TENTAMEN WETENSCHAPSFILOSOFIE, DOCTORAAL ALGEMENE ECONOMIE, BEDRIJFSECONOMIE EN FISCALE ECONOMIE

16 JUNI 1999

  1. Het tentamen is niet de plaats waar je het meest je creativiteit kwijt kan. Daar waren de studieopdrachten voor. Met het tentamen toets ik in hoeverre je weet wat je moet weten, begrijpt wat je moet begrijpen en kunt wat je moet kunnen.
  2. Dictaat of collegeaantekeningen mogen niet geraadpleegd worden.
  3. Leg de schrapkaart zo, dat de afgesneden boek linksboven ligt.
  4. Vul de gevraagde gegevens in.
  5. Lees de invul-instructie.
  6. Leg de schrapkaart nu zo, dat de afgesneden hoek rechtsboven ligt.
  7. Gebruik voor het aanstrepen van de hokjes een potlood met hardheid HB of B. Anders ingevulde kaarten kunnen door de computer niet "gelezen" worden.
  8. Streep zodanig aan dat het cijfer of de letter geheel bedekt wordt. Streep echter niet buiten het hokje. Zie voorbeeld op de achterzijde van de kaart. Indien iets fout aangestreept is, dan moet dit z��r goed uitgegumd worden. Blijft ondanks goed gummen het fout aangestreepte toch nog zichtbaar, vul dan een nieuwe kaart in.
  9. In het vak ADM. NUMMER moet het administratienummer (collegekaartnummer) aangestreept worden. Vul altijd 6 cijfers in. Wanneer het nummer uit minder cijfers bestaat, vul dan voor aan met nullen, bijvoorbeeld (000189. Het eerste cijfer van het adm. nummer wordt in de bovenste rij aangestreept, het tweede cijfer in de rij daaronder, etc.
  10. Vul bij elke vraag iets in.
  11. Vul maar ��n antwoordhokje in bij elke vraag, anders wordt het antwoord fout gerekend (denk dus aan goed gummen!).
  12. Houd de voorkant van de kaart goed schoon.
  13. Je hebt 3 uur de tijd.
  14. Wie eerder klaar is kan zijn kaart afgeven aan de surveillant en kan de zaal verlaten.
  15. De goede antwoorden komen twee dagen na het tentamen op het net te staan. Dan is het ook al nagekeken en is de uitslag via buro examens naar je op weg. Heb je bezwaar tegen een vraag, of het door mij als goed opgegeven multiple choice alternatief, mail mij dan met in het subjectvak biktris99 (alles aan elkaar zonder spatie dus!). Sommige mensen willen wel eens de schrapkaart inzien omdat ze hopen dat er een nakijkfout is, maar dat is de afgelopen 20 jaar (!) nog nooit gebeurd, dus dat kun je wel vergeten. Schrijf wel als je tijd hebt aan het eind van het tentamen je eigen antwoorden voor jezelf op.
  16. De uitslag wordt schriftelijk bekend gemaakt. Er wordt mondeling geen informatie over verstrekt.
  17. Succes! Bert hamminga

1.

i. De ontkenning van een universele uitspraak is een existenti�le uitspraak

ii. De ontkenning van een existenti�le uitspraak is een universele uitspraak

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

2.

i. Uit een singuliere uitspraak volgt altijd een existenti�le uitspraak.

ii. Uit een universele uitspraak volgt altijd een existenti�le uitspraak

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

3.

i. De uitspraak "Alle mensen zijn sterfelijk" is volgens Popper en Lakatos

onwetenschappelijk.

ii. De uitspraak "Alle kapitalistische systemen komen uiteindelijk in een revolutie aan hun

einde" is volgens Popper en Lakatos onwetenschappelijk

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

4.

Beschouw:

a. Als de accijnzen op cigaretten worden verhoogd, dan zal het aantal rokende mensen

afnemen.

b. De accijnzen worden verhoogd

c. Dus: Het aantal rokende mensen zal afnemen

i. Dit is een geldige deductie

ii. De conclusie hoeft niet waar te zijn

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

5.

Volgens Popper verloopt de wetenschap niet inductief maar wel "quasi-inductief". Daar mee

bedoelt hij het volgende

i. Wetenschapsmensen houden zich niet bezig met het falsifi�ren van hun theorie�n

ii. Algemene theorie�n worden opgesteld die de inhoud van gecorroboreerde bijzondere

theorie�n verenigen.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

 

6.

Een anomalie volgens Kuhn is

i. Een correct opgeloste puzzle

ii. Een falsificatie van de theorie

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

7.

Wetenschappelijke vooruitgang bestaat volgens Lakatos uit:

i. Het vinden van nieuwe voorbeelden die bewijzen dat de theorie�n van het

onderzoeksprogramma juist zijn.

ii. Het verwerpen van de hard core zodra onomstotelijk blijkt dat waarnemingen niet met

de theorie kloppen

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

8.

Theorie-afhankelijkheid van de waarneming houdt in :

i. Dat er bij elke waarneming wel een theorie te vinden is die je moet geloven om te

geloven dat je de waarneming echt hebt gedaan.

ii. Dat de aanvaardbaarheid van een theorie afhangt van de vraag of de waarnemingen er

wel of niet mee in overeenstemming zijn.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

9.

Een potenti�le falsificator ("potential falsifier") is

i. Een theorie waarvan de waarheid nog niet vaststaat.

ii. Een gecorroboreerde theorie.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

10.

In een conventionalistische strategie

i. Past men voortdurend de begrippen van de theorie zodanig aan dat alle waarnemingen

ermee in overeenstemming zijn.

ii. Streeft men naar het corroboreren van theorie�n.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

11.

Sommige wetenschapsfilosofische theorie�n zijn wel gebaseerd op een principe van

rationaliteit, andere niet.

A. Die van Popper Kuhn en Lakatos wel

B. Die van Popper en Kuhn wel.

C. Die van Popper en Lakatos wel

D. Die van Kuhn en Lakatos wel

 

12.

Wie een inductivistische wetenschapsopvatting heeft is van mening dat:

i. De waarschijnlijkheid van een theorie toeneemt naarmate er meer gevallen zijn

geconstateerd waarin de theorie opgaat.

ii. Een theorie gefalsifi�erd is bij het vinden van het eerste geval dat er niet mee klopt.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

13.

Dora is een zwaan, ze is zwart en ze bestaat.

i. Dit is een singuliere uitspraak.

ii. Het is een "basic statement" bewering voor de strict universele uitspraak "Alle zwanen

zijn wit".

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

14.

De complementaire inhoud van een theorie

i. Is het gedeelte van de inhoud van de theorie dat geen empirische inhoud is.

ii. Het gedeelte van de theorie dat geen empirische inhoud is

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

 

 

 

Enkele economen onderzoeken markt M. Zij gaan uit van de theorie dat de evenwichtsprijs

en hoeveelheid wordt bepaald door vraag en aanbod. Zij noemen deze theorie SD.

Zij vragen alle aanbieders en vragers op markt M een enqueteformulier in te vullen: bij een

groot aantal prijzen moeten zij aangeven hoeveel zij zullen aanbieden resp. vragen.

De economen totaliseren bij elke prijs de aangeboden en gevraagde hoeveelheden.

Er blijkt slechts ��n prijs pE te zijn waarbij het totale aanbod qS(pE) gelijk is aan de totale

vraag qD(pE). De economen halen verlicht adem. Dit noemen zij de evenwichtshoeveelheid

qE.

Maar helaas: op de markt komt nooit de prijs pE en de hoeveelheid qE tot stand.

 

15. Dit is een falsificatie van SD. (A: juist; B: onjuist)

16. Dit bewijst dat er nooit evenwicht is. (A: juist; B: onjuist)

17. Dit bewijst dat vragers en aanbieders niet goed hebben ingevuld wat ze werkelijk doen

als ze echt voor een koop- of verkoopbeslissing staan (A: juist; B: onjuist)

18 Dit bewijst dat er fouten zijn gemaakt bij het optellen naar totale vraag en totaal

aanbod (A: juist; B: onjuist)

19. Dit bewijst dat er naast de prijs andere factoren in het spel zijn die vraag en/of aanbod

mede bepalen. (A: juist; B: onjuist)

20. Hier is sprake van deductive model exploration (A: juist; B: onjuist)

21. Hier is sprake van een anomalie. (A: juist; B: onjuist)

22. SD is alleen een hard core, die op zich door geen enkele waarneming falsifi�erbaar is.

(A: juist; B: onjuist)

 

 

23.

Beschouw de stelling: "Theorie�n moeten beoordeeld worden op grond van de mate waarin

de voorspellingen over bedoelde toepassingen uitkomen."

i. Dit is de mening van Friedman

ii. Dit is de mening van Aumann

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

 

24.

Beschouw de stelling: "Waarheid is niet het doel bij het maken van een theorie."

i. Dit is de mening van Friedman

ii. Dit is de mening van Aumann

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

25.

i. Volgens Aumann gaat economische theorie alleen over rationeel gedrag en betekent

het niet uitkomen van een voorspelling dat er in het betreffende geval van rationeel

gedrag geen sprake is geweest.

ii. Volgens Aumann is de toepasbaarheid ("practical applicability") als doel van

theorievorming belangrijker dan begrip ("comprehension").

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

26.

i. Volgens Friedman doet het er niet toe of veronderstellingen realistisch zijn of niet.

ii. Volgens Friedman telt bij het beoordelen van een theorie alleen de vraag of de

implicaties van de theorie bij benadering met de observaties overeenstemmen.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

 

27.

Stel je werkt aan ODLIVE, het model waarin de hoogte van de uitkeringen aan

niet-werkenden door een systeem van verhandelbare bonnen op een markt wordt bepaald.

Je onderzoekt of de stelling dat bij een stijgende werkloosheid ceteris paribus de

evenwichtige uitkering omhoog gaat ook blijft gelden als part time werk mogelijk is.

i. Je houdt de dan bezig met DME (deductive model exploration).

ii. Je doet een poging wetenschappelijke vooruitgang te boeken in de zin van Lakatos.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

28.

Stel je werkt aan CAPM, het Capital Asset Pricing Model. Je ben met DME (Deductive

Model Exploration) bezig als je .

i. de investeerders gaat ondervragen om te kijken of ze risicomijders zijn.

ii. onderzoekt of de realiseerbare investeringstransacties op een rechte lijn blijven liggen

als er investeerders met risicovoorkeur deelnemen aan het marktproces.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

Dit was niet de laatste vraag! (zie achterkant).

 

 

29.

Chalmers vindt Poppers positieve waardering voor de mate van "gewaagdheid" van een

wetenschappelijk vermoeden problematisch omdat.

i. het begrip verwijst naar de moed van een mens en die is subjectief.

ii. de gewaagdheid van een uitspraak afhangt van de te verwachten reacties het publiek

waarvoor de uitspraak is bestemd, en die zijn niet rationeel bepaald.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

30.

Het naief inductivisme wordt volgens Chalmers gekenmerkt door.

i. ontbreken van het besef van theorieafhankelijkheid van de waarneming

ii. veronderstellingen zijn niet van belang voor de toetsing van de theorie, implicaties wel

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

De goede antwoorden (verbeterd 990617)

1    d
2    b
3    d
4    d
5    c
6    a
7    a
8    b
9    a
10    b
11    c
12    d
13    d
14    b
15    b
16    b
17    b
18    b
19    b
20    b
21    b
22    a
23    b
24    d
25    b
26    d
27    b
28    c
29    a
30    b