Bezwaar van Dr. L. hamminga, UHD Wijsbegeerte, tegen de vaststelling van overeenstemmingsrelaties als aan hem medegedeeld in brief 701.00.701 dd. 5 januari van de Directeur Faculteit Wijsbegeerte (bijlage <000105>).

Inhoud: 1. Aanwezigheid en gedrag.   2. Verloop van functionerings- en beoordelingsgesprekken.   3. Deskundigheidsgebieden en opdrachten.

Mijn bezwaar richt zich uitsluitend op de benoeming van prof.dr.A.A.Derksen tot mijn functionele overeenstemmingshoogleraar. Mijn gronden zijn de volgende:

1. Aanwezigheid en gedrag.

Prof. Derksen was van ruim acht jaar geleden tot voorkort mijn overeenstemmings-hoogleraar. In die acht jaren heb ik met hem gemiddeld ruim 1.5 keer per jaar contact gehad, een telefoongesprek meegerekend (bijlage 991023). Hij is in de semesters één dag in de week van het eind van de ochtend tot het begin van de middag aanwezig, maar bevindt zich dan ofwel slechts slechts enkele minuten, ofwel helemaal niet in zijn kamer. Het is begrijpelijk dat hij zijn afspraken dicht op elkaar zet en in hoog tempo afwerkt want hij komt speciaal uit Nijmegen. Als overeenstemmingshoogleraar functioneerde hij daardoor echter niet. Het contact is al met al te dun. Bij het voorbereiden van dit bezwaarschrift ontdekte ik dat prof. Derksen al een half jaar met sabbatical is. Daar wist ik niets van.

De contactproblemen werden nog versterkt doordat prof Derksen meestal geen overleg met mij pleegde als hij beslissingen nam waarbij duidelijke belangen van mij in het spel waren. Zo kreeg ik zonder wederhoor een reprimande op grond van informatie die zou zijn verstrekt door zijn UD Dr. De Regt (<971205>), en gaf hij vervolgens, op hetzelfde punt, wederom zonder wederhoor blijk van "irritatie" aan de decaan, die de reprimande, eveneens zonder wederhoor, herhaalde cc. uw College (<971218>), een reprimande waarachter uw college zich zonder wederhoor stelde. Ook ben ik zelden geraadpleegd bij zijn negatieve adviezen aan de secretaris van de faculteit over vergoedingen van onderzoekskosten. Zo moest ik ook uit een brochure van de faculteit leren dat ik niet langer werd gerekend als behorende tot een door prof. Derksen geleid onderzoeksprogramma. Zo nam hij ook zonder vooroverleg met mij de voor hem unieke stap tot het bijeenroepen van zijn sectie, vrijwel louter om mijn onderwijsopdracht drastisch uit te breiden.

Mijn pogingen tot het leggen van contact met prof. Derksen hebben soms zeer onverwachte effecten gehad. Toen ik eens, na hem tevergeefs te hebben gezocht om hem voor een gevaar te waarschuwen, een briefje in zijn postvak legde, werd dit als een "dreigbrief" beschouwd (<980319>). Toen ik hem eens -schriftelijk, ik kon hem weer niet vinden- het voorstel deed een wetenschapsfilosofisch toptijdschrift waarvan ik redacteur ben te benaderen voor publicatie van artikelen van een conferentie die onder zijn auspiciën was georganiseerd in Nijmegen (<980629>), schreef hij mij terug de mening van zijn UD Dr. H. de Regt (<980715>) te delen dat mijn voorstel een poging was tot "ondermijning" van diens onderzoek en erop gericht hem een publicatie te onthouden (<981209>).

2. Verloop van functionerings- en beoordelingsgesprekken.

Ik ben nu 20 jaar in dienst van de KUB. Zowel mijn contacten met, als mijn beoordelingen door overeenstemmingshoogleraren voorgaand aan prof. Derksen waren buitengewoon goed. Dit moge blijken uit het volgende overzicht van beoordelingen, bevorderingen en aanstellingen:

800101 aanstelling wetenschappelijk medewerker, tijdelijke dienst (<790917>)

810212 beoordeling, algemeen oordeel D (<810212>)

811001 bevordering tot schaal 131 (<810407>)

810429 bevordering tot wetenschappelijk medewerker 1ste klas (<810429>)

820127 beoordeling, algemeen oordeel D-E (<820127>)

820514 benoeming in vaste dienst (<820514>)

830309 beoordeling, algemeen oordeel D (aantekening: "oordeel niet veranderd, aanpassing wegens herinterpretatie cijfers C.I.F") (<830309>)

891123 benoeming tot UD blijkt ruim vijf jaar eerder vergeten. Alsnog tot UD benoemd per 840701 (<891123>)

940701 aanstelling UHD (<940705>)

1997, mijn zeventiende dienstjaar, vormt een scherpe breuk met dit verleden: op donderdagmiddag 13-3-1997 circa 15:00 uur verscheen in de kamer van de heer Buekens, met wie ik napraatte over het zojuist beëindigde colloquium prof. Derksen met een invulformulier voor een functioneringsgesprek en het verzoek of ik bereid zou zijn dit meteen even af te handelen, want hij moest terug met de trein naar Nijmegen. Dit was (zie bijlage 991023) de zevende keer dat ik hem zag sinds hij ruim vijf jaar eerder mijn overeenstemmingshoogleraar was geworden. Met rode balpen vulde hij snel een aantal dingen in, waaronder "iets te fanatiek, minder agressie gewenst", en nog enkele van dergelijke opmerkingen. Hij verzocht mij te tekenen. Ik aarzelde even, doch de gezichtsuitdrukking die prof. Derksen daarop ging vertonen deed mij besluiten eerst maar eens tijd voor nader onderzoek te winnen door te tekenen. Dit resulteerde in het badinerend ingevulde formulier van het functioneringsgesprek (970313).

Later las ik nog eens de nota "Functioneringsgesprek" die toenmalig personeelsfunctionaris mevrouw Neefs had doen rondgaan (<961100>), waarin gerept wordt over gelijkwaardigheid en tweerichtingsverkeer, en waarin ook staat dat de afspraak voor een functioneringsgesprek tenminste een week van tevoren moet worden gemaakt.

Enige in het oog springende kwesties van dit door prof. Derksen ingevulde formulier:

Prof. Derksen schrijft over een poging zijnerzijds om voor mij een UHD-plaats te bemachtigen. Van een dergelijke poging is nooit sprake geweest, integendeel, prof. Derksen deelde mij na mijn benoeming in een snel voorbijgaan op de gang op een donderdagmiddag vóór 15:30 uur mede dat zijn inziens geen sprake was geweest van een open sollicitatie en dat dit beter vermeld had kunnen worden.

Ik vraag nadrukkelijk de aandacht voor het door prof. Derksen ingevulde onder 3 a (970313, pag.2).

Vervolgens vraag ik de aandacht voor het door prof. Derksen ingevulde onder 3.f, waarop door prof. Derksen teruggekomen wordt onder 3.g en 3.h en 5 (970313, pag.3)

Ik besloot op dat moment de kwestie van dit onreglementaire functioneringsgesprek te laten rusten.

Het enige beoordelingsgesprek in de periode van mijn overeenstemmingsrelatie met prof Derksen vond plaats op 17 juni 1998. Na ruim een uur willigde decaan Cobben op advies van de personeelsfunctionaris mijn verzoek in tot schorsing wegens gerezen meningsverschillen op grond van FEBO (art 2.4).

In weerwil van het reglement FEBO kreeg ik enige dagen na deze schorsing een ingevuld en ondertekend beoordelingsformulier opgestuurd (980619).

Daarin word ik ervan beschuldigd (980619.8) "werksfeer-verstorend" zijn, "ongegronde beschuldigingen" te bezigen , "beledigende en insinuerende brieven" te hebben geschreven, "toont regelmatig onbegrip van de situatie dat zich uit in het poneren van aperte onwaarheden", "reageert veelvuldig onaanvaardbaar door zakelijke voorstellen te beantwoorden met een stortvloed van insinuaties en leugens", "reageert hautain in reactie op redelijke en onderbouwde voorstellen door op ongepaste wijze functionarissen aan te vallen." Zelfs indien de overeenstemmingshoogleraar gelijk zou hebben gehad zou hij zich niet zo mogen uitdrukken op een beoordelingsformulier: de beoordeelde kan zich tegen aldus geformuleerde stellingen door het gebrek aan specificatie immers niet verweren. En dat is toch een minimumeis waaraan een beoordeling moet voldoen.

Waar prof. Derksen als hierboven schrijft over "zakelijke voorstellen", "redelijke en onderbouwde voorstellen" heeft hij het over zijn eigen voorstellen, en zitten aanklager en rechter duidelijk in één persoon verenigd op dezelfde stoel.

Samenvattend: in de acht jaar waarin prof. Derksen als mijn overeenstemmingshoogleraar fungeerde hield hij zegge en schrijve één functioneringsgesprek en één beoordelingsgesprek. Beide voldeden niet aan de reglementaire eisen, noch aan de eisen van bestuurlijke behoorlijkheid en elementair menselijk fatsoen.

3. Deskundigheidsgebieden en opdrachten.

Prof. Derksen noemt zijn deskundigheidsgebied in woord en geschrift stelselmatig "wetenschapsfilosofie", een verwarring met zijn Nijmeegse opdracht. Hij geeft het begrip bovendien een esoterische invulling. Zijn leeropdracht aan onze instelling luidt in werkelijkheid: "Algemene kennis- en wetenschapsleer", hetgeen een zeer veel bredere strekking heeft. Mijn eigen opdracht is "wetenschapstheorie en methodologie, i.h.b. m.b.t. het economisch wetenschapgebied" (<940705>). Het Venn-diagram hieronder verduidelijkt de verhouding tussen deze internationaal erkende technische aanduidingen van vakgebieden (getuige deskundige prof. Th. A. F. Kuipers in bijlage <000207>.2, voor diens achtergrond zie bijlage <000207>.1 ):

 

 

A: Wetenschapstheorie en methodologie, i.h.b. m.b.t. het economisch wetenschapsgebied (opdracht hamminga)

B: Algemene Kennis- en Wetenschapsleer (opdracht prof. Derksen in Tilburg)

C. Wetenschapsfilosofie

D: "Nijmeegse" Wetenschapsfilosofie (prof. Derksens opvatting van zijn opdracht)

Hoewel de opdrachten van prof. Derksen en mij (resp. B en A) gedeeltelijk overlappen, staat mijn opdracht geheel los van de esoterische wijze waarop prof. Derksen zijn opdracht ziet (D).

Het is natuurlijk op zich alleen maar gezond, zowel voor onderzoek als voor onderwijs als er op punten als deze enige diversiteit van mening is onder een groep stafleden, maar als overeenstemmingshoogleraar voert prof. Derksen de academische diskussie niet in de wetenschappelijke literatuur of in de colloquiumzaal (hij is ook vrijwel nooit aanwezig bij onze colloquia), maar via de band van negatieve adviezen richting beheer over reiskostenvergoedingen. Wat ik doe zou niet "wetenschapsfilosofisch relevant" zijn (<990227>). Mijn aanvragen voor reiskostenvergoeding worden geweigerd, ik moet mijn onderzoekstaak uit eigen zak financieren. Dat is een academische instelling onwaardig: het beheer, de directeur van een faculteit is niet het forum waartoe een hoogleraar filosofie met wetenschappelijk zelfvertrouwen zich met afwijkende voorstellen voor definitie van de wetenschapsfilosofie behoort te wenden.

Daarenboven is het prof. Derksen tot op heden niet duidelijk te maken dat mijn opdracht (<940705>) gedeeltelijk niet wetenschapfilosofisch is (zie ook getuige deskundige Kuipers <000207>.2).

Bij prof. Derksen is wel een duidelijk besef van het uiteenlopen van onze onderzoeks-gebieden, althans dat concludeerde ik toen ik onlangs een brochure van mijn Faculteit in mijn postvak aantrof waaruit tot mijn verrassing bleek dat besloten was dat ik niet meer niet meer tot het programma van prof. Derksen behoor, een beslissing waar in ieder geval praktisch wel iets voor te zeggen is, maar die haaks staat op het besluit waartegen dit bezwaarschrift is gericht.

Ik voeg tenslotte enige pagina's bij van het gezaghebbend handboek van Deborah A. Redman op het wetenschapsfilosofisch gedeelte van mijn vakgebied (<990222>). Prof. Derksen komt uiteraard in het boek niet voor omdat hij op geen der gebieden van mijn opdracht ooit de wetenschappelijke literatuur heeft gehaald.

Aldus mijn bezwaren tegen de beslissing van de decaan van de faculteit wijsbegeerte prof. A.A. Derksen te benoemen tot mijn functionele overeenstemmingshoogleraar.

Tilburg, 14 februari 2000,

Dr.L.hamminga