Faculteit Wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit Brabant als een goed tijdschrift in het telraam van Berns. Wie er in publiceert krijgt punten van de heer van den Akker. De door Derksen betwistte wetenschapsfilosofische relevantie van het onderzoek staat dus nu in de hele wereld en zelfs intern onomstotelijk vast. Dat KUB "redelijkerwijs geen schijn van kans" ziet op een beleidswijziging laat zien dat KUB zich tot voorbij het absurde heeft ingegraven. KUB hoeft slechts tevoorschijn te komen en alles is opgelost. hamminga is geen militair. hamminga "valt" niet "aan".

NR144. Ad KUB 48 hamminga stelt dat bij de term "onregelmatige beoordeling" subject en predicaat logisch strijdig met elkaar zijn: immers het reglement bepaalt wat een beoordeling is. Als iets niet aan het reglement voldoet dan kan het ipso facto geen beoordeling zijn. Tenzij er een metareglement aan de KUB zou zijn dat zou regelen wat onreglementaire beoordelingen zijn. Gezien de in het verzoekschrift door KUB aangekondigde "verstrakking van de organisatie" zal dat er nog wel eens van komen, maar vooralsnog bestaat aan de KUB niet een dergelijk metareglement en moet iets dus gewoon aan het reglement voldoen om een beoordeling te kunnen zijn.

Voor waar KUB schrijft "hamminga…meent te kunnen bepalen" is ZIE NR113 van toepassing.

NR145. Ad KUB NR.51 Op "vele" ZIE NR108. Dat is hier van toepassing: Inhoudelijk ZIE NR146, ZIE NR147

NR146. Ad KUB 52 Voor "kortheidshalve" ZIE NR108. Dat is hier van toepassing. KUB produceert twee klachtenbrieven over colleges van hamminga, te weten Wetenschapsfilosofie voor Algemene en Bedrijfseconomie voorjaar 2000, en wetenschapsfilosofie voor BIK en Econometrie, voorjaar 2000.

In beide gevallen zijn inderdaad flink wat zaken misgegaan, en het slecht functioneren van docent hamminga speelde daarin naar diens mening een voorname rol.

Over deze problemen is nooit met hamminga is gesproken. Hij kent de details dus slechts uit deze producties en nog enkele brieven die hij, inmiddels thuis (ZIE NR18), van studenten ontving. Hoe de studenten aan het privé-adres van een arbeidongeschikt docent kwamen is hamminga onbekend. Vanuit ziekte heeft hamminga dan toch nog aan betrokkenen geschreven (<000524>). Bij terugkeer van hamminga uit ziekte is hem er niets meer over gevraagd, al realiseert hamminga zich thans na lezing van het verzoekschrift dat Berns er in het voorbijgaan zeer kort aan refereerde toen deze over "verstoorde arbeidsrelatie" begon.

Het onderstaande antwoord van hamminga is dan ook navenant onbekend aan KUB. Het is wat zot om de discussie in het kader van dit verzoekschrift te voeren, als alternatief zou men ook simpelweg kunnen stellen dat dit opnieuw laat zien dat KUB te vroeg is met haar verzoekschrift. Veiligheidshalve kiest hamminga toch voor behandeling.

KUB productie 48 lezende valt hamminga weer op dat Mevr. De Ponti, die hamminga nooit over de kwestie heeft aangesproken, de studenteninformatie zonder wederhoor voldoende vindt om bij de heer van den Akker aan te dringen op, zoals zij schrijft "nadere stappen aangaande de heer hamminga".

In de zomer van 1999 is hamminga niet op vakantie geweest (van den Akker weigerde zijn aldus ingevulde vakantiekaart), omdat hij bezig was met enkele uitstekende Nederlandse informaticadeskundigen een programma ECHELON 2.1 te schrijven waarmee als computerfile aangeboden studentenwerkstukken goeddeels automatisch zouden kunnen worden nagekeken.

In september 1999 werkte ECHELON 2.1 goed genoeg voor een test op de werkvloer. Inmiddels kon Echelon gelijkende inzendingen filteren die onderling zodanig verschilden dat de inzenders, bron en imitator, beiden voldoende kennis van de stof moesten hebben om tot het resultaat te komen. Het systeem was dus waterdicht, behoudens de mogelijkheid, althans bij de eerste inzending, wanneer er nog geen individuele stijlkenmerken per student zijn, dat iemand zijn werkstuk door een ander zou laten maken. Het grote voordeel van deze methode is dat één docent een grote groep studenten regelmatig thuis email-werkstukken kan laten maken. De vragen kunnen dan eenvoudig stofbeheersingsvragen zijn die de student stimuleren wekelijks mee te blijven studeren. In een gesprek met de testgroep (doctoraalstudenten International Business) bleek men enthousiast voor het systeem, en stelde men voor er punten voor te geven. Afgesproken werd twee punten per elk van 3 emailwerkstukken, die op zich door iedereen moesten kunnen worden gehaald die simpelweg de stof bestudeerde. Basiskennis. Iedereen vond dat basiskennis alleen een zes mag zijn, en dat een tentamen dan over de laatste vier punten zou gaan. Het herhalingstentamen zou dan natuurlijk weer gewoon van 1 tot 10 gaan. Het college leverde een unieke evaluatie van studenten op. De onderwijsleiding van International Business schreef aan hamminga: "Mon, 28 Feb 2000, Dear Bert, ...... We have received the evaluation for your course Philosophy of the Economy. This evaluation is very good and we want to take this opportunity to congratulate you with your outstanding evaluation. Remaining sincerely yours. On behalf of the Board of IB, Chris Veld, Board Chairman IB Professor of Finance"

Toegegeven zij dat hamminga in dat semester ook op geen enkele wijze door zijn faculteitsbestuur werd lastiggevallen. Hij kon rustig werken.

Over het daaropvolgende voorjaarssemester, waarin inderdaad van alles mis ging, en in het algemeen, ZIE NR18, reeds is geschreven, startte hamminga vol vertrouwen de twee extra wetenschapsfilosofiecolleges (de de overbelasting vormen die hij na daartoe strekkend faculteitsbesluit loyaal op zich had genomen) waarover de klachtenbrieven door KUB zijn geproduceerd als KUB productie 48 en 49 volgens de procedure die, naar hij dacht, bij International Business de beslissende test met glans had doorstaan.

Maar een belangrijke risicofactor was hamminga ontgaan: het betrof hier jongere studenten. Velen kwamen de eerste colleges niet zodat de het eerste werkstuk al misten en dus bij het tentamen nog maar op een 4 stonden. De discussies over goede en slechte redenen om een werkstuk na de deadline alsnog te mogen doen werd heftig. hamminga honoreerde aantoonbare ziekte en verblijf in het buitenland. Het "Waarom hij wel en ik niet?" was niet van de lucht. En de vragen van het eindtentamen, waarmee ook natuurlijk ook puntenverlies kon worden gecompenseerd, waren in principe voor mensen die voor een hoger cijfer gingen, dus niet mals. Dan was er een groep die de waarschuwing dat men alleen moest werken in de wind sloegen omdat men niet kon geloven dat een docent dat in zijn eentje met een stapel papier van tegen de tientallen centimeters dik kon controleren. ECHELON 2.1 kan echter niet alleen op student, maar ook op vraag en op stijl en woordgelijkenis en zelfs op synoniemengebruik sorteren, haalde elke sequentie van tien of meer woorden die bij twee of meer studenten voorkwam er feilloos uit en presenteerde daarvan rapport met studentenadministratienummer en dergelijke. Ook kopiëren kostte vaak een punt, en wel aan iedereen, zoals tevoren duidelijk mondeling en op de cursuswebsite was aangekondigd, ook aan wie beweerde bron te zijn en slachtoffer van illegaal kopiëren door medestudenten, want brondetectie is niet echt goed mogelijk. Dat was een nieuw probleem. Er werd geschreeuwd van verontwaardiging. Vervolgens dacht men nog dat het systeem met lichte wijzigingen en synoniemen te frustreren zou zijn. Maar ook dat kan ECHELON 2.1 detecteren, het presenteert dan "verdachte" gelijkenissen die door de docent handmatig moeten worden beoordeeld. Studenten met sterk gelijkende teksten werden in de pauze opgeroepen, trachtten uitvluchten te vinden en voelden zich in het gesprek steeds kleiner worden.

De ontkenningen waren niet van de lucht, de frustratie en commotie was groot. Dat het punten zou kosten wist men heel goed, maar men had simpelweg niet verwacht dat één docent zulke enorme pakken van werkstukken helemaal alleen volledig zou kunnen controleren. Studenten verlieten met slaande deuren de collegezaal.

Bij het laatste werkstuk werd alleen nog gekopiëerd door studenten die bij de eerste twee nog op vakantie waren geweest. Het werd rustiger.

Zo eindigde de cursus met heel wat studenten met 4, of zelfs 2 punten. De meesten daarvan dachten: op het eindtentamen zijn 4 punten te verkrijgen. Die haal ik wel. Maar daarbij vergat men dat duidelijk was gezegd dat de tentamenvragen met name voor mensen zouden zijn die boven de zes wilden komen en dus niet mals. Een redelijk normaal percentage van de studenten had toch aan het eind van het semester een zes, en verhoogde dat vaak nog wat door het eindtentamen. Maar de frustratie van de zakkers was groot.

In de commotie vergaten veel van deze jonge studenten dat het er bij een dergelijk college om gaat dat de student kennisneemt van de wetenschapsfilosofie. Toen docent Hammnga daar in de zaal op wees werd hij weggehoond. Jonge studenten, geconditioneerd als zij aan de KUB worden op puntentelling, zijn daar niet in geïnteresseerd.

ECHELON 2.1 is inmiddels (met overigens een na deze schade en schande opgestelde handleiding voor het management van de sociale effecten van het vrijwel feilloze kopiëringsdetectiesysteem) te verkrijgen, inclusief encoder voor €15000 per enkele gebruiker. Ook universitaire campuslicenties zijn mogelijk. Voor nadere informatie: echelon@mindphiles.com

NR147. Ad KUB 53 Door alle intern nog nooit besproken details onder KUB 52 over twee colleges in het bestuurlijk hectische en voor hamminga zo treurig verlopen voorjaar van 2000 (ZIE NR18) moet niet uit het oog worden verloren dat het hier een ontslagaanvraag betreft en dus om de onderwijscapaciteiten van een docent in het algemeen. Reglementaire beoordelingen van hamminga tot nu toe (<810212><820127><830309>)geven daarvoor allen zonder uitzondering C-D. Toen Derksens mening over hamminga in plots omsloeg en hij een in een onreglementaire beweging een B <KUB bijlage 40> op een formulier schreef (en toenmalig decaan Cobben en personeelsfunctionaris Hermans zelfs meetekenden), reageerde Prof. De Swart, reglementair informant bij die procedure als volgt: "er was onvoldoende aanleiding om het onderwijs een onvoldoende te geven: de studentenenquêtes wezen eerder in een andere richting" (990922). Ook de andere informant, Prof. de Gelder had kritiek. van den Akker dupliceerde dd. 981130 botweg als volgt "geeft beoordelaars geen aanleiding de gekozen formuleringen aan te passen". hamminga heeft daar KUB op gewezen, en KUB voert dat op (<KUB productie 26>)

hamminga's evaluaties over zijn de 21 jaren van zijn dienst zijn voor de Economische Faculteit op zijn minst bovengemiddeld. In hamminga's eigen faculteit, Wijsbegeerte, krijgen docenten zelden facultaire gemiddelden onder ogen, omdat het onderwijs bij Wijsbegeerte deze vaak zorgwekkend is, zoals ook uit een rapport van onderwijsvisitatie blijkt.

hamminga hecht er zeer aan bij te houden wat studenten vinden van zijn colleges, hij hecht eraan dat ze het interessant vinden maar, en daar wijkt hij, het zij toegegeven, wat af van de tendens die KUB signaleert tot verstrakking van de organisatie (KUB verzoekschrift NR.5), de docent een klein beetje een beul.

NR148. Ad KUB 54 Er staat inderdaad informatie over de affaire op een server (om niet alles aan de deels regelmatig in het buitenland verkerende steungroep van hamminga als email attachment te hoeven meesturen en regelmatig te kunnen updaten zonder opnieuw te hoeven mailen) maar die is niet publiek toegankelijk. KUB heeft dus op hamminga's server ingebroken.
Er is dus niet gepubliceerd, maar dan toch even terzijde: hamminga, ter wiens privacybescherming de poging tot extreem negatieve beoordeling toch vertrouwelijk is, zou tegen een dergelijke publicatie geen enkel bezwaar hebben, en welke bezwaren kunnen dan nog bij de beoordelaars bestaan en kunnen leiden tot een zo zwaar aangezet punt (KUB verzoekschrift 54). KUB voelt zich, naast het gelieg over de schorsing tegen KR en rechtbank van Breda, kennelijk toch ook inhoudelijk niet zo op zijn gemak over wat men onreglementair aan dat beoordelingsformulier heeft toevertrouwd. Maar is het dan wel een goed idee geweest om er zo uitgebreid uit de citeren in het verzoekschrift? In de recente gesprekken van hamminga met hoofd personeelszaken van den Hoek gaf deze aan van wetenschappelijke kwaliteiten van hamminga uit te gaan (en bood hamminga vagelijk wat financiële hulp aan om van die capaciteit gebruik te maken bij het zoeken van ander werk, want hij moest maar weg). Van hamminga's wetenschappelijke capaciteiten heeft een hoofd personeelszaken natuurlijk geen verstand. Hij moet zich op dat stuk dus geconformeerd hebben aan een zwijgende concensus daarover in de faculteit wijsbegeerte. Maar in de juridische procedure houdt KUB het extreem negatieve oordeel van Derksen over hamminga's onderzoek als "beoordeling" ten behoeve van een niet-ontvankelijkheidsclaim recht overeind! (ZIE NR98)

NR149. Ad KUB 56-59 Het door KUB en door hamminga gestelde is compatibel.

NR150. Ad KUB NR61. Op "representatieve staalkaart" is van toepassing ZIE NR108.

Over het bespreken en beantwoorden van brieven. Er is een ironische paradox gelegen in het feit dat KUB in uitgebreide en voor de belastingbetaler peperdure ambtelijke overlegrondes "ter verstrakking van de organisatie" (zie KUB verzoekschrift 5) langs alle gremia van de universiteit tot de vaststelling van barokke reglementen en procedures komt, deze voortdurend "vernieuwt" en dan vervolgens iemand voor ontslag voordraagt omdat hij zijn bezwaren volgens de aldus door KUB zelf gecreëerde uiterst gecompliceerde procedures indient. NB.: Het is zelfs een keer voorgekomen dat een interne bezwaarprocedure zo gecompliceerd was dat hamminga, toch niet dom, hem niet snel genoeg in kaart kon brengen, waarna zijn bezwaartermijn voor verstreken werd verklaard! De rechtbank van Breda heeft KUB in de persoon van van den Akker daarna wel gekritiseerd wegens onwil hamminga in deze op weg te helpen, maar de "verjaringsclaim" van KUB toch gehonoreerd. Het vele werk waar men zich aan stoort haalt men zich dus zelf aan., zeker als, zoals in het geval van hamminga, ieder volwassen overleg ter regeling van zaken uit de weg wordt gegaan en men zelf het initiatief neemt de formele confrontaties (negatieve beoordelingen, formele afwijzingen van aanvragen, verzoekschriften ter ontbinding van het arbeidscontract etc) op te zoeken waar men zegt geen zin in te hebben.

NR151. Ad KUB 62 Zie ZIE NR19 over de WAO kwestie. Na het tweede gesprek heeft hamminga, na overleg met zijn advokaat, KUB geschreven dat hij, ondanks zijn mening dat de arbeidsrelatie niet is verstoord, de KUB de gelegenheid gegeven zich schriftelijk op haar visie vast te leggen aangaande wat er zou kunnen c.q. moeten gebeuren. Daarop schreef KUB aan hamminga dat men meende zo niet verder te komen en werd een verzoekschrift tot ontbinding aangekondigd. Aldus negeerde men hamminga's extreme welwillendheid in dezen.