HERHALINGSTENTAMEN WETENSCHAPSFILOSOFIE, DOCTORAAL BIK, ECONOMETRIE, ALGEMENE ECONOMIE, BEDRIJFSECONOMIE EN FISCALE ECONOMIE 17 AUGUSTUS 1999

  1. Het tentamen is niet de plaats waar je het meest je creativiteit kwijt kan. Daar waren de studieopdrachten voor. Met het tentamen toets ik in hoeverre je weet wat je moet weten, begrijpt wat je moet begrijpen en kunt wat je moet kunnen.
  2. Dictaat of collegeaantekeningen mogen niet geraadpleegd worden.
  3. Leg de schrapkaart zo, dat de afgesneden boek linksboven ligt.
  4. Vul de gevraagde gegevens in.
  5. Lees de invul-instructie.
  6. Leg de schrapkaart nu zo, dat de afgesneden hoek rechtsboven ligt.
  7. Gebruik voor het aanstrepen van de hokjes een potlood met hardheid HB of B. Anders ingevulde kaarten kunnen door de computer niet "gelezen" worden.
  8. Streep zodanig aan dat het cijfer of de letter geheel bedekt wordt. Streep echter niet buiten het hokje. Zie voorbeeld op de achterzijde van de kaart. Indien iets fout aangestreept is, dan moet dit z��r goed uitgegumd worden. Blijft ondanks goed gummen het fout aangestreepte toch nog zichtbaar, vul dan een nieuwe kaart in.
  9. In het vak ADM. NUMMER moet het administratienummer (collegekaartnummer) aangestreept worden. Vul altijd 6 cijfers in. Wanneer het nummer uit minder cijfers bestaat, vul dan voor aan met nullen, bijvoorbeeld (000189. Het eerste cijfer van het adm. nummer wordt in de bovenste rij aangestreept, het tweede cijfer in de rij daaronder, etc.
  10. Vul bij elke vraag iets in.
  11. Vul maar ��n antwoordhokje in bij elke vraag, anders wordt het antwoord fout gerekend (denk dus aan goed gummen!).
  12. Houd de voorkant van de kaart goed schoon.
  13. Je hebt 3 uur de tijd.
  14. Wie eerder klaar is kan zijn kaart afgeven aan de surveillant en kan de zaal verlaten.
  15. De goede antwoorden komen twee dagen na het tentamen op het net te staan. De uitslag krijg je alleen via bureau examen. Ik hoor altijd graag wat je van een vragen vindt, ook al is de mening negatief. Heb je bezwaar tegen een vraag, of het door mij als goed opgegeven multiple choice alternatief, mail mij dan met in het subjectvak 99habfbiktris (alles aan elkaar zonder spatie dus!). Sommige mensen willen wel eens de schrapkaart inzien omdat ze hopen dat er een nakijkfout is, maar dat is de afgelopen 20 jaar (!) nog nooit gebeurd, dus dat kun je wel vergeten. Schrijf wel als je tijd hebt aan het eind van het tentamen je eigen antwoorden voor jezelf op.
  16. Ik mag niet zelf een aan studenten de uitslag vertellen.
  17. Succes! Bert hamminga

1.

i. Inductie is het falsifi�ren van theorie�n met behulp van relevante waarnemingen.

ii. Deductie is het formeel afleiden van conclusies uit veronderstellingen

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

2.

i. Popper gelooft dat deductie van voorspellingen zinloos is vanwege de

theorieafhankelijkheid van de waarneming.

ii. Lakatos gelooft dat falsificatie door waarnemingen alleen plaatsvindt als er al een

nieuwe theorie is bedacht die niet met die waarnemingen in strijd is.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

3.

i. Het inductieprobleem is dat met inductie alleen met inductieve redenering kan

rechtvaardigen

ii. Volgens Popper kan het inductieprobleem zo worden opgelost dat als

demarkatiecriterium voor empirische wetenschap kan fungeren.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

4.

Stel ik kom een Dodo (uitgestorven gewaande vogel) tegen en rapporteer dit aan een

bioloog.

i. Het is volgens Popper rationeel als de bioloog de strikt universele uitspraak "Er zijn

geen levende Dodo’s" opgeeft.

ii. Een na�ve inductivist zal op grond van slechts ��n levende Dodo niet willen aanvaarden

dat er nog levende Dodo’s zijn.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

5.

i. De ontkenning van een universele uitspraak is een singuliere uitspraak.

ii. Uit ontkenning van een singuliere uitspraak is een universele uitspraak.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

6.

Popper’s stelling over de asymmetrie van nomisch universele uitspraken gaat erover

i. zulke uitspraken wel geverifi�erd kunnen worden maar niet gefalsifi�erd.

ii. zulke uitspraken een logische waarschijnlijkheid van 1 en een empirische

waarschijnlijkheid van 0 hebben.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

7.

Stel ik geloof "UFO’s bestaan niet". Vervolgens zie ik een groene UFO. Ik verwerp mijn

oude geloof en geloof nu "Er bestaan alleen groene UFO’s".

i. Dit is een ad hoc wijziging van mijn geloof.

ii. Dit is een degeneratie in de zin van Lakatos.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

8.

Vergelijk:

a. Alle Europese zwanen zijn wit

b. Alle Zwanen op het noordelijk halfrond zijn wit

i. de empirische inhoud van a. is groter dan die van b

ii. Een overgang van a naar b is vooruitgang in de zin van Lakatos

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

9.

i. Volgens Popper en Lakatos is minst falsifieerbare theorie ceteris paribus de de beste.

ii. Volgens Kuhn is falsificatie in de zin van Popper geen strategie die in de wetenschap

wordt gevolgd.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

10.

Beschouw de veronderstelling: "Elke consument streeft ernaar zijn nut te maximaliseren"

i. Deze veronderstelling is falsifi�erbaar

ii. Deze veronderstelling kan samen met andere veronderstellingen een model vormen dat

falsifi�erbaar is

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

 

 

Beschouw de volgende vergelijkingen (verband houdend met het simpele Keynesiaanse

rompmodel)

i. Y = C + I

ii. D C/D Y = c

iii. D Y = 1 /(1-c) * D I

(Y: bruto nationaal produkt, C: nationale consumptie, I: nationale investeringen, c: marginale

consumptiequote).

11. i. is een

A. Definitie

B. Theorema

C. Veronderstelling

12. ii. is een

A. Definitie

B. Theorema

C. Veronderstelling

13. iii. is een

A. Definitie

B. Theorema

C. Veronderstelling

14. Beschouw de uitspraak U: indien het model boven vraag 11 juist is en 0<c<1 dan moet het bruto nationaal product stijgen als de investeringen stijgen. (A: juist; B: onjuist)

15. Het model kan worden getoetst door combinaties van C en Y waar te nemen en te

controleren of daartussen een lineair verband bestaat. (A: juist; B: onjuist)

16. Het model kan worden getoetst door combinaties van I en Y waar te nemen en te

controleren of daartussen een lineair verband bestaat. (A: juist; B: onjuist)

17. Het model kan niet worden getoetst omdat het te simpel is. (A: juist; B: onjuist)

18. Het model kan niet worden getoetst omdat er nooit evenwicht is. (A: juist; B: onjuist)

 

 

 

 

Beschouw nu het geval dat onderzoekers ontevreden zijn over de uitkomsten en ii. wijzigen

tot

iia. D Ct / D Yt-1 = c

(Veranderingen in de consumptie hebben een vaste verhouding tot veranderingen in het bruto

nationaal product van de vorige periode.), waarna zij onderzoeken of het multiplier-effect nog

steeds binnen het model kan worden bewezen.

19. Dit is empirisch wetenschappelijke vooruitgang in de zin van Popper. (A: juist; B:

onjuist)

20. Dit is theoretische vooruitgang in de zin van Lakatos. (A: juist; B: onjuist)

21. Dit is een paradigmawisseling in de zin van Kuhn. (A: juist; B: onjuist)

22. Dit is een voorbeeld van deductive model exploration (DME). (A: juist; B: onjuist)

 

 

 

Beschouw nu het geval dat onderzoekers ontevreden zijn over de uitkomsten en ii.

wijzigen tot

iib. D Ct / D YE(t,t+1) = c

(Veranderingen in de consumptie op t hebben een vaste verhouding tot de verwachting

op t van de verandering van het bruto nationaal product van t ten opzichte van t + 1),

waarna zij onderzoeken of het multiplier-effect nog steeds binnen het model kan

worden bewezen.

23. Dit is empirisch wetenschappelijke vooruitgang in de zin van Popper. (A: juist; B:

onjuist)

24. Dit is theoretische vooruitgang in de zin van Lakatos. (A: juist; B: onjuist)

  1. Dit is een paradigmawisseling in de zin van Kuhn. (A: juist; B: onjuist)
  2. Dit is een voorbeeld van deductive model exploration (DME). (A: juist; B: onjuist)

 

 

 

 

Beschouw nu het geval dat de onderzoekers de Keynsiaanse consumptiefunctie laten

vallen en overgaan tot het monetarisme.

27. Dit is empirisch wetenschappelijke vooruitgang in de zin van Popper. (A: juist; B:

onjuist)

28. Dit is theoretische vooruitgang in de zin van Lakatos. (A: juist; B: onjuist)

29. Dit is een paradigmawisseling in de zin van Kuhn. (A: juist; B: onjuist)

30. Dit is een voorbeeld van deductive model exploration (DME). (A: juist; B: onjuist)

 

 

31.

i. Een "Proposition of Economic Theory" in het kader van de Method of Deductive

Model Exploration is een falsifi�erbare theorie.

ii. Het is in het kader van de Method of Deductive Model Exploration de bedoeling dat

een "Proposition of Economic Theory" wiskundig bewezen wordt.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

32.

.

i. In de strategie�n van Deductive Model Exploration wordt bij voorkeur het veld (field)

constant gehouden

ii. In de strategie�n van Deductive Model Exploration gaat het erom de plausibiliteit van

het theorema te beoordelen.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

33.

i. De strategie�n van Deductive Model Exploration zijn in strijd met de methodologie van

Lakatos.

ii. Hieruit volgt niet dat de strategie�n van Deductive Model Exploration

onwetenschappelijk zijn.

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

 

34

Beschouw de uitspraak U: Voor alle vogels geldt: als het een zwaan is, is de kleur wit.

i. Witte zwanen behoren tot de inhoud van de theorie (in de zin van Popper en Lakatos).

ii. Groene zwanen behoren tot de inhoud van de theorie (in de zin van Popper en

Lakatos).

 

Hiervan is juist:

A. Geen van beide.

B. Alleen i.

C. Alleen ii.

D. Allebei

sleutel
1    c
2    c
3    b
4    b
5    a
6    a
7    d
8    c
9    c
10    c
11    a
12    c
13    b
14    b
15    a
16    b
17    b
18    a
19    b
20    a
21    b
22    a
23    b
24    a
25    b
26    a
27    b
28    b
29    a
30    b
31    c
32    c
33    d
34    c