HERHALINGSTENTAMEN WETENSCHAPSFILOSOFIE, DOCTORAAL BIK, ECONOMETRIE, ALGEMENE ECONOMIE, BEDRIJFSECONOMIE EN FISCALE ECONOMIE 17 AUGUSTUS 1999
1.
i. Inductie is het falsifi�ren van theorie�n met behulp van relevante waarnemingen.
ii. Deductie is het formeel afleiden van conclusies uit veronderstellingen
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
2.
i. Popper gelooft dat deductie van voorspellingen zinloos is vanwege de
theorieafhankelijkheid van de waarneming.
ii. Lakatos gelooft dat falsificatie door waarnemingen alleen plaatsvindt als er al een
nieuwe theorie is bedacht die niet met die waarnemingen in strijd is.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
3.
i. Het inductieprobleem is dat met inductie alleen met inductieve redenering kan
rechtvaardigen
ii. Volgens Popper kan het inductieprobleem zo worden opgelost dat als
demarkatiecriterium voor empirische wetenschap kan fungeren.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
4.
Stel ik kom een Dodo (uitgestorven gewaande vogel) tegen en rapporteer dit aan een
bioloog.
i. Het is volgens Popper rationeel als de bioloog de strikt universele uitspraak "Er zijn
geen levende Dodos" opgeeft.
ii. Een na�ve inductivist zal op grond van slechts ��n levende Dodo niet willen aanvaarden
dat er nog levende Dodos zijn.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
5.
i. De ontkenning van een universele uitspraak is een singuliere uitspraak.
ii. Uit ontkenning van een singuliere uitspraak is een universele uitspraak.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
6.
Poppers stelling over de asymmetrie van nomisch universele uitspraken gaat erover
i. zulke uitspraken wel geverifi�erd kunnen worden maar niet gefalsifi�erd.
ii. zulke uitspraken een logische waarschijnlijkheid van 1 en een empirische
waarschijnlijkheid van 0 hebben.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
7.
Stel ik geloof "UFOs bestaan niet". Vervolgens zie ik een groene UFO. Ik verwerp mijn
oude geloof en geloof nu "Er bestaan alleen groene UFOs".
i. Dit is een ad hoc wijziging van mijn geloof.
ii. Dit is een degeneratie in de zin van Lakatos.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
8.
Vergelijk:
a. Alle Europese zwanen zijn wit
b. Alle Zwanen op het noordelijk halfrond zijn wit
i. de empirische inhoud van a. is groter dan die van b
ii. Een overgang van a naar b is vooruitgang in de zin van Lakatos
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
9.
i. Volgens Popper en Lakatos is minst falsifieerbare theorie ceteris paribus de de beste.
ii. Volgens Kuhn is falsificatie in de zin van Popper geen strategie die in de wetenschap
wordt gevolgd.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
10.
Beschouw de veronderstelling: "Elke consument streeft ernaar zijn nut te maximaliseren"
i. Deze veronderstelling is falsifi�erbaar
ii. Deze veronderstelling kan samen met andere veronderstellingen een model vormen dat
falsifi�erbaar is
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
Beschouw de volgende vergelijkingen (verband houdend met het simpele Keynesiaanse
rompmodel)
i. Y = C + I
ii. D C/D Y = c
iii. D Y = 1 /(1-c) * D I
(Y: bruto nationaal produkt, C: nationale consumptie, I: nationale investeringen, c: marginale
consumptiequote).
11. i. is een
A. Definitie
B. Theorema
C. Veronderstelling
12. ii. is een
A. Definitie
B. Theorema
C. Veronderstelling
13. iii. is een
A. Definitie
B. Theorema
C. Veronderstelling
14. Beschouw de uitspraak U: indien het model boven vraag 11 juist is en 0<c<1 dan moet het bruto nationaal product stijgen als de investeringen stijgen. (A: juist; B: onjuist)
15. Het model kan worden getoetst door combinaties van C en Y waar te nemen en te
controleren of daartussen een lineair verband bestaat. (A: juist; B: onjuist)
16. Het model kan worden getoetst door combinaties van I en Y waar te nemen en te
controleren of daartussen een lineair verband bestaat. (A: juist; B: onjuist)
17. Het model kan niet worden getoetst omdat het te simpel is. (A: juist; B: onjuist)
18. Het model kan niet worden getoetst omdat er nooit evenwicht is. (A: juist; B: onjuist)
Beschouw nu het geval dat onderzoekers ontevreden zijn over de uitkomsten en ii. wijzigen
tot
iia. D Ct / D Yt-1 = c
(Veranderingen in de consumptie hebben een vaste verhouding tot veranderingen in het bruto
nationaal product van de vorige periode.), waarna zij onderzoeken of het multiplier-effect nog
steeds binnen het model kan worden bewezen.
19. Dit is empirisch wetenschappelijke vooruitgang in de zin van Popper. (A: juist; B:
onjuist)
20. Dit is theoretische vooruitgang in de zin van Lakatos. (A: juist; B: onjuist)
21. Dit is een paradigmawisseling in de zin van Kuhn. (A: juist; B: onjuist)
22. Dit is een voorbeeld van deductive model exploration (DME). (A: juist; B: onjuist)
Beschouw nu het geval dat onderzoekers ontevreden zijn over de uitkomsten en ii.
wijzigen tot
iib. D Ct / D YE(t,t+1) = c
(Veranderingen in de consumptie op t hebben een vaste verhouding tot de verwachting
op t van de verandering van het bruto nationaal product van t ten opzichte van t + 1),
waarna zij onderzoeken of het multiplier-effect nog steeds binnen het model kan
worden bewezen.
23. Dit is empirisch wetenschappelijke vooruitgang in de zin van Popper. (A: juist; B:
onjuist)
24. Dit is theoretische vooruitgang in de zin van Lakatos. (A: juist; B: onjuist)
Beschouw nu het geval dat de onderzoekers de Keynsiaanse consumptiefunctie laten
vallen en overgaan tot het monetarisme.
27. Dit is empirisch wetenschappelijke vooruitgang in de zin van Popper. (A: juist; B:
onjuist)
28. Dit is theoretische vooruitgang in de zin van Lakatos. (A: juist; B: onjuist)
29. Dit is een paradigmawisseling in de zin van Kuhn. (A: juist; B: onjuist)
30. Dit is een voorbeeld van deductive model exploration (DME). (A: juist; B: onjuist)
31.
i. Een "Proposition of Economic Theory" in het kader van de Method of Deductive
Model Exploration is een falsifi�erbare theorie.
ii. Het is in het kader van de Method of Deductive Model Exploration de bedoeling dat
een "Proposition of Economic Theory" wiskundig bewezen wordt.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
32.
.
i. In de strategie�n van Deductive Model Exploration wordt bij voorkeur het veld (field)
constant gehouden
ii. In de strategie�n van Deductive Model Exploration gaat het erom de plausibiliteit van
het theorema te beoordelen.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
33.
i. De strategie�n van Deductive Model Exploration zijn in strijd met de methodologie van
Lakatos.
ii. Hieruit volgt niet dat de strategie�n van Deductive Model Exploration
onwetenschappelijk zijn.
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
34
Beschouw de uitspraak U: Voor alle vogels geldt: als het een zwaan is, is de kleur wit.
i. Witte zwanen behoren tot de inhoud van de theorie (in de zin van Popper en Lakatos).
ii. Groene zwanen behoren tot de inhoud van de theorie (in de zin van Popper en
Lakatos).
Hiervan is juist:
A. Geen van beide.
B. Alleen i.
C. Alleen ii.
D. Allebei
sleutel
1 c
2 c
3 b
4 b
5 a
6 a
7 d
8 c
9 c
10 c
11 a
12 c
13 b
14 b
15 a
16 b
17 b
18 a
19 b
20 a
21 b
22 a
23 b
24 a
25 b
26 a
27 b
28 b
29 a
30 b
31 c
32 c
33 d
34 c