Tilburg University Philosophy                    

Dr.L.hamminga
P.O.Box 90153
5000LE Tilburg
The Netherlands
phone/fax +13-5801808
hamminga@kub.n

Tilburg, 6 augustus 1999

Aan de decaan van de
Faculteit Wijsbegeerte van de
Katholieke Universiteit Brabant
Postbus 90153
5000 LE Tilburg

 

 

Onder referte naar uw brief van 6 juli 1999, 13 juli 1999, en brieven van ons College dd.15 juli (bijlage 1) en 29 juli 1999 (bijlage 2) deel ik u mede dat mijn bezwaren de volgende zijn:

  1. Inderdaad is er sprake van geweest dat ik mijn overeenstemmingshoogleraar bescheiden over het Afrika-onderzoek zou zenden. Ik zou dit hebben verzuimd. Bezwaar 1: Dit heb ik wel degelijk gedaan en wel op 8 december 1998 (zie bijlagen 3, 4 en 5).
  2. Bezwaar 2: Het management van de faculteit wist dat ik dat had gedaan, immers op grond van de door mij ingediende bescheiden heeft de overeenstemmingshoogleraar aan de heer van den Akker uitgebreid geschreven (een afschrift daarvan ontving ik van de overeenstemmingshoogleraar dd. 27 Februari 1999, hier bijlage 6), in welk schrijven hij ondermeer stelde:
    1. Dat hij (de overeenstemmingshoogleraar) niet over dit onderzoek kon oordelen, maar er "niet gerust" op was.
    2. Dat hij (de overeenstemmingshoogleraar) meende dat het geen wetenschapsfilosofisch relevant onderzoek betreft.
  1. De decaan (voor deze, M.A.M. van den Akker) heeft op 13 juli 1999 namens het College van Bestuur geschreven dat geen reservering kon worden gemaakt, daarbij het niet kennen van de betreffende bescheiden hier als bijlagen 3, 4 en 5 als uitsluitende reden gevend. Bezwaar 3 (inmiddels erkend door ons college): zijn de stukken niet (meer) beschikbaar dan kan ik, zoals bij deze op verzoek van CVB gedaan, kopieën fourneren.
  2. Bezwaar 4: Ik ben nimmer in de gelegenheid gesteld te reageren op het oordeel van de overeenstemmingshoogleraar op nu kennelijk missende en hierbij opnieuw gefourneerde bescheiden. Dit zal ik nu ongevraagd doen:
    1. Ik vermoed dat het juist is waar de overeenstemmingshoogleraar stelt dat hij niet over het onderzoek kan oordelen.
    2. Het onderzoek is wel degelijk wetenschapsfilosofisch relevant. Bewijs hiervan is de belangstelling van een wetenschapsfilosofisch toptijdschrift voor de eerste publicatie van de resultaten die in voorbereiding is. Voor definitief bewijs is het slechts wachten op acceptatie.
    3. Hoe dan ook, als over zoiets zelfs maar enige discussie mogelijk is, is het als argument in het kader van discussie over aanvragen voor vergoedingen voor onderzoekskosten aan senior stafleden in onze faculteit volstrekt ongebruikelijk.
  1. Voorzover het oordeel van de overeenstemmingshoogleraar een rol heeft gespeeld bij deze en de eerdere afwijzingen van verzoeken tot reiskostenvergoeding ten behoeve van het Afrika onderzoek het volgende:
  1. Bezwaar 5: Een eigen onbekwaamheidsverklaring tot oordelen van een overeenstemmingshoogleraar mag geen reden tot afwijzing zijn.
  2. Het onderzoek is wetenschapsfilosofisch relevant, maar er zitten ook andere aspecten aan. Mijn onderzoeksopdracht is dan ook nooit beperkt geweest tot wetenschapsfilosofie, hetgeen mede blijkt uit mijn publicaties uit hoofde van mijn dienstbetrekking, onder andere opgenomen in verslagen van de universiteit en van overeenstemmingshoogleraar zelve in de hoedanigheid van penvoerder van een VF programma waar ik destijds tegen eigen belang en op diens verzoek deel van ben gaan uitmaken. Derhalve Bezwaar 6: Het wetenschapsfilosofisch karakter (dat het onderzoek wel degelijk heeft) is geen criterium voor de beoordeling van de honorabiliteit van mijn aanvragen voor vergoeding van onderzoekskosten.

 

Kort gezegd: het betreft naar facultaire normen een routine-aanvraag, die, evenals al mijn routine-aanvragen van 1998, is aangegrepen als machtsmiddel dienende voor kwesties die met het onderzoek niets uitstaande hebben, waarmee ik beschouwd wil worden geen bezwaar, doch een klacht te hebben geformuleerd. Immers iedereen in de faculteit kent mijn internationale wetenschapsfilosofische reputatie en de kwaliteit van mijn onderzoek in het algemeen.

 

Met vriendelijke groet,

  

 

Dr. L. hamminga

cc. cvb