Tilburg University

Dr. Bert hamminga

Philosophy
P.O.Box 90153,  
5000 LE Tilburg, 
The Netherlands, 
phone +31-13-4662418, 
fax +31-13-4662892,
priv.phone/fax+13-5321013,
hamminga@kub.nl

 _________________________________________________________________________

 

Aan: Drs.J.van de Riet, M.A.M.van den Akker

Datum: 2 october 1997

VERTROUWELIJK

 

Hieronder een overzicht van de stand van zaken en mijn visie op de situatie.

 

From:             "J. v. Grimbergen (FWW)" <J.vanGrimbergen@kub.nl>

Organization:      Tilburg University

To:               B.hamminga@kub.nl

Date sent:                 Mon, 24 Mar 1997 14:13:58 MET

Subject:               

Priority:         normal

 

Bert,

 

In de afgelopen periode hebben verschillenden van ons zich min of

meer onbehaaglijk of ongemakkelijk gevoeld door de overdreven wijze

waarop je je ten opzichte van ons gedraagt. Eigenlijk wisten we

daarmee niet zo goed raad.

Nu je je ook per P-mail op een voor ons vervelende manier bent gaan

uitdrukken willen we je er op attenderen dat niet langer acceptabel

te vinden. We wensen als normale collega's, functioneel behandeld te

worden in woord, maar ook in de non-verbale communicatie.

De dames van het secretariaat.

 

From:                 Self <FSW_2/hamminga>

To:               "J. v. Grimbergen (FWW)" <J.vanGrimbergen@kub.nl>

Subject:          Re:

Date sent:        Tue, 1 Apr 1997 14:46:49 MET

 

Kan ik de als vervelend uitgedrukt beschouwde P-mail berichten, of

althans de uitdrukkingen waar het om gaat, even teruggemaild krijgen?

 

 

From:             "J. v. Grimbergen (FWW)" <J.vanGrimbergen@kub.nl>

Organization:      Tilburg University

To:               "Bert hamminga" <B.hamminga@kub.nl>

Date sent:                 Tue, 1 Apr 1997 15:08:59 MET

Subject:                Re: bh.591

Priority:         normal

 

Het gaat over de aanhef van dit bericht.

 

> From:           "Bert hamminga" <B.hamminga@kub.nl>

> Organization:   Tilburg University

> To:             Secretariaat.FWW@kub.nl

> Date sent:      Thu, 20 Mar 1997 15:10:02 MET

> Subject:        bh.591

> Priority:       normal

 

> Dag schatten,

> Ken ik bh.591 even doorgemeeld krijge?

> Bert hamminga


 

From:                 Self <FSW_2/hamminga>

To:               J.vanGrimbergen@kub.nl,W.M.M.vRoessel@kub.nl,M.J.H.A.vDinteren@kub.nl,A.C.vdnHoven@kub.nl

Subject:          Re: gesprek

Date sent:        Tue, 22 Apr 1997 11:53:39 MET

 

On 24 Mar 97 at 14:13, J. v. Grimbergen (FWW) wrote:

 

> From:          "J. v. Grimbergen (FWW)" <J.vanGrimbergen@kub.nl>

> Organization:  Tilburg University

> To:            B.hamminga@kub.nl

> Date:          Mon, 24 Mar 1997 14:13:58 MET

> Subject:      

> Priority:      normal

 

> Bert,

>

> In de afgelopen periode hebben verschillenden van ons zich min of

> meer onbehaaglijk of ongemakkelijk gevoeld door de overdreven wijze

> waarop je je ten opzichte van ons gedraagt. Eigenlijk wisten we

> daarmee niet zo goed raad.

> Nu je je ook per P-mail op een voor ons vervelende manier bent gaan

> uitdrukken willen we je er op attenderen dat niet langer acceptabel

> te vinden. We wensen als normale collega's, functioneel behandeld te

> worden in woord, maar ook in de non-verbale communicatie.

> De dames van het secretariaat.

>

 

Van dit bericht ben ik mij eerlijk gezegd rot geschrokken. Kennelijk

gedraag ik mij verkeerd, en is dat niet incidenteel. Ik was mij

geheel van geen enkel probleem bewust. Zelf had ik slechts een

probleem, de internet klus van Kirsten die ik in augustus inleverde

en waar half januari in totaal nog geen twee uur gewerkt bleek te

zijn.

Ik wil mij tegen jullie precies zo gedragen als jullie willen. Maar

ik zit er duidelijk helemaal naast en Jose's P-mail is niet erg

concreet over wat jullie wel en niet van mij verwachten. Eigenlijk

weet ik alleen nog maar dat jullie allemaal erg boos zijn.

Vandaar dat ik het heel erg op prijs zou stellen om met jullie een

gesprek te hebben om de problemen uit de wereld te helpen. Als jullie

daar voor voelen, zouden jullie mij dan een tijd en plaats willen

geven waarop dat kan gebeuren?

 

Met vriendelijke groeten,

Bert

 


From:             "J v Grimbergen FWW" <J.vanGrimbergen@kub.nl>

Organization:      Tilburg University

To:               "Bert hamminga" <B.hamminga@kub.nl>

Date sent:                 Tue, 22 Apr 1997 13:33:37 MET

Subject:                Re: gesprek

Priority:         normal

 

Bert,

 

Waar wij je op hebben willen wijzen is dat wij graag aangesproken

willen worden met onze voornaam, en niet met bijvoorbeeld `dag

schatten'.

De dames van het secretariaat.

 

From:                 Self <FSW_2/hamminga>

To:               "J v Grimbergen FWW" <J.vanGrimbergen@kub.nl>,M.J.H.A.vDinteren@kub.nl,W.M.M.vRoessel@kub.nl,A.C.vdnHoven@kub.nl

Subject:          Re: gesprek

Date sent:        Thu, 24 Apr 1997 17:49:35 MET

 

Zonet ontving ik van Jose dit bericht:

 

> Waar wij je op hebben willen wijzen is dat wij graag aangesproken

> willen worden met onze voornaam, en niet met bijvoorbeeld `dag

> schatten'.

>

> De dames van het secretariaat.

 

In haar vorige bericht schreef Jose:

 

>In de afgelopen periode hebben verschillenden van ons zich min of

>meer onbehaaglijk of ongemakkelijk gevoeld door de overdreven wijze

>waarop je je ten opzichte van ons gedraagt. Eigenlijk wisten we

>daarmee niet zo goed raad. Nu je je ook per P-mail op een voor ons

>vervelende manier bent gaan uitdrukken willen we je er op attenderen

>dat niet langer acceptabel te vinden. We wensen als normale

>collega's, functioneel behandeld te worden in woord, maar ook in de

>non-verbale communicatie. De dames van het secretariaat.

 

Ik voel me nu onzeker omdat er oorspronkelijk duidelijk klachten

waren namens alle dames van het secretariaat over mijn "gedrag in de

afgelopen periode". Dat van die schatten was maar één keer, en is

eenvoudig te voorkomen in de toekomst. Maar de rest van mijn

"gedrag in de afgelopen periode?" Waar ging dat over? Die klachten

zijn toch niet zomaar ineens weg? Als we niet praten blijf ik

piekeren over wat het zou kunnen zijn. Want echt, misschien denken

jullie dat ik dat wel weet, maar ik heb werkelijk geen idee, en als

ik mijn fouten niet ken, kan ik ze ook niet verbeteren.

 

Deze laatste reaktie van Jose is net als haar eerste bericht wat

onduidelijk: betekent het dat jullie niet bereid zijn tot een

gesprek? Zouden jullie daar even duidelijk over kunnen zijn?

Bedankt, Bert

 

 


Op dit laatste e-mail bericht komt geen antwoord.

 

Week van 28 april:  [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend], een der dames mondeling tegen mij: “We hebben het een beetje overdreven. Ik kan me voorstellen dat je hier geen genoegen mee neemt. Spanningen tussen jou en Martin van den Akker spelen een rol. Wij komen in de knel en dat heeft de zaak versterkt. Er is hiervoor niet een hoofdverantwoordelijke bij het secretariaat. Wij hebben dit samen gedaan.”

 

14 mei [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend] mondeling tegen mij: onze gedragslijn is telkens met Martin van den Akker besproken. Wij zijn niet meer boos maar in de afgelopen periode wisten we vaak niet hoe we moesten reageren op de dingen die je zei en deed. Ik weet even geen voorbeelden. Die “schatten”-aanhef in die email was de druppel die de emmer deed overlopen. Ook de berichten dd. 24 maart en 22 april zijn met Martin van den Akker besproken. De definitieve teksten van de emails heeft hij niet gezien maar hij was er wel van op de hoogte. Er is verder niets aan de hand. We zijn niet meer boos.

 

In overleg met mevr. Poppeliers zend ik:

 

From:                 Self <FSW_2/hamminga>

To:               secretariaat.fww@kub.nl

Subject:          Afsluiting "schatten"-kwestie

Date sent:        Mon, 26 May 1997 14:16:52 MET

 

Omdat ons gesprek kennelijk niet kon doorgaan heb ik individueel wat

geinformeerd, en ben ik tot de konklusie gekomen dat ik het me

allemaal niet zo moet aantrekken.

Alleen Jose sprak ook onlangs nog van de "schatten-aanhef" als "de

druppel die de emmer deed overlopen:". Toen ik haar vroeg naar meer

voorbeelden uit die emmer wist ze die even niet.

Een punt erachter dan maar.

Omdat alle e-mail met Martin is doorgesproken wil ik toch graag

langs deze weg mijn excuses aanbieden voor het voorval waaraan jullie

je hebben gestoord, de aanhef van mijn e-mailbericht dd.20 Mar 1997

15:10:02 MET.

Van jullie verwacht ik beslist nog een e-mail waarin jullie

uitdrukkelijk stellen dat het alleen daarover ging en nergens anders

over.

Ik ben niet meer boos.

Bert H.

 

 

Vijftien dagen later, op 10 juni was hierop door mij nog geen reactie ontvangen. Mijn mondelinge vragen aan [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend] of besloten is niet te reageren, of alle dames hiervan weten, en of Martin van den Akker hiervan weet, worden door haar alle drie ondubbelzinnig met “ja” beantwoord.

 

In overleg met Mevr. Poppeliers schrijf ik het concept waarvan onderhavig stuk de bijlage is, dat op mijn voorstel eerst ter beoordeling naar de heer van de Riet, Secretaris van de Universiteit en houder van toezicht op de heer van den Akker, wordt gestuurd.

 

Enkele minuten nadat het betreffende interne poststuk aan de Secretaris van de Universiteit in de uitbak van het secretariaat FWW is gelegd, ontvang ik bezoek van de heer van den Akker die een gesprek met de dames voorstelt, omdat hij “heeft gehoord dat er problemen zijn”. Ik deel van den Akker mede dat [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend] mij er van op de hoogte heeft gesteld dat hij al meer dan twaalf weken direct en bij voortduring bij de zaak en dus ook bij alle besluiten tot negering van mijn verzoeken tot gesprek en tot verklaring is betrokken en dat naar mijn smaak op dit moment zo’n gesprek te laat en te vroeg is.   


 

 

 

Op donderdag 2 oktober 1997 vindt een gesprek plaats tussen  Drs J.van de Riet, de heer M.A.M. van den Akker en mijzelf. De heer van den Akker noemt zijn bezoek aan mij als omschreven in vorige alinea een invulling van de in een vorig gesprek dd. 19 februari op initiatief van van de Riet gemaakte afspraak eens in de zes weken een gesprek over lopende zaken te overleg te voeren. Hij geeft toe dat de datum 10 juni daarvoor door hem wat laat gekozen is, maar stelt dat het feit dat op die dag twee minuten tevoren door mij een duidelijk op buitenzijde van afzender (mijzelf) en geadresseerde (van de Riet) voorziene interne dienstenvelop in de uitbak van zijn buro was gelegd een toevallige samenloop van omstandigheden is. Op mijn vraag of [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend] terecht heeft beweerd dat van den Akker reeds voor de eerste e-mail correspondentie bij de affaire was betrokken antwoordt van den Akker bevestigend. 

 

Conclusie: Voorzover met kunst en vliegwerk naspeurbaar is er wat diversiteit in de verwoording van de onlustgevoelens: enerzijds wekte mijn fout gekozen aanhef in ieder geval bij [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend]een reeds bestaande stevige irritatie (zij spreekt immers over een “emmer”) waarvan het goed zou zijn de oorsprong te weten om voortzetting van het irriterend aspect van mijn gedrag te voorkomen. Het lijkt wat dat betreft niet verstandig dat de dames -overigens in overleg met Martin van den Akker- mijn verzoek tot een gesprek hebben besloten te negeren en in plaats daarvan (e-mail dd. 24 april) zijn overgegaan tot een inperking van weergave van hun klachten tot aanhef van mijn e-mail dd. 20 maart. Temeer onverstandig omdat [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend], de klachten op 14 mei mondeling met gebruikmaking van de “emmer”-metafoor weer tilt naar de proporties van het oorspronkelijke e-mail bericht van 24 maart.

 

Naar mijn huidige inzicht zou dit alles echter onder normale omstandigheden niet zijn gebeurd. De dames, in ieder geval [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend], ervaren druk door de spanning die zij voelen tussen Martin van den Akker en mij. Die spanning voel ikzelf ook wel eens maar de vraag is hoe het mogelijk is dat de dames van het secretariaat er iets van merken. Ik zie, in tegenstelling tot, zoals met u in vertrouwen besproken (niet in dit rapport vastgelegd), het probleem van [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend], geen redenen waarom het hier alleen [Dame van het secretariaat, naam bij ons bekend] zou betreffen. Voor het herstel van de goede verhoudingen vooral ook los van mij op het secretariaat zelf lijkt het mij gezien het verloop van deze affaire en de betrokkenheid daarbij van Martin van den Akker van belang dat vooral grondig wordt gekeken naar de wijze waarop spanning tussen mij en van den Akker voelbaar wordt op het secretariaat. Het probleem daarbij is echter dat ik, juist omdat Martin van den Akker zijn relatie met mij inderdaad op enige spanning pleegt te houden, zeker niet de geschikte persoon ben om bij dit interne secretariaatsprobleem betrokken te zijn.

 

Vandaar dat ik nog niet duidelijk weet wat ik moet doen. Zeker is echter dat ik mij niet correct behandeld voel en met lege handen sta. Er zijn immers twee mogelijkheden: 1) Het ging alleen om die ene keer dat het woord “schatten” in de aanhef van een e-mail bericht is gebruikt. 2) Er bestaan verdergaande klachten. In het laatste geval dienen te klachten te worden gespecificeerd, zodat er aan gewerkt kan worden. In het eerste geval is het eerste e-mail bericht inhoudelijk onjuist en buiten proporties van toon en dient er een verklaring te komen over hoe het zover heeft kunnen komen zodat ik ook hier wellicht de problemen kan helpen oplossen. Maar mijn gevoel zegt mij dat de zaak zo simpel niet op te lossen is.

 

De gezien gebeurtenissen, positie en karakter van betrokkenen meest voor de hand liggende schikking van de zaak, zo heb ik gesteld in het voornoemde driegesprek dd. 2 october, is dat de heer van den Akker zich ertoe beperkt uit hoofde van zijn formele verantwoordelijkheid te schrijven aan mij, of aan wie ook bereid  is mij een copie te doen toekomen, dat hij kennis genomen heeft van de concept-brief die ik met mevr. Poppeliers heb opgesteld, en zich in het aldaar gestelde kan vinden.