Dr. L.hamminga

Jan Evertsenstraat 18

5021 RE Tilburg

The Netherlands

tel/fax +31-13-5801808

hamminga@mindphiles.com

Paper mail: for priority send email copies

 

Tilburg, 15 mei 2002

 

 

UVW USZO

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 50106

9702 GG Groningen

 

 

sofinr: 070504817

 

Hieronder maak ik bezwaar tegen uw beschikking brief nummer 070504817 / 14 dd. 020425, betreffende herziening van uw beschikking 70504817/5 dd. 011210 waarin u mijn recht op een bovenwettelijke uitkering had vastgesteld.

 

 

Bezwaren

 

 

U stelt: U hebt uw recht op bovenwettelijke uitkering afgekocht. Dat is onjuist.

Die onjuistheid is immers ook de achtergrond van uw beschikking beschikking 70504817/5 dd. 011210 Ter voorbereiding van die beschikking heb ik u bij mijn aanvraag dd. 010920 alle informatie en documentatie gegeven zoals u die blijkens uw procedure relevant acht en blijkens het feit dat u een beschikking afgaf vond u zelf ook dat ik dat had gedaan- en wel na een ongebruikelijk lange tijd van overweging, namelijk van vrijwel een kwartaal! Ik verwijs kortheidshalve naar mijn aanvraag en alle bijlagen daarvan.

 

Omdat u niet aangaf welk document voor u aanleiding was geweest te komen tot een herziening van de beschikking ben ik naar Groningen gegaan om aldaar gebruik te maken van mijn recht tot inzage in mijn dossier. Daar vond ik dan, bij u ingekomen dd. 020327, blijkens handschrift afkomstig van de heer of mevr. v. Lange, blijkens het handgeschreven telefoonnummer een functionaris van de Katholieke Universiteit Brabant (KUB), de kopie van 2 pagina's vormende een brief dd. 010830 inzake mijn toenmalige ontslagprocedure tegen KUB van mijn advocaat in die procedure, Mr. van Tongeren aan de advocaat van KUB. Althans zo lijkt het.

 

Maar deze kopie maakt uw vergissing begrijpelijk: het lijkt ��n enkele brief dd. 010830 van twee pagina's, met op de eerste pagina punt 1 t/m 7, en op de tweede pagina punt 8 t/m 11. Maar zo is het niet: de tweede pagina, waarop u blijkens uw handgeschreven aantekening uw herziening baseert ("Herziening, Geen BW op grond van punt 8"), heeft KUB genomen uit een brief van Mr. van Tongeren van een dag eerder, dd. 010829, bevattende niet meer dan een voorstel van mijn kant, en wel een voorstel dat direct door KUB zelf is afgewezen. KUB kan daar nu spijt van hebben maar daar is het te laat voor, en u kunt er geen beschikking op baseren.


Ik stel vast dat de verzending door KUB aan u van deze kopie, bestaande uit bladzijde 1 van een brief dd. 010830 waarin gemeld wordt dat partijen het eens zijn en bladzijde 2 van de brief dd. 010829 met een door KUB afgewezen voorstel van mij, de indruk heeft doen ontstaan dat er sprake is van ��n brief die erover gaat dat partijen het eens zijn en waarover zij het eens zijn. Maar zo is het dus niet.

 

Ik voeg, mede ten bewijze van het bovenstaande, bij

  1. De door KUB verzonden, door u dd. 020327 ontvangen kopie bestaande uit een samenvoeging van 2 pagina's uit twee verschillende brieven van Mr. van Tongeren zoals ik die dd. 020514 in Groningen in mijn dossier aantrof.
  2. De brief dd. 010830 van Mr. van Tongeren die 7 punten heeft, na dewelke, direct op pagina 2, niet meegezonden door KUB, door mijn raadsman was getekend. Van deze brief zond KUB u alleen pagina 1.
  3. De brief dd. 010829 van Mr. van Tongeren, waarvan KUB u alleen pagina 2 verstuurde, en die 11 punten heeft, maar waarin de eerste 7 punten, op pagina 1, door KUB niet meegezonden,verschillen van de 7 punten op de eerste bladzijde van de door KUB verzonden kopie.
  4. Een brief van mij van heden aan KUB naar de inhoud waarvan ik u wel moge verwijzen.

 

Los van het vorige maak ik er bezwaar tegen dat u uw beschikking baseert op de inhoud van brieven tussen advocaten. De rechtsbasis van de overeenkomst ligt immers in het vonnis van de KR, waar voor zoveel nodig verklaringen van de advocaten aan het kantongerecht door de KR zijn ingelast maar natuurlijk geen brieven van advocaten aan elkaar.

Tenslotte, en wederom los van al het vorige: gezien de datum waarop u de kopie van KUB ontving was de bezwaartermijn geldend voor de beschikking 070504817 / 5 dd. 011210 die u met deze beschikking herziet ook verlopen. KUB kan dus geen bezwaar meer maken.

 

Slot

 

Ik heb thans mijn informeren door u, en uw informeren door KUB ter zake niet tegen het Wetb. van Strafrecht willen houden en ik hoop van harte dat dat ook niet nodig zal zijn.

 

Indien KUB er prijs op stelt mijn recht op bovenwettelijke uitkering krachtens de BWNU af te kopen, dan ben ik bereid daarover in overleg te treden. Gezien de gebeurtenissen lijkt me dat voor alle partijen verstandig. Deze bereidheid trek ik evenwel in zodra mij blijkt dat KUB of UWV USZO volhardt in het nieuwe standpunt dat ik dat recht reeds heb afgekocht.

 

 

Met vriendelijke groet,

 

 

 

 

Dr. L. hamminga